itden Leidschen Raad |Fortinbras' Toovermacht 1 Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 Juni 1932 Derde Blad No. 22162 maatschappelijk hulpbetoon FEUILLETON. j tusschen B. en W. en den Raad over de onderwijs-benoemingen Lediging van mevr. braggaar—de does tegen i ONDERWIJS-VOORSTELLEN foorstel: eHgtnet verleenen van eervol ontslag zKj, hoofden van scholen en aan twee 0 ^fcjzeressen; [lot benoeming van een hoofd der jpaul Krugerstraat A; CI^H benoeming van eene onderwijzeres fl®opleidingsschool voor Gymnasium igg, aan de Aalmarkt; 5 overplaatsing van een 4-tal hoof- U scholen; ot overplaatsing van verschillende (ijzers en onderwijzeressen. (125) leer MEYNEN verdedigt het mede _.e heeren v. Es, Vos en Groeneveld nde amendement. Het gaat er om nbaar Onderwijs niet meer onrust er*en dan hard noodig is en dus zoo nH, mogelijk mutatl.s aan te brengen. eSle grondgedachte is de Inspecteur ">t Onderwijs het ook geheel eens. De Hen van B. en W. voldoen z.i. niet leBende aan deze grondgedachte. Twee ires (Paul Krugerstraat en Medusa- li zijn evident, doch aan de Duiven- ;aat en Schuttersveld ziet spr. geen leKares. Het gaat aan de Duivenbode- eB~alleen om flnancieele aangelegen- (het brengen van een leerkracht op kosten van het rijk). Daar is der- i geen wezenlijke vacature. Waarom üar een nieuw hoofd te brengen? In afclang van het Openb. Onderwijs wil 'iüar geen mutatie. weinig anders, doch in wezen het- is het geval aan de school op het iitersveld. Uitvoerig gaat spr. daarop ia. Zijn er voor beide wei-bestaande •es beschikbare personen? Spr. van wel, n.l. de heeren Broeze en iberg. die hun scholen zien verdwij- [ioor den gang der omstandigheden, zaak is derhalve z.i. zeer eenvoudig, «veg. door hem aangegeven, sluit zich bj den natuurlijken toestand, ia) houde daarbij ook vroegere muta- het oog en lette op leeftijden van en onderwijzers en vroegere colle- leit; geen onoverkomelijke bezwaren, toch liefst te vermijden, ses voor ondergraving van het gezag iutoriteiten is door zijn voorstel niet rag. heer VAN ES sluit zich bij dit betoog den heer Meynen volledig aan. Na inlichtingen van den inspecteur is lanvankelijk voorstel gewijzigd in één t, doch overigens gehandhaafd in belang van het onderwijs, niet van de men. zooals de inspecteur blijkbaar Of het niet juist andersom kan zijn? bestrijdt aan verder nog het rapport den inspecteur in dit verband, heer VOS vraagt of het niet zou zijn fk aan eerbied voor de Kroon vooruit op het beroep op de Kroon ge- inzake de school aan de Boommarkt? Ét uitstel en het hooren van de Com- de van Onderwijs heeft tenminste ge- tot een advies van meer beteekenis het eerste advies, dat al heel weinig ;ende. Te betreuren blijft, dat de denaren niet zijn gehoord. Bij erken- worden vaak offers vrijwillig ge it. die anders bij oplegging moeilijk te dragen I Spr. treedt hierbij in per- iliike ervaringen. pethouder TEPE: Waren de amende- to dan niet ingediend? |5e heer VOS; Dan had het voorstel B. en W. anders geluid! jtvoerig bestrijdt spr. dan de voorge le overolaatsing van de heeren v. 