R.H.W 73sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 22 Juni 1932 Derde Blad No. 22163 UIT DE RAADZAAL RECHTZAKEN. PARLEMENTAIR OVERZICHT FAILLISSEMENTEN. Geslaagde Tentoonstelling „Oud-Alphen". Steunt met Uw gaven het Leidsch Crisis-Comité. FEUILLETON. Fortiakas' Toovermack Conflict tusschen B. en W. en den Raad. Een tweede bedrijf. Een zeer eigenaardige raadszitting ligt achter ons, daar het vervolg zal spelen: voor Ged. Staten! Het is, gelukkig, een geinig voorkomend verschijnsel, want dit is een gevolg van een openlijk conflict tus schen B. en W. en den raad. Onnoodig te zeggen, dat zulke op de spits gedreven mee- nmgsverschillen weinig geëigend zijn, om de noodzakelijke samenwerking tusschen beide lichamen, die elkaar onmogelijk kun nen missen, te bevorderen. Kleine oorzaken hebben groote gevol gen, we vreezen, dat dit bekende spreek woord hier maar al te zeer van toepassing zal blijken. Naar aanleiding van de aangenomen voorstellen tot reorganisatie van het open baar onderwijs hier ter stede kwamen B. cn W. met een reeks overplaatsingen van leerkrachten bij den raad. Deze konden daar algemeen goedkeuring vinden behal ve wat betreft de overplaatsingen van viertal hoofden en één onderwijzer. Dien tengevolge werd een wijzigingsvoorstel in gediend door de heeren Meynen.v, Es, Vos en Groeneveld, een ietwat eigenaardige combinatie (vooral bij onderwijsbelangen), die evenwel van te voren bijkans van een meerderheid verzekerd scheen. Toen vorige zitting uitstel werd gevraagd door den heer Groeneveld, ging de wethouder daarop in opdat van weerskanten nog nader was te beraden. Dit is geschied, met gevolg, dat het verschil van meening werd terugge bracht tot de overplaatsing der vier hoof den. Of, volgens B. en W. de mogelijke overplaatsing van drie hoofden en ontslag en nieuw-aanstellen van één (den heer Zeelenberg) voor wien geen overplaatsing volgens het college kon plaats vinden, ter wijl uit den raad de stelling werd verde digd, dat ook hier overplaatsing wel tot de mogelijkheden behoorde. Het betreft een zuiver interne school- aangelegenheid, die dus alleen zuiver uit het gezichtspunt van het onderwijsbelang bezien had mogen worden. Maar dat ook persoonlijke belangen niet in het geding zijn gebracht, zouden wij niet geheel voor onze rekening willen nemen! Voor zoover de onderwijsbelangen in za kelijk debat tegen elkaar botsten, scheen ons het door den wethouder verdedigde standpunt het sterkste te staan. De heer De Reede richtte tevens een zeer scherpen aanval op den inspecteur van het L. O., den heer Baak, terwijl de heer Knuttel hetzelfde deed, al stelde deze den wethouder als verantwoordelijk per soon, tenslotte inderdaad verantwoordelijk waarop deze heftig reageerde, rammelend zelfs met zijn wethouderszetel. Alles bij elkaar genomen, werd het een heel troe bele kwestie en toen bij de eerste stem ming B. en W. de nederlaag leden, zooals gedacht kon worden, was uitstel tot des avonds de laatste kans om een conflict te voorkomen. In de avondzitting bood het college den raad de gelegenheid om het niet tot een conflict te doen komen door opnieuw uit stel voor te stellen, terwijl B. en W. dan met. het oog op den tijd van 27 dezer, dat feitelijk deze kwestie in kannen en krui ken moest zijn, voorloopig volgens hun wettelijke bevoegdheid, daarin tijdelijk zouden voorzien. Er was dan nog gelegen heid om te onderzoeken, wie inzake de al- of niet-overplaatsingsmogelijkheid gelijk had. Had de raad dit geaccepteerd, dan had hij waarschijnlijk gewonnen spel gehad, daar de tijd voor hem zou hebben gewerkt. De Raad was echter te zeker van zijn overwinning in eigen oog en besliste de zaak af te handelen. Toen las de voorzitter echter opeens een mededeeling voor, waarmede we,plotseling midden in een volledig conflict zaten. Dat werd. en niet