73ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 1 April 1932
Vierde Blad
No. 22095
BOUWKUNSTIG SCHOON.
nf
VOOR ONZE POSTZEGEL
VERZAMELAARS.
12 pfg'
UIT RUSLAND.
40-JARIG JUBILEUM
TE ALPHEN.
EEN PAAR LAAT-GOTHISCHE
POORTJES.
n.
Temand vroeg me: Hoe komt het dat
te Leiden een gasthuis naar de H.
Oaecüia heeft genoemd. Dat gebeurt toch
De'aaak is spoedig uitgelegd.
zooals men zich herinnert, werd Lelden
in 1355 voor de tweede maal uitgebreid en
wel met het gedeelte dat ligt tusschen den
stillen en den Ouden Rijn eenerzijds en de
Oude Vest anderzijds. Gedeeltelijk had zich
daar' van te voren aan de tegenwoordige
Haarlemmerstraat het Maredorp ontwuc-
keid De parochie van Oegstgeest, waartoe
het Maredorp behoorde had hier reeds in
1330 een kapel gesticht gewijd aan de
Moeder des neeren. Toen het burgerlijk
eenmaal tot Leiden behoorde en de Devol
ving toenam, werd de Vrouwenkerk in 1363
tot parochiekerk verheven. Achter de
Vrouwenkerk verrezen weldra een aantal
kloosters en het schijnen vooral vrouwen
kloosters te zijn geweest: St. Oaecllla, St.
Elizabeth, St. Agnes. St. Ursula, St. Mar-
erlet hadden er hun volgelingen. De aan
wezigheid van zoovele vrouwenkloosters
verklaart ook den naam „de Vrouwen
kamp". a' kreeg deze nadat de zusterkens
verdwenen waren een min loffelijke bijge-
daHe[est. Caeciliaklooster werd omstreeks
1400 geslicht. De nonnetjes, die behoorden
tot de Augustijnerorde, waren niet gegoed.
Wel zeer ln tegenstelling met hun patro
nes, die tot een rijke Romelnsche patri
ciërsfamilie behoorde en die zooals men
weet in de R.-K. Kerk wordt vereerd als
de schutsheilige der toonkunst. Behalve
aan zingen en spelen moesten de Zusters
zich heel ijverig wijden aan weven en
handwerken ten einde hun klooster in
stand te kunnen houden. Toch schijnt dit
steeds goed bevolkt te zijn geweest. Het
jaar 1465 maakt althans melding van 48
Bewoonsters. Evenwel ging het klooster op
den duur achteruit en omstreeks de dagen
van 't beleg, wellicht nog iets vroeger, werd
het opgeheven, terwijl de Zusters apart
gingen wonen. Het werd toen afgestaan
aan het St. Catharinagasthuds, dat ruimte
te kort kwam.
Van toen af aan was het dus een zieken
huis dat evenwel den naam van St. Caeci-
lia bleef dragen. En die naam bleef ook
behouden, toen de gebouwen in 1595 wer
den ingericht tot Pest- en Dolhuis. Bij een
geweldige pest-epidemie in 1635 bleek het;
St. Caeciliagasthuis te klein en werd een
houten pesthuis gebouwd buiten de Morsch
poort, waarvoor in 16581662 het nieuwe
gebouw verrees dat thans dienst doet als
psychopathen-asyl.
Het voormalige klooster bleef dienst
doen als dolhuis en idiotengesticht. Waar
eens het vroom gezang weerklonk, klonken
thans de schrille kreten der zinneloozen.
Over de verdere lotgevallen kunnen we
zwijgen.
