JOSEPH HAYDN
73sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 26 Maart 1932
Derde Blad
No. 22091
31 MAART
1932
FEUILLETON.
De Geheimzinnige Inbreker
1732
zijn kapelmeester, in 1761, er toe moest
overgaan zijn geheele kapel af te danken
wegens den slechten toestand van zijn
financiën. Maar intusschen had onze
Haydn zich als een bekwaam musicus
doen waardeeren zijn werk had zelfs
reeds aandacht getrokken nog vóór hij
een vaste positie had en prins Paul
Anton Esterhazy van Galantha vond de
gelegenheid gunstig om hem als tweeden
kapelmeester aan zijn kapel te verbinden.
Eerste kapelmeester was G. J. Werner,
een man van zes en zestig jaar, en het
was de bedoeling van Esterhazy, dat
Haydn hem eenmaal zou opvolgen,
wat dan ook is geschied. Onze kunstenaar
werd aangesteld als „Hausofficier en bij
contract werden zijn plichten nauwkeurig
vastgesteld. Zijn wedde zou 400 Oosten-
rij ksche florijnen bedragen en hij zou met
het overige personeel samen eten. Mocht
zulks niet mogelijk zijn, dan kreeg hij
een halven florijn vergoeding. Het con
tract werd voor drie jaar aangegaan, welk
tijdsverloop beide partijen het recht zou
den hebben haar vrijheid te hernemen.
Of deze overeenkomst, waarvan de cu-
rieuse tekst bewaard is gebleven, later
formeel vernieuwd is geworden, weten we
niet, maar een feit is. dat Haydn zich er
voor zijn leven door gebonden heeft geacht
en tot zijn dood trotsch is geweest op zijn
titel van kapelmeester van de prinsen
Esterhazy
Het is haast onbegrijpelijk zooveel als er
in den huize Esterhazy aan muziek werd
gedaan. Er werd 'gemusiceerd vóór, onder
en na het middagmaal. Verder was er
eiken avond concert of opera, dikwijls
bal, en des Zondags werd de mis met
muziek opgeluisterd. De kerkkapel van het
kasteel Esterhazy te Eilsenstadt, de resi
dentie van het geslacht, was voor een
volledig orkest evenwel te klein en dus
werd een mis met muziek in de dorps
kerk uitgevoerd.
Nauwelijks was Haydn in zijn nieuwe
positie eenigszins ingeburgerd en had hij
maatregelen genomen om het 15 man
sterke orkestje op 21 te brengen, of prins
Anton kwam te vallen. Hij werd opge
volgd door zijn broeder, prins Nicolaas,
een nog grooter vereerder van de toon
kunst dan zijn voorganger. Hij „deed"
trouwens zelf aan muziek, bespeelde de
baryton, een soort violoncel met zes snaren
waaronder zes metalen snaren waren aan
gebracht, die medeklonken, wanneer de
darmsnaren gestreken werden. Voor dit
instrument moest Haydn tot in den treure
componeeren en op de door hem zeiven
opgestelde lijst zijner composities vindt
men niet minder dan 200 stukken voor
baryton, waarvan intusschen het grootste
deel door brand vernietigd is. Die 200 stuk
ken zijn intusschen slechts een klein deel
van zijn werk.
Onvermoeid heeft de componist steeds
maar weer gezorgd voor nieuwe geestes
kinderen om aan de eischen van het
muziekleven van zijn heer en meester te
voldoen. Nu eens verdiepte hij zich in een
opera, dan weer moest hij zorgen voor
muziek voor een marionettenvoorstelling,
een kunstgenre, welke in die dagen zeer
in de mode was. Kwartetten schreef hij
in rijke hoeveelheden; symphonieën
schudde hij als het ware uit de mouw; hij
schreef liederen en - kerkmuziek en toen
zijn naarn in steeds wijder kring bekend
werd, ontving hij van heinde en ver ver
zoeken om composities van zijn hand.
Zelfs uit Cadix in Spanje gewerd hem een
opdracht; voor den liturgischen dienst in
de Stille Week vroeg men hem muzikale
overpeinzingen te maken, welke telkens
nadat de dienstdoende geestelijke een der
Zeven Kruiswoorden van Jezus zou hebben
uitgesproken, door een orkest zouden wor
den uitgevoerd. En Haydn voldeed aan dit
verzoek, daarmede bewijs leverend van
zijn aanpassingsvermogen. Het werk is
later door hem in den vorm van een ora
torium gegoten en heeft als zoodanig suc
ces gehad. Maar nu behoort het vrijwel
tot de historie, gelijk zoovele composities
van den meester.
Het leven van Haydn zou een planten
leven geweest zijn zonder zijn beide reizen
naar Londen. Gelijk we in den aanvang
schreven was de meester als vastgeklon
ken aan de familie Esterhazy. Des zomers
toefde hij met Nicolaas Esterhazy op
diens prachtig kasteel Esterhaz, dat deze
vorst als een navolging van Versailles had
laten bouwen, des winters verbleef hij te
Weenen. was daar een groot man in de
muziekwereld, maar verder kwam hij niet.
Zijn vorst wilde er niet van weten, dat
hij een reisje b.v naar Italië ging maken
een zijner idealen of gevolg zou ge
ven aan een uitnoodiging om te Parijs
een concert te dirigeeren. Hij vond het zelf
best in zijn eigen land en zijn onderge
schikten moesten maar van dezelfde
meening zijn. Doch toen prins Nikolaasin
1790 was komen te overlijden, was een
der eerste bezoeken, welke Haydn ont
ving, die van den violist J. P. Salomon,
die hem een aanbod deed voor een reis
naar Londen. Haydn was toen dicht bij de
zestig, was nooit buitenslands geweest,
kende geen woord Engelsch, maar de voor
waarden, welke hem werden voorgelegd,
waren zóó mooi, dat hij er door verleid
werd. Zijn vrienden, in de eerste plaats
zijn jonge vriend Mozart, rieden hem de
onderneming af, doch Haydn weigerde
naar hun raad te luisteren en vroeg ver
lof aan zijn nieuwen heer, prins Paul An
ton, die hem dit gereedelijk gaf. Deze
Paul was slechts een matig minnaar der
muziek en vond het best, dat zijn kapel
meester eens vacantie wilde nemen. Hij
schoot hem zelfs het noodige reisgeld
voor!
Einde Juni 1790 begaf Haydn zich met
zijn impressario op reis en half Juli 1792
keerde hij te Weenen terug, moede, doch
welvoldaan, en met goed gevulde beurs. De
reis was