geheel ten onrechte, het col lege kwaliik genomen. Waarom deelden B. en W, niet aanstonds mede. wat weigering van uitstel tengevolge zou hebben? Dan was de kwestie geheel zuiver gesteld en dat mankeerde thans. Nu werd het op gevat als een overrompeling van de zijde van het college na een aanvankelijk wijken. Na deze mededeeling van den voorzitter had verdere bespreking geen reden meer; dat zal nu voor Ged. Staten moeten ge schieden. En er werd tot zeer verwarde stemmingen overgegaan, zooals het ver slag voldoende heeft aangeduid. Vergissen wij ons niet. dan heeft na deze stemmingen het college voor Ged. Staten een prachtige kans om te winnen. Het is een droevig beeld van onmacht, dat de raad in deze aangelegenheid heeft getoond. Overigens is er feitelijk niets anders ge beurd dan het tweede bedrijf van het drama: Mevr. Braggaarde DoesMaat schappelijk Hulpbetoon, Men zal zich dit geval herinneren. Tij dens de begrootingsdebatten uitte mevr. Braggaar ernstige klachten over de werk wijze van M. H„ dit stavend met tal van voorbeelden. De voorzitter sprak toen van „verdachtmakingen", wethouder Romijn noemde de gevallen „volkomen onjuist". Een door mevr. Braggaar daarop terecht gevraagde commissie van onderzoek werd echter geweigerd. Als intermezzo ver scheen er een verweer-adres van M. H., dat opviel en niet in gunstigen zin! door den krassen toon, terwijl in wezen niets werd aangevoerd tegen de beschuldi gingen van mevr. Braggaar, daar de ge vallen niet door haar aan M. H. waren medegedeeld en dus niet konden worden beantwoord. In het tweede bedrijf heeft mevr. Brag gaar zich verdedigd tegen dit onprettige adres van M. H., haar beschuldigingen volledig handhavend en nog aanvullend. Zij deed dit op ongetwijfeld waardige, rustige wijze, die haar tot eer strekt. Vooral gelet op de manier, waarop zij door M. H. was geattaqueerd. Slechts één afglijding was er in haar betoog en het spijt ons, dat deze juist tegen ons was gericht. Waarom zoo insinueerend gesproken over het „neutrale Leidsch Dag blad", dat ingezonden stukken van werk- loozen had geweigerd? Deze weigering be rust slechts op het zeer gegronde stand punt, dat een courant geen persoonlijk klachtenboek is en bovendien de betrok kenen geen baat vinden door hun klacht, waarvoor wij ze naar bevoegder plaatse verwezen, integendeel! Maar intusschen is het geschil tusschen mevr. Braggaar en M. H. geen stap ver der tot de oplossing gekomen. De vraag, aan welke zijde het gelijk is, moet nog beantwoord worden. Zal het derde bedrijf daartoe straks de gelegenheid geven? Wij twijfelen en meenen, dat alleen een vierde bedrijf, als een nauwkeurig onder zoek is ingesteld, de beslissing zal kun nen brengen. O. i. moet M. H. zelf er grooten prijs op stellen, dat het volle licht schijne! Tot slot volgde nog even een van die bekende onderwij sdebatjes over het ver- leenen van medewerking tot bouw van een nieuwe R.K. school. Het was het beeld van zoovele malen vroeger. De wet ver plicht nu eenmaal! De agenda bleef voor de rest bewaard voor een volgende vergadering, die daar mede meer dan gevuld blijft. DE RELLETJES TE BOSKOOP. De Haagsche rechtbank heeft de gevan genhouding bevolen van de drie commu nisten. die zijn gearresteerd en ingesloten wegens verzet tegen de politie bij de rel letjes te Boskoop. o RAAD VOOR DE SCHEEPVAART. De Raad voor de Scheepvaart deed uit spraak inzake het ongeval aan boord van den motorlogger ..Samenwerking" KW 24, waar een matroos bij het controleeren van een accumulatorenbatterij tengevolge van een ontploffing ernstig werd gewond. De raad is van oordeel dat dit ongeval is ver oorzaakt door het gebruik van open vuur bh het controleeren van de accumulatoren batterij door den waarnemend motordrij ver. Daar zich bij het opladen der batterij vrije zuurstof en vrije waterstof ontwik kelt. ligt het gevaar voor een explosie voor de hand. Het is wel zeer te betreuren dat aan boord van de „Samenwerking" KW 24 iemand met de zorg voor de accumulato renbatterij was belast, die met deze ele mentaire eischen van veiligheid niet be kend bleek te zijn. RECLAME. 