Suite Caecilia had haar vereersters in
de Lange Vrouwenkerksteeg, St. Elizabeth
sinds 1428 haar dienaressen aan de Oude
Vest. In 1595 werd het St. Elizabethsgast-
liuis. Vermoedelijk dachten de wijzen van
dien tijd: een heilige in een achterstraatje
geeft geen aanstoot, doch een heilige aan
een hoofdstraat is een ergernis. Het gast
huis was reeds in 1575 Vergroot met het
terrein en de gebouwen van het voorma
lige St. Ursula-klooster. Er stonden een
aantal kleinere en grootere huisjes, waarop
wij later nog wel terugkomen. Er was een
leprozenhuis en er was een „vrouwen-ba-
jerd", d.wz:. een logement voor doortrek
kende arme vrouwen, waarvoor men ook
elders in dit stadsgedeelte nog een „ba-
jerd" had. En daarmede krijgt de naam
„Vrouwenkamp" reeds een anderen klank
ft heb hierboven geschetst het poortje
het Vrouwe Elizabethsgasthuis, zoo-
Jk het er thans uitziet. Vermoedelijk is
Dog laat-Gothiek. De flauwe spits-
wijst daar onmiskenbaar op. Het pro-
h® is hoogst eenvoudig gehouden bezit
geen kraal en mist het Gothische base-
®ent De sluitsteen in den top geeft het
jaar 1623. Dit zegt evenwel niets, want dit
™tDl kan wijzen op een verbouwing,
dd wc weten het, voor 1595 was de Vrouwe
«n Sinte.
Wanneer we later de Leidsche Hofjes
oenandelen, komen we uitvoeriger op het
gasthuis terug.
Thans willen we u alleen maar in over-
epng geven, de poort even binnen te loo-
Lrcricntsaf te slaan en dan onmiddellijk
vcnturt. waar zich de ingang van de be-
wMrschool bevindt.
Pr i j riiui,.
is daar nog een aardige doorgang met
^gewelven, z.g. kloostergewelven,
achti Tjhtfeh zoo'n doorgang eveneens
hult Pbori van het St. Caeciliagast-
eeii £n 7,er!etten jaar wezen we reeds op
^lijken doorgang achter 't poortje
kw? R'in. Deze doorgangen met hun
den r\5£we'ven zUn ongetwijfeld nog uit
Er rif tUd-
bii7cnjin„trouwens nog meer interessante
ken a!'? en op dit terrein te ontdek-
Over u1 daarover later.
pDDennieL'aat"Gothische b°ortie op de
sesrtirLT hebben we vroeger al eens
ouder eI is zeker honderd iaar
ven is et ftenaissancefries dat er bo
kaal J Aa-n het profiel met de
jes is Dhtdige Gothische basement-
nog inirt besteed en het poortje is
,Ul® een spitsboog.
r
ANNO
L-JU)
1
En nu ten slotte nog een derde laat-
Gothisch poortje. Het is ingemetseld m het
Noordertransept van de Hooglandsche kerk
doch is afkomstig uit de Pieterskerk.
Om de eigenaardige profiellijnen te verkla
ren, moeten we even enkele punten uit de
bouwgeschiedenis van de Pieterskerk in
herinnering brengen.
Zooals men zich herinnert, zijn de tran
septen pas zeer laat tot de tegenwoordige
hoogte opgetrokken, waarschijnlijk niet
vele jaren voor den beeldenstorm op 25
Aug. 1566. Toen was de bouwgeschiedenis
definitief afgesloten.
Allerlei dingen wijzen er op. dat men
overigens voordien nog grootsche plannen
koesterde. De dichtgemetselde togen wijzen
er op, dat het koor nog met een omgang
zou worden verrijkt. Verder lag het in de
bedoeling de beide transeptarmen ter
weerszijden te vergrooten met een zybeuk.
Alleen de westelijke zijbeuken zijn tot
stand gekomen.
Midden onder den arbeid aan den Oos-
telijken zijbeuk van het Noordertransept
is men blijven steken. We zien tegen den
Oostmuur van het Noordertransept een
aardig traptorentje uitsteken. Dit torentje
rust ten deele op een onvoltooide zand-
steenen gordelboog, die bestemd was om
het gewelf van den te bouwen zijbeuk te
dragen. Als die zijbeuk voltooid was ge
worden, zou een deel van het torentje, dat
thans lager ligt dan de goot van het tran
sept in de kerk zichtbaar zijn geworden
en daarmee ook de pinakelvormige versie
ringen boven het zandsteenen lijstwerk en
de spitsboogtraceeringen daar beneden. De
trap van het torentje zou dan voeren naar
de omgangen van het gewelf en het poortje
daarvan zou eveneens van uit de kerk in
zicht zijn geweest.
Nu stond het poortje evenwel schuin
voor de trap. Dat kon niet anders, want
recht voor de trap stond een muurkolom
die ook in de kerk zichtbaar moest zijn.
