73ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 1 April 1932 Vierde Blad No. 22095 BOUWKUNSTIG SCHOON. nf VOOR ONZE POSTZEGEL VERZAMELAARS. 12 pfg' UIT RUSLAND. 40-JARIG JUBILEUM TE ALPHEN. EEN PAAR LAAT-GOTHISCHE POORTJES. n. Temand vroeg me: Hoe komt het dat te Leiden een gasthuis naar de H. Oaecüia heeft genoemd. Dat gebeurt toch De'aaak is spoedig uitgelegd. zooals men zich herinnert, werd Lelden in 1355 voor de tweede maal uitgebreid en wel met het gedeelte dat ligt tusschen den stillen en den Ouden Rijn eenerzijds en de Oude Vest anderzijds. Gedeeltelijk had zich daar' van te voren aan de tegenwoordige Haarlemmerstraat het Maredorp ontwuc- keid De parochie van Oegstgeest, waartoe het Maredorp behoorde had hier reeds in 1330 een kapel gesticht gewijd aan de Moeder des neeren. Toen het burgerlijk eenmaal tot Leiden behoorde en de Devol ving toenam, werd de Vrouwenkerk in 1363 tot parochiekerk verheven. Achter de Vrouwenkerk verrezen weldra een aantal kloosters en het schijnen vooral vrouwen kloosters te zijn geweest: St. Oaecllla, St. Elizabeth, St. Agnes. St. Ursula, St. Mar- erlet hadden er hun volgelingen. De aan wezigheid van zoovele vrouwenkloosters verklaart ook den naam „de Vrouwen kamp". a' kreeg deze nadat de zusterkens verdwenen waren een min loffelijke bijge- daHe[est. Caeciliaklooster werd omstreeks 1400 geslicht. De nonnetjes, die behoorden tot de Augustijnerorde, waren niet gegoed. Wel zeer ln tegenstelling met hun patro nes, die tot een rijke Romelnsche patri ciërsfamilie behoorde en die zooals men weet in de R.-K. Kerk wordt vereerd als de schutsheilige der toonkunst. Behalve aan zingen en spelen moesten de Zusters zich heel ijverig wijden aan weven en handwerken ten einde hun klooster in stand te kunnen houden. Toch schijnt dit steeds goed bevolkt te zijn geweest. Het jaar 1465 maakt althans melding van 48 Bewoonsters. Evenwel ging het klooster op den duur achteruit en omstreeks de dagen van 't beleg, wellicht nog iets vroeger, werd het opgeheven, terwijl de Zusters apart gingen wonen. Het werd toen afgestaan aan het St. Catharinagasthuds, dat ruimte te kort kwam. Van toen af aan was het dus een zieken huis dat evenwel den naam van St. Caeci- lia bleef dragen. En die naam bleef ook behouden, toen de gebouwen in 1595 wer den ingericht tot Pest- en Dolhuis. Bij een geweldige pest-epidemie in 1635 bleek het; St. Caeciliagasthuis te klein en werd een houten pesthuis gebouwd buiten de Morsch poort, waarvoor in 16581662 het nieuwe gebouw verrees dat thans dienst doet als psychopathen-asyl. Het voormalige klooster bleef dienst doen als dolhuis en idiotengesticht. Waar eens het vroom gezang weerklonk, klonken thans de schrille kreten der zinneloozen. Over de verdere lotgevallen kunnen we zwijgen. Suite Caecilia had haar vereersters in de Lange Vrouwenkerksteeg, St. Elizabeth sinds 1428 haar dienaressen aan de Oude Vest. In 1595 werd het St. Elizabethsgast- liuis. Vermoedelijk dachten de wijzen van dien tijd: een heilige in een achterstraatje geeft geen aanstoot, doch een heilige aan een hoofdstraat is een ergernis. Het gast huis was reeds in 1575 Vergroot met het terrein en de gebouwen van het voorma lige St. Ursula-klooster. Er stonden een aantal kleinere en grootere huisjes, waarop wij later nog wel terugkomen. Er was een leprozenhuis en er was een „vrouwen-ba- jerd", d.wz:. een logement voor doortrek kende arme vrouwen, waarvoor men ook elders in dit stadsgedeelte nog een „ba- jerd" had. En daarmede krijgt de naam „Vrouwenkamp" reeds een anderen klank ft heb hierboven