'k en Hür.er. heer GROENEVELD verwondert het, ie wethouder niets tevoren heeft ge- nadat deze zijn voorstel van orde had lenomen in vorige zitting. Nu moet geraden worden, dat de wethouders aanvankelijk voorstel handhaaft, ter- 3 het voorstel, uit den raad gedaan, wel gewijzigd na onderzoek in de C. v. O. Z.i. heeft overleg met de betrokkenen niet plaats gehad, dat noemt hij schijn-overleg Spr. dringt voortaan aan op werkelijk overleg. Overigens kan spr. zich geheel aansluiten bij de vorige sprekers. Alleen heeft hij nog bezwaar tegen de inkleeding van de voorstellen van B. en W.. die er z.i. op berekend is, den raad zoo weinig moge lijk gelegenheid te geven om zich te uiten. De heer DE REEDE sluit zich aan bij de heeren Meynen en Vos. Het gepleegd over leg was z.i. een paskwil, nader gaat spr. daarop in. Het advies van de Ver. van Hoofden, waarin slechts weinigen georga niseerd. heeft z.i. geen waarde in tegen stelling met het destijds door alle hoof den bij de reorganisatie uitgebrachte ad vies. Als adviseerend ambtenaar gaat z.i. de inspecteur van het L.O. ook veel te ver; spr. oordeelt hem meer een school- kraclit, die nu eens den raad de les leest. Maar verder wil spr. daarop niet ingaan, waar de heer Baak zich niet verdedigen kan. Hij stipuleert uitdrukkelijk, dat de beslissing is aan den raad. Men kan zich desnoods op Ged. Staten beroepen Alleen door aanvaarden van het amen dement Meynen c.s. is te behouden het vertrouwen van het personeel, doch domi- neerend is het onderwijsbelang en dat eischt z.i. eveneens aanvaarding van het amendement. De lieer KNUTTEL bestrijdt het voort gaan met de reorganisatie der Boom- marktschool voor de Kroon heeft beslist. Daarop dient z.i. gewacht. Dat dit uitvoerig debat noodig was is zuiver nu alleen de schuld van den wet houder, die den Raad onnoodig prikkelt en onkundig laat. Dit is een openbaar schandaal. Hebben wij een wethouder van Onderwijs of een dictator van een inspec teur? Spr. wijst op de enge geestverwant schap tusschen den inspecteur en de Ver. van Hoofden, die hier slechts enkele leden telt. AI wil hij de amendementen niet ge heel onderschrijven beter ware de oude krachten te vervangen door jongere zal hij toch meegaan. De heer WILMER geeft toe, dat aan het argument Meynen c.s. veel goeds is, doch het belang van het Openb. Onderwijs eischt z.i. toch aanvaarden van het voor stel van B. en W. Er is z.i. meer kans, dat de leerlingen der Haverstraat meegaan §iet den heer Broeze dan met den heer v. chaik. Speciaal aan de Paul Krugerstraat is z.i. noodig een hoofd die in de kracht zijner jaren is Dat is de heer Hüner. De heer Zeelenberg kan dan op het Schuttersveld een deel van zijn leerlingen bovendien behouden. Ook spr. hoopt in den vervolge op beter overleg, doch hij wijst er op, dat de huidige wethouder slechts volgde de gewoonte van zijn voorgangers. Wethouder TEPE heeft niet kunnen vermoeden, dat zulk een storm zou op steken tegen de consequenties der onder- wijs-reorganisatie. Veel heeft hem heden gegriefd en teleurgesteld. Er is gezegd, dat B. en W. aan den leiband van den inspecteur den raad willen overdonderen. Dat bestrijdt hij beslist. Eerst na uitvoerig overleg met den inspecteur zijn B. en W. tot deze voorstellen gekomen, volgens eer en geweten in het onderwijsbelang. Hoe spr. dat overleg wil toepassen, is niet aan den raad. Bevalt het de raad niet, dan zegge men hem het vertrouwen op. De heftige uitval van den heer Knuttel dat spr. zijn standpunt hardnekkig handhaaft uit een soort machtswellust, kon hij op zijn beurt richten tot de voorstellers der amendementen, doch hebben beide par tijen niet het goed recht van hun overtui ging? Voor spr. was er geen reden zijn mee ning te wijzigen, dus behoefde hij den raad niets mee te deelen. Wat overleg met het personeel betreft, bewandeld is