Om nu toch een behoorlijke doorgang te
krijgen, zag de steenhouwer zich voor de
opgaaf gesteld de doggen van het poortje
evenwijdig schuin te profileeren ten op
zichte van het voorvlak. Aan de binnen
zijde zien we dus precies dezelfde profi
leering als aan den buitenkant met dien
verstande dat het breede profiel daar
links zit.
Het schuine profiel was dus daar ter
plaatse constructief noodzakelijk.
Een vroegere opzichter van de bouwen
der Ned.-Hcrv. Kerk was van oordeel, dat
het poortje veel te mooi was, om in een
vergeten hoekje te zitten weggestopt en
bracht het waar het nu is. waar het overi
gens geen doel heeft.
Het zou natuurlijk aardiger zijn geweest
als men het Noordertransept van de Pie
terskerk zoo ingrijpend had kunnen res-
taureeren. dat het poortje op zijn plaats
had kunnen blijven en in de kerk zicht
baar was gemaakt. Doch hieraan waren
vermoedelijk nog al technische en pecu
niaire bezwaren verbonden.
We mogen nog wel even de aandacht
vestigen op het mooie profiel, in de wer
kelijkheid veel en veel mooier dan op deze
schets, en daarbij even in stilte den on-
loekenden steenhouwer gedenken, die zoo
meesterlijk zijn vak verstond.
POSTZEGELS ALS GELDBELEGGING.
V.
Wat is de Postzcgelhandel.
In ons laatste artikel schreven wij over
de aankomst van de z.g. eerste oplage of
eerste druk. De postzegelhandelaar is na
tuurlijk niet altijd in staat, om bij de
eerste oplage het aantal te koopen dat hij
noodig heeft: het aantal van de eerste
oplage is vaak zoo gering, dat wanneer hij
10 vel krijgt, in groote steden misschien
iets meer, mag hij heel blij zijn. Het groot
ste gedeelte wordt dan ook pas gekocht bij
de tweede oplage, vooral datgene wat be
stemd is voor het buitenland. Zoodoende
komt het, dat men vaak eenige maanden
moet wachten, alvorens men hier een
reeds lang aangekondigde zegel kan krij
gen, uitgezonderd weldadigheidszegels, om
dat daarvan in den regel de geheele uit
gave tegelijk wordt gedistribueerd. Dit ge
schiedt ook van herdenkings- of herinne
ringszegels of van zegels die over korten
termijn verkocht worden, zooals dus hier
te lande b.v. voor eenigen tijd uitgegeven
zegels voor de Goudsche ramen. In de
philateiistische tijdschriften en in de
Postzegelrubrieken worden nu, wanneer
plaatsruimte zulks toelaat, de zegels nog
eens vermeld of uitvoerig besproken en de
verzamelaars kunnen dan hun beurzen
weer openzetten om de zegels in hun bezit
te krijgen.
Wanneer nu alles zoo ongeveer verkro
pen is, als wij in onze laatste artikelen
beschreven, dan begint voor den hande
laar een belangrijk werk, n.l. het zoeken
naar variëteiten, zoo deze er tenminste
zijn, en dat is vaak het geval. Intusschen
zijn ook de verzamelaars aan het speuren
en zoeken gegaan en weldra kan men in
de postzegeltijdschriften de resultaten van
deze speurtochten vinden, waarbij vaak
zeer belangrijke zijn. Een zeer groot ge
deelte van die berichten hebben wij, vooral
waar het betreft groote zeldzaamheden,
te danken aan de postbeambten die ver
zamelaar zijn of hun bevindingen aan een
hun bekend verzamelaar mede deelen.
Zoo lazen wij nog kort geleden een bericht
over een vel l1/; cent zegels van Nederland,
waarvan een der punten dubbel zat, zoo
dat er zegels waren, waar de helft maar
opstond, terwijl er een ander gedeelte w?s
waar de druk op de gomzijde stond,
merkwaardig is het dat een dergelijke fout
aan de zeer scherpe contole is ontsnapt.
Intusschen is er ongeveer een maand
verstreken, en langzamerhand komen er
nu hier en daar kleine partijtjes gebruikte
zegels. En het Is weer de handelaar die
er vlug bij moet zijn, want ook in het
buitenland vraagt men reeds gebruikte
te koop. Naar gelang de waarde en het
oplagecijfer worden deze zegels nu gekocht
per 100. per 1000 of wanneer het z.g. heel
gewoon goed is, dus b.v. onze 1'/-, 5 en
6 ct. zegels, per kilo. De prijzen voor deze
zegels varieeren natuurlijk ook naar ge
lang van waarde en oplage. Voor het
kilogoed worden, wanneer het niet te veel
beschadigd is. prijzen betaald van 25 ct.
tot f. 1.50 per kilo.
