itden Leidschen Raad
|Fortinbras' Toovermacht
1 Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 Juni 1932
Derde Blad
No. 22162
maatschappelijk hulpbetoon
FEUILLETON.
j tusschen B. en W. en den Raad over de onderwijs-benoemingen
Lediging van mevr. braggaar—de does tegen
i ONDERWIJS-VOORSTELLEN
foorstel:
eHgtnet verleenen van eervol ontslag
zKj, hoofden van scholen en aan twee
0 ^fcjzeressen;
[lot benoeming van een hoofd der
jpaul Krugerstraat A;
CI^H benoeming van eene onderwijzeres
fl®opleidingsschool voor Gymnasium
igg, aan de Aalmarkt;
5 overplaatsing van een 4-tal hoof-
U scholen;
ot overplaatsing van verschillende
(ijzers en onderwijzeressen. (125)
leer MEYNEN verdedigt het mede
_.e heeren v. Es, Vos en Groeneveld
nde amendement. Het gaat er om
nbaar Onderwijs niet meer onrust
er*en dan hard noodig is en dus zoo
nH, mogelijk mutatl.s aan te brengen.
eSle grondgedachte is de Inspecteur
">t Onderwijs het ook geheel eens. De
Hen van B. en W. voldoen z.i. niet
leBende aan deze grondgedachte. Twee
ires (Paul Krugerstraat en Medusa-
li zijn evident, doch aan de Duiven-
;aat en Schuttersveld ziet spr. geen
leKares. Het gaat aan de Duivenbode-
eB~alleen om flnancieele aangelegen-
(het brengen van een leerkracht
op kosten van het rijk). Daar is der-
i geen wezenlijke vacature. Waarom
üar een nieuw hoofd te brengen? In
afclang van het Openb. Onderwijs wil
'iüar geen mutatie.
weinig anders, doch in wezen het-
is het geval aan de school op het
iitersveld. Uitvoerig gaat spr. daarop
ia. Zijn er voor beide wei-bestaande
•es beschikbare personen? Spr.
van wel, n.l. de heeren Broeze en
iberg. die hun scholen zien verdwij-
[ioor den gang der omstandigheden,
zaak is derhalve z.i. zeer eenvoudig,
«veg. door hem aangegeven, sluit zich
bj den natuurlijken toestand,
ia) houde daarbij ook vroegere muta-
het oog en lette op leeftijden van
en onderwijzers en vroegere colle-
leit; geen onoverkomelijke bezwaren,
toch liefst te vermijden,
ses voor ondergraving van het gezag
iutoriteiten is door zijn voorstel niet
rag.
heer VAN ES sluit zich bij dit betoog
den heer Meynen volledig aan. Na
inlichtingen van den inspecteur is
lanvankelijk voorstel gewijzigd in één
t, doch overigens gehandhaafd in
belang van het onderwijs, niet van de
men. zooals de inspecteur blijkbaar
Of het niet juist andersom kan zijn?
bestrijdt aan verder nog het rapport
den inspecteur in dit verband,
heer VOS vraagt of het niet zou zijn
fk aan eerbied voor de Kroon vooruit
op het beroep op de Kroon ge-
inzake de school aan de Boommarkt?
Ét uitstel en het hooren van de Com-
de van Onderwijs heeft tenminste ge-
tot een advies van meer beteekenis
het eerste advies, dat al heel weinig
;ende. Te betreuren blijft, dat de
denaren niet zijn gehoord. Bij erken-
worden vaak offers vrijwillig ge
it. die anders bij oplegging moeilijk
te dragen I Spr. treedt hierbij in per-
iliike ervaringen.
pethouder TEPE: Waren de amende-
to dan niet ingediend?
|5e heer VOS; Dan had het voorstel
B. en W. anders geluid!
jtvoerig bestrijdt spr. dan de voorge
le overolaatsing van de heeren v.
'k en Hür.er.
heer GROENEVELD verwondert het,
ie wethouder niets tevoren heeft ge-
nadat deze zijn voorstel van orde had
lenomen in vorige zitting. Nu moet
geraden worden, dat de wethouders
aanvankelijk voorstel handhaaft, ter-
3 het voorstel, uit den raad gedaan, wel
gewijzigd na onderzoek in de C. v. O.
