Oude bouwkunst in de omgeving. Fortinbras' Toovermacht 73ïte Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 8 Juli 1932 Derde Blad No. 22177 vn. INDISCHE HUISHOUDELIJKHEDEN. ICK®ROEP®ELK®EEN® GROOT®EN®CLEEN «TOT DEN GOODTS DIENST AENDACHTICH VRVECHT EN GHEWEEN DOE ICK VERBREEN MET MYN CLANCK SEER® CRACHTICED CORNELIVS AMMEROY ME FECIT AMSTELREDAMI ANNO 1603 AENSIT DEN TYT NYT SONDER GODT EVERT SPLINTER HEFT MI GEGOOTEN INDER STEDE ENCHVISEN A 1634 LAND- EN TUINBOUW. FEUILLETON. RIJNSBURG. Er moeten ln de Middeleeuwen te Rijns- burg twee torens zijn geweest, afgezien van verschillende kleine torentjes, waar mee zonder twijfel verschillende gebouwen van het complex naar Middeleeuwschen trant waren versierd. Afbeeldingen hebben we niet. Ook zijn de berichten niet altijd even duidelijk. Uit bijkomstigheden moet worden afgeleid, of de toren van de Abdijkerk dan die van de Parochiekerk is bedoeld. De berichten omtrent de klachten van de Noordzeevisschers. die de beide torens van Egmond met die van Rijnsburg ver warden. zijn echter het duidelijk bewijs, dat te Rijnsburg twee torens waren. Van Loenen meldt, dat op deze klachten te Egmond een werd afgebroken. Doch ik vraag mij af, of dit niet te Rijnsburg is gebeurd. Voor zoover ik weet hoort, men in de 16de eeuw nooit meer iets van twee torens te Rijnsburg. In 1492 en '93 liet de Abdis Elizabeth van Mattenesse vijf nieuwe kerkklokken gieten. Uit de rekeningen blijkt, dat ook de conventualen. de dienstboden der abdij en de dorpelingen van Rijnsburg tot de kos ten bijdroegen. Mej. Huffer schrijft in haar reeds ge noemd voortreffelijk boek: „Deze klokken, die met wapens versierd, er op ingericht waren, te kunnen beieren, en waarvan de grootste 3000 pond woog. waren voor de parochiekerk bestemd, zooals men kan af leiden uit een lateren post in dezelfde re kening. volgens welken bij gelegenheid van een uitvaart namens de abdij 10 stuivers werden gegeven aan „die kerckmeesteren van Reynsburchvan die grote clocken te luyen." Zij deelt verder mede. dat de klokken werden gegoten door zekeren Meester CrOCbsl Ik heb eenige klokkengieterslijsten ge raadpleegd en meen. dat deze Meester Goe- bel niet anders kan zijn dan Goebel of Gobel Moer. De familie Moer was een be kende klokkengietersfamilie. Bekend zijn Willem. Gobel. Jasper. Jan en Cornelis Moer. Gobel goot klokken voor Delft (1484), Alkmaar .1487 en '88), Staveren (1488), Strlen (1494) en voor Rijnsburg (1492 en '93). Als bijzonderheid herinner ik er tus- schen haakjes even aan, dat zijn zoons Willem en Jasper Moer na den torenval en het breken der klokken van de Pieterskerk te Leiden in 1512. het volgende jaar de groote Salvatorklok goten voor het klok huis aan de Kloksteeg. Van het lot der klokken van Gobel Moer is niets bekend. Hingen zij in een toren die afgebroken is? Hingen zij in den tegen- woordigen toren? Zijn ze bij den toren brand versmolten of gebarsten naar be neden gekomen en door de Leidsche bur gers versmolten tot kanonskogels? De oudste Rijnsburger klok is van 1447. Ik heb aanvankelijk gedacht dat deze er na den brand van 1446 was aange bracht. Doch dit gissen was missen. Deze klok is in den loop van het jaar 158(f gekocht bij Thomas Bots te Utrecht en heeft daar waarschijnlijk in een der torens gehangen van de kerken, die na de Hervorming gesloopt of gewijzigd zijn. De betreffende rekening is gedateerd 1 September 1580. De toren had ten tijie der verwoesting ook reeds een uurwerk dat evenwel on bruikbaar was geworctn. Het werd toen weggehaald en opgeboïien in een hoek der school. Men kon uit len toren over het „solderken" gemakkeljk het gebouw be reiken, waaraan de ichool weer grensde. Nu geviel het dat fe Leiden in 1579 het oude