ONZE MOOIE VELUWl Oude Bouwkunst in de Omgeving. LEIDSCH DAGBLAD - Vierde Blad Zaterdag 4 Juni 193; Abnormale T emperatuur-verschijnselen HEERENBAAI RIJNSBURG. ni. er.t-f n^rpj'ntj 6't rt li tl «oor.dti.^ H. S/ifimaiv* ,1 S In 975 stichtte Dirk II dus te Rijnsburg een kapel met een jachtslot. Zijn opvol gers trachtten tegenover den Bisschop van Utrecht en tegen de West-Friezen steedj meer hun macht te bevestigen. Wel raakte Holland tijdens de regee ring van den onmondlgen Dirk V een oogenblik in de handen van Godfried den Bultenaar, doch toen deze vermoord was, kwam de jonge graaf met behulp van Wil lem den Veroveraar weer in het volledig bezit van zijn erflanden. In 1091 stierf Dirk V en werd opgevolgd door Floris II, bijgenaamd ,.De Vette". Dikke menschen zijn gewoonlijk nog al goedmoedig en houden van rust. Vandaar ook dat Florls II er alles op zette, ln tegenstelling met zijn voorvaderen, om den vrede met zijn naburen te bewaren. Deze gezindheid kwam het jonge graaf schap ten goede. Florls de Vette wordt door de oude schrijvers gekenschetst als een uitstekend vorst, die alles deed om zijn onderdanen tot hooger welvaart te brengen. Doch zelf genoot hij ook gaarne van de goede gaven des levens; daarvoor was hij nu eenmaal een goedmoedige dikkerd. Hij hield van praal en breidde dus zijn hof stoet uit. 's Graven hof werd naar de eischen des tijds ingericht en was getuige van feesten, welke ln rijkdom en pracht niets onderdeden voor die van machtige bultenlandsche heeren. De geschenken, die hij links en rechts uitdeelde, worden vor stelijk genoemd. Tijdens zijn regeering begonnen de Kruistochten en Floris II beijverde zich om de opkomende burgerij te bevoordee- len. In 1122 stierf hij. Hij werd opgevolgd door zijn onmondlgen zoon Dirk VI, die voorloopig de regeering moest overlaten aan zijn moeder Petronella van Saksen. Niet al diens deugden had de weduwe van haar man geëerfd, zoodat de voor zichtige politiek uit het oog werd verloren en al spoedig een oorlog met den Duit- schen keizer dreigde. Ook de West-Friezen begonnen weer roerig te worden en zoo zien we Dirk V in 1132 dan ook reeds zelf standig optreden om alle gevaren het hoofd te bieden. Petronella van Saksen had zich na den dood van Floris II geheel te Rijnsburg geïnstalleerd. Wellicht bemerkte zij wel dra, dat haar heerschzuchtlge aard ietwat getemperd moest worden en dat zij haar energie beter kon besteden aan werken des vredes. Zoo rijpte bij haar het plan totter eeren Gods. sijner lieven Moeder en den heyligen Martelaer S. Laurens een scoon kostelyck nonnenclooster van Sinte Benedictus Órdrc" op te richten, tot lafe nis der geloovige zielen van haar voorge slacht en die met haar vermaagdschapt waren. Zij liet anderhalve eeuw na de stichting de kapel van Dirk II en het jachtslot af breken en ter plaaste een klooster met kloosterkerk bouwen. De bouw, die naar men mededeelt tien jaren duurde, was reeds ln 1133 zoover gevorderd, dat het klooster kon worden betrokken. Het was een klooster uitsluitend bestemd voor adellijke nonnen en in de klooster- lijsten, die zijn overgebleven, zien wc dan ook zoowat alle adellijke geslachten van Holland en vele van over de grenzen vertegenwoordigd. Gravin Petronella moet tot haar dood toe, in 1144, in het klooster hebben gewoond en werd met groote statie in het koor der kerk begraven. Ook na den geweldadigen dood van Dirk VI schijnt diens weduwe Sophia van Rheineck zich wel in de abdij te