Z.i. heeft overleg met de betrokkenen niet
plaats gehad, dat noemt hij schijn-overleg
Spr. dringt voortaan aan op werkelijk
overleg. Overigens kan spr. zich geheel
aansluiten bij de vorige sprekers. Alleen
heeft hij nog bezwaar tegen de inkleeding
van de voorstellen van B. en W.. die er z.i.
op berekend is, den raad zoo weinig moge
lijk gelegenheid te geven om zich te uiten.
De heer DE REEDE sluit zich aan bij de
heeren Meynen en Vos. Het gepleegd over
leg was z.i. een paskwil, nader gaat spr.
daarop in. Het advies van de Ver. van
Hoofden, waarin slechts weinigen georga
niseerd. heeft z.i. geen waarde in tegen
stelling met het destijds door alle hoof
den bij de reorganisatie uitgebrachte ad
vies. Als adviseerend ambtenaar gaat z.i.
de inspecteur van het L.O. ook veel te
ver; spr. oordeelt hem meer een school-
kraclit, die nu eens den raad de les leest.
Maar verder wil spr. daarop niet ingaan,
waar de heer Baak zich niet verdedigen
kan. Hij stipuleert uitdrukkelijk, dat de
beslissing is aan den raad. Men kan zich
desnoods op Ged. Staten beroepen
Alleen door aanvaarden van het amen
dement Meynen c.s. is te behouden het
vertrouwen van het personeel, doch domi-
neerend is het onderwijsbelang en dat
eischt z.i. eveneens aanvaarding van het
amendement.
De lieer KNUTTEL bestrijdt het voort
gaan met de reorganisatie der Boom-
marktschool voor de Kroon heeft beslist.
Daarop dient z.i. gewacht.
Dat dit uitvoerig debat noodig was is
zuiver nu alleen de schuld van den wet
houder, die den Raad onnoodig prikkelt
en onkundig laat. Dit is een openbaar
schandaal. Hebben wij een wethouder van
Onderwijs of een dictator van een inspec
teur? Spr. wijst op de enge geestverwant
schap tusschen den inspecteur en de Ver.
van Hoofden, die hier slechts enkele leden
telt. AI wil hij de amendementen niet ge
heel onderschrijven beter ware de oude
krachten te vervangen door jongere zal
hij toch meegaan.
De heer WILMER geeft toe, dat aan het
argument Meynen c.s. veel goeds is, doch
het belang van het Openb. Onderwijs
eischt z.i. toch aanvaarden van het voor
stel van B. en W. Er is z.i. meer kans, dat
de leerlingen der Haverstraat meegaan
§iet den heer Broeze dan met den heer v.
chaik.
Speciaal aan de Paul Krugerstraat is z.i.
noodig een hoofd die in de kracht zijner
jaren is Dat is de heer Hüner. De heer
Zeelenberg kan dan op het Schuttersveld
een deel van zijn leerlingen bovendien
behouden. Ook spr. hoopt in den vervolge
op beter overleg, doch hij wijst er op, dat
de huidige wethouder slechts volgde de
gewoonte van zijn voorgangers.
Wethouder TEPE heeft niet kunnen
vermoeden, dat zulk een storm zou op
steken tegen de consequenties der onder-
wijs-reorganisatie. Veel heeft hem heden
gegriefd en teleurgesteld. Er is gezegd,
dat B. en W. aan den leiband van den
inspecteur den raad willen overdonderen.
Dat bestrijdt hij beslist. Eerst na uitvoerig
overleg met den inspecteur zijn B. en W.
tot deze voorstellen gekomen, volgens eer
en geweten in het onderwijsbelang. Hoe
spr. dat overleg wil toepassen, is niet aan
den raad. Bevalt het de raad niet, dan
zegge men hem het vertrouwen op. De
heftige uitval van den heer Knuttel dat
spr. zijn standpunt hardnekkig handhaaft
uit een soort machtswellust, kon hij op
zijn beurt richten tot de voorstellers der
amendementen, doch hebben beide par
tijen niet het goed recht van hun overtui
ging?
Voor spr. was er geen reden zijn mee
ning te wijzigen, dus behoefde hij den
raad niets mee te deelen.