uurwerk van d' Hooglandsche Kerk onder den hamer k#m. Dit werd nu door Rijnsburg gekocht «n daarheen gebracht. Voorloopig werd ho in een hoek van de school neergezet bijhet afgedankte Rijns- burgsche. Volgens de bericjten schenen de school jongens van dien tijd den hoek waar de uurwerken stonder als een W.C. te be schouwen. De be'ichten melden, dat ze danig vervuild verden en begonnen te roesten. Daarop werden ze naar Leiden vervoerd om te worden schoongemaakt, terwijl het oonpronkelijke Rijnsburger uurwerk daar o) 4 December 1579 werd verkocht en hel Leidsche in den Rijns burger toren gekaatst. Dit alles volgms mededeelingen in het Leidsch Dagblat van Zaterdag 12 October 1901. In een vorif artikel deelde ik mede, dat de toren te Rijnsburg een steenen spits bezat, dch deze schijnt bij de ver woesting der Abdij eveneens te zijn be zweken. In E79 of 1580 is een nieuwe spits aaneebnchi't geen volgt uit een kwitantie val 10 April 1581, waarbij aan Jacob Pancpas te Leiden voor het tim merwerk aai de spits wordt betaald 550 pond (van ieder 40 groot) terwijl Jan Aernts betiald wordt voor de leien die hij van Nrordwijk naar Rijnsburg voert en die dieien moeten om de spits te be- kleeden. We wetei, dat deze spits in 1830 vervan gen werd door de tegenwoordige torenbe kroning. Dat de toren er op was aangelegd een steenen bekroning te dragen, blijkt vol doende sit de afmetingen. Het vierkante grondvlik is 6 M. lang, terwijl de muren de dikt< van 1.20 M. bezitten. Men weet, dat het portiek van den toren san de Westzijde waarschijnlijk in 1618 is aangebracht. Vermoedelijk was daar torspronkelijk geen ingang doch wel aan ce Zuidzijde. Bij de restauratie van de ke'k in 1903 bleek het den heer Jesse, dat san de binnenzijde althans de muur benelen niet van tufsteen, doch van bak stee! was. Dit metselwerk was natuurlijk late' aangebracht en men heeft er toen om ïen of andere reden in 1903 een muur tje van tufsteen tegenaan gemetseld. E geef u thans nog even de opschrif- ter van de thans aanwezige Rijnsburger- klikken. De vertaling van het Gothische opschrift der oudste klok luidt: „Ik loof din waren God. ik roep het volk. ik verza- nel de geestelijkheid, ik beween de doo- d&n ik verdrijf de pest, ik luister de fees- fen op. Riicout Butendiic maakte mij, tol Utrecht so woont hij in 't jaar des Heeren 1447". Deze klok heeft een diameter van 1.10 M. De grootste klok van 1603 heeft een diameter -van 1.42 M. De kleinste, die van 1634 hangt een verdieping hooger dan de andere en wordt de klepper ge noemd. Indië is het land van dansen en brid gen, zegt men weieens en velen kijken vreemd bij zulke woorden op en denken aan de hitte, die het dansen niet tot een genot moet maken. Maar de mensch is nu eenmaal een wonderlijk wezen en het blijft een feit, dat in Indië veel meer wordt gedanst dan hier, al is het ook in Europa tot een soort rage geworden. De meeste sociëteiten de verzamel plaatsen van het danslustig publiek hebben een dansvloer buiten en onder de Indische tropenhemel schuift men tot diep in den nacht over een cementen of houten vloer en tracht niet te voelen hoe warm het is. In de overheete plaatsen, waar het ook zelfs 's avonds niet afkoelt, gaan de meeste heeren met een paar ex tra boorden naar hun dansfuif, om af en toe even stiekum te kunnen wisselen als zoo'n stijfgesteven halsband in zwijm valt en men zich lichtelijk geneert voor z'n dame, die vaak angstig met de vinger toppen zoekt naar een droog plaatsje op den rug van haar danseur Ook thuis, bijeen huiselijk feestje, wordt meestal gedanst; men ontruimt dan de voorgalerij of een kamer en laat de gasten naar hartelust genieten, want het gros vindt dat het prettigst. Voor de ouderen en niet-danslustigen