EATE HET GEHEI DEN 3den NA HETE M CITY-THE, DE WITTE M Sensatie Spanning Humor VLEESCHHOUWERIJ ei I Gerda Hans Brausewetter Harman Valentin KENN1SGE' VASTE WASCHTAFEijg Maurus HEDENAVOND TE ZES UUR IN PERCEEL HOOGEWOE HAARLEMMERSTRAAT f ARTISNIEUWS DAT VIEL NIET MEE! TOEGANG ALLEEN BOVEN ACHTIEN JAAR ANEKDOTES. Fa. G. v. LEEUWEN ZONEN E. VOCKING, Hoogewoerd 27, Telefcj*** Vanaf Vrijdag 29 April de Buitengewoo ALS '2de HOOFDFILM: Een grootseb Amusant Filmwerk, vervaardigd WILHELM THIELE. Hooidrollon lleinhold Schil Schitterend van mlse en scène - Hen film Zaterdag- en (Veensdafmillag 2 uur groote Als hoelittlm een schitterende .VIL) ZONDAG van 2-4.15 als heetdtilm HET BAL. - Z programma en van 8.00 1115 eén Gr S647 Vrijdag 29 April 1932 t.m. Donderdag 5 Wat „CITY" brengt is altijd goed! En ah thans Uwe aandacht vragen veor het bnitenge» met in de lioofdn IVA.h MOSJOUKIN Ml, I)AlïOV door G. J. VISSCHER. DE WISENT. Wanneer de jongens om knikkers spelen tn Piet heeft er bij 't begin van 't spel wel vijftig, dan vindt hij het niet zoo erg, als hij er een paar verliest; hij heeft er nog genoeg. Maar als hij heel ongelukkig is, zoodat hij er op het laatst maar vier over heeft, dan bekijkt hij die vier met een bedenkelijk gezicnt en öfj zegt: „Daar moet ik zuinig op wezen!" Zooals het met die knikkers van Piet ging, zoo is het met ons, wisents, ook ge gaan. Wij, de bisons van Europa, kwamen oorspronkelijk m groot aantal in verschil lende landen voor. We waren nelaas een geliefkoosd wild voor de jagers, die-ons vroeger met pijl en boog, later met kruit en lood bestookten. Daardoor nam ons aantal snel af, zoo dat we omstreeks het jaar 1800 alleen nog voorkwamen in Polen en in den Kaukasus. De vorsten van Polen en van Rusland waren er trotsch op, dat in hun gebied het grootste zoogdier van Europa nog voorkwam. Denk aan Piet met zijn laatste vier knikkers'. Wij, of liever mijn voorouders weiden toen reeds beschermd. Een enkele maal gingen de vorsten met een schitterenden jachtstoet er zelf op uit, om op de wisents jacht te maken, maar voor anderen was die jacht verboden. Toch bleef er in den Kaukasus geen enkele wisent meer over en in 't begin van deze eeuw was het Woud van Bialowitsch, toen in Rusland, maar thans in Polen, het eenige oord, waar de wisent in het wild leefde. Maar daarop kwam de Groote Oorlog! En het vleesch werd schaarsch en duur! Die oorlog werd noodlottig voor den ,i Europeeschen bison en er bleven slechts enkele exemplaren meer in leven. De laat ste vrije wisent werd in het jaai 1921 door een strooper in Polen geschoten. Of er nu geen wisents meer zijn? Jawel, maar alleen in gevangenschap. Er zijn er nog ongeveer zeventig en die bevinden zich in particuliere wildparken in Engeland en Duitschland, en ook in enkele diergaarden. Reeds eenige jaren ben ik de eenige vertegenwoordiger van mijn familie in Artis geweest. Ik had vroeger mijn stal dicht bij de Amerikaan- sche bisons. Ik kan niet zeggen, dat het mij daar goed beviel; mijn buren stonden mij niet aan. 