Wat overleg met het personeel betreft,
bewandeld is de weg, die altijd 'is gevolgd
cn nooit tot grootc moeilijkheden aanlei
ding gaf. Spr. gelooft ook niet, dat deze
zoo verkeerd is. Of de inspecteur al dan
niet tactisch is opgetreden, kan men ge
rust aan spr. overlaten. Meer dan vol
doende bekend is z.i. bovendien, dat spr.
ten allen tijde bereid is klachten in ont
vangst te nemen of personeel te hooren.
De heer GROENEVELD :dat is toch geen
overleg.
De WETHOUDER is ter goeder trouw ge
weest, in de mcening, dat hij dit bezwaar
had, dit tegen hem wel had geuit. Men
had dan kunnen overleggen en desnoods
zou hij zijn voorstellen hebben teruggeno
men-
Beide betrokken hoofden, hier in het
geding, zijn later door hem gehoord doch
dit onderhoud gaf hem allerminst reden
terug te komen op de voorstellen. Al is er
dan geen direct overleg geweest, in wezen
is het er wel geweest en van opleggen van
wil is dan ook geen sprake
Spr. herhaalt, dat alleen het onderwijs
belang voor hem beslissend was en de heer
Wilmer releveerde reeds eenige redenen
daartoe. Maar er is nog meer. De ophef
fing der Duivenbodestraat was niet alleen
formeel doch. in het belang der school,
waarheen de school der Haverstraat zou
overgaan met het pevsoneel, hetgeen juist
de bedoeling van B. en W. accentueert en
doeltreffend reeds is gebleken bij ouders,
die weifelden. Gaat het personeel niet
mee. dan zou het bijz. onderwijs wel eens
kunnen worden gebaat! Uit de debatten
etc. zou men wellicht kunnen concludec-
ren. dat de Haverstraatschool B en Schut
tersveld B zijn opgeheven doordat, de hoof
den daar minder waren, dan wil hij dit
nadrukkelijk tegenspreken. De B-scholen,
ziln slechter bezet dan de A-scholen ten
gevolge van den aanvang; men prefereert
Maart. Daarmede vervalt geheel het argu
ment van den heer Meynen. (Deze ont
kent dit).
Van achteruitstelling van hoofden is
geen sprake, doch het belang van het on
derwijs domineert zelfs over het belang van
school-wisseling na vele jaren van dienst.
Voor de goede zaak moet men dat ook
over hebben. En de heer v. Schaik èn de
heer Hüner met hun grootere veerkracht
zullen echter een mooie propagandistische
taak krijgen, terwijl beide andere heeren
eveneens op hun plaats zullen zijn volgens
de voorstellen van B. en W.
Formeel betwist spr. dan nog. dat voor
den heer Zeelenberg geldt overplaatsing.
(De heer De Reede betwist dit) tenminste
bij handhaving van het voorstel van B en
W. en dat is toch hun goed recht, om eigen
oordeel overeind te houden. Men kan toch
niet van het college eischen opeens maar
om te vallen en tegen den raad te zeggen:
doet precies zooals gij wilt. Verder discus
sieeren heeft zi. geen zin.
De heer DE REEDE meent, dat de raad
het laatste formeele bezwaar van den wet
houder gerust kan negeeren. hij beroept
zich daarbij op den hoofdinspecteur van
het L. O. en den administrateur bü desbe
treffende afdeeling aan het betrokken de
partement.
De heer v. EECKE verklaart zich mede
namens den heer Bosman voor den wet
houder.
De heer KNUTTEL handhaaft zijn mee
ning over autocratisch optreden, speciaal
van den inspecteur van het L. O., die
blijkbaar op den zetel van den wethouder
wii gaan zitten.
Spr. bestrijdt verder nog de onderwijs-
motievcn door den wethouder genoemd. In
verhouding waren toch de heeren Broeze
cn Zeelenberg de minderen en de beteren
worden nu verwijderd van hun scholen!
De argumenten van de Ver. van Hoofden
ziet spr. slechts als van persoonlijk belang.