de weg, die altijd 'is gevolgd cn nooit tot grootc moeilijkheden aanlei ding gaf. Spr. gelooft ook niet, dat deze zoo verkeerd is. Of de inspecteur al dan niet tactisch is opgetreden, kan men ge rust aan spr. overlaten. Meer dan vol doende bekend is z.i. bovendien, dat spr. ten allen tijde bereid is klachten in ont vangst te nemen of personeel te hooren. De heer GROENEVELD :dat is toch geen overleg. De WETHOUDER is ter goeder trouw ge weest, in de mcening, dat hij dit bezwaar had, dit tegen hem wel had geuit. Men had dan kunnen overleggen en desnoods zou hij zijn voorstellen hebben teruggeno men- Beide betrokken hoofden, hier in het geding, zijn later door hem gehoord doch dit onderhoud gaf hem allerminst reden terug te komen op de voorstellen. Al is er dan geen direct overleg geweest, in wezen is het er wel geweest en van opleggen van wil is dan ook geen sprake Spr. herhaalt, dat alleen het onderwijs belang voor hem beslissend was en de heer Wilmer releveerde reeds eenige redenen daartoe. Maar er is nog meer. De ophef fing der Duivenbodestraat was niet alleen formeel doch. in het belang der school, waarheen de school der Haverstraat zou overgaan met het pevsoneel, hetgeen juist de bedoeling van B. en W. accentueert en doeltreffend reeds is gebleken bij ouders, die weifelden. Gaat het personeel niet mee. dan zou het bijz. onderwijs wel eens kunnen worden gebaat! Uit de debatten etc. zou men wellicht kunnen concludec- ren. dat de Haverstraatschool B en Schut tersveld B zijn opgeheven doordat, de hoof den daar minder waren, dan wil hij dit nadrukkelijk tegenspreken. De B-scholen, ziln slechter bezet dan de A-scholen ten gevolge van den aanvang; men prefereert Maart. Daarmede vervalt geheel het argu ment van den heer Meynen. (Deze ont kent dit). Van achteruitstelling van hoofden is geen sprake, doch het belang van het on derwijs domineert zelfs over het belang van school-wisseling na vele jaren van dienst. Voor de goede zaak moet men dat ook over hebben. En de heer v. Schaik èn de heer Hüner met hun grootere veerkracht zullen echter een mooie propagandistische taak krijgen, terwijl beide andere heeren eveneens op hun plaats zullen zijn volgens de voorstellen van B. en W. Formeel betwist spr. dan nog. dat voor den heer Zeelenberg geldt overplaatsing. (De heer De Reede betwist dit) tenminste bij handhaving van het voorstel van B en W. en dat is toch hun goed recht, om eigen oordeel overeind te houden. Men kan toch niet van het college eischen opeens maar om te vallen en tegen den raad te zeggen: doet precies zooals gij wilt. Verder discus sieeren heeft zi. geen zin. De heer DE REEDE meent, dat de raad het laatste formeele bezwaar van den wet houder gerust kan negeeren. hij beroept zich daarbij op den hoofdinspecteur van het L. O. en den administrateur bü desbe treffende afdeeling aan het betrokken de partement. De heer v. EECKE verklaart zich mede namens den heer Bosman voor den wet houder. De heer KNUTTEL handhaaft zijn mee ning over autocratisch optreden, speciaal van den inspecteur van het L. O., die blijkbaar op den zetel van den wethouder wii gaan zitten. Spr. bestrijdt verder nog de onderwijs- motievcn door den wethouder genoemd. In verhouding waren toch de heeren Broeze cn Zeelenberg de minderen en de beteren worden nu verwijderd van hun scholen! De argumenten van de Ver. van Hoofden ziet spr. slechts als van persoonlijk belang. De heer GROENEVELD oordeelt het z.g. overleg van