richt men dan een paar bridge-tafeltjes aan en de gastvrouw drilt haar personeel van tevo ren. behoorlijk, zoodat de bediening niets te wenschen overlaat en men een goeden indruk kan krijgen van haar huisjongen en tuinman, die keurig in een wit pak spijzen en dranken ronddienen. Vroeger trachtte men mekaar zoo'n beetje te overtroeven en werd er veel ge dronken, dure cocktails, sorbets en meestal zelfs champagne, terwijl de kokkie achter de schermen allerlei heerlijkheden be reidde en zoo'n fuifje gezellig in de pa pieren liep. Nu met de bezuinigings woede, die ook absoluut noodzakelijk is is dat alles veranderd en er zijn nog maar enkelen, die de minste aanleiding de champagne-kurken doen knallen en een kostbaar loopend of ander souper geven. Velen hebben alles afgeschaft: alle feest jes en herinneringsdagen. alle luxe en anderen vinden weer, dat men moet leven en laten leven; dat het dwaas zou zijn als men alle vroolijkheid en genoegen uit het leven wilde bannen en het toch ook weer anderen ten goede komt, als men het geld wat laat rollen. Voor beide opvattingen is veel te zeg gen: niemand weet hoe raar een bal soms rollen kan, dus verstandig kan het zijn, op alles te rekenen en zeer sober te leven, doch een enorm feit is het bovendien, dat de toestand vlugger hersteld zou zijn als het geld meer rolde, er weer meer ge kocht en gefabriceerd zou worden, maar het is hier niet de plaats dat uit te plui zen. Elke kwestie heeft nu eenmaal drie kanten: de goede, de verkeerde en dan nogonze eigen kant, dus elk moet dat zelf maar beoordeelen en uitzoeken. Doch zij, die wel voelen af en toe voor een opwekking en bescheiden feestje, zul len zich daarna gesterkt en opgewekter voelen en nemen zich voor, dat eens meer te doen: een dansavondje te geven, een klein dinertje of een rijsttafel. En veel menschen, hier die dat lezen, snakken ineens om ook eens rijsttafel te eten, omdat ze er zooveel over hoorden en het zoo ongelooflijk grappig en lekker lijkt. Ze weten dat er scherpe dingen bij hooren: spaansche peper, die men dan in Indië lombok noemt, benevens allerlei kruiden en sambals waaraan men zich den tong kan verbranden, als men onoordeel kundig zoo'n rijsttafel verorbert. Wie bescheiden beginnen wil en graag eens rijsttafel bereidt, kan dat heel ge noeglijk doen door als hoofdgerecht na tuurlijk een flinke hoeveelheid mooie kor relige rijst te koopen, welke men dan uit soepborden eet, met een dessert lepel en vork. De bijgerechten kan men oneindig uitbreiden, maar als men begint met het volgende, heeft men al aardig wat ver scheidenheid en leert langzaam aan, te varieeren en wat scherper te eten. Men neemt eenige kleine vleeschschaaltjes b.v. zes en vult die als volgt: één met in stukken gesneden rauwe komkommer (noodig om te eten als men een al te scherpen hap in den mond heeft gesto ken, veel beter dan drinken) het tweede met gebakken en gezouten apennootjes (pinda's); het derde met geraspte klap per (cocosnoot overal verkrijgbaar, zelfs bij eiken bakker) die men in boter al roerend bruin heeft gebakken en „apen- RECLAME. 12 JAAR LANG HEVIGE MAAGPIJNEN. Hoe mevr. v. d. B. deze voor goed kwijtraakte. Een opgetogen brief uit Arnhem. „Met dit schrijven wil ik U mijn aller- hartelljksten dank betuigen voor de schit terende resultaten, die ik door het gebruik van Kruschen Salts verkregen heb. Ik leed namelijk meer dan 12 jaar aan maagpijn. Wat ik daar al niet mee afge- sukkeld heb is haast niet te gelooven. Van alles heb ik al geprobeerd, doch zonder resultaat; 't werd steeds erger. Bij 't min ste wat ik at of dronk had ik vreeselijke maagpijn, gevolgd door brakingen, tot al het eten er weer uitkwam. Ik had dan ook al lang alle hoop op herstel