De heer GROENEVELD oordeelt het z.g.
overleg van den wethouder geen overleg
en bestrijdt voorts ook de formeele kwes
tie van de niet-mogelijkheid der overplaat
sing van den heer Zeelenberg. Ongetwij
feld heeft de wethouder het recht van zijn
overtuiging, doch ook den raad komt dat
recht toe.
De heer WILBRINK is het niet eens met
den wethouder, dat behoorlijk overleg heeft
plaats gehad. Hoofdambtenaren zijn tevo
ren niet gehoord. Overleg met den inspec
teur zegt niets, die staat buiten de in
stanties. Hoe willen zelfs hoofdambtenaren
echter B. en W. doen terugkomen op een
genomen besluit.
Sub I van het voorstel van B. en W.
wordt daarop verworpen met 1914 stem
men.
Voor de heeren Coster, v. Eecke. v. Tol,
Bosman. Bergers. Wilmer, Simonis. Bee
kenkamp. Huurman. Manders en de wet
houders.
Verdere behandeling wordt dan aange
houden tot 's avonds om B. en W. gelegen
heid te geven te beraden.
DE KWESTIE VAN MAATSCHAPPELIJK
HULPBETOON.
3o. Missive van de Gemeentelijke Com
missie voor Maatschappelijk Hulpbetoon,
naar aanleiding van de beschuldigingen
door Mevr. Braggaarde Does aan het
adres dier Commissie geuit in de raads
vergaderingen, waarin de begrooting voor
1932 werd behandeld. (134)
VERWEER VAN MEVR. BRAGGAAR.
Mevr. BRAGGAAR—DE DOES is nieuws
gierig of het uitstel den leden meer inzicht
heeft gebracht. Dat kan alleen voor haar
gunstig zijn. Zij heeft niet alleen critiek
geoefend doch ook feiten gegeven, niet om
personen onaangenaam te zijn, doch om te
trachten de meest noodlijdenden te hel
pen. Dat heeft spr. niet zoo spoedig gedaan
eerst na 5 jaar zitting in de commissie te
hebben gehad, toen haar gebleken was,
dat zij in de commissie geen succes kon
verwerven.
Spr. handhaaft het bij de begrooting
gezegde volledig en wil dit nog nader sta
ven Spr releveert kort even de geschiede
nis. Na het raadsdebat vroeg de voorzit
ter van M. H. haar de gevallen precies op
te geven terwijl hij In den raad een onpar
tijdig onderzoek weigerde. Spr. weigerde
daarom, van meening. dat een publiek ge
worden kwestie alleen publiek moest wor
den behandeld.
Bovendien had de weth. de gevallen best
kunnen onderkennen waar de heer Knut
tel in dit geval tegenover den weth.
leek zelfs 2 gevallen precies kon onder
scheiden. M. H. besloot tot een bijzondere
vergadering op 26 April en rechtte zich
zelf, terwijl M. H. in beschuldiging was
gesteld! Het is toch niet de gewoonte
dat beschuldigden zelf een onderzoek in
stellen; dan kon men de rechters wel af
schaffen. Een onpartijdige commissie was
bier noodig geweest. De houding der le
den van M. H. tegenover spr. was zeer
vijandig. Men noemde haar laf en sprak
van „de vlucht nemen", toen zij de ver
gadering verliet, doch daarvan is spr.
zeker niet te beschuldigen, die het aan
durfde deze kwestie in het publiek te
brengen. Deze beschuldigingen vallen
terug op de commissie zelf. Spr.'s partij
genoot bleef ter vergadering om op de
hoogte te blijven van het gebeurde. Het
adres is nog maar een aftrekseltje van
wat daar geschied is. En als zij wederom
een commissie van onderzoek vraagt, dan
vraagt zij ook onderzoek der notulen van
die vergadering. De voorzitter sprak bü
de begrootingsdebatten over „verdacht
making" terwül de wethouder gewaagde
van „volkomen onjuist". Spr. is vooral
door den voorzitter gegriefd en spr. had
verwacht van hem als weldenkend mensch
intrekken of waar-maken. Spr. keert zich
dan fel tegen de N L. Crt.
Hoewel het haar zeer onaangenaam is,
is het toch voor haar zeer gemakkelük 't
adres te weerleggen, vooral, nu zü thans
het recht heeft zoo noodig namen en
adressen te gebruiken, als men weer
spreekt van onjuist.