den wethouder geen overleg en bestrijdt voorts ook de formeele kwes tie van de niet-mogelijkheid der overplaat sing van den heer Zeelenberg. Ongetwij feld heeft de wethouder het recht van zijn overtuiging, doch ook den raad komt dat recht toe. De heer WILBRINK is het niet eens met den wethouder, dat behoorlijk overleg heeft plaats gehad. Hoofdambtenaren zijn tevo ren niet gehoord. Overleg met den inspec teur zegt niets, die staat buiten de in stanties. Hoe willen zelfs hoofdambtenaren echter B. en W. doen terugkomen op een genomen besluit. Sub I van het voorstel van B. en W. wordt daarop verworpen met 1914 stem men. Voor de heeren Coster, v. Eecke. v. Tol, Bosman. Bergers. Wilmer, Simonis. Bee kenkamp. Huurman. Manders en de wet houders. Verdere behandeling wordt dan aange houden tot 's avonds om B. en W. gelegen heid te geven te beraden. DE KWESTIE VAN MAATSCHAPPELIJK HULPBETOON. 3o. Missive van de Gemeentelijke Com missie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, naar aanleiding van de beschuldigingen door Mevr. Braggaarde Does aan het adres dier Commissie geuit in de raads vergaderingen, waarin de begrooting voor 1932 werd behandeld. (134) VERWEER VAN MEVR. BRAGGAAR. Mevr. BRAGGAAR—DE DOES is nieuws gierig of het uitstel den leden meer inzicht heeft gebracht. Dat kan alleen voor haar gunstig zijn. Zij heeft niet alleen critiek geoefend doch ook feiten gegeven, niet om personen onaangenaam te zijn, doch om te trachten de meest noodlijdenden te hel pen. Dat heeft spr. niet zoo spoedig gedaan eerst na 5 jaar zitting in de commissie te hebben gehad, toen haar gebleken was, dat zij in de commissie geen succes kon verwerven. Spr. handhaaft het bij de begrooting gezegde volledig en wil dit nog nader sta ven Spr releveert kort even de geschiede nis. Na het raadsdebat vroeg de voorzit ter van M. H. haar de gevallen precies op te geven terwijl hij In den raad een onpar tijdig onderzoek weigerde. Spr. weigerde daarom, van meening. dat een publiek ge worden kwestie alleen publiek moest wor den behandeld. Bovendien had de weth. de gevallen best kunnen onderkennen waar de heer Knut tel in dit geval tegenover den weth. leek zelfs 2 gevallen precies kon onder scheiden. M. H. besloot tot een bijzondere vergadering op 26 April en rechtte zich zelf, terwijl M. H. in beschuldiging was gesteld! Het is toch niet de gewoonte dat beschuldigden zelf een onderzoek in stellen; dan kon men de rechters wel af schaffen. Een onpartijdige commissie was bier noodig geweest. De houding der le den van M. H. tegenover spr. was zeer vijandig. Men noemde haar laf en sprak van „de vlucht nemen", toen zij de ver gadering verliet, doch daarvan is spr. zeker niet te beschuldigen, die het aan durfde deze kwestie in het publiek te brengen. Deze beschuldigingen vallen terug op de commissie zelf. Spr.'s partij genoot bleef ter vergadering om op de hoogte te blijven van het gebeurde. Het adres is nog maar een aftrekseltje van wat daar geschied is. En als zij wederom een commissie van onderzoek vraagt, dan vraagt zij ook onderzoek der notulen van die vergadering. De voorzitter sprak bü de begrootingsdebatten over „verdacht making" terwül de wethouder gewaagde van „volkomen onjuist". Spr. is vooral door den voorzitter gegriefd en spr. had verwacht van hem als weldenkend mensch intrekken of waar-maken. Spr. keert zich dan fel tegen de N L. Crt. Hoewel het haar zeer onaangenaam is, is het toch voor haar zeer gemakkelük 