hebben opgehou den. Zij verrijkte deze met vele schenkin gen en begon in 1170 met den bouw der „Buurkerk", de Parochiekerk voor de Rijnsburgers. Voordat deze kerk afgebouwd was, stierf Sophie te Jerusalem op haar derden bedevaartstocht naar het H. Land. Eerst eenlge Jaren later werd de kerk voltooid. Op den 2en Mei 1183 werd ze gewijd door den bisschop van Utrecht. Boudewijn van Holland, een zoon van Dirk VI en Sophia van Rheineck, terwijl ln die dagen zijn zuster, eveneens Sophie ge- heeten, abdis te Rijnsburg was. Een en ander vermeld lk even om de nauwe be trekking tusschen het Hollandsche Huis en Rijnsburg nog even in het licht te stelle;. Men had er niet lang plezier van, want op den 15en Mei brak een geweldige brand uit, die zoowel de kerk als het klooster geheel ln asch legde. Maria Huffer, de laatste die de lotgeval len der Abdij van Rijnsburg beschreven heeft, leidt hier uit af, dat de gebouwen voor een groot deel van hout zullen zijn geweest. En dat geldt zeker vooral de bekappingen Dat een geweldige brand ook het steenwerk niet onaangetast laat en uit zijn voegen zet, hebben we evenwel nog bij den brand van 't Leidsche Stadhuis gezien. Houten balken en kapspanten waren ln den ouden tijd bijzonder zwaar en als deze door een geweldigen brand werden verteerd, werd meermalen ook de steenconstructie ontzet. De eerste Abdij van Rijnsburg behoeft dus nog geenszins een gebouw te zijn geweest, dat boven de steenen grondslagen, tendeele geformeerd van het oude materiaal der Romelnsche burcht van Drusus, vrijwel geheel uit hout bestond, zooals mej. Huffer veronderstelt. Door dezen brand gingen de nonnen in verstrooiing en trokken tijdelijk zoo veel mogelijk naar hun oude haardsteden terug, of vestigden zich ln een of ander buitenlandsch klooster, misschien te Fon- tenelles in Frankrijk. Waarschijnlijk niet het minst daartoe aangemoedigd en in staat gesteld door Graaf Floris III, den vromen kruisridder die in 1190 in Antiochie stierf, werd on middellijk begonnen met het opruimen der pulnhoopen en den herbouw der Abdij. Reeds in 1185 was deze zoover gevorderd, dat de nonnen weer naar Rijnsburg terug konden keeren. Ook na den dood van Florls III, deed diens opvolger Dirk VII met zijn gemalin Aleid van Kleef alles, om Rijnsburg weer tot bloei te brengen, door schenkingen en behartiging van vroegere gunsten. Na den brand van 1183 breidde de heerlijkheid en de macht van de Abdij van Rijnsburg zich zeer snel uit, dank zij vooral de zorg der Hollandsche graven, die hun stichting ln zekeren zin als hun bezitting beschouwden. Hier was hun mausoleum en werden zij begraven in zooverre dit niet in de Abdij van Egmond geschiedde; hier brachten zij hun doch ters, wanneer deze den kloosterlijken staat verkozen. Door de Abdij wisten zij ver schillende adellijke familiën nader aan zich te verbinden. Verder trachtten zij te bewerken, dat de Abdij geheel onafhan kelijk kwam te staan van den Bisschop van Utrecht en alleen de macht der pauzen boven zich erkende. Staatkunde was hieraan niet geheel vreemd. Men her innert zich, dat de bisschoppen steeds wereldlijke aanspraken deden gelden op Holland en dat dus de graven op hun beurt alle middelen ln 't werk stelden, om 't gezag van den Bisschop te beperken. In 't kort, de Abdij lag als een vorsten dom ln het grafschap en de Abdis maakte aanspraak op vorstelijke eerbewijzen. Zij noemde zich „Abdis bij de Gratie Gods" en werd aangesproken als „Uwe Hoogheid" en „Uw Genade". Het is natuurlijk allerminst onze bedoe ling, hier de lotgevallen der Abdij nog eens uitvoerig te herhalen. Slechts enkele punten brengen wij naar voren om ons verder zooveel mogelijk te bepalen tot de gebouwen der Abdij op zich zelve. Een der belangrijkste meteorologische elementen is zeker de temperatuur. Het wordt nog lang niet algemeen en niet vol doende Ingezien, dat de wijze, waarop de temperatuur in den loop van den dag en van den nacht verandert, zoo belangrijk is in verband met het weer, dat wij in de eerstvolgende etmaal en ook daarna te ver wachten hebben. In vele gevallen kan men uit eigenaardigheden ln dat verloop ge volgtrekkingen maken betreffende den weerstoestand over een groot gebied. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat de moeie- lijke gevolgtrekkingen het veiligst door den meteroloog kunnen worden gemaakt en dat niet iedereen zonder eenige voor afgaande bestudeering van de grondslagen der meteorologie in staat is in het verloop der temperatuur aangrijpingspunten te vinden voor een weersverwachting. Maar ik tracht door mijn artikelen over de weerkunde de lezers een dieper inzicht te geven in tal van merkwaardige meteoro logische kwesties, die onmiddellijk ver band houden met de praktische toepas singen. Overeenkomstig dit streven, wil ik thans een en ander mededeelen over het dagelljksch verloop der temperatuur en over hetgeen wij daaruit kunnen opma ken. Daarbij moet ik uitgaan van de ver onderstelling. dat men een thermograaf bezit en de temperatuur-verapderingen daarmede kan nagaan. Nu komt het ech ter vrij zelden voor, dat men zoo'n duur instrument bezit (en goed buiten opge steld heeft). Veel van hetgeen ik ga zeg gen heeft echter ook waarde voor hen, die enkel een gewonen thermometer bezitten. Wanneer men dien eenige malen per dag raadpleegt kan men daarmede reeds een heel eind komen. De temperatuur vertoont onder normale omstandigheden een z.g. dagelijksche va riatie. De laagste temperatuur doet zich dan voor kort voor zonsopgang. BIJ zons opgang begint de temperatuur te stijgen en zij gaat daarmede door tot ongeveer 2 uur na den middag. Dan wordt de maxi mum-temperatuur bereikt, waarna de thermometer weer gaat dalen en die daling voortzet tot tegen zonsopgang van den volgenden dag. Het verschil tusschen de maximum- en de minimum-temperatuur heet de dagelijksche amplitudo. Deze be draagt ln Z.-Holland in Januari gemiddeld 4.8 gr. C., neemt dan toe tot 7.5 gr. C ln Mei, blijft op dit bedrag staan tot ln Sep tember en neemt dan weer af. Zij is bij helder weer grooter dan bij betrokken lucht. Zoo is de normale gang van zaken. Januari is verder de koudste maand. De temperatuur stijgt dan tot Juli om ver volgens weer af te nemen. Het zou dus ln de eerste Jaarhelft iederen dag een beetje warmer moeten zijn, in de tweede eiken dag een beetje kouder. Wij weten allemaal wel, dat het zoo ge woonlijk niet gaat. Telkens wanneer het normale verloop der temperatuur op een of andere wijze verstoord wordt ls de oor zaak een verandering ln den algemeenen weerstoestand en daarbij zijn eigenlijk twee factoren, die elk afzonderlijk of in samenwerking de oorzaak der abnormale temperatuur-veranderingen vormen. Deze twee factoren zijn: de heerschende wind- lichting en de temperatuur der hoogere luchtlagen. Het verschil tusschen den in vloed van Noordenwind of Zuidenwind cp de temperatuur is genoeg bekend. In het algemeen gelden de volgende regels: Noordenwind is altijd koud, Zuidenwind is bijna altijd warm. Oostenwind is 's zomers warm, 's winters koud. Westenwind ls 's zomers koel, 's winters zacht. Wanneer nu de algemeene luchtstroo- mtng tengevolge van een algeheele veran dering in de verdeeling van de luchtdruk- king over Europa in een geheel andere verandert, b.v. wanneer een algemeene Noordelijke luchtstroom ophoudt en plaats maakt voor een Zuidelijke, zooals b.v. met de Pinksterdagen, zal onze thermograaf- lijn onmiddellijk stijgen. Valt deze war mere luchtstroom in den namiddag of ln den nacht in, dan blijft soms de normale daling van de temperatuur uit, of deze wordt veel geringer dan normaal. Teekent de thermograaf zulk een abnormaal naar boven gaande lijn op, dan heeft men hier mede een onmiskenbare aanwijzing, dat de warme luchtstroom is doorgekomen, iets, dat men anders zonder uitvoerige fcui- tenl. weerberichten niet weten kan. De temperatuur-waarneming door middel van den thermograaf is dus in dit geval een waardevol hulpmiddel om iets belangrijks omtrent een verandering in den algemee nen weerstoestand te weten te komen, waar men anders niet zoo gemakkelijk achter zou komen. Ook een gewone ther mometer-aflezing in den avorte. waaruit de stijging van de temperatilur blijken kan. heeft dezelfde beteekenis. Het omgekeerde, de abnormale daling van dc temperatuur, is een belangrijke aanwijzing, dat een koude luchtstroom een warme heeft vervangen In beide gevallen kan men haast altijd rekenen op enkele dagen van een lemperatuur-afwijking ln denzelfden zin, daar de ingevallen lucht stroom blfjft heerschen zoolang de alge meene luchtdrukklng niet grondig gewij zigd wordt, iets wat nooit in een heel korten tijd gebeuren kan. Een plotselinge abnormale temperatuur stijging is in den winter vooral kenmer kend Voor de nadering van een z.g. de pressie. die dan regen en stormweer brengt. De mate van stijging is dan tevens een aanwijzing voor de hevigheid der binnen eenige uren te verwachten verschijnselen. Het zal ook wel aan ledereen, die gewoon is goed op het weer te letten, bekend zijn, dat in den winter stormweer altijd vooraf gegaan wordt door zoel weer. Dit is een gevolg van 't doorkomen van een warmen equatorialen luchtstroom, de rechtstreek- sche oorzaak van den storm Wanneer tijdens een vorstperiode de thermograaf een oploopende lijn gaat schrijven kan men stellig dooi voor langen tijd verwachten. Bij invallenden mist in den winter, schrijft de thermograaf dikwijls 'n dalende lijn. ook in den voormiddag. Dit beteekent een SDoedig invallen van een vorstperiode. Heel merkwaardig is de plotselinge tem peratuurdaling bii warm en met onweer dreigend weer. De thermograaf teekent deze daling zoo mooi od. Men zegt dan: er is ergens onweer gevallen. De meteoroloog zegt: neen, er is een koele luchtstroom doorgekomen. Gewoonlijk volgt dan koel weer. verscheidene dagen lang. Herneemt de thermograafliin haar normaal verloop, na eenige uren dan heeft de storing niet veel te beteekenen en is slechts plaatselijk. Bij sterke afkoeling van de hoogere luchtlagen schrijft de thermograaf over dag (soms ook des nachts) een zaaglijn. Zoodra deze zaaglijn grovere randen gaat vertonnen, kan men koel weer verwachten, meestal eenige dagen lang. Deze zaaglijn ontstaat, doordat de temperatuur telkens verandert, doordat koude luchtmassa's uit de hoogte naar beneden komen en warme van beneden naar boven stijgen. Zoolang deze zaaglijnen geschreven worden