Volgens het adres is alles wat zü zeide
onjuist. Maar dan had toch het weigeren
san een onderzoek betreurd moeten zün
door M. H.! In tegenstelling echter sprak
M. H. zyn voldoening uit over de verwer
ping der commissie van onderzoek, daar
daaruit vertrouwen bleek. Een lid ging
zelfs zoover te zeggen: „als deze com
missie er gekomen was, dan was ik heen
gegaan."
Wanneer spr. nogmaals een commissie
van onderzoek vraagt, hoopt zü op een
ander besluit. Spr. gaat dan er toe over
het adres op den voet te volgen. Verbo
den heeft de fractie haar niets, alleen ge
adviseerd en daarmede ging spr. geheel
occoord. Dat is dus geheel onjuist. Verder
heet het in het adres, dat de beleefdheid
cischte dat spr. bhjven zou, doch hoe kan
er. gezien den toon, voor de schrüvers van
dit adres, sprake zün van beleefdheid!
Dat men het onaangenaam vond. is te
bcgrüpen. maar de waarheid is vaak hard.
Wat het verwü't van onvolledigheid be
treft, op verzoek van den voorzitter, is
spr. kort geweest, doch nu zal spr. uit
voeriger zün, door de ondervinding ge
leerd.
Verder griefde het de commissie dat zü
beschuldigd is, daar, waar de leden niet
aanwezig waren. n.l. in den raad, doch
daar zit toch de voorzitter, wethouder en
advocaat, die het toch wel op kan nemen
tegen haar als lid en gewone arbeiders
vrouw. De vergelijking met den heer v. Es
gaat heelemaal niet op; uitvoerig gaat spr.
daarop in. Voorts wordt gezegd dat het
bedrag der steunregeling niets zegt, doch
daarop komt het practisch toch aan.
Hierna schorsing.
AVONDZITTING.
DE ONDERWIJSKWESTIE.
Wethouder TEPE zegt, dat het college
van B. en W. van gedachte heeft gewis
seld na de nederlaag van 's middags in de
Onderwijskwestie en hü deelt nader a.s
resultaat het volgende mede: daar het
college geen ernstig conflict wenscht met
den Raad, oordeelen B. en W. het wen-
schelük de kwestie aan te houden, ten
einde een nader onderzoek in te stelle»
naar het op grond van deskundige verkla
ringen te berde gebrachte Inzake de mo
gelijkheid van overplaatsing van den heer
Zeelenberg en tevens de amendementen-
Meynen c.s.
De heer GROENEVELD ziet met het oog
op den tijd van 27 Juni geen aanleiding
tot aanhouden.
Wethouder TEPE: B. en W. zullen op
grond van art. 41 der L.O.-wet dan tijdeüjk
voorzien.
De heer DE REEDE zegt, dat het eenige
vraagstuk feitelijk is die van de over-
plaatsings-mogehjkheid van den heer Zee
lenberg. Waarom dan zoo'n ver-strekkend
uitstel? Laat men dit eene zwevend geval
alleen aanhouden en verder spükers met
koppen slaan.
De heer GROENEVELD zegt dat de voor
stellers geen overleg hebben kunnen ple
gen en dus in het nadeel zün.
De VOORZITTER wil daartoe alsnog
gaarne gelegenheid geven.
De heer GROENEVELD meent, dat dc
zaak tot op het gebeente is afgekloven en
afdoening gewenscht is. Zün B. en W. het
niet eens met het raadsbesluit, laten zü
dan in beroep gaan.
De heer WILMER oordeelt uitstel het
beste, opdat bekeken kan worden wie ge-
hjk heeft inzake het recht van benoemen.
Wethouder TEPE bevestigt dit. Hü wil
wel toezeggen, dat B. en W. geen der be
twiste personen tijdeüjk zullen benoemen.
De heer GROENEVELD houdt mede na
mens de heeren Meynen en Vos afdoen
voor het beste (De heer Van Es is af
wezig).
Het voorstel tot aanhouden wordt ver
worpen met 1711 stemmen.
Voor de heeren Coster, v. Eecke, v. Tol.
Bosman, Bergers, Wilmer, Beekenkamp en
dc wethouders.