geschetst het poortje het Vrouwe Elizabethsgasthuis, zoo- Jk het er thans uitziet. Vermoedelijk is Dog laat-Gothiek. De flauwe spits- wijst daar onmiskenbaar op. Het pro- h® is hoogst eenvoudig gehouden bezit geen kraal en mist het Gothische base- ®ent De sluitsteen in den top geeft het jaar 1623. Dit zegt evenwel niets, want dit ™tDl kan wijzen op een verbouwing, dd wc weten het, voor 1595 was de Vrouwe «n Sinte. Wanneer we later de Leidsche Hofjes oenandelen, komen we uitvoeriger op het gasthuis terug. Thans willen we u alleen maar in over- epng geven, de poort even binnen te loo- Lrcricntsaf te slaan en dan onmiddellijk vcnturt. waar zich de ingang van de be- wMrschool bevindt. Pr i j riiui,. is daar nog een aardige doorgang met ^gewelven, z.g. kloostergewelven, achti Tjhtfeh zoo'n doorgang eveneens hult Pbori van het St. Caeciliagast- eeii £n 7,er!etten jaar wezen we reeds op ^lijken doorgang achter 't poortje kw? R'in. Deze doorgangen met hun den r\5£we'ven zUn ongetwijfeld nog uit Er rif tUd- bii7cnjin„trouwens nog meer interessante ken a!'? en op dit terrein te ontdek- Over u1 daarover later. pDDennieL'aat"Gothische b°ortie op de sesrtirLT hebben we vroeger al eens ouder eI is zeker honderd iaar ven is et ftenaissancefries dat er bo kaal J Aa-n het profiel met de jes is Dhtdige Gothische basement- nog inirt besteed en het poortje is ,Ul® een spitsboog. r ANNO L-JU) 1 En nu ten slotte nog een derde laat- Gothisch poortje. Het is ingemetseld m het Noordertransept van de Hooglandsche kerk doch is afkomstig uit de Pieterskerk. Om de eigenaardige profiellijnen te verkla ren, moeten we even enkele punten uit de bouwgeschiedenis van de Pieterskerk in herinnering brengen. Zooals men zich herinnert, zijn de tran septen pas zeer laat tot de tegenwoordige hoogte opgetrokken, waarschijnlijk niet vele jaren voor den beeldenstorm op 25 Aug. 1566. Toen was de bouwgeschiedenis definitief afgesloten. Allerlei dingen wijzen er op. dat men overigens voordien nog grootsche plannen koesterde. De dichtgemetselde togen wijzen er op, dat het koor nog met een omgang zou worden verrijkt. Verder lag het in de bedoeling de beide transeptarmen ter weerszijden te vergrooten met een zybeuk. Alleen de westelijke zijbeuken zijn tot stand gekomen. Midden onder den arbeid aan den Oos- telijken zijbeuk van het Noordertransept is men blijven steken. We zien tegen den Oostmuur van het Noordertransept een aardig traptorentje uitsteken. Dit torentje rust ten deele op een onvoltooide zand- steenen gordelboog, die bestemd was om het gewelf van den te bouwen zijbeuk te dragen. Als die zijbeuk voltooid was ge worden, zou een deel van het torentje, dat thans lager ligt dan de goot van het tran sept in de kerk zichtbaar zijn geworden en daarmee ook de pinakelvormige versie ringen boven het zandsteenen lijstwerk en de spitsboogtraceeringen daar beneden. De trap van het torentje zou dan voeren naar de omgangen van het gewelf en het poortje daarvan zou eveneens van uit de kerk in zicht zijn geweest. Nu stond het poortje evenwel schuin voor de trap. Dat kon niet anders, want recht voor de trap stond een muurkolom die ook in de kerk zichtbaar moest zijn. Om nu toch een behoorlijke doorgang te krijgen, zag de steenhouwer zich voor de opgaaf gesteld de doggen van het poortje evenwijdig schuin te profileeren ten op zichte van het voorvlak. Aan de binnen zijde zien we dus precies dezelfde profi leering als aan den buitenkant met dien verstande dat het breede profiel daar links zit. Het schuine profiel was dus daar ter plaatse constructief noodzakelijk. Een vroegere opzichter van de bouwen der Ned.