Wanneer nu een handelaar, voldoende
partij heeft, dan laat hij zijn personeel,
wat meestal uit meisjes bestaat, deze
zegels uitzoeken en afweeken, daarna,
wanneer het zegels betreft waarvan tan-
dingverschillen of fouten bekend zijn,
tandingen meten en de eventueel tusschen
zittende zegels met fouten er uit halen.
Dat een en ander zeer veel tijd kost.
behoef ik niet meer te vertellen. De zegels
worden na al deze behandelingen ver
pakt in zakjes meestal bevattende 1000
stuks en verzonden naar buitenlandsche
correspondenten.
(Wordt vervolgd).
NIEUWE UITGAVEN.
Duitschland. - Het nieuwe 12 pf.'s fran
keerzegel is thans in koers met liggend
watermerk, evenals de dienstzegels van
10, 20 en 40 pf. in het adelaarstype. Voorts
verschenen nieuwe dienstzegels van 6 en
Italië. - De serie zegels uitgegeven bij
den 50sten verjaardag van Garabaidi's
overlijden, zal bestaan uit 10 frankeer- en
5 luchtpostzegels.
Letland. - De 10 S. voorheen rood is
thans uitgegeven tweekleurig, geel en
groen.
Oostenrijk. - Dat de bezuiniging ook
onder de verzamelaars heerscht, is alles
zins begrijpelijk, maar dat deze bezuini
ging nog eens zichtbaar zou zijn aan de
zegels hadden wij nooit verwacht. Het is
echter geschied.
De courseerende zegels zijn n.l. in crisis
formaat (de helft kleiner dan het oor
spronkelijke) uitgegeven. Verschenen zijn
reeds 8 waarden, van 10 g. geelbruin tot
60 gr. grijsgroen De 15 g. en 16 g. zijn
wegens portoverhooging verdwenen, hier
voor kwam een nieuwe 18 gr.
Polen. - De 50 gr. met de beeltenis van
maarschalk Pilsoedski, vroeger grijszwart
van kleur, is thans donkergroen.
Spanje. - De z g. tentoonstellingszegel
van Barcelona, is thans weer verschenen,
voorzien van een vliegtuig als opdruk, als
toeslagzegel voor de luchtpost. Het zegel
is ook van den opdruk „Republica" voor
zien.
Het reeds voor eenige maanden gean
nonceerde 5 ct. zegel, bruinzwart, met de
beeltenis van Pi Margall. Spanje's eersten
president der republiek in 1867, is thans
eindelijk in koers hersteld.
Tjecho-SIowakijë. - Op 16 Maart werden
Tyrss zegels in koers gesteld. Vier stuks
in twee verschillende uitvoeringen. Aan
leiding is, behalve het Tyrss eeuwfeest,
het Traagsch-Sokalcongres. De waarde
zijn 0,50 kc. groen, 1 kc. rood, 2 kc. blauw
en 3 kc. bruin. De totaal oplage is 100
millioen exemplaren.
Vaticaan Stad. - In Augustus zullen
nieuwe zegels verschijnen. De serie zal 18
waarden omvatten, tot op heden waren
er 15. De nieuwe waarden zijn: 1 L„
0.12'/v L„ voor drukwerk en 20 L. Het
zegel van 2.50 L. wordt door een 2.75 L.
vervangen.
IJsland. - De serie van drie waarden
(voorstellende de waterval van Gulljos)
is thans nog aangevuld met del e. geel
groen en de 3 a. geelbruin.
Correspondentie voor deze rubriek aan
Redactie „Leidsch Dagblad", Postzegel-
rubriek, Leiden.
DE NIEUWE MENSCHEN IN HET
NIEUWE RUSLAND.
(Nadruk verboden).