CONFLICT TUSSCHEN B, EN W.
EN DEN RAAD.
De VOORZITTER leest een verklaring
voor, dat, waar de raad niet heeft willen
medewerken, B. en W. overgaan tot het
verleenen van eervol ontslag aan den heer
Hüner met ingang van 27 Juni.
De heer WILBRINK wüst er op, dat de
raad niet weigert mede te werken, inte
gendeel, hij wil de zaak afdoen en nu komt
opeens dat tevoren klaar gemaakte stuk
om eigen inzicht door te drijven. Dat is
wel in flagrante tegenspraak met het voor
stel tot uitstel om een conflict te voor
komen! Is dit het college waardig om zulk
een dubbelzinnige houding aan te nemen'
Waarom niet ruiterlijk gezegd: zoo staat
het: doch in plaats daarvan achterna den
raad te stellen voor een fait accompü'
Als men meent zóó een conflict te voor
komen of te verzachten, dan slaat men de
plank geheel mis.
De heer GROENEVELD constateert even
eens. dat het college een meeningsver-
schll op de spits drijft. De voorstelling is
bovendien valsch. Twee scholen worden
opgeheven en twee hoofden verkeeren in
precies denzelfden toestand. Bovendien is
het niet de bedoeling van den raad één
hoofd overbodig te maken, integendeel.
De heer DE REEDE sluit zich geheel aan
bij den heer Wilbrink. B. en W. hebben het
conflict uitgelokt. De discussie kan nu
alleen voor Ged. Staten worden voort
gezet.
De heer VERWEY vindt deze behande
ling buitengewoon grievend voor den raad.
Het college was blijkbaar op alles voorbe
reid. Bedoeling was geen duim breed te
wüken. Spr. zegt het vertrouwen in het
college op in onderwü'szaken,
Dc VOORZITTER vindt het natuurüjk,
dat het besluit klaar was, doch B. en W.
hebben eerst nog een poging willen doen
een conflict te vermijden. Vandaal- het
voorstel tot uitstel. Nu de raad dit wei
gerde, moesten B. en W. wel hiermede
komen.
STEMMINGEN. DE RAAD ZET DOOR.
Inzake de benoeming tot hoofd der Paul
Krugerstraat A worden uitgebracht 13
stemmen op den heer Hüner, 17 op den
heer Zeelenberg.
Volgens art. 57 Gemeentewet is, daar
de stemmen op den heer Zeelenberg on
geldig zijn (het geldt een voordracht) be
noemd de heer Hüner.
Benoemd wordt tot onderwüzeres aan
de opleidingsschool aan de Aalmarkt mcj.
A. M. E. de Leeuw met 30 stemmen tegen
het Engelsch van WILLIAM LOCKE
door J. E. d. B. K.
l-i-f zooals ieder, die tot de huis-
«Mlng behoorde, stond den heelen dag
'Ie keuken, die vol damp hing, te hel-
onder het oog van een vakkundigen
of in de lange, frissche werkkamer,
7 wit geboezelaarde meisjes, aan rijen
toe, het lekkere mengsel maakten en
lakten. Hier zwaaide Bigourdin met
Ingetrokken wenkbrauwen den scepter
Majesteit en Félise als tweede kom-
ItÜ drlbbelde glimlachend, ijverig
I.""Is goed om van alles te leeren, zei
|„jo?en Martin, wie weet hoe büj u eens
|iJ8|n dat u paté de foie gras hebt lee-
r:-naken,
LiJ0? hxeeg Martin, ofschoon het niet
tet dienstplan van 't Hötel des Grottes
- viiopyiau va.ii u nuiah uco %_riwliaio
opgenomen geweest, veel onderricht
•z-.oaar in deze déücate kunst, die wer-
heel prettig was. En de meisjes
onder de lessen toe op de haar
I ,J«e manier en wisselden blikken van
[„'«ndhouding en iedereen was tevre-
- behalve Bigourdin, die zün kalmte
1', Bet had herwonnen na Corinna's
'«ring.
JJ Bet in dit aardsch paradü's, daalde
■aoeer Lucien Viriot.