-Hcrv. Kerk was van oordeel, dat het poortje veel te mooi was, om in een vergeten hoekje te zitten weggestopt en bracht het waar het nu is. waar het overi gens geen doel heeft. Het zou natuurlijk aardiger zijn geweest als men het Noordertransept van de Pie terskerk zoo ingrijpend had kunnen res- taureeren. dat het poortje op zijn plaats had kunnen blijven en in de kerk zicht baar was gemaakt. Doch hieraan waren vermoedelijk nog al technische en pecu niaire bezwaren verbonden. We mogen nog wel even de aandacht vestigen op het mooie profiel, in de wer kelijkheid veel en veel mooier dan op deze schets, en daarbij even in stilte den on- loekenden steenhouwer gedenken, die zoo meesterlijk zijn vak verstond. POSTZEGELS ALS GELDBELEGGING. V. Wat is de Postzcgelhandel. In ons laatste artikel schreven wij over de aankomst van de z.g. eerste oplage of eerste druk. De postzegelhandelaar is na tuurlijk niet altijd in staat, om bij de eerste oplage het aantal te koopen dat hij noodig heeft: het aantal van de eerste oplage is vaak zoo gering, dat wanneer hij 10 vel krijgt, in groote steden misschien iets meer, mag hij heel blij zijn. Het groot ste gedeelte wordt dan ook pas gekocht bij de tweede oplage, vooral datgene wat be stemd is voor het buitenland. Zoodoende komt het, dat men vaak eenige maanden moet wachten, alvorens men hier een reeds lang aangekondigde zegel kan krij gen, uitgezonderd weldadigheidszegels, om dat daarvan in den regel de geheele uit gave tegelijk wordt gedistribueerd. Dit ge schiedt ook van herdenkings- of herinne ringszegels of van zegels die over korten termijn verkocht worden, zooals dus hier te lande b.v. voor eenigen tijd uitgegeven zegels voor de Goudsche ramen. In de philateiistische tijdschriften en in de Postzegelrubrieken worden nu, wanneer plaatsruimte zulks toelaat, de zegels nog eens vermeld of uitvoerig besproken en de verzamelaars kunnen dan hun beurzen weer openzetten om de zegels in hun bezit te krijgen. Wanneer nu alles zoo ongeveer verkro pen is, als wij in onze laatste artikelen beschreven, dan begint voor den hande laar een belangrijk werk, n.l. het zoeken naar variëteiten, zoo deze er tenminste zijn, en dat is vaak het geval. Intusschen zijn ook de verzamelaars aan het speuren en zoeken gegaan en weldra kan men in de postzegeltijdschriften de resultaten van deze speurtochten vinden, waarbij vaak zeer belangrijke zijn. Een zeer groot ge deelte van die berichten hebben wij, vooral waar het betreft groote zeldzaamheden, te danken aan de postbeambten die ver zamelaar zijn of hun bevindingen aan een hun bekend verzamelaar mede deelen. Zoo lazen wij nog kort geleden een bericht over een vel l1/; cent zegels van Nederland, waarvan een der punten dubbel zat, zoo dat er zegels waren, waar de helft maar opstond, terwijl er een ander gedeelte w?s waar de druk op de gomzijde stond, merkwaardig is het dat een dergelijke fout aan de zeer scherpe contole is ontsnapt. Intusschen is er ongeveer een maand verstreken, en langzamerhand komen er nu hier en daar kleine partijtjes gebruikte zegels. En het Is weer de handelaar die er vlug bij moet zijn, want ook in het buitenland vraagt men reeds gebruikte te koop. Naar gelang de waarde en het oplagecijfer worden deze zegels nu gekocht per 100. per 1000 of wanneer het z.g. heel gewoon goed is, dus b.v. onze 1'/-, 5 en 6 ct. zegels, per kilo. De prijzen voor deze zegels varieeren natuurlijk ook naar ge lang van waarde en oplage. Voor het kilogoed worden, wanneer het niet te veel