kan men niet op warm weer rekenen. Onregelmatige schommelingen van de thermograaflijn duiden op een onweers toestand, die spoedig tot uitbarsting zal komen. Ook de barograaf vertoont dan onregelmatige bewegingen. Ziehier eenige hoofdzaken betreffende abnormale temperatuurveranderingen. Het bestek van dit artikel gedoogt niet om uit voeriger daarop in te gaan. Ongetwijfeld zal ik later gelegenheid hebben nog eens hierop terug te komen. Bepaalde vragen, door lezers ingezonden, zal ik steeds gaarne beantwoorden. (Nadruk verboden) C. N RECLAME. ECHTE FRJESCHE -SOaperoro Wverxcha/i U ilvOuh van ptnet 921 X FRAAIE RIJWIELROUTES VOOR 1 OF 2 DAGEN naar Groningen, Friesland en DrenO,^' Vreemdelingen, die ons land bezoeken, plegen de handen ineen te slaan, wanneer zij het uitgaan van de kantoren in een groote stad en de daarmede gepaard gaan onafgebroken rijwielfile zien. „Nein, 1st das möglich" Hoe is het mogelijk! Vol nationalen trots vertellen wij hen dan. dat er in Nederland ruim 3 mlllioen fietsen zijn. doch wanneer we eerlijk moeten we zen. zeggen we er tevens bij, dat zij nu nog maar alleen de „werk-fletsers" zien. doch dat het rijwlel-toerisme in ons land eveneens een zeer belangrijke plaats in neemt. Den waren toerist zien we echter in den regel Juist niet want die mijdt het geroezemoes van de groote stad. Hij zoekt het toergenot op eenzame zwerftochten door veld en bosch. langs rivieren en plas sen. nu eens over de golvende heide met eindelooze horizonten, dan weder onder het dichte loof van groote bosschen. maar steeds zoover mogelijk van het geraas en het stof van de groote verkeerswegen. Al léén met de natuur. In den loop van het as. toeristenseizoen zullen wij eenige rijwieltochten beschrijven door de mooiste deelen van ons land. zoo veel mogelijk over rustige wegen. Wij be ginnen heden met de Veluwe. waar de groote brokken ongerepte natuur ons tel kens en telkens weer onder bekoring bren gen. Op bijgaand kaartje, evenals deze beschrijving bewerkt door den A.N.W.B., Toeristenbond voor Nederland, ziet men. dat de rondrit in Deventer begint en te vens in deze IJsselstad een einde neemt. Bewoners van de overige provincies vinden op verschillende plaatsen aangeduid, waar zij den rit kunnen beginnen. Wie tamelijk veraf woont, zal de heenreis per trein kunnen maken, toeristen uit de drie noor delijke provincies stappen b.v. in Nun- speet uit; Amsterdammers en andere be woners van N.-Holland, beginnen den rit in Amersfoort en peddelen over Nijkerk, Putten naar Garderen; uit Zuid-Holland en Utrecht komende kan men den tocht in Zeist beginnen, om over Maarn. Maars- bergen, de Haar. Veenendaal langs een prachtig rijwielpad Ede te bereiken; uit Noord-Brabant. Zeeland en Limburg kan men met den trein tot Nijmegen gaan, daar allereerst het fraaie gebied ten Zui den van het aloude Noviomagum door kruisen, om vervolgens in Arnhem aan sluiting met onzen rondrit te verkrijgen. Men kan de beschreven route natuurlijk ook in tegengestelde richting rijden; daar toe zijn de totale-afstanden eveneens in omgekeerde richting vermeld. Wie den af stand te groot vindt kan onderweg den tocht beëindigen; zoo kan men b.v., ko mende van Kootwijk, bij Nieuw Milligen rechts afslaan om via Apeldoorn, naar Deventer terug te rijden. Enfin, het aan tal variaties is onbeperkt, vooral, wanneer men in het bezit is van de Rijwielpalen- kaart voor de Veluwe of den Reiswijzer voor Nederland, deel I. beide Bondsuit- gaven