1889 TWEEDE KAMER. Ds. J. LANGMAN. De heer ds. J. Langman, nieuw-benoemd lid der Kamer (opvolger van dr. Schok king) werd bij den aanvang van deze ver gadering beëedigd en nam zitting. INTERPELLATIE-WERKLOOSHEID De Kamer heeft vervolgens het debat voortgezet over de interpellatie-Kupers inzake de werkloosheid en de werkver schaffing en de beide door hem inge diende moties: I. De Kamer, van oordeel, dat het wenschelijk is, de verdeeüng van de werkelijke crisis-uit gaven der gemeenten zoodanig te rege len, dat het Rijk hierin als regel voor 5/6 en de gemeenten voor 1/6 bijdragen, noodigt de Regeering uit hiertoe strek kende maatregelen te nemen, en gaat over tot de orde van den dag. II. De Kamer, herinnerende aan de door haar op 4 Maart j.l. aangenomen motie van de heeren Hiemstra en Joekes c.s., van oordeel dat de crisis-regeling voor de werkloosheids-verzekering ook be hoort te worden toegepast op de werk- loozenkassen voor het bouwbedrijf, noodigl de Regeering uit, onverwijld de hiertoe strekkende maatregelen te nemen, en gaat over tot de orde van den dag. HET VERDERE DEBAT. De heer Hermans, eerste spreker van deze nieuwe parlementaire week, heeft op den nood in vele bedrijven gewezen en daarbij ook zijnerzijds aangedrongen op verkorting van de arbeidsweek, waardoor meer arbeiders aan werk geholpen zouden kunnen worden. Een deel van de vrijko mende werkloosheids-gelden zou dan be steed kunnen worden als loon-uitkeering. Ook moeten zooveel mogelijk buitenland- sche arbeidskrachten worden geweerd. De Regeering zelf ga niet dan bij uiterste noodzaak over tot ontslag van ambte naren en arbeiders, maar treffe ook hier een systeem van werkverdeeling. Dat echter maatregelen tot verbetering van de crisis allereerst een internationaal karakter moeten dragen, heeft de heer Albai'da betoogd: werkelijke verandering kan er slechts komen door besluiten van Lausanne en, Genève. En: In dit verband stelde de heer Albarda de vraag, of de Regeering bereid zou zijn indien er inderdaad afdoende besluiten door Lausanne worden genomen de vorderingen die Nederland op andere lan den heeft te schrappen. Zij bedragen in totaal 120 millioen, n.l. 102 millioen op Duitschland, 15 millioen op Oostenrijk en 3 millioen op Polen. De afgevaardigde heeft den moeilijken toestand der arbeiders geschetst en in het licht gesteld, dat door de loonsverlaging allereerst ook de cultureele belangen der arbeiders worden aangetast. Waarom neemt de Regeering niet krachtig het mid del der productieve werkverschaffing ter hand? Er zijn nog genoeg groote werken uit te voeren. Voorts is er aanleiding meende de heer Albarda om een weelde belasting in te voeren; om de successie belasting en de dividend- en tantième belasting te herzien; om een vermogens- heffing in te voeren; om een aanmerkelijk aantal opcenten te heffen op de hoogere inkomens. Zoolang riep de heer Albarda uit zoolang dit alles niet is geschied, zoolang mist de Regeering het recht de hand uit te strekken naar de werkloos- heids-uitkeeringen. Terwijl deze twee redevoeringen gehou den werden, was het sprekerslijstje onrust barend aangegroeid De heer Loerakker had zich in het bij zonder ten doel gesteld, te waarschuwen tegen een verlaging van de steun-normen, want dit acht hij ten eenenmale onmoge lijk. De heer Kortenhorst voegde een nieuwe motie aan het debat toe: een motie namelijk waarin de Regeering uit- genoodigd wordt, na ingewonnen advies van de betrokken werkgevers en werkne mers, bekend te maken onder welke voor waarden zij bereid is bouwcredieten te verleenen