FLINKE VERKOOP8TE MAISON ZURLOI 0T. corjeti BGRCERS EIIB SoOMSIBA* gjs-i.&;» „DE LANDBOUW" - Rijnsburoersinge KOOKTOESTEILEN E, VOCKING, Hoogewoerd 27, Telef. 505 Mag. 't Hoekje ZEER VOORDEE BUSTEHOU „IRMA IDEA CORSET No. ARTISNIEUWS J jeze >°te /:n O0«e *a° „aeU'tng V". 3de Etage) ,s verbooden- y,JkWiJiis—- £r« product ran de Eastman Kodak Company GEVRAAGD. if Leidsche Coöp. Melkinrichting TELEFOON No. 218. .Vraagt thans onze prima GEPASTEURISEI MELK, ZOOWEL PER L., als in flessch Al onze melk wordt: 1. Bus voor bus gekeurd; 2. Machinaal gereinigd; 3. Nauwkeurig gepasteuriseerd tot 90 gr. C. en is d steeds duurzaam en betrouwbaar. Jjp~ Wordt lederen morgen versch aan huis bezorgd 'jÊf NEEMT PROEF EN U BLIJFT ZE GEBRUIKEN DE DIR vanaf f. 5.25 REPARATIE EN ONDERDEELEN Breestraat 120 - Telefoon 2418 De Curator in het faillis sement J. P. RIJNDERS te Noordwijk, maakt bekend, dat door hem ter Griffie van het Kantongerecht te Leiden en van de Rechtbank te 's-Gravenhage ter inzage is gedeponeerd de uitdeelings- Iijst in dat faillissement. De Curator: Mr. Tj. D. SCHAPER. Leiden, 15 Juni 1932. 1541 Bij vonnis van de Ar- rondissements-Rechtbank te 's-Gravenhage d.d. 13 Juni 1932 Is uitgesproken het faillissement van C. JONGENBURGER, handelende onder den firma naam Kalkzandsteenfabriek Grijpesteyn, te Alphen aan den Rijn, met benoeming van Mr. A. B. BOMMEZIJN, Rech ter in de Rechtbank, tot Rechter-Commlssaris en van ondergeteekende, advocaat en procureur te Leiden, tot Curator. 1578 Mr. G. H. E. NORD THOMSON Kantoor: Turfmarkt 8, Leiden. Tijdelijk ofFreerer» nieuwe model (voor zware figuren) ir rose satijnstof me bustevorm als afbeelding evene voor zware figuren,? mooie rose satijnstof f 8.50. LEIDEN Maarsmanssteeg 23, Tel. 577 Den Haag, Rotterdam, Arnhem Groningen, Delft, Dordrecht 1534 Door G. J. VISSCHER. Piet Spikkel. Eigenlijk heet ik „spreeuw" en onder dien naam ben ik bij de mensehen alge meen bekend, maar als heel jong vo geltje werd ik door mijn kennissen reeds „Piet Spikkel" genoemd. Ik had toen nog geen enkel spikkeltje, maar nu heb ik wel honderd grijze spikkels over mijn heele lijf, dus ik draag mijn naam met eere. Den naam Piet heb ik van mijn grootvader. Ik ben een Amsterdammer van afkomst; wie er verstand van heeft, kan dat ook aan mijn fluiten hooren. Ik ben geboren op het dak van de Muiderpoort, dus dicht bij Artis. Toen we nog met ons vijven in 't ouder lijk nest lagen, vertelde moeder ons her haalde malen, dat we tot de trekvogels behoorden en dat daardoor op ons de ver plichting rustte, om later, als we volwas sen zouden zijn, naar een ver land, Afrika, te vliegen, ten einde daar de drie laatste en ook de drie eerste maanden van het jaar door te brengen Maar ach, hoe ging dgt? Toen we op eigen wieken konden drijven, spraken we met allerlei andere spreeuwen en daar waren erbij, die zeiden: „Naar Afrika gaan? Allemaal malligheid! 't Is veel te ver en ook levensgevaarlijk. Het wemelt daar van leeuwen, krokodillen en gieren, en al zijn we ook klein om als dessert te dienen vinden die ongure beesten ons groot genoeg Je moeder zegt, dat het heele land hier in den winter met sneeuw bedekt wordt wacht maar, totdat het zoover is en blijf maar hier!" En dat heb ik werkelijk gedaan. Niet ik alleen, maar wel honderden andere spreeu wen. Toen het winter werd, scharrelden we overdag ons voedsel op in het weiland rondom de stad, en 's avonds vlogen we, om tc overnachten, naar de boomen aan de Ceintuurbaan of op het Frederiksplein en daar sliepen we lekker onder politie toezicht, zoodat we niet bang behoefden te zijn voor jongens, ratten, bunzings, uilen of andere gevaarlijke klanten Maar al viel er in den afgeloopen winter weinig sneeuw, toch werd het voedsel ook in 't weiland schaarsch. Wie een worm vond, kon er zeker van zijn, dat hij hem met drie. vier andere spreeuwen deelen moest. Ik dacht: „Weet je wat? Vader en Moeder