't adres te weerleggen, vooral, nu zü thans het recht heeft zoo noodig namen en adressen te gebruiken, als men weer spreekt van onjuist. Volgens het adres is alles wat zü zeide onjuist. Maar dan had toch het weigeren san een onderzoek betreurd moeten zün door M. H.! In tegenstelling echter sprak M. H. zyn voldoening uit over de verwer ping der commissie van onderzoek, daar daaruit vertrouwen bleek. Een lid ging zelfs zoover te zeggen: „als deze com missie er gekomen was, dan was ik heen gegaan." Wanneer spr. nogmaals een commissie van onderzoek vraagt, hoopt zü op een ander besluit. Spr. gaat dan er toe over het adres op den voet te volgen. Verbo den heeft de fractie haar niets, alleen ge adviseerd en daarmede ging spr. geheel occoord. Dat is dus geheel onjuist. Verder heet het in het adres, dat de beleefdheid cischte dat spr. bhjven zou, doch hoe kan er. gezien den toon, voor de schrüvers van dit adres, sprake zün van beleefdheid! Dat men het onaangenaam vond. is te bcgrüpen. maar de waarheid is vaak hard. Wat het verwü't van onvolledigheid be treft, op verzoek van den voorzitter, is spr. kort geweest, doch nu zal spr. uit voeriger zün, door de ondervinding ge leerd. Verder griefde het de commissie dat zü beschuldigd is, daar, waar de leden niet aanwezig waren. n.l. in den raad, doch daar zit toch de voorzitter, wethouder en advocaat, die het toch wel op kan nemen tegen haar als lid en gewone arbeiders vrouw. De vergelijking met den heer v. Es gaat heelemaal niet op; uitvoerig gaat spr. daarop in. Voorts wordt gezegd dat het bedrag der steunregeling niets zegt, doch daarop komt het practisch toch aan. Hierna schorsing. AVONDZITTING. DE ONDERWIJSKWESTIE. Wethouder TEPE zegt, dat het college van B. en W. van gedachte heeft gewis seld na de nederlaag van 's middags in de Onderwijskwestie en hü deelt nader a.s resultaat het volgende mede: daar het college geen ernstig conflict wenscht met den Raad, oordeelen B. en W. het wen- schelük de kwestie aan te houden, ten einde een nader onderzoek in te stelle» naar het op grond van deskundige verkla ringen te berde gebrachte Inzake de mo gelijkheid van overplaatsing van den heer Zeelenberg en tevens de amendementen- Meynen c.s. De heer GROENEVELD ziet met het oog op den tijd van 27 Juni geen aanleiding tot aanhouden. Wethouder TEPE: B. en W. zullen op grond van art. 41 der L.O.-wet dan tijdeüjk voorzien. De heer DE REEDE zegt, dat het eenige vraagstuk feitelijk is die van de over- plaatsings-mogehjkheid van den heer Zee lenberg. Waarom dan zoo'n ver-strekkend uitstel? Laat men dit eene zwevend geval alleen aanhouden en verder spükers met koppen slaan. De heer GROENEVELD zegt dat de voor stellers geen overleg hebben kunnen ple gen en dus in het nadeel zün. De VOORZITTER wil daartoe alsnog gaarne gelegenheid geven. De heer GROENEVELD meent, dat dc zaak tot op het gebeente is afgekloven en afdoening gewenscht is. Zün B. en W. het niet eens met het raadsbesluit, laten zü dan in beroep gaan. De heer WILMER oordeelt uitstel het beste, opdat bekeken kan worden wie ge- hjk heeft inzake het recht van benoemen. Wethouder TEPE bevestigt dit. Hü wil wel toezeggen, dat B. en W. geen der be twiste personen tijdeüjk zullen benoemen. De heer GROENEVELD houdt mede na mens de heeren Meynen en Vos afdoen voor het beste (De heer Van Es is af wezig). Het voorstel tot aanhouden wordt ver worpen met 1711 stemmen. Voor de heeren