«en kwam niet onverwachts. Zün
Monsieur Viriot, marchand de vin
en een van het beroemde krin-
«le
I *-■ t»Vao het Café de Univers, had al
I maanden er duchtig van opge-
I 'rt dat over eenige weken de jonge
man uit den dienst terug zou komen.
Martin had het hem hooren zeggen, Bi
gourdin had hem onder de wandeling
naar huis gesproken over de in den hemel
besloten verbintenis van de twee jonge
menschen en over zijn eigen eenzaam
leven. Waar zou hij een andere huishoud
ster vinden als Félise?
't Is zoo jammer, dat Corinna zoo
weinig gezond verstand heeft getoond, zei
Martin bü een van deze aangelegenheden.
Bigourdin loosde een diepen zucht.
Daar is nog Madame Thuillier, die
mü hielp, toen Félise klein was, ging hü
peinzend voort. Ze heeft ondervinding,
maar ze is zoo horribel leelpk, de arme
vrouw.
Waarop hij wederom zuchtte en zoo
bleef Martin in het onzekere over de
plaats, die hij deze niet schoone dame in
zijn huis had toegedacht.
Martin was in kennis gesteld van de
komst van den gewezen krügsman. Félise
eveneens.
Maar ik kan u niet verlaten, mon
oncle, riep ze verslagen uit. Wat zou er
van u worden? Wie zou uw linnengoed
verstellen? Wat zou er worden van het
Hotel en van de fabrique?
Bah! zei hü. knippend met de vingers
over zulke onbeduidende overwegingen.
De brave Madame Thuillier is er immers.
En ik dacht, dat u een hekel aan haar
hadt, voor zoover u een hekel aan iemand
hebben kunt.
Je hebt het mis, nüjn kind, zei Bi
gourdin. Ik heb groote achting voor haar.
Zij heeft groote quaiitelten; ze is een
vrouw van rijpen leeftijd met veel gezond
verstand Hieruit blükt noe mannen met
twee monden kunner spreken.
't Is een oude snibbekat, zei Félise.
Zwüg, zei.Bigourdin op strengen toon
Neen, ik zwijg niet, lachte Félise
rebelsch. ik wil u niet in haar gezelschao
laten. Ik wil niet van u weggaan. Ik wil
niet trouwen.
Dat zeggen alle heel jonge meisjes,
zei Bigourdin. Maar als je Lucien ziet
komen, knappe jonge kerel, met zün neus
in den wind, dappere kleine Fransche
soldaat, en als hij je dan aankijkt met
zijn eerlijke oogen, dan zal je niet langer
zeggen; ik wil niet trouwen, oom.
Ze lachte om de overdreven wüzc, waar
op hij een jonge meisjesstem nabootste.
En toch is het waar, antwoordde zü
Er is niemand, met wien ik trouwen wil,
en Lucien, die zooveel mooie meisjes in
Parijs heeft gezien, zal ook niet met mü
willen trouwen.
Als hij dat niet doet, als hü durft....
riep Bigourdin dreigend uit.
Wat dan? vroeg Félise.
Dan zal ik een ernstig gesprek heb
ben met zijn vader, zei Bigourdin.
Dus waren Martin en Félise beiden ge
waarschuwd. Maar geen van beiden sloeg
veel acht op die waarschuwing. Martin had
altijd geweten van de bestemming, die het
almachtige tweemanschap, bestaande uit
haar oom en Monsieur Viriot, haar hadden
toegedacht, en daar hü haar beschouwd
had als verbonden aan een ander, had hü
voorzichtig zich bewogen langs de gren
zen van het verboden land der Teederheid
met echte Martin-achtige omzichtigheid,
waarmee Corinna hem nog niet zoo lang
geleden geplaagd had. En in dat gema
noeuvreer langs de grens lag een zekere
bekoring. Met het Eeuwig Vrouwelüke was
Martin nog heel weinig in aanraking ge
komen, het eenmaal gekuste juffertje, dat
trouwde mei den uien beminneriden lood
gieter. en dan Corinna. wier kortaangebon
denheid hem zoo van zün stuk bracht, tot
hü zelf ook geleerd had kort aangebonden
te zün.
En dan nog de derde: Félise, een wezen
tje. dat, Wj herinnerde zich altüd de be-
schrüving van Fortinbras, als een alpen-
bloem. waaruit honing wordt gemaakt, een
samenstel van lieve, aardige, zachte hoe
danigheden was....