Elke revolutie is vóór alles een ver
schuiving op groote schaal van klassen
en afzonderlijke menschen. De eene so
ciale klasse wordt door de andere ver
drongen. De oudé machthebbers worden
vervangen door nieuwe, die uit geheel
andere maatschappelijke groepen (in den
regel uit de lagere klassen) gerecruteerd
worden. Daarnaast wordt de oudere gene
ratie door de jongere verdrongen. Dit
gebeurt ook in gewone tijden, maar dan
niet op zulk een brutale wijze. Bovendien
geschiedt de opvolging .van de eene gene
ratie door de andere onder normale om-
standigneden geleidelijk en met behoud
van het verband, er komt geen scherpe
breuk in het cultureele en sociale leven
van het volk. Tijdens een revolutie is de
jonge generatie ongeduldig. Zij deelt met
naar sterke knuisten klappen uit, naar
rechts en naar links, zij gebruikt haar
stevige ellebogen, duwt en stompt de
oudere generatie, zij geeft niets om het
geen de „oudelui" hebben geschapen. En
aaarbij is de jonge generatie in den regel
veel primitiever dan de oudere, mist zij
elke beschaving. Dat alles gebeurt bij
eme revoiuue. wij kunnen het nu ook in
Rusland aannemen.
Menschen van 4045 jaar worden in
Sovjet-Rusland als „oudelui" beschouwd,
die reeds afgedaan hebben. Er is in de
laatste jaren een nieuwe genratie opge
groeid, die de ideologie, Deschavmg en
opvattingen van deze „oudelui" belache
lijk vmat, die niets van de „gecompli
ceerdheid" der psychologie der oudelui
weten wil. Het zijn de vertegenwoordigers
van deze nieuwe generatie, die nu de
macht in handen nemen en overal de
„oudelui", d.w.z. de menschen van 4045
jaar verdringen. De jonge generatie en
haar meest typische vertegenwoordigers,
de „Komsomollers" (jonge communisten),
dringen nu overal naar voren, bezetten
alle plaatsen, vallen den toeschouwer
overal op. Zij vormen de meerderheid van
ae werKkracnten op alle grootsche nieu
we ondernemingen, hun „stormbrigades"
heoben de leiamg bij alle belangrijke
werken. En het zijn in den regel jongens
van 1821 jaar. En hun „aanvoerders",
de „ofiicieren van het industrieele leger",
de ingenieurs en technici, zijn niet veel
ouder, 2530 jaar oud. Dat is natuur
lijk op zich zelf 'n verheugend verschijn
sel, maar het land mist daardoor de er-
va, mg van de „oudelui" (van mannen
van 4u—45 jaar), hetgeen een groot ver
lies is.
De Rus is een „kuddemensch". Het
Russische volk levert uitstekend materi
aal voor eiken arbeid op. De Rus is tot
ongekende krachtsinspanningen in staat,
hij kan wonderen van dapperheid ver
richten, maar alléén zoolang hij andere
menschen naast zich ziet en vooral zoo
lang hij een leider heeft, in wien hij vol
komen vertrouwen stelt. Tijdens den oor-
iog kon de overheid van elke Russische
compagnie dingen verlangen, die bij een
ander leger nauwelijks denkbaar zijn ge
weest, maar alleen zoolang de officier het
vertrouwen van zijn manschappen genoot
en vóór zijn compagnie liep. Zoodra de
aanvoerder sneuvelde en er geen geschikte
plaatsvervanger was, veranderde dezelfde
compagnie, die een oogenblik geleden door
haar vastberadenheid en ongekenden
moed den vijand in bewondering bracht,
in een troep hulpelooze wezens, die zich
zonder veel verzet gevangen lieten nemen.
Deze eigenschap openbaart zich ook nu
bij de industrialisatie. De Russische arbei
ders kunnen meer werk verrichten dan
een Westerling voor mogelijk zou geacht
hebben, doch alleen zoolang zij een aan
voerder hebben, dien zij voor zijn taak be
rekend achten. En deze leiders zijn nu
Komsomollers, knapen haast. Welke
eischen dat aan het uithoudingsvermo
gen en het zenuwstelsel van deze jongens
stelt, is niet moeilijk te begrijpen. Maar
daarnaast schept het bij die jongens een
gevoel van overmoedigheid, een gering
schatting voor de „oudelui", de overtui
ging, dat je met durf en energie alles be
reiken kunt, dat deze eigenschappen erva
ring, kennis en beschaving kunnen ver
vangen. En daarbij moeten die overmoe
dige jongelui werken leiden, die in tech
nisch opzicht wonderen zijn. De ontwerpen
en teekeningen worden weliswaar niet
door deze jongelui, maar door ervaren
Duitsche ingenieurs (in den regel „oude
lui") gemaakt, maar de uitvoering van die
gecompliceerde werkzaamheden is opge
dragen aan de jongelui met geringe ken
nis, die een „kudde" leiden, arbeiders zon
der eenige geschooldheid. Dat verklaart
de vele mislukkingen, de talrijke gevallen
van slechten bouw. het groote verlies aan
kapitaal. Wat ons echter onwillekeurig
ondanks alle fouten en den overmoed
bij die jongelui treft, is taaiheid, hel
denmoed, kracht. Zelfs de overmoed, waar
mede zij zichzelf als de eigenlijke heeren
van Rusland beschouwen, imponeert ons.