beschadigd is. prijzen betaald van 25 ct. tot f. 1.50 per kilo. Wanneer nu een handelaar, voldoende partij heeft, dan laat hij zijn personeel, wat meestal uit meisjes bestaat, deze zegels uitzoeken en afweeken, daarna, wanneer het zegels betreft waarvan tan- dingverschillen of fouten bekend zijn, tandingen meten en de eventueel tusschen zittende zegels met fouten er uit halen. Dat een en ander zeer veel tijd kost. behoef ik niet meer te vertellen. De zegels worden na al deze behandelingen ver pakt in zakjes meestal bevattende 1000 stuks en verzonden naar buitenlandsche correspondenten. (Wordt vervolgd). NIEUWE UITGAVEN. Duitschland. - Het nieuwe 12 pf.'s fran keerzegel is thans in koers met liggend watermerk, evenals de dienstzegels van 10, 20 en 40 pf. in het adelaarstype. Voorts verschenen nieuwe dienstzegels van 6 en Italië. - De serie zegels uitgegeven bij den 50sten verjaardag van Garabaidi's overlijden, zal bestaan uit 10 frankeer- en 5 luchtpostzegels. Letland. - De 10 S. voorheen rood is thans uitgegeven tweekleurig, geel en groen. Oostenrijk. - Dat de bezuiniging ook onder de verzamelaars heerscht, is alles zins begrijpelijk, maar dat deze bezuini ging nog eens zichtbaar zou zijn aan de zegels hadden wij nooit verwacht. Het is echter geschied. De courseerende zegels zijn n.l. in crisis formaat (de helft kleiner dan het oor spronkelijke) uitgegeven. Verschenen zijn reeds 8 waarden, van 10 g. geelbruin tot 60 gr. grijsgroen De 15 g. en 16 g. zijn wegens portoverhooging verdwenen, hier voor kwam een nieuwe 18 gr. Polen. - De 50 gr. met de beeltenis van maarschalk Pilsoedski, vroeger grijszwart van kleur, is thans donkergroen. Spanje. - De z g. tentoonstellingszegel van Barcelona, is thans weer verschenen, voorzien van een vliegtuig als opdruk, als toeslagzegel voor de luchtpost. Het zegel is ook van den opdruk „Republica" voor zien. Het reeds voor eenige maanden gean nonceerde 5 ct. zegel, bruinzwart, met de beeltenis van Pi Margall. Spanje's eersten president der republiek in 1867, is thans eindelijk in koers hersteld. Tjecho-SIowakijë. - Op 16 Maart werden Tyrss zegels in koers gesteld. Vier stuks in twee verschillende uitvoeringen. Aan leiding is, behalve het Tyrss eeuwfeest, het Traagsch-Sokalcongres. De waarde zijn 0,50 kc. groen, 1 kc. rood, 2 kc. blauw en 3 kc. bruin. De totaal oplage is 100 millioen exemplaren. Vaticaan Stad. - In Augustus zullen nieuwe zegels verschijnen. De serie zal 18 waarden omvatten, tot op heden waren er 15. De nieuwe waarden zijn: 1 L„ 0.12'/v L„ voor drukwerk en 20 L. Het zegel van 2.50 L. wordt door een 2.75 L. vervangen. IJsland. - De serie van drie waarden (voorstellende de waterval van Gulljos) is thans nog aangevuld met del e. geel groen en de 3 a. geelbruin. Correspondentie voor deze rubriek aan Redactie „Leidsch Dagblad", Postzegel- rubriek, Leiden. DE NIEUWE MENSCHEN IN HET NIEUWE RUSLAND. (Nadruk verboden). Elke revolutie is vóór alles een ver schuiving op groote schaal van klassen en afzonderlijke menschen. De eene so ciale klasse wordt door de andere ver drongen. De oudé machthebbers worden vervangen door nieuwe, die uit geheel andere maatschappelijke groepen (in den regel uit de lagere klassen) gerecruteerd worden. Daarnaast wordt de oudere gene ratie door de jongere verdrongen. Dit gebeurt ook in gewone tijden, maar dan niet op zulk een brutale wijze. Bovendien geschiedt de opvolging .van de eene gene ratie door de andere onder normale om- standigneden geleidelijk en met behoud van het verband, er komt geen scherpe breuk in het cultureele en