opgegeven, toen ik op zekeren ivoor mij gezegenden) dag, bij mijn gehuwde dochter te Amsterdam zijnde, van deze den raad kreeg 't eens met Kruschen'Salts te probeeren. Op haar aandringen kocht ik 'n klein potje en ziet, waar ik zelf af heelemaal niet meer op rekende, gebeurde. Reeds na twee weken gevoelde ik mij al een hoop beter. De maag pijnen werden minder, en ik kon al zonder dat ik er verder last van had het een en ander gebruiken. Nog durfde ik niet aan een algeheele beterschap gelooven. Dat was volgens mij te mooi om waar te zijn. Wie schetst echter mijn blijdschap en dankbaarheid nu ik met vreugde kan ge tuigen. dat ik werkelijk door 't gebruik van Kruschen Salts geheel van mijn maag- bezwaar af ben. Ik gebruik 't nu ruim 8 maanden volgens voorschrift, eiken mor gen een theelepeltje in de thee. en ben nu van alle pijnen af. Ik kan weer alles mee eten zonder er later hinder van te hebben. Ik voel mij een geheel ander mensch, en zie er ook veel beter uit sinds ik met Kru schen Salts begonnen ben. Ik zal dan ook Kruschen Salts bij al mijn kennissen aan bevelen en raad een ieder aan het eens met Kruschen Salts te probeeren. Ik geef U het recht dezen brief in zijn geheel of gedeeltelijk naar eigen goeddunken te publiceeren en noem mij. Uw dankbare patient B. v. d. B„ Arnhem." Wat Kruschen Salts deed voor Mevr. v. d. B., deed het reeds voor tallooze ande ren, endat kan het ook doen voor U De „kleine dagelijksche dosis" spoort de maagsappen aan tot betere werking, ver oorzaakt een geregelde, gezonde spijsver tering en zorgt ,dat de afvalstoffen eiken dag. zacht en volkomen, uit het lichaam verwijderd worden. Reeds spoedig nadat U met Kruschen Salts begonnen bent. zullen de maagstoor nissen uitblijven. U zult zich algemeen veel gezonder en opgewekter voelen en van Uw voedsel kunnen genieten zonder die afschuwelijke pijnen naderhand. En boven dien zult U ondervinden dat herstel door Kruschen blijvend is! Kruschen Salts is uitsluitend verkrijg baar bij alle apothekers en drogisten a f. 0.90 en f. 1.60 per flacon 2746 haar" wordt genoemd, opdat het daarop lijkt. Op het vierde komt voor elk een spie gelei; op het vijfde mosterdzuur; op het zesde gebakken bananen, die men in de lengte middendoor heeft gesneden. Dan presenteert men er een balletje gehakt bij en vleesch met kerriesaus en natuur lijk kroepoek, die men overal kan koopen, eerst goed droogt in de zon (als die er is; anders heel even in den oven) en dan vlug bakt in frituurvet of sla-olie. Dan koopt men een paar fleschjes sambal: de sambal oelek met trassie, waarvan men een zeer kleine hoeveelheid probeert (een half theelepeltje is voor een beginneling al veel) te eten bij de rijst en toebehoo- ren die allen een vreemde combinatie zullen lijken bij eersten proef. Van sam bal badjak of brandal (ook in fleschjes te koop) maakt men iets anders door een theelepeltje ervan met wat uien te braden en daar garnalen door te roeren, of boontjes of andere gekookte groenten. Het zelf bereiden van sambals komt pas later aan de orde, als men knap is ge worden in het maken van rijsttafel. Een soort dunne groentensoep geeft men eTbij en loopt zoo'n eerste maal niet harder van stapel; later meer en uitgebreider. HET WAARNEMEN VAN HEESTERS. (Vervolg). In de twee groepen van heesters, rlie wij in het vorig artikel maakten, kunnen wé geen scherpe lijn trekken. Het spreekt vanzelf dat er met het oog op verschillende omstandigheden en het groot aantal soorten en variëteiten, dio scherpe grens niet te trekken is. Joch zal men meer en meer tot de overtuiging komen, dat er rekening mee dient ge houden te worden en we er ons voordeel mee kunnen doen. Wij moeten bij een beplanting cn groc- peeringen rekening