Maar dat belet ons niet de schaduw
kanten te zien. De jonge generatie heeft
de oude beschaving als iets totaal over
bodigs weggeworpen, op dezelfde wijze als
de barbaren in de vroege middeleeuwen
hadden gedaan. De jonge generatie wil van
de cultureele erfenis der vaderen niets
weten. Zij stelt alleen in „techniek" be
lang en deze techniek leert zij in de prac-
tijk, op de geweldige werken, die nu over
al in het land verrijzen. De vroeger voor
den Rus zoo typische neiging tot alge-
meene schema's, tot het zoeken van het
diepste wezen van de dingen, de belang
stelling voor de belangrijkste vraagstuk
ken van het leven, dat alles is nu ver
dwenen. De jonge generatie heeft haar
geestelijk leven opzettelijk tot het uiterste
vereenvoudigd. Al het overige heeft zij als
onnoodigen ballast weggeworpen.
En dit verschijnsel is ook in de Russi
sche literatuur waar te nemen. De vraag
stukken van goed en kwaad, van leven en
dood, van liefde en haat, alle algemeen
menschelijke vraagstukken, die de Rus
sische schrijvers vroeger in hun werken
CORRESPONDENTIE.
Mij werd gezonden een „getypt" briefje,
gedateerd 25—3—,32 Hierin werd mij ad
vies gevraagd door iemand die een ver
zameling postzegels krijgt.
Ik kan hierover alleen schriftelijk in
bespreking treden daarvoor is echter noo
dig, dat u even uw naam en adres mede
deelt, hetgeen in het door u gezonden
schrijven achterwege is gelaten.
Hierboven plaatsen wij een foto van
den heer' P. Roozeboom te Alphen a. d.
Rijn, die 2 April a s. den dag hoopt te her
denken dat hij 40 jaar geleden in dienst
trad bij de N.V. dakpannenfabriek v.h. fa.
H. v. Leeuwen aldaar.
Het zal den jubilaris stellig niet aan be
wijzen van belangstelling ontbreken.
behandelden en waardoor de Russische
literatuur in zulk een korten tijd de wereld
heeft weten te veroveren, dat alles
wordt door de nieuwe generatie als dwaas
heden beschouwd. In plaats daarvan is 'n
uiterst simplicistische formule gekomen
de klassenstrijd, die alles zou verklaren en
die belangrijker zou zijn dan al het
overige. De ideeën, de lyriek, hebben afge
daan. De literatuur heeft slechts één taak,
nl. den industrieelen opbouw te helpen
doorvoeren. De dichter moet rüet meer
over zijn gevoelens, noch over de natuur
zingen, hij moet een hoogoven, een elee-
trische centrale, een nieuwe fabriek be
zingen, een machine moet voor hem veel
belangrijker dan de schoonste vrouw zijn.
En dat alles wordt in vollen ernst ver
kondigd. En het blijft niet bij de theoriën,
er worden nu zulke romans, tooneelstuk-
ken en gedichten geschreven.
De jonge generatie met deze uiterst sim
plistische en primitieve psychologie is reeds
kort na de bolsjewistische revolutie opge
komen. Reeds in 1923 trachtten de woord
voerders en ideologen van deze generatie
de „oudelui" te verjagen en hun plaats in
te nemen. Toen leefde Lenin nog, zelf een
lid van de generatie der „oudelui". Hij
wees de aanspraken van de woordvoerders
der jonge generatie van de hand. Hij wist,
dat Rusland behoefte had aan een zeker
minimum van beschaving, dat in een land,
waar het laagje beschaving zoo uiterst dun
was, de beschaafde elementen (voor zoo
ver zij niet tegen het communisme strij
den althans) gespaard moeten worden.