't Is waar; de Amerikaansche bison wordt iets grooter dan wij. Hij is hooger van schoft; hij heeft veel langer manen, en de waarheid moet gezegd worden hij heeft één rib meer dan wij. Maar komt het nu wel te pas, dat zij eiken morgen tegen mij zeiden: „Dag kleintje!" Verbeeld je! Kleintje! En ik ben vol strekt niet klein. Sommigen van mijn familie wegen zelfs 700 K.G.! Is dat ge noeg of niet? Ook kreeg ik wel eens een traan in 't oog, wanneer ik naar die mooie boomen in Artis stond te kijken. „Wat mankeert je?" vroeg dan zoo'n Amerikaan. „Ik zou zoo graag eens een dagje in een bosch ronddwalen." „Hoor hem eens!" was het dan. „Hij wil naar een bosch! Wat heb je aan al die boomen? Neen, een steppe, een prairie, dat is je ware! Daar kun je plezier heb ben!" Dan was het dus weer niet goed. Kon ik het helpen, dat zij steppendieren waren, terwijl ik een echt wouddier ben? Dat alles stond mij geweldig tegen, maar eindelijk werd ik van die verve- Jende buren verlost. Reeds weken lang had ik in de verte, ergens achter in de diergaarde, hooren hameren en kloppen en zagen en jawel hoor! Op een morgen kreeg ik een touw aan mijn horens en aan mijn pooten en ik werd door eenige oppassers weggeleid. „Je gaat naar het abattoir!" riepen de bisons, maar daarvoor had ik geen vrees; ik wist, dat ik zeldzaam was. We hepen door Artis. Onderweg zag ik Russische beren en wolven, die brulden en huilden, want ze kenden mijn familie; hun voorouders hadden met de mijne meermalen een strijd op leven en dood gevoerd. Nu kwam daar niets van; daar zorgden de oppassers wel voor. Eindelijk bevonden we ons tusschen de runderstallen en den nijlpaardenstal, daar hielden we halt. Wat zou me nu overkomen? Moest ik naar school? Zoo dacht ik, want daar was een groot terrein, omgeven door een zwaar ijzeren hek, van een dikke laag zand voorzien en door andere jjzeren hekken in drie perken En/. En*. Verder wordt medewerking in dit fiira r\ \T ïf 7 A If If F N If Oftï? werk rerleend door het wereldvermaarde V/ T1IV VJ L» t\ I\. I\ Li 11IV v/ VJ l\ In ons voorprogramma actueel fii nnieuws en een geestige filmklucht ZONDAG en DONDERDAG 5 MEI (Hemelvaartsdag) 2 VOORSTELLINGEN Iste voorstelling 4.30 tot 7.15 uur 2de voorstelling 8 tot II uur Gewone prjzen t 0.25 tot I. I.— incl. belasting 1884a Een klein, ondeugend lammetje, O, luister toch eens, zeg! Dat liep, t is nog maar kort geleên, Eens bij zijn moeder weg. Hoe 't kon? Dat heb ik gauw verteld! 't Was heel gemak'lijk hoor! Er was een gaatje in de heg. Daar kroop het diertje door' Dat lammetje had een plezier! Maar eensklaps klonk het: boe! Aan d' and'ren kant van 't weiland, oh! Daar stond zoowaar een koe! Mé! riep het kleine lammetje, Wat ben jij voor een beest? Tot nu toe kende ik je niet! 'k Ben nooit hier nog geweest! - Boezeide koe, wie of ik tal Dat gaat je heel niet aan! Maar 'k heb jou ook een vraag te 4 Blijf daar eens even staan! Waar moet dat zoo alleen naar t« En waar kom jij vandaan? Wil jij eens als de wind zoo vlug Weer naar je moesje gaan! - I O, o! wat schrok dat lammetje, 't Kroop gauw weer door de heg En. 't was voorgoed genezen, hoor! 't Liep voortaan nooit meer weg! (Nadruk verboden.) verdeeld. Daarachter was een overdekt gedeelte, aan den voorkant open, en zoo waren het precies drie open en drie over dekte speelplaatsen naast elkaar van een school. Maar een school zag ik niet; wel aan den achterkant drie aaneengebouwde houten getimmerten; dat waren nacht hokken. Eén van die drie terreinen werd mij als woning gegeven en weldra liep ik heel genoeglijk door het dikke zand. Hè! Dat was iets anders dan de kleine ruimte bij mijn vroegere buren! En onder het overdekte gedeelte vond ik een prachtigen drinkbak en een voe derbak, wel voorzien van lijnkoek en zemelen, mijn lievelingskostje. Ik twij- ielde er niet aan, of later zou ik daar ook wel hooi en haver in