Coster, v. Eecke, v. Tol. Bosman, Bergers, Wilmer, Beekenkamp en dc wethouders. CONFLICT TUSSCHEN B, EN W. EN DEN RAAD. De VOORZITTER leest een verklaring voor, dat, waar de raad niet heeft willen medewerken, B. en W. overgaan tot het verleenen van eervol ontslag aan den heer Hüner met ingang van 27 Juni. De heer WILBRINK wüst er op, dat de raad niet weigert mede te werken, inte gendeel, hij wil de zaak afdoen en nu komt opeens dat tevoren klaar gemaakte stuk om eigen inzicht door te drijven. Dat is wel in flagrante tegenspraak met het voor stel tot uitstel om een conflict te voor komen! Is dit het college waardig om zulk een dubbelzinnige houding aan te nemen' Waarom niet ruiterlijk gezegd: zoo staat het: doch in plaats daarvan achterna den raad te stellen voor een fait accompü' Als men meent zóó een conflict te voor komen of te verzachten, dan slaat men de plank geheel mis. De heer GROENEVELD constateert even eens. dat het college een meeningsver- schll op de spits drijft. De voorstelling is bovendien valsch. Twee scholen worden opgeheven en twee hoofden verkeeren in precies denzelfden toestand. Bovendien is het niet de bedoeling van den raad één hoofd overbodig te maken, integendeel. De heer DE REEDE sluit zich geheel aan bij den heer Wilbrink. B. en W. hebben het conflict uitgelokt. De discussie kan nu alleen voor Ged. Staten worden voort gezet. De heer VERWEY vindt deze behande ling buitengewoon grievend voor den raad. Het college was blijkbaar op alles voorbe reid. Bedoeling was geen duim breed te wüken. Spr. zegt het vertrouwen in het college op in onderwü'szaken, Dc VOORZITTER vindt het natuurüjk, dat het besluit klaar was, doch B. en W. hebben eerst nog een poging willen doen een conflict te vermijden. Vandaal- het voorstel tot uitstel. Nu de raad dit wei gerde, moesten B. en W. wel hiermede komen. STEMMINGEN. DE RAAD ZET DOOR. Inzake de benoeming tot hoofd der Paul Krugerstraat A worden uitgebracht 13 stemmen op den heer Hüner, 17 op den heer Zeelenberg. Volgens art. 57 Gemeentewet is, daar de stemmen op den heer Zeelenberg on geldig zijn (het geldt een voordracht) be noemd de heer Hüner. Benoemd wordt tot onderwüzeres aan de opleidingsschool aan de Aalmarkt mcj. A. M. E. de Leeuw met 30 stemmen tegen het Engelsch van WILLIAM LOCKE door J. E. d. B. K. l-i-f zooals ieder, die tot de huis- «Mlng behoorde, stond den heelen dag 'Ie keuken, die vol damp hing, te hel- onder het oog van een vakkundigen of in de lange, frissche werkkamer, 7 wit geboezelaarde meisjes, aan rijen toe, het lekkere mengsel maakten en lakten. Hier zwaaide Bigourdin met Ingetrokken wenkbrauwen den scepter Majesteit en Félise als tweede kom- ItÜ drlbbelde glimlachend, ijverig I.""Is goed om van alles te leeren, zei |„jo?en Martin, wie weet hoe büj u eens |iJ8|n dat u paté de foie gras hebt lee- r:-naken, LiJ0? hxeeg Martin, ofschoon het niet tet dienstplan van 't Hötel des Grottes - viiopyiau va.ii u nuiah uco %_riwliaio opgenomen geweest, veel onderricht •z-.oaar in deze déücate kunst, die wer- heel prettig was. En de meisjes onder de lessen toe op de haar I ,J«e manier en wisselden blikken van [„'«ndhouding en iedereen was tevre- - behalve Bigourdin, die zün kalmte 1', Bet had herwonnen na Corinna's '«ring. JJ Bet in dit aardsch paradü's, daalde ■aoeer Lucien Viriot. «en kwam niet onverwachts. Zün Monsieur Viriot, marchand de vin en een van het beroemde krin- «le I *-■ t»Vao het Café de Univers, had al I maanden er duchtig van opge- I 'rt dat over eenige weken de jonge man uit den dienst terug zou komen. Martin had het hem hooren zeggen, Bi gourdin had hem onder de wandeling naar huis gesproken over de in den hemel besloten verbintenis van de twee jonge menschen en over zijn eigen eenzaam leven. Waar zou hij een andere huishoud ster vinden als Félise? 