sociale leven van het volk. Tijdens een revolutie is de jonge generatie ongeduldig. Zij deelt met naar sterke knuisten klappen uit, naar rechts en naar links, zij gebruikt haar stevige ellebogen, duwt en stompt de oudere generatie, zij geeft niets om het geen de „oudelui" hebben geschapen. En aaarbij is de jonge generatie in den regel veel primitiever dan de oudere, mist zij elke beschaving. Dat alles gebeurt bij eme revoiuue. wij kunnen het nu ook in Rusland aannemen. Menschen van 4045 jaar worden in Sovjet-Rusland als „oudelui" beschouwd, die reeds afgedaan hebben. Er is in de laatste jaren een nieuwe genratie opge groeid, die de ideologie, Deschavmg en opvattingen van deze „oudelui" belache lijk vmat, die niets van de „gecompli ceerdheid" der psychologie der oudelui weten wil. Het zijn de vertegenwoordigers van deze nieuwe generatie, die nu de macht in handen nemen en overal de „oudelui", d.w.z. de menschen van 4045 jaar verdringen. De jonge generatie en haar meest typische vertegenwoordigers, de „Komsomollers" (jonge communisten), dringen nu overal naar voren, bezetten alle plaatsen, vallen den toeschouwer overal op. Zij vormen de meerderheid van ae werKkracnten op alle grootsche nieu we ondernemingen, hun „stormbrigades" heoben de leiamg bij alle belangrijke werken. En het zijn in den regel jongens van 1821 jaar. En hun „aanvoerders", de „ofiicieren van het industrieele leger", de ingenieurs en technici, zijn niet veel ouder, 2530 jaar oud. Dat is natuur lijk op zich zelf 'n verheugend verschijn sel, maar het land mist daardoor de er- va, mg van de „oudelui" (van mannen van 4u—45 jaar), hetgeen een groot ver lies is. De Rus is een „kuddemensch". Het Russische volk levert uitstekend materi aal voor eiken arbeid op. De Rus is tot ongekende krachtsinspanningen in staat, hij kan wonderen van dapperheid ver richten, maar alléén zoolang hij andere menschen naast zich ziet en vooral zoo lang hij een leider heeft, in wien hij vol komen vertrouwen stelt. Tijdens den oor- iog kon de overheid van elke Russische compagnie dingen verlangen, die bij een ander leger nauwelijks denkbaar zijn ge weest, maar alleen zoolang de officier het vertrouwen van zijn manschappen genoot en vóór zijn compagnie liep. Zoodra de aanvoerder sneuvelde en er geen geschikte plaatsvervanger was, veranderde dezelfde compagnie, die een oogenblik geleden door haar vastberadenheid en ongekenden moed den vijand in bewondering bracht, in een troep hulpelooze wezens, die zich zonder veel verzet gevangen lieten nemen. Deze eigenschap openbaart zich ook nu bij de industrialisatie. De Russische arbei ders kunnen meer werk verrichten dan een Westerling voor mogelijk zou geacht hebben, doch alleen zoolang zij een aan voerder hebben, dien zij voor zijn taak be rekend achten. En deze leiders zijn nu Komsomollers, knapen haast. Welke eischen dat aan het uithoudingsvermo gen en het zenuwstelsel van deze jongens stelt, is niet moeilijk te begrijpen. Maar daarnaast schept het bij die jongens een gevoel van overmoedigheid, een gering schatting voor de „oudelui", de overtui ging, dat je met durf en energie alles be reiken kunt, dat deze eigenschappen erva ring, kennis en beschaving kunnen ver vangen. En daarbij moeten die overmoe dige jongelui werken leiden, die in tech nisch opzicht wonderen zijn. De ontwerpen en teekeningen worden weliswaar niet door deze jongelui, maar door ervaren Duitsche ingenieurs (in den regel „oude lui") gemaakt, maar de uitvoering van die gecompliceerde werkzaamheden is opge dragen aan de jongelui met geringe ken nis, die