en de bouwvak-arbeiders op te nemen onder de crisis-regeling van de werkloosheid. De heer Smeenk bepleitte de belangen der zwaargetroffen gemeenten, wees er op dat de steunregeling in ons land gunstiger is dan die in andere landen en vroeg den heer Albarda wat deze zich voorstelt van een heffing op het vermo gen: zij zal vermoedelijk de vermogens nog sneller doen dalen en de werkloosheid nog meer bevorderen. Maar de heer Hiem stra vond een vermogens-heffing prachtig en protesteerde tegen een eventueele ver laging van de loonen bij de werkverschaf fing. Voor de geestelijke belangen der werkloozen en voor decentralisatie in de werkverschaffing pleitte de heer Bakker, die het volstrekt noodzakelijk vond, dat de loonen in de bouwvakken zouden worden verlaagd. Dr. Vos bestreed de motie- Kupers inzake het aandeel van het Rijk in de financieele lasten; de heer Marchant deed hetzelfde, en betoogde dat de Kamer voor de juiste beoordeeling van de finan cieele gevolgen der crisis-maatregelen eerst het begrootingstekort zou moeten kennen. Toen de heer Wijnkoop vervol gens poogde, weer eenige communistische moties voor te stellen, werden deze niet- voldoende ondersteund en konden alzoo niet in behandeling komen. Opnieuw pro testeerde de heer Braat tegen de achter stelling van het platteland bij de steden, en tenslotte heeft de heer Peereboom ver klaard, dat de kloosterkassen veel te veel geld uit de schatkist ontvangen: dit zou veel beter voor het noodlijdende volk aan gewend kunnen worden. In het bovenstaande hebben wij althans iets medegedeeld uit elk der gehouden redevoeringen, die uitteraard zeer frag mentarisch waren en elkander telkens herhaalden. DUPLIEK VAN DEN MINISTER. Minister Ruys de Beerenbrouck heeft hierna nog gedupliceerd. Opnieuw stelde hij in het licht, dat de loonen bij de werk verschaffing zoo dienen te zijn, dat de be trokkenen den prikkel behouden om naar particulier werk uit te zien. Juist omdat de duur van de crisis zoo onzeker is, juist daarom zei de Minister moet er een voorzichtig beleid worden gevoerd, ook ten aanzien van de werk-objecten. Bovendien moet met alle sociale omstandigheden re kening worden gehouden. Nogmaals ver klaarde de Minister, dat de Regeering niet van plan is de steunnormen over de ge- heele lijn te verlagen, maar evenmin kan ze verklaren, dat ze nooit tot wijziging zal overgaan. Er wordt op het oogenblik 150 millioen gulden per jaar voor de werklr-o- zenzorg uitgegeven, afgezien nog van de armenzorg-uitgaven. De Minister deelde mede, dat het Nationaal Crisis-Comité tot dusver van de staatsbijdrage van 7 ton een bedrag van f. 325.000 heeft uitgegeven. Hij beloofde dat hij zal onderzoeken of er ten aanzien van de steen-industrie iets valt te doen. Inzake de 40-urige arbeids week zal overwogen worden, of er door overleg met de belanghebbenden iets te bereiken is. Voorts is in overweging het uitschakelen van machines bij den wegen aanleg. Ook wordt er aan gedacht de ge meenten te helpien, die de 75% onmogelijk zelf kunnen betalen. Tevens zal worden nagegaan of er hier en daar een schip kan worden gebouwd. Ook aan bebos- sching wordt zooveel mogelijk gedaan. Bij de komende begrooting zal worden mede gedeeld, wat de Regeering inzake de be lastingen van plan is. Het denkbeeld om de vorderingen van Nederland op andere mogendheden te schrappen, zal binnen kort worden bezien. Aan een heffing in eens kan niet worden gedacht, want dat zou vernietiging beteekenen van het laatste restje welvaart. De Minister zal de organisaties in de bouwbedrijven bijeen roepen. om overleg te plegen, doch alleen als de loonen worden verlaagd kan in de richting der tweede motie-Kupers worden gegaan. Nadat de heer Kupers tenslotte nog eens had verklaard, dat de loonen in het bouw- vakbedrijf niet verlaagd mogen worden, werd de interpellatie gesloten. Heden wordt gestemd. HAGENAAR. RECLAME. is HET MERK voor Uw LIMONADE. Door geheel Nederland verkrijgbaar. 