haalden, toen we nog klein waren, het meeste voe der uit Artis Ik wil het daar nu ook eens probeeren" Ik zei niets, maar toen we op een mor gen van 't Frederiksplein opstegen, om naar de omgeving van Amstelveen te gaan, vloog ik juist den anderen kant uit, regel recht naar Artis. Ik was wel meer in dien grooten tuin geweest, dus ik wist den weg. Ik zag de leeuwen en de uilen, maar ik dacht: „Bij jullie moet ik niet zijn". Ik ging naar de eenden en de meeuwen. Die hadden pas hun voeder gekregen en toen zij zelf genoeg gegeten hadden, gunden ze mij ook wel een hapje. Dat ging dus best. Maar even daarna kwam ik bij het ge bouw voor de kleine zangvogels, vlak naast het apenpaleis 't Was me een leven daarbinnen! Al was het midden in den winter toch hoorde ik allerlei wijsjes fluiten en daar vernam ik waarendig ook het versje, dat wij. spreeuwen, ons volkslied noemen. Ons volkslied? Maar dan moesten er daarbinnen ook spreeuwen zijn! Was dat mooie gebouw dan misschien een pen sion voor vogels? Daar moest ik meer van weten! Juist ging de deur open en ik vloog naar bin nen. Maar o wee! Ik zag wei links en rechts veel vogels, maar en daar keek ik veel meer naar ik zag er ook ver scheidene menschen en angstig vloog ik rond, zoo hoog mogelijk, vlak onder het dak. Dat zag een oppasser. De deuren werden goed gesloten. Hij haalde een langen stok met een netje aan 't eind en ik werd ge vangen! Vijf minuten later bevond ik mij in de volière, bestemd voor inlandsche vogels, in gezelschap van zeker wel vijf en twintig anderen, In 't midden stond een doode boom en ik was op 't hoogste takje gaan zitten. Ik zag daar een paai merels, een zanglijster, vinken ringmusschen. meezen, leeuweriken, een geelgors, een paai' put- tertjes en ook zoowaar een stuk of drie spreeuwen. Aan alle kanten was onze groote kooi afgesloten door ijzergaas en door de openingen zag ik andere volières met vogels uit allerlei vreemde landen; ik kende er maar enkelen van. Plotseling Geëm. Bad met roodkoperen Wand- geyser. compleet f. 97.50 Closetinrlchting, compleet f.16.50 Waschfonteir. vanaf f. 3.20 Zeepautomaat f 2.45 Vloeibare Zeep. per flesch f 0.70 ipjF" Aanleg en Reparatie van Gas- en Waterleidingen. Reparatie-Inrichting voor ieder fabrikaat Badkachel. De (jefople Ooce vaan Een Ooievaar met langen snavel Stond eens op één poot in 't moeras. Zoo uit de verte leek het eig'lijk. Of 't snaveltje een zitplaats was. Een soort van bank! Heer Langbeen riep ook: Daar krijg ik plots een goed idee! Wie van de dieren uit d'omgeving Maakt er een reisje met me mee? 't Kopijn. de Uil, twee kleine Muisjes, Vier passagiertjes stapten op En zaten deftig op den snavel Heel rustig vlak bij Langbeens kop! 't Was wèl een ongewone zitplaats En 't uitzicht werk'lük eenig, hoor! Het kostte niets, geen passagiertje Betaalde maar een cent ervoor. De reis ging over zeeën, landen, Maar plots kreeg Langbeen honger en.. - Hij gaapte!'t snaveltje ging open! 't Werd onverwacht een wilde ren! Zü liepen, vlogen, sprongen vluchtten! Geen kwam in Langbeens maag terecht Want wie daar in kwamoch i natuurlijk Verging 't den armen stakkerd slecht! Heer Langbeen stond geheel verlaten, Droef peinzend weer op éénen poot. De passagiertjes dachten dankbaar: W'ontsnapten aan een wissen dood! Nooit, nooit gaan wij weer me je mede; Wij reizen voortaan liever niet -- In jouw soort luchtschip, vliegeniertje, Want zulk een reisje geeft verdriet! (Nadruk verboden). We groeten je dus. domme Langbeen! Wü waren jou te slim toch af! Teleurgesteld sta je te kijken, Maar heusch! 't is je verdiende straf! werd ik aangenaam verrast, door het noe men van mijn naam. „Dag Spikkeltje! Dag Piet!" werd er on der mü geroepen. Wie was dat? 