een „kudde" leiden, arbeiders zon der eenige geschooldheid. Dat verklaart de vele mislukkingen, de talrijke gevallen van slechten bouw. het groote verlies aan kapitaal. Wat ons echter onwillekeurig ondanks alle fouten en den overmoed bij die jongelui treft, is taaiheid, hel denmoed, kracht. Zelfs de overmoed, waar mede zij zichzelf als de eigenlijke heeren van Rusland beschouwen, imponeert ons. Maar dat belet ons niet de schaduw kanten te zien. De jonge generatie heeft de oude beschaving als iets totaal over bodigs weggeworpen, op dezelfde wijze als de barbaren in de vroege middeleeuwen hadden gedaan. De jonge generatie wil van de cultureele erfenis der vaderen niets weten. Zij stelt alleen in „techniek" be lang en deze techniek leert zij in de prac- tijk, op de geweldige werken, die nu over al in het land verrijzen. De vroeger voor den Rus zoo typische neiging tot alge- meene schema's, tot het zoeken van het diepste wezen van de dingen, de belang stelling voor de belangrijkste vraagstuk ken van het leven, dat alles is nu ver dwenen. De jonge generatie heeft haar geestelijk leven opzettelijk tot het uiterste vereenvoudigd. Al het overige heeft zij als onnoodigen ballast weggeworpen. En dit verschijnsel is ook in de Russi sche literatuur waar te nemen. De vraag stukken van goed en kwaad, van leven en dood, van liefde en haat, alle algemeen menschelijke vraagstukken, die de Rus sische schrijvers vroeger in hun werken CORRESPONDENTIE. Mij werd gezonden een „getypt" briefje, gedateerd 25—3—,32 Hierin werd mij ad vies gevraagd door iemand die een ver zameling postzegels krijgt. Ik kan hierover alleen schriftelijk in bespreking treden daarvoor is echter noo dig, dat u even uw naam en adres mede deelt, hetgeen in het door u gezonden schrijven achterwege is gelaten. Hierboven plaatsen wij een foto van den heer' P. Roozeboom te Alphen a. d. Rijn, die 2 April a s. den dag hoopt te her denken dat hij 40 jaar geleden in dienst trad bij de N.V. dakpannenfabriek v.h. fa. H. v. Leeuwen aldaar. Het zal den jubilaris stellig niet aan be wijzen van belangstelling ontbreken. behandelden en waardoor de Russische literatuur in zulk een korten tijd de wereld heeft weten te veroveren, dat alles wordt door de nieuwe generatie als dwaas heden beschouwd. In plaats daarvan is 'n uiterst simplicistische formule gekomen de klassenstrijd, die alles zou verklaren en die belangrijker zou zijn dan al het overige. De ideeën, de lyriek, hebben afge daan. De literatuur heeft slechts één taak, nl. den industrieelen opbouw te helpen doorvoeren. De dichter moet rüet meer over zijn gevoelens, noch over de natuur zingen, hij moet een hoogoven, een elee- trische centrale, een nieuwe fabriek be zingen, een machine moet voor hem veel belangrijker dan de schoonste vrouw zijn. En dat alles wordt in vollen ernst ver kondigd. En het blijft niet bij de theoriën, er worden nu zulke romans, tooneelstuk- ken en gedichten geschreven. De jonge generatie met deze uiterst sim plistische en primitieve psychologie is reeds kort na de bolsjewistische revolutie opge komen. Reeds in 1923 trachtten de woord voerders en ideologen van deze generatie de „oudelui" te verjagen en hun plaats in te nemen. Toen leefde Lenin nog, zelf een lid van de generatie der „oudelui". Hij wees de aanspraken van de woordvoerders der jonge generatie van de hand. Hij wist, dat Rusland behoefte had aan een zeker minimum van beschaving, dat in een land, waar het laagje beschaving zoo uiterst dun was, de beschaafde elementen (voor zoo ver zij niet tegen het communisme strij den