van den A.N.W.B., Toeristenbond voor Nederland, (Amsterdam en Den Haag) Wegbeschrijving. Onze route dan voert van Deventer naar Zutphen door een interessant landschap, bij Gorssel de bekende heide. Men kan ook over Twello, De Lathmer, De Poll (fraaie landgoederen), Gietel, Appen en Voorst naar Zutphen rijden, deze laatste route is 5 K.M. langer. Deventer en Zut phen zijn interessante steden; in eerstge noemde plaats, welke reeds in 1200 om muurd was. heeft men de wallen omge- tooverd in fraaie plantsoenen; in Zutphen zijn tal van fraaie renaissancegevels te bewonderen. Een mooie omweg leidt thans via Éerbeek naar Dieren vanwaar de Ve- luwezoom gevolgd wordt. De excursie naar den Viruly koepel is zeer mooi evenals de verdere weg over den Zijpenberg en langs Rozendaal. Tusschen Ellekom en de Steeg, de beroemde Middagter allee, links het kasteel Middagten. Bij de Steeg ligt het landgoed Rhederoord, aansluitend J de Middagter en de Onzalige BosscM bij Velp het kasteel Biljoen; deze stiel behoort tot de allerschoonste van NeiiJ land. Door de oude en zeer fraaie sJ Arnhem (reeds in 1233 verkreeg deze stadsrechten) langs een minder bekesil weg naar Oosterbeek; men passeert J Burgers Dierenpark en het Openlucht» seum; daarna langs den Italiaanschenil naar het kasteel Doorwerth. waar hé,li tilleriemuseum gevestigd is. via Ha'ri naar de zomerverblijf plaats Bennekoal deze omgeving kan men tal van mooie il riaties op onze route vinden. Vla Ede. Ol terlo en Harskamp, langs rijwlelpaéJ naar Kootwijk (rechts in de verte de II M. hooge masten van het Radiostatu Kootwijk); vervolgens langs het Kernel Depot Milligen naar het Uddelermcei f het prachtig gelegen kasteel St-avcrda (even doorrijden tot achter het huis: fraJ gezicht over den vijver) om via EUrtj het welbekende Nunspeet te bereiken, 0] de verdere tocht is belangwekkend; door de fraaie bosschen van Nieuw Soerj en over. de heide naar Epe en voortij Vaassen meer en meer door de IJsselvlakM Onze rondrit gaat hier en daar door beU velachtig terrein; een drieversnellingsM op de fiets zal dan goede diensten bewj zen. Maar ook zonder dit accessoire Is 1 tocht gemakkelijk te maken; af en to kan men een eindje te voet gaan, wat I deze mooie omgeving waarlijk geen strain Routé-beschrijrinl (Afstanden in kilometers). Van plaats Totalen tot plaats Heen T Terug Deventer 176.4 3.9 Epse 3.9 172.5 3.4 Gorssel 7.3 169.1 4.7 Eefde 12.- 164.4 3.4 Zutphen 15.4 161- 4.7 Kasteel Voor stonden 20.1 156.3 4.4 Hall 24.5 1519 2.8 Eerbeek 27.3 149.1 4.5 Laag Boeren 31.8 144.6 4.3 Dieren 36.1 1403 1.4 Ellekom 37.5 1389 2.5 De Steeg 40- 136.4 (Excursie naar Viruly Koepel en koepel de Kaap plm. 5 KM.) 4.- Posbank 44- 2.2 Zijpenberg 46.2 4.6 Rozendaal 50.8 1.5 Velp 52.3 4.9 Arnhem 57.2 3.6 Kruising Schelmsche weg-Apeld.weg 60.8 1.5 Viaduct 623 6.- Oosterbeek 68.3 6.2 Kasteel Door werth 74.5 2.9 Heelsum 77.4 6.2 Bennekom 83.6 5.5 Ede (dorp) 89.1 10.5 Otterlo 99.6 4.- Harskamp 103.6 9.- Kootwijk 112.6 5.4 Nieuw-Miliigen 118.- 3.3 Uddelermeer 121.3 4.9 Staverden 126.2 3.4 Elspeet 129.6 Via Stakenberg leidt 'n mooi rij wielpad n. Nun speet omweg 2Vi KM.) 5.5 Halfweg 135.1 4.3 Nunspeet 139.4 4.9 Nieuw Soerel 1443 9.6 Epe 153.9 4.- Emst 157.9 3.- Vaassen 160.9 9.8 Terwolde 170.7 5.7 Deventer 176.4 132.4 1302 125.6 124.1 1192 116.6 1111 108.1 1019 99.- 923 873 763 723 633 58.4 551 502 463 I 413 37.- 32.1 223 185 153 I s-M

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 14