't Is zoo jammer, dat Corinna zoo weinig gezond verstand heeft getoond, zei Martin bü een van deze aangelegenheden. Bigourdin loosde een diepen zucht. Daar is nog Madame Thuillier, die mü hielp, toen Félise klein was, ging hü peinzend voort. Ze heeft ondervinding, maar ze is zoo horribel leelpk, de arme vrouw. Waarop hij wederom zuchtte en zoo bleef Martin in het onzekere over de plaats, die hij deze niet schoone dame in zijn huis had toegedacht. Martin was in kennis gesteld van de komst van den gewezen krügsman. Félise eveneens. Maar ik kan u niet verlaten, mon oncle, riep ze verslagen uit. Wat zou er van u worden? Wie zou uw linnengoed verstellen? Wat zou er worden van het Hotel en van de fabrique? Bah! zei hü. knippend met de vingers over zulke onbeduidende overwegingen. De brave Madame Thuillier is er immers. En ik dacht, dat u een hekel aan haar hadt, voor zoover u een hekel aan iemand hebben kunt. Je hebt het mis, nüjn kind, zei Bi gourdin. Ik heb groote achting voor haar. Zij heeft groote quaiitelten; ze is een vrouw van rijpen leeftijd met veel gezond verstand Hieruit blükt noe mannen met twee monden kunner spreken. 't Is een oude snibbekat, zei Félise. Zwüg, zei.Bigourdin op strengen toon Neen, ik zwijg niet, lachte Félise rebelsch. ik wil u niet in haar gezelschao laten. Ik wil niet van u weggaan. Ik wil niet trouwen. Dat zeggen alle heel jonge meisjes, zei Bigourdin. Maar als je Lucien ziet komen, knappe jonge kerel, met zün neus in den wind, dappere kleine Fransche soldaat, en als hij je dan aankijkt met zijn eerlijke oogen, dan zal je niet langer zeggen; ik wil niet trouwen, oom. Ze lachte om de overdreven wüzc, waar op hij een jonge meisjesstem nabootste. En toch is het waar, antwoordde zü Er is niemand, met wien ik trouwen wil, en Lucien, die zooveel mooie meisjes in Parijs heeft gezien, zal ook niet met mü willen trouwen. Als hij dat niet doet, als hü durft.... riep Bigourdin dreigend uit. Wat dan? vroeg Félise. Dan zal ik een ernstig gesprek heb ben met zijn vader, zei Bigourdin. Dus waren Martin en Félise beiden ge waarschuwd. Maar geen van beiden sloeg veel acht op die waarschuwing. Martin had altijd geweten van de bestemming, die het almachtige tweemanschap, bestaande uit haar oom en Monsieur Viriot, haar hadden toegedacht, en daar hü haar beschouwd had als verbonden aan een ander, had hü voorzichtig zich bewogen langs de gren zen van het verboden land der Teederheid met echte Martin-achtige omzichtigheid, waarmee Corinna hem nog niet zoo lang geleden geplaagd had. En in dat gema noeuvreer langs de grens lag een zekere bekoring. Met het Eeuwig Vrouwelüke was Martin nog heel weinig in aanraking ge komen, het eenmaal gekuste juffertje, dat trouwde mei den uien beminneriden lood gieter. en dan Corinna. wier kortaangebon denheid hem zoo van zün stuk bracht, tot hü zelf ook geleerd had kort aangebonden te zün. En dan nog de derde: Félise, een wezen tje. dat, Wj herinnerde zich altüd de be- schrüving van Fortinbras, als een alpen- bloem. waaruit honing wordt gemaakt, een samenstel van lieve, aardige, zachte hoe danigheden was.... Félise van haar