houden met dc ont wikkeling. Vooral springt in het oog de verschillende ontwikkeling van dc heesters met fraaie bloemen cn de heesters met fraai gekleurde bladeren Op eenigen af stand gelijkt het dan tijdelijk of er doode struiken tusschen staan. Clethra alnifolia past in dit opzicht niet bij Ribes sanguineum. Hibiscus syriacus niet bij Spiraea ulifolia, Amorpha fruti- cosn niet bij Spiraea Tlmnbergi, Hydrangea paniculata niet bij Malus floribunde, Loni- cera Caprifolium niet bij Bignonia radicans enz. Ons heesterassortiment is zoo groot en rijk aan keuze dat we dergelijke combi naties gemakkelijk kunnen vermijden. Dat wc bij onze waarnemingen ook heb ben te letten op hoogte en groeiwijze onzer heesters spreekt vanzelf. Het is toch ondoelmatig en staat leelijk als hooggroeiende tusschen laaggroeiende, of wel van de eersten voor de laatsten staan, waardoor de kleinere worden ver drukt en tenslotte dood gaan. Dit is oorzaak dat vele schoone, doch een weinig zwakkere heesters, langzamer hand verdwijnen en veel wat aanvankelijk was geplant later niet meer wordt terug gevonden. Met snoeien kunnen dergelijke gebreken niet worden verholpen en het eenige middel is dan hen in de rustperiode te verplanten. Door zooveel mogelijk op vorm en kleur der bladeren, bloem en bloei- wijze te letten, zullen we anderen en onszelf meer en meer van onze schoono heesters doen genieten. Daarvoor immers hebben we deze gewassen. In geen tuin, hetzij klein of groot kunnen zo worden gemist ter stoffeering van het terrein, cn kunnen hun verscheidenheid in kleur en vorm van blad en bloem onuitputtelijk zijn. Elk jaargetijde brengen ze ons hun ver rassingen, want vanaf het vroege voor jaar tot laat in den herfst, ja, zelfs in den winter kan men van hun Jjlocnen, bladschakeeringen en sierende vruchten genieten. Ten slotte nog het volgende: Sommige heestersoorten treffen we veel, andere daarentegen zeer weinig aan. Iets, wat echter niet wegneemt dat er onder dezen laatsten veel goeds en schoons wordt gevonden. Veel van die heesters zijn vooral in hun jeugd niet volkomen tegen onze winters bestand, waarom ze dan ook door lang niet alle kweekers worden voortgekweekt. Bodemgesteldheid niet buiten beschouwing gelaten, dan mag dit echter geen reden zijn om veel van die z.g. zachtere heesters te verontacht- zamen. Immers we beschutten onze rozen ook. Ouder wordende of gunstiger standplaats verkrijgende, zullen vele van hen blijken nog wél tegen onze winters bestand te zijn en dus zeer goed te gebruiken. Over het al of niet winterhard zijn van som mige heesters kunnen meeningen en erva ringen zeer veel verschillen. Met inacht neming echter van hun eischen, grondsoort, standplaats, kunnen waarnemen en onder vinding ons in dezen veel leeren. Een groote rol speelt ook hier het weer ge durende den nazomer en herfst. Is het weer lang zacht en vochtig, dan zal bij vele, zelfs bij hardere gewassen, liet hout niet voldoende afrijpen. En in dit geval zullen vele zoo al niet geheel, dan toch hun bovenaardsche deelen bij een plotse ling invallenden winter vervriezen. Men zif echter in dergelijke gevallen niet te haastige met opruimen, daar vele later soms op de oudere takken, stammetjes, of wel op de onderaardsche deelen nog uitbotten. Lid van Vreemdelingenverkeer zijn, is in Uw belang! naar het Engelsch van WILLIAM LOCKE door J. E. d. B. K. 41) HOOFDSTUK XV. De dagen gingen voorbij, en over het voorstel werd niet meer gesproken, want wanneer Félise terug was en voor de twee de maal orde in den chaos zou hebben ge schapen, zou Martin Fortinbras consultee ren en overleg plegen met bankiers en rechtsgeleerden en andere wijze raadge vers. 