't Was waarendig een spreeuw dien ik goed ken de. een vroegere buurman. Toen ik nog op de Muiderpoort woonde had ik hem dik- wüls gezien, schuin over ons. op het dak van het Koloniaal Museum. Wat was ik blij dat ik hem zag! Hy kwam by my zitten en dadeiyk waren we in druk gesprek. Hy was daar al een heele maand en hü kende al onze kooigenooten. „Wees maar blij. dat je hier aangeland bent", zei hij. „Je kunt hier oud worden." „Maar", vroeg ik, „hoe kunnen we hier uitkomen, om naar 't weiland te gaan?" „Zet dat maar uit je hoofd", was zün antwoord. „Wie eenmaal in Artis opgeslo ten is, biyft er zyn heele leven". „Komen we dan nooit meer buiten?!" „Jawel! Zoodra het zacht weer wordt, gaat daar in den achterwand een deurtje open en dan hebben we vrijen toegang tot de buitenvolière. Die is wel vUf maal zoo groot als deze en ze ligt vlak op 't Zui den, dus daar zitten we in de volle zon." „Kunnen we dan geen eten gaan zoe ken?" Dat wordt je gratis thuis bezorgd. Kijk eens naar beneden. Daar is eten genoeg en drinken er by." Nu zag ik op den grond twee vierkante bakken staan, de een met wit en zwart vogelzaad, de andere met boomvruchten, en daar tusschen ook een paar meelwormen. Plotseling schoof ik hevig verschrikt een eind achteruit. „Wat overkomt je?" vroeg mijn kame raad. Ik wees met mijn kop naar den voor kant en fluisterde: .Daar staat een jongen naar ons te kyken." „O, maak je daar maar niet bezorgd over", zei mijn vrind. „Dat is een bezoe ker. Die zien we hier zoo dikwyis. Ze ko men naar ons kyken, maar ze kunnen niet by ons komen en ze brengen wel eens wat lekkers mee. Verleden week was er hier nog zoo'n knaap, die my op twee slakken trak teerde. Ik denk dat die jongen jarig was; anders zou hy niet zoo gul geweest zyn, want de slakken zyn duur in dezen tyd van 't Jaar!" Ik begon te begrüpen. dat ik wel is waar myn vryheid kwijt was, maar dat ik daarvoor in ruil kreeg vrije kost en inn- ning. Ook moest ik my door de Artiste- zoekers laten bekyken. Veel had ik m dit laatste niet te doen. want de meesten zeiden, als ze my zagen„Een spreeuw? 0, die ken ik al lang!" en dan bekeken ze het puttertje of den appelvink of de ring- musch. Aan die kleurige vogels schenken zy veel meer aandacht dan aan mü. Toch had ik hier laatst nog iemand voor het hek. die zei tot zün zoontje: „Kijk, Jan! Daar zitten twee vogels zachtjes te fluiten, die merel en die spreeuw. Let er nu eens op: by allebei zie ie de keel duidelijk op en neer gaan. maar verder zie je groote^ verschillen. De speeuw zet zijn snavel wijd open. slaat met zün vleugels en houdt den staart stil. De merel daarentegen houdt den snavel dicht beweegt zijn vleugels niet en laat zijn staart op en neer gaan. Ik vond het prettig dat die mijnheer en zijn zoontje zooveel belang in mü stelden. Dat is heel wat aangenamer dan dat je van jezelf hoort zeggen: „Hem ken lk lang!" Recht tegenover ons woont, een glans spreeuw. Dat is een prachtdier! Groen, blauw, wit. oranje, zwart dat zijn zijn voornaamste kleuren en over dat alles list een verrukkelyke glans. Hij behoort thuis in Afrika. In zyn volière zün rotsen aan gebracht en allerlei planten. Vlak naast ons huizen twee kroonduiven uit Australië. Dat zün de grootste duiven die er bestaan en mooi dat ze zijn! Maar hun gekoer, daar loop je van weg. 7 h eigenlijk meer een gebrul dan een gekoer. Dan houden ze den kop naar beneden en gaat het: „Och! Och! Och!" 't Klinkt net. alsof er in de verte iemand deil zwengel van een pomp op en neer beweegt. Ik gevoel me hier nu al recht op mun gemaka en eiken avond zing ik met de andere spreeuwen ons mooie volkslied j?» de wijze van: „Wien Neêriandsch Bloed Wij, spreeuwen, bouwen op het dak, Ons nest van heel mooi stroo .- En 's avonds, vóór we slapen gaan, Dan zingen w' altyd zoo: Piet piet, tok tok. ret tet. ta ta, Piet tok. ret tet. ta ta! Ring ring, tra-ra. mek mek la la. 1 Wie fluit ons liedje na? (bis). (Nadruk verboden). 1545 Uw jongen et vast wel een nierwaar5 Zoo'n Burgers ENR model 58! FABRIEKEN TE DEVENTER EN ROERMOND HOFLEVERANCIER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 2