1906 Opgeheven: C. J. en M. van der Togt te Noordwijkerhout; G. van der Leede, Was senaar. i Archivaris W. M. C. Regt. Ter gelegenheid van het 350-jarig be staan van de Ned. Herv. Kerk wordt mo menteel in het Ver.-gebouw Julianastraat te Alphen een tentoonstelling gehouden van „Oud Alphen" onder leiding van den bekenden archivaris der gemeente den heer W. M. C. Regt. Deze tentoonstelling mocht zich gisteren reeds direct in een groot bezoek verheugen. Het aantal inzendingen meest van par ticulieren bevat in hoofdzaak tal van prenten, foto's en schilderstukken van Alphen, o.a. van oude buitenplaatsen, ver schillende andere perceelen, interieurs van de vroegere en tegenwoordige kerk, ver schillende kerkgebouwen, bekende per soonlijkheden als predikanten, hoofd onderwijzers, college's van kerkvoogden, notabelen, kerkeraden, foto's van den brand der vroegere kerk, de Goudsche sluis van 1750, schilderstuk van de overstroo ming van den polder Vierambacht Anno 1788. Een collectie leermiddelen en school- meubelen uit de 16e en 17e eeuw, inzen ding van den heer C. C. van Hemessen van Woubrugge w.o. een schandbord ge bruikt als strafmiddel bij ergerlijke school- overtreding. tuytlamp van den hoofdon derwijzer, speculaasprent met de Mare- kerk te Leiden en St. Joris met den draak. Gedenkpenningen, Avondmaalzilver van de Herv. Kerk. Voorts is in de zaal op den grond geëxposeerd een klop van de nacht wacht (inzending L. van Beek). Sabel en degen van Corns, van Nood uit Alphen, gardesoldaat van Koning Lodewijk Napo leon, ruiter in de tocht naar Rusland, geldkisten en scheepskist uit de 16e eeuw, lederen waterzakken zooals vroeger in ge-, bruik bij den brandweer, eenig oud porce- lein, en koper benevens tal van andere inzendingen teveel om alle te omschrij ven. Het geheel geeft echter een goede verzorgden indruk, waarbij wel blijkt dat de organisatie bij den heer Regt in uitste kende handen is. Tevens willen wij nog vermelden dat op de tentoonstelling ver krijgbaar is het gedenkboek op fraaie wijze samengesteld door den reeds ge noemden heer Regt ter gelegenheid van gemeld 350-j. bestaan uitgave van het Uitbouw-Comité, gedrukt en typografisch verzorgd door de firma J. en A. v. Bram men. Dit boek, bestaande uit ruim 120 pagina's, bevat naast tal van foto's, een voorwoord van predikanten, van den auteur een beschrijving van: 1. De Vóór tijd. 2. De Reformatie, 3. Ie Kerkbrand en herbouw, 4. Intérieur. Merkwaardigheden, 5. 2e Kerkbrand. Herbouw der Kerk. Uit bouw. 6. Kerkeraad en gemeenteleven. 7. Diaconie, 8. Kerkvoogdij, 9. De Predikan ten, Personalia: 1. College van Schout en Kerkmeesters, 15831785 Schout, 1583— 1795, Kerkmeesters, 16691820, 2. Ge committeerden vanwege de Geref. Gem. tot afhooring der rekening van de kerk, J 7951820, 3. Coll. van Kerkvoogden en Notabelen 1820heden, 4. Kerkeraad. De tentoonstelling evenals het gedenk boek mogen als buitengewoon geslaagd aangemerkt worden, waarvoor den ter zake uiterst kundigen heer Regt een woord van hulde toekomt! naar het Engelsch van WILLIAM LOCKE door J. E. d. B. K. 27) Met eenigen afgunst staarde Martin naar een jongen man, die na de hem be toonde hulde, met verhoogden blos, zijn snorretje zat op te draaien, op kurassiers- tnanier, maar die zich bedeesd gedroeg tegenover de ouderen. Bereidwillig en op geruimd had hij zijn jonge jaren gesleten 'n dienst van zijn vaderland en mocht er oorlog uitbreken, zooals verwacht werd, aan zou hij tot de eersten behooren, die «erden opgeroepen en bereidwillig en op geruimd zou hij den dood tegemoet rijden. Maar nu was hij teruggekeerd naar het njeine vierkante plekje in Frankrijk, dat was klaargemaakt voor hem, vóór zijn geboorte en dat voor hem bestemd