vinden. Toen ik eens goed gegeten en gedronken had, dacht ik: „Voor wie zouden die andere twee perken bestemd zijn?" Den volgenden morgen kwam ik het al te weten. Daar naderden op platte karren in groote kisten twee andere wisents! Ik keek mijn oogen uit. Nu waren er in Artis drie exemplaren van onze familie en dat terwijl ons ras bijna uitgestor ven is! Ik begreep, dat het gedaan was met de groote belangstelling, waarmede ik tot nu toe als éénling door de bezoekers be keken was. Maar gezelligheid is ook wat waard, ik had voortaan ten minste goede buren, om er een babbeltje mee te maken en daarbij ik was de grootste, want ze waren allebei heel wat jonger dan ik. Ik vroeg hun al heel gauw, waar ze vandaan kwamen. Ze kwamen uit Ber lin. Ik zeg: „Berlijn moet je zeggen." Neen, dat deden ze niet, want ze waren in de diergaarde te Berlin geboren en ze spraken alleen Duitsch. Ik zei: „Dan zijn jullie nog geen veertien jaar oud." „Hoe weet je dat?" „Wel, wanneer je vóór 1918 geboren was, zouden ze daar in Berlijn waarschijn lijk wel rollade en biefstuk van je gemaakt hebben." Misschien zult ge vragen: „Konden jul lie elkaar verstaan? Ze spraken toch im mers Duitsch?" Ja, dat is wel waar, maar het loeien en brullen van het Duitsche vee gelijkt ge lukkig heel veel op dat van het Hol- landsche en daardoor begrepen we elkaar vrij goed. „Hebben we hier geen fijne woning!" zei ik, met mijn ééndaagsche ondervin ding. „Keurig!" zei mijn naaste buur, middelste van ons drieën en een 1 aardig wisentkoetje. „Als dame wori| toch altijd netjes behandeld." voort, „want ik ben de eenige vaas drieën, die een boom in zijn perk 6 „Zeker", zei ik, met een blik op 4 zwaren iep, „maar schil hem eenr Dat zal ze wel laten, want er star:f al een beschermend ijzeren hek om! Ze weten hier wel. dat we graag t schors eten! Enfin, We genieten tend ste van de schaduw en die is oni| welkom. Een wrijfpaal hebben we alle drie;I is ook een stuk boom. Die is niël schermd. want dan zouden we erf veel aan hebben. Ge begrijpt, dill paal niet veel schors meer over heeft!J wonen hier nu als het ware in een if Een Amerikaansche bison zei eeu'l gen me: „Binnen enkele jaren kosl aan jouw familie wis een end en da* heet je wisent." Ik geloof echter, dat we het bel verzorging alhier met goed voel' ecj warmen stal nog heel wat jaartjes 5 uithouden! (Nadruk verboden.) Ingezonden door Joh. de Looft IS HET WAAR GEBEURD? Iemand zat in een autobus en las opfl bordje: „Betalen bij het uitstappen', bad geen zin in betalen en schijn! 1 uitgestaptte zijn, bij zit er nog Ingezonden door drietal de Cee l Vader: „Jantje wil ik je eens wotC tellen, je hebt vannacht een broertje I kregen". Jantje: „Hoera, dan krijg ik voojl niet meer alle klappen heel alleen T Ingezonden door Nellie Vis. „O Grootmoe, kijk eens wat een regenboog". „Ja lieve jongen maar daar zie «I veel van, mijn oogen zijn zoo zwak I „Och Grootmoe, zullen we er dn" tlichterbii gaan staan? raJdNuimumi 5 p. Rauwe Reuzel f. 0.70 5 p. Gesmolten Reuzel f 0.80 5 p. Mager gerookt Spek f 0.75 5 p. Vette V. Lappen f. 0.60 NOORDEINDE 37 - TEL. 716 8660 met marmer opstand en planchet, facet, geslepen zikale spiegel en nikkel montuur alles gegarandeerd goede Maat: 56 c.M. 63 e.M. heerj] 23 - Gld. 29 - Gld. 32.-1 ;"MMI|||||||||| 29 - Gld Plaalsing dooi eigen v vakkundig personeel j VOEDZAAM, HYGIËNISCH, SMAKELIJK, GEMAKKELIJK. VERTEERBAAR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 2