's Avonds bezochten ze weer het Cafe de 1' Univers, waai- Monsieur Viriot zoo ver mogelijk van hen af zat Ze groeten elkaar zeer beleefd en spra- Ren elkaar aan met Monsieur wanneer ze enkele woorden moesten wisselen. Iedereen jast wat er gebeurd was en daar iedereen besloten was om de gespannen verhouding lnwerken °P eigen persoon- lij k 0emak, was er memand, die er veel om gaf. Dezelfde spellen werden gespeeld, 1 dezelfde argumenten besproken. Op Kerstavond kwam Félise thuis, tot Perigueux, waar Btgourdln haar van den trein afhaalde, begeleid door een man van Cook, t Was een andere kleine Félise, blo- ^nd van gezondheid en gewapend met wat gekunsteldheid, die Martin begroette. T\heb nooit zoo'n heerlijken tijd ge- had, zei zij op ietwat vreemden langzamen toon. Ik zou in weken niet uitgepraat kun nen raken. Monte Carlo is te heerlijk voor woorden. Lucilla heeft gejokt, toen ze zei en was, en ze heeft mij mede genomen naaf de zalen van de Sportclub en wat denk jullie wel? Ik heb duizend francs gewcfnnen en hier heb ik het, op haar borst kloppend, in Fransch geld. Martin keek zeer verbaasd, 't Gezichtje was dat van Félise, maar de stem was die van Lucilla. 't Was ook vloeiend Engelsch, wat ze sprak alsof ze veel met Engelschen gepraat had en haar vocabulaire van haar kinderjaren met vele nieuwe uitdrukkin gen had verrijkt. Ze ratelde door over de schoonheid van de Azuren Kust met haar bloemen en zonneschijn, over de auto tochten, over allerlei genoegens en over allerlei menschen, die ze ontmoet had. Lucilla scheen overal vrienden te hebben, voornamelijk Engelschen en Amerikanen. Ze waren haast nooit alleen geweest. Félise had geleefd in een wervelstorm van sociale druktetjes. Je zult Brantóme nu wel heel ver velend vinden. Félise, zei Martin Ze lachte. Als je nu denkt, dat mijn hoofd op hol is gebracht, dan heb je het mis. Mijn kleine bol staat veel te vast. En toen op ernstigen toon Wat ik daarginder gezien en gehoord heb in die andere soort wereld zal me hel pen om me een juister oordeel over Bran tóme te vormen Bigourdin was dichter bij de waarheid toen hij later met een zucht en een glim lach opmerkte: Daar is onze kleine meid in een oog wenk in een vrouw veranderd. Ze heeft de kunst geleerd om haar zorgen te verber gen en om haar tranen te lachen. Voortaan zal ze mij alleen vertellen, wat ze vindt, dat ik weten mag. Félise nam haar plichten weer op en volbracht haar arbeid met dezelfde gron digheid. maar zij had een andere, meer teruggetrokken wijze van optreden Haar bevelen gaf ze met kalme waardigheid. Enphémie en Baptiste, gewend aan meis jesachtige standjes, pruttelden over de verandering. Als Félise Euphémie's argu ment beantwoordde met: Ma bonne Euphémie. de manier waarop dit of dat gedaan moet worden, is de manier zooals ik het wensch, en daarop wegwandelde als ware zij een hertogin, dan schudde Euphé mie het hoofd en waande zij zich in een vreemden dienst. Tegen Martin gedroeg zij zich als meesteresse, vormeiijker en in den gewonen omgang luchtig-oppervlak- kiger, alsof hij een gewone bekende van haar was. Ze had de kunst geleerd gewone onbeduidende gesprekjes te houden en als hij niet zoo vervuld was geweest van Lu cilla en de wereld niet zoo voor hem ver anderd was. zou dit hem zeer verbaasd hebben. Maar de wereld was veranderd. Automatisch sleet hij zijn bestaan in Brantóme, maar zijn gedachten waren ver weg. De veranderde houding van Félise merkte hij wel op, maar ze liet hem onver schillig en hij dacht; vergeleken met al de mannen, die ze in de groote wereld ontmoet heeft, ben ik al heel weinig be langrijk. Het nieuwe jaar deed zijn intrede, in geleid door sneeuw en ijs over heel Europa. Onder de strakke staalblauwe hemel zag Brantóme er bevroren uit. Het hotel was zoo