kant had als een wel opgevoed Fransch- meisje nooit door het trillen harer oogleden in het minst ver raden, hoe de jonge Engelschman haar hartje sneller kloppen deed. En ze beleed dit ook niet aan zich zelve. En 't is best mogelük dat ze heel boos geworden zou zün als hü haar erg het hof had gemaakt. Maar daar hij zich altüd dankbaar toonde voor haar vriendschap en voor haar sym pathiek begrijpen en daar ze met hem zonder terughouding gewoon kon praten, beter dan met andere jonge mannen, zocht zü meer dan dat zü het ontliep den pret- tigen dagelükschen omgang. En daar stak niets geen kwaad in; en de boeman Lucien, dien ze vroeger op kinderlüke wijze wel lüden mocht, was honderden mülen van Brantóme verwyderd. En toen op een goeden dag stapte, met zwierigen tred, Lucien, de oud kurassier naar binnen. Zijn binnenvallen in Martin's levens kring kwam dezen onverwacht. Hij speelde tric-trac met den leeraar van de Ecoie normale, te midden van hevig redetwis tende oudere heeren, toen ze ineens in hun handen begonnen te klappen en op de tafels te slaan, en Martin, opziende van zün dobbelsteenen, zag opeens voor zich de gezette vierkante figuur van Monsieur Viriot, marchand de vin en gros. Zün oogen schitterden, zün wangen staken vuurrood af tegen zijn witte snor en sik en naast hem liep zijn jonger evenbeeld, dat er wat schaapachtig uitzag .En toen ze in den kring gekomen waren, boog de jonge man telkens voor hü de uitgestoken handen schudde en iedereen noemde hem Mon brave (dappere kerel) en dan ant woordde hü: u is wel vriendelijk en Mon sieur Viriot stelde hem netjes voor als: mün zoon, die zün militairen plicht heeft vervuld, aan Monsieur Beuzot. professeur a 1' Ecole normale, een nieuweling in Brantóme, en aan Monsieur Martin, ge wezen Engelsche leeraar. Waarop Lucien zyn bhjdschap betuigde over de kennis making met de geleerde heeren en waar op toen de geleerde heeren ook hun vreug de betuigden. En na gekras van stoelen en flinke hulp van de bedienden, werd plaats gemaakt voor Monsieur Viriot en Monsieur Lucien cn de eigenaar van het Café, Monsieur Cazensac uit Caseogne. breed en gezet, die de aardige bevolking van Périgord onder zün bescherming had genomen, kwam van achter de met fles- schen beladen toonbank om Monsieur Lucien de hand te drukken, juist toen deze opstond om Madame Cazensac, die achter de schenktafel gezeten, hem met stralende oogen aankeek, een hoffelüken groet toe te werpen. Nadat Monsieur Ca zensac Lucien had welkom geheeten in do stad züner vaderen, wendde hij zich tot Monsieur Viriot. Monsieur wenscht Champagne. Een gelukkig land is Frankrijk, waar je champagne kunt be stellen. zooals wü Engelschen whiskey soda bestellen, dacht Martin. En in het Café de 1' Univers verdween Monsieur Cazensac met een gewichtig ge zicht en toen hü een oogenblik later weer verscheen, keek hij nog veel gewichtiger er. achter hem kwamen twee bedienden, de een droeg een blad met de hooge, hei lige glazen, de andere droeg een blad met de ontkurkte flesschen, waarop de étiket- ten Grand Champagne d' Ay, zoodat iedereen zien kon wat hü te drinken kreeg en rechts onderaan stond de naam van den wünhandelaar. Allen, Monsieur Ca zensac lnkluls, klonken de glazen vol schuim met Lucien en dronken hem toe en daarna riepen ze: Vive 1' Arméé Vive la France! en daarna gingen ze weer zit ten om rustig van het heerlüke, zoete vocht te genlètén. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9