althans) gespaard moeten worden. Toen werd de aanval der jongeren afge slagen. Maar sindsdien is zooveel in Rus land veranderd. Nu hebben de jongeren de overhand behaald. Eerst hebben zij zich op de vertegenwoordigers van de „burger lijke" beschaving geworpen. Toen dat werkje opgeknapt was, zijn de communis ten van de vorige generatie aan de beurt gekomen. En al de Polonsky's en Wrons- ky's, de leeraren der communisten, werden voor „oude sokken" en „stoffels" uitge kreten en er uit gesmeten. Wel waren ook deze „leeraren" fanatici die alleen van klassenstrijd en klassenhaat konden spre ken, maar zij hadden toch iets van het oude Rusland meegenomen, de belang stelling voor de algemeene menschelijke vraagstukken was ook in hun ziel leven dig. Nu hebben zij afgedaan. In het gees telijke leven van Rusland heerschen de uiterst primitieve jongelui, die het werk aan allerlei hoogovens leiden. De meest opvallende karaktertrek van dezen nieuwen mensch is zijn activiteit. Hij pakt eiken arbeid aan, let op geen hin dernissen op z'n weg, hij is ruw, primitief, hij heeft voorgoed alle „vooroordeelen" van de oude generatie overboord gegooid, heeft met alle sentimentaliteit afgedaan. Hij zal meedoogenloos alles vernietigen, wat hem den weg naar de heerschappij wil ver sperren. Het is deze nieuwe mensch ge weest, die de z.g. collectivisatie van den landbouw heeft doorgevoerd, die honderd duizenden „koelaki" (welgestelde boeren) van hun have beroofd heeft en hen zelf naar het barre Noorden verbannen. Deze nieuwe mensch is vervuld van minachting van alle intellectueelen, hij maakt het leven van de overblijfselen der Russische beschaafde kringen tot een hel. hij hoont de „oudelui" onder de communisten, zijn piëteit, spot om het idealisme van een Tol- stoj, een Dostojewsky, een Solojow. De mensch is voor hem niets ander dan een der bouwmaterialen. Hij is door en door realist, „Amerikaan", zooals de Russen zich graav uitdrukken. Welke gevolgen zal de opkomende macht van dezen nieuwen mensch voor de toe komst van Rusland hebben? Deze vraag is in haar algemeenheid nog niet te beant woorden. omdat wij voorloopig nog in het begin van een proces staan. Wat wij ech ter wel kunnen, is eenige feiten vaststel len. De nieuwe mensch houdt zich nog officieel aan de leer van het communisme. Hij zweert nog bij Marx en Lenin, hoewel hij van die leer practisch niet veel afweet- Dat is overigens onvermijdelijk, wil hij inderdaad de macht veroveren, omdat in tegenwoordig Rusland de weg naar de macht via het communisme leidt. Maar wat zal de nieuwe mensch doen. wanneer zijn doel bereikt is, wanneer de laatste mohikanen onder de „oudelui", de laat ste medestrijders van Lenin, uit den weg zullen geruimd worden? De nieuwe mensch is niet alleen realist, hij is ook Rus, zelfs nationalist. Wie aandachtig de geestelijke ontwikkeling in Rusland volgt en niet aan de oppervlakte blijft, zooals de vreemde lingen uit den aard der zaak moeten doen, omdat zij in het wezen van de Rus sische ziel niet kunnen doordringen, die ziet het ontstaan van een eigenaardig nationalisme, dat voorloopig communis tisch gekleurd is. De nieuwe mensch zal geen „Bres-Litowsk" dulden, hij zal geen Russisch grondgebied aan den vreemde ling afstaan, hij zal zijn land verdedigen, al zou dat tot een vreeselijke slachting moeten leiden. En de tijd is niet al te ver, dat deze nieuwe mensch in Rusland een orde zal willen scheppen, die met zijn smaak en zijn opvattingen in overeen stemming zal zijn. Dr. BORIS RAPTSCHINSKY.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 13