zou rj'twen, zoo lang hij leefde. En bewonde rend keek Martin dit gelukskind aan, want wist, dat hij was een man van dat eakae Fransche ras, dat in tijd van vrede f»™g mocht zijn op zijn geld, maar in "Kt van oorlog kwistig was met zijn bloed. Nt kan niet in zijn schaduw staan, cn Ifar';in en hij was blij dat hij Bi- l;fi m'.s vertrouwen ten opzichte van ejlse niet geschonden had. Wat een ellen- VirtE 2011 kü geweest zijn als hij Lucien vlots mededinger had willen worden, vï^^in had gelijk met te zeggen, dat ™welijk door de bon Dieu bevolen -A/"1) hield van Félise en wie. haar ken- van V dit nlek doen- Maar hij hield dat ^ar als een broeder en kon het velen, aan p-1 aan een ander zou toebehooren. En "use's gevoelens dacht hij niet. Zoo als de militaire term luidt: haar hart was een open stad. Lucien had er maar in te trekken om haar te veroveren. Lucien, die het café eens rond gekeken had, stond na eenige oogenblikken op en ging van 't eene tafeltje naar het andere bij die bezoekers, die, hetzij door tot een anderen stand te behooren, of door indi- vidueele neiging, niet aanzaten in het kringetje der notabelen, en begroette de oude bekenden. Monsieur Viriot kreeg Mar tin in het oog en hief zijn glas op. A votre santé Monsieur Martin. Martin boog, op de uwe mijnheer. Ik hoop dat u en mijn zoon goede vrienden zult worden, 't Is van gewicht, dat de jeugd van onze beide landen, die zoo vriendschappelijk, zoo hecht verbon den zijn, elkaar leeren kennen en waar- deeren, en vooral wanneer een van hen het Engelsch zoo goed kan overbrengen in de taal van Frankrijk. En met den hoffelijken eenvoud van een grijzen, breedhoofdigen, kort geknipten marchand de vin en gros, lichtte hij zijn wijnglas weer op. Al' Entente Cordiale! Toen Lucien weer in den kring terug kwam, stelde zijn vader hem nog eens weer aan Martin voor. Hier is nu eens een Engelschman, be weerde hij, die niet alleen Fransch spreekt, zooals jij en ik, maar hij eet truf fels en hij spreekt het dialect van de arbeiders in de steengroeve en doet zijn best om een echten Inwoners van Périgord te worden. 't Was alleraardigst gezegd en de aan wezigen gaven teekenen van bijval. 't Is volkomen waar zei Bigourdin. Lucien boog weer. Hij zou de eer hebben Monsieur in zijn hotel op te zoeken. Mon sieur logeerde zeker in het Hotel des Grottes? Monsieur Bigourdin heeft mij als be diende in dienst genomen, zei Martin. Zooveel te beter riep Lucien uit, alsof deze mededeeling de natuurlijkste zaak ter wereld gold en hij schudde hem hartelijk de hand. Zoo wordt men, zooals mijn vader zegt, een goed inwoner van Périgord. En toen ging Martin naar huis en hoogst tevreden ging hij naar bed. Weer was hem een klein stukje van de wereld, dat hij zijn eigen noemen kon, aangeboden in dit nieuwe land, dat zoo hoffelijk was voor den doorsnee Engelsch man, van wien het toch zoo ver afstond, maar ook zoo gastvrij en edelmoedig jegens den Engelschman, die den Fran- schen geest in zich had. Midden in den nacht werd hij wakker uit een vervelenden droom. „Ibi bene, ibi patria (waar ik het goed heb, daar is mijn vaderland). Met verontwaardiging kwam hij in op stand tegen die kernspreuk, 't Was de ellendige filosofie van den epicurischen opportunist. Hij behoorde bij de Engelschen, Engelsch was hij. Dat zijn moeder een Zwitsersche was, was toeval. Hij behoorde tot het ras van zijn vader. Hij erkende Zwitserland niet als een invloed hebbende natie. Hij wilde Engelsch zijn en bhjven en zou geen Franschman worden, geen Périgor- dien. Maar om als Engelschman en dan nog wel als Engelschman, die in dienst betrekking is, te worden opgenomen 4n een provincie van het oude Frankrijk, ja, daar kon je trotsch op zijn. In den vroe gen morgen, om vier uur, dacht hij met intense opgewondenheid er aan, hoe hij Frankrijk kon toonen, wat Engeland ver mocht. 