Toen werd de aanval der jongeren afge
slagen. Maar sindsdien is zooveel in Rus
land veranderd. Nu hebben de jongeren de
overhand behaald. Eerst hebben zij zich
op de vertegenwoordigers van de „burger
lijke" beschaving geworpen. Toen dat
werkje opgeknapt was, zijn de communis
ten van de vorige generatie aan de beurt
gekomen. En al de Polonsky's en Wrons-
ky's, de leeraren der communisten, werden
voor „oude sokken" en „stoffels" uitge
kreten en er uit gesmeten. Wel waren ook
deze „leeraren" fanatici die alleen van
klassenstrijd en klassenhaat konden spre
ken, maar zij hadden toch iets van het
oude Rusland meegenomen, de belang
stelling voor de algemeene menschelijke
vraagstukken was ook in hun ziel leven
dig. Nu hebben zij afgedaan. In het gees
telijke leven van Rusland heerschen de
uiterst primitieve jongelui, die het werk
aan allerlei hoogovens leiden.
De meest opvallende karaktertrek van
dezen nieuwen mensch is zijn activiteit.
Hij pakt eiken arbeid aan, let op geen hin
dernissen op z'n weg, hij is ruw, primitief,
hij heeft voorgoed alle „vooroordeelen" van
de oude generatie overboord gegooid, heeft
met alle sentimentaliteit afgedaan. Hij zal
meedoogenloos alles vernietigen, wat hem
den weg naar de heerschappij wil ver
sperren. Het is deze nieuwe mensch ge
weest, die de z.g. collectivisatie van den
landbouw heeft doorgevoerd, die honderd
duizenden „koelaki" (welgestelde boeren)
van hun have beroofd heeft en hen zelf
naar het barre Noorden verbannen. Deze
nieuwe mensch is vervuld van minachting
van alle intellectueelen, hij maakt het
leven van de overblijfselen der Russische
beschaafde kringen tot een hel. hij hoont
de „oudelui" onder de communisten, zijn
piëteit, spot om het idealisme van een Tol-
stoj, een Dostojewsky, een Solojow. De
mensch is voor hem niets ander dan een
der bouwmaterialen. Hij is door en door
realist, „Amerikaan", zooals de Russen zich
graav uitdrukken.
Welke gevolgen zal de opkomende macht
van dezen nieuwen mensch voor de toe
komst van Rusland hebben? Deze vraag is
in haar algemeenheid nog niet te beant
woorden. omdat wij voorloopig nog in het
begin van een proces staan. Wat wij ech
ter wel kunnen, is eenige feiten vaststel
len. De nieuwe mensch houdt zich nog
officieel aan de leer van het communisme.
Hij zweert nog bij Marx en Lenin, hoewel
hij van die leer practisch niet veel afweet-
Dat is overigens onvermijdelijk, wil hij
inderdaad de macht veroveren, omdat in
tegenwoordig Rusland de weg naar de
macht via het communisme leidt. Maar
wat zal de nieuwe mensch doen. wanneer
zijn doel bereikt is, wanneer de laatste
mohikanen onder de „oudelui", de laat
ste medestrijders van Lenin, uit den weg
zullen geruimd worden? De nieuwe mensch
is niet alleen realist, hij is ook Rus, zelfs
nationalist. Wie aandachtig de geestelijke
ontwikkeling in Rusland volgt en niet aan
de oppervlakte blijft, zooals de vreemde
lingen uit den aard der zaak moeten
doen, omdat zij in het wezen van de Rus
sische ziel niet kunnen doordringen, die
ziet het ontstaan van een eigenaardig
nationalisme, dat voorloopig communis
tisch gekleurd is. De nieuwe mensch zal
geen „Bres-Litowsk" dulden, hij zal geen
Russisch grondgebied aan den vreemde
ling afstaan, hij zal zijn land verdedigen,
al zou dat tot een vreeselijke slachting
moeten leiden. En de tijd is niet al te ver,
dat deze nieuwe mensch in Rusland een
orde zal willen scheppen, die met zijn
smaak en zijn opvattingen in overeen
stemming zal zijn.
Dr. BORIS RAPTSCHINSKY.