goed als leeg en Martin kon de vrije uren slechts doorbrengen met te droomen over Lucilla en palmen en zonneschijn en woestijn. En dan rilde hij van koude, want het hotel werd verwarmd door houtvuren Centrale verwarming was er niet. Zou het nu niet den geschikten tijd zijn om naar Parijs te gaan? Op een goeden dag zei Félise; Ik heb een brief van Miss Merriton. Ze vraagt naar je en zendt haar vriende lijke groeten. Martin, die in hemdsmouwen, met een voorschoot voor, de tafel dekte in de eet zaal, bloosde bij deze boodschap van zijn aangebedene. Het is heel vriendelijk van haar zich mij nog te herinneren. Ze herinnert zich jou nog heel goed, zei Félise. Dat beduidde, dat Lucilla dus nog al eens over hem gesproken had. Was haar vraag misschien gesteld om van zijn Egyp tische plannen te hooren? Waar is Miss Merriton nu? vroeg hij, geen acht slaande op het ietwat bittere in Félise's stem. Op ijskouden toon deelde ze hem mede, dat Lucilla de volgende week scheep ging naar Alexandrie En, zei zij, wat moet ik antwoorden, nu ik als boodschapper dienst schijn te moeten doen? Martin, die een slimme aanbidder was geworden, zei: Breng haar mijn eerbiedige groeten over en zeg dat ik het goed maak. Dit antwoord was zoo oncompromittee- rend mogelijk. Dienzelfden avond, toen zij door de koude van het Café de l'Univers naar huis stapten, zei Bigourdin, Martin tutoyeeren- de, zooals hij na dat vertrouwelijk gesprek altijd deed: Nu Félise terug is, gaat alles weer op rolletjes, en het is een stille tijd. Zou je nu dus niet naar Parijs gaan voor je ver lof en voor Je consult met Fortinbras? Ik zal overmorgen gaan. zei Martin. Heb je Félise verteld van je voor genomen reis? Nog niet, antwoordde Martin. Dat is goed. Wanneer je het haar vertelt, zeg dan, dat het is voor een ver andering voor je gezondheid, om zaken te regelen, wat je maar wilt. Het is beter dat zij het niet weet voor alles geheel is vastgesteld. Ik geloof dat dit verstandiger is, zei Martin. En als je nu mijn voorstel aanvaardt, zei Bigourdin na een korte poos zwijgens, heb je dan wel eens gedacht aan de mo gelijkheid om je te laten naturaliseeren? Dat zou de zaak nog veel gemakkelijker maken. We hebben het er al eens over ge had, jij en ik, dat je een goede Perigourdin zoudl zijn. Martin, met de handen in zijn zakken en heelemaal weggedoken in zijn opgesto ken kraag, wachtte eenige oogenblikken met antwoorden. Toen: Nationaliteit is Iets vreemds, zei hij. Hoe langer ik in Frankrijk ben, hoe trot- scher ik er op ben een Engelschman te zijn. Bigourdin deed een paar stappen zij waarts. alsof een adder hem gestoken had. Wel heb je ooit! Je bent de laatste van alle menschen, die dat zeggen moogt. Maar wat ben je dom Je laat me niet uitspreken. Je begrijpt me verkeerd, riep Martin, en in het halfdonker van de kade ging hij vlak voor hem staan. In Frankrijk ben ik de beteekenis van het woord Patriotisme gaan begrijpen. Ik heb hier zooveel vaderlandsliefde gezien en ik ben gaan nadenken. Die drang is zoo sterk ln het hart van alle Franschen; moest het bij de Engelschen niet óók zoo zijn? Frankrijk heeft mij de schoonste les ge leerd. Ik ben een even loyaal Franschman als al onze vrienden in het Café de 1' Uni vers, maar ik zou niet zooveel van Frank rijk houden, als ik niet nog meer van Engeland hield. Mijn beste vriend, zei Bigourdin, beide handen uitstekende, zooals een Fransch man instinctief doet, wanneer hij een edel gevoel mooi hoort uitdrukken, vergeef mij, laten we er niet meer over spreken. De Engelschman, die Frankrijk lief heeft, is een beter vriend dan de Engelschman, die zijn liefde voor Engeland verloren heeft. (Wordt vervolgd.);

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9