't Is een zeldzame kans. Ik ben een Engelschman, die een tehuis heeft gezon den in Frankrijk, ik ben een verbindings- teeken tusschen de twee landen. Dit uitgemaakt hebbende, draaide hij zich om, rolde zich lekker in zijn deken en viel in diepen slaap. HOOFDSTUK X. Eenige avonden daarna gaf Bigourdin een groot diner ter eere van de Viriots en een groot diner in de Fransche provincies is een zeer ingewikkelde en moeilijke zaak! j Den geheelen dag waren er ernstige voor bereidselen gemaakt. Félise liet de fabriek in den steek en was vol ijver in de keuken aan den arbeid met Euphémie, terwijl Bigourdin, die, als alle goede hotelhouders, een bedreven chef was, overal alles con troleerde en naging. Het diner zou om half acht beginnen, dat gekke, late uur was gekozen, omdat de handelsreizigers dan den aftocht zouden hebben geblazen. De lange tafel in het midden was ver vangen door een ronde tafel kwistig ver sierd met bloemen en met vier driekleu rige Linten elk zooals het ordelint van Monsieur ie Maire, te voorschijn komende van onder een zilveren middenstuk, bela den met fruit, waarvan een ananas de kroon vormde. Een verwarrend aantal glazen stond voor ieder bord om ter zijnertijd gevuld te worden met den wijn, die bij eiken gang behoorde. Martin moest telkens voor Bigourdin de volgorde van de wijnen herhalen. Bigourdin had iets plech tigs over zich. Als een adjudant had Mar tin zich toegevoegd gekregen den plongeur (glazen- en bordenwasscher) uit het Café de 1' Univers, een volijverigen nieuweling, die met spanning het fijnere werk van zijn beroep ging beoefenen. Gastheer en genoodigden waren in groot toilet. Bigourdin en vader Viriot werden gesmoord in dichtgeknoopte gekleede pas sen van eerwaardigen en slechten snit: Lucien zag er zwieriger uit in een jacquet (het laatste snufje van Bondstreet) kort geleden gekocht in het High-Life Waren huis te Parijs; de drie heeren droegen gele leeren handschoenen, die ze aanhielden totdat ze aan tafel zaten. Madame Viriot, gezet en rustig, droeg haar beste zijden japon met een kraag van oude kant, en haar besten hoed, waarop haar beste struisveer, bevestigd met een ouden dia mant van haar overgrootmoeder, en die in het heeie Dordognedal beroemd was; en Félise droeg een rein wit jajoonnetje, waartegen haar fijn bruin gezichtje aar dig zou hebben afgestoken, had ze niet bijzonder bleek gezien. Bigourdin had Madame Viriot aan zijn rechterhand, links van hem zat Monsieur Viriot en Félise zat tusschen Monsieur Viriot en Lucien. Ieder was even deftig be leefd. Het was „mon cher Viriot" en „mon cher Bigourdin" en het deftige „u" in- plaats van „mon vieux" en het „jij" van het Café en van het gewone leven. En het was ook „Chère Madame" en „Monsieur Lucien" en „Mademoiselle Félise" en „ma mère". En ofschoon Lucien en Félise elkaar hun heeie leven bij den naam hadden ge noemd. was het nu „Monsieur" en „Made moiselle". 't Huwelijk is in Frankrijk een heeie ceremonie, die al begint maanden, voordat de torenklok wordt geluid. Dit deftige diner was het eerste tooneel van het eerste bedrijf van het uitgesponnen drama, dat zou eindigen, als het gordijn werd neergelaten, bij het luiden van de trouwklokken. Ja, als men zich verdiept in de quaestie, hoeveel hindernissen van prikkeldraad de Fransche wet en de Fran sche gewoonten opwerpen voor jonge menschen die man en vrouw willen wor den, dan vraagt men zich af hoe het mo gelijk is, dat allemaal te slikken en toch te trouwen. 't Was een lang diner met vele gangen. Martin, bijgestaan door den plongeur, sloeg er zich kranig doorheen. Zijn be scheiden aard en de drukte van het tafel dienen beletten hem om acht te slaan op de conversatie. Maar wat hij te hooi en te gras opving, trof hem niet als geestig of aardig. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9