Félise van haar kant had als een wel
opgevoed Fransch- meisje nooit door het
trillen harer oogleden in het minst ver
raden, hoe de jonge Engelschman haar
hartje sneller kloppen deed. En ze beleed
dit ook niet aan zich zelve. En 't is best
mogelük dat ze heel boos geworden zou
zün als hü haar erg het hof had gemaakt.
Maar daar hij zich altüd dankbaar toonde
voor haar vriendschap en voor haar sym
pathiek begrijpen en daar ze met hem
zonder terughouding gewoon kon praten,
beter dan met andere jonge mannen, zocht
zü meer dan dat zü het ontliep den pret-
tigen dagelükschen omgang. En daar stak
niets geen kwaad in; en de boeman
Lucien, dien ze vroeger op kinderlüke
wijze wel lüden mocht, was honderden
mülen van Brantóme verwyderd.
En toen op een goeden dag stapte, met
zwierigen tred, Lucien, de oud kurassier
naar binnen.
Zijn binnenvallen in Martin's levens
kring kwam dezen onverwacht. Hij speelde
tric-trac met den leeraar van de Ecoie
normale, te midden van hevig redetwis
tende oudere heeren, toen ze ineens in
hun handen begonnen te klappen en op
de tafels te slaan, en Martin, opziende van
zün dobbelsteenen, zag opeens voor zich de
gezette vierkante figuur van Monsieur
Viriot, marchand de vin en gros. Zün
oogen schitterden, zün wangen staken
vuurrood af tegen zijn witte snor en sik
en naast hem liep zijn jonger evenbeeld,
dat er wat schaapachtig uitzag .En toen
ze in den kring gekomen waren, boog de
jonge man telkens voor hü de uitgestoken
handen schudde en iedereen noemde hem
Mon brave (dappere kerel) en dan ant
woordde hü: u is wel vriendelijk en Mon
sieur Viriot stelde hem netjes voor als:
mün zoon, die zün militairen plicht heeft
vervuld, aan Monsieur Beuzot. professeur
a 1' Ecole normale, een nieuweling in
Brantóme, en aan Monsieur Martin, ge
wezen Engelsche leeraar. Waarop Lucien
zyn bhjdschap betuigde over de kennis
making met de geleerde heeren en waar
op toen de geleerde heeren ook hun vreug
de betuigden. En na gekras van stoelen
en flinke hulp van de bedienden, werd
plaats gemaakt voor Monsieur Viriot en
Monsieur Lucien cn de eigenaar van het
Café, Monsieur Cazensac uit Caseogne.
breed en gezet, die de aardige bevolking
van Périgord onder zün bescherming had
genomen, kwam van achter de met fles-
schen beladen toonbank om Monsieur
Lucien de hand te drukken, juist toen
deze opstond om Madame Cazensac, die
achter de schenktafel gezeten, hem met
stralende oogen aankeek, een hoffelüken
groet toe te werpen. Nadat Monsieur Ca
zensac Lucien had welkom geheeten in do
stad züner vaderen, wendde hij zich tot
Monsieur Viriot.
Monsieur wenscht
Champagne. Een gelukkig land is
Frankrijk, waar je champagne kunt be
stellen. zooals wü Engelschen whiskey soda
bestellen, dacht Martin.
En in het Café de 1' Univers verdween
Monsieur Cazensac met een gewichtig ge
zicht en toen hü een oogenblik later weer
verscheen, keek hij nog veel gewichtiger
er. achter hem kwamen twee bedienden,
de een droeg een blad met de hooge, hei
lige glazen, de andere droeg een blad met
de ontkurkte flesschen, waarop de étiket-
ten Grand Champagne d' Ay, zoodat
iedereen zien kon wat hü te drinken kreeg
en rechts onderaan stond de naam van
den wünhandelaar. Allen, Monsieur Ca
zensac lnkluls, klonken de glazen vol
schuim met Lucien en dronken hem toe
en daarna riepen ze: Vive 1' Arméé Vive
la France! en daarna gingen ze weer zit
ten om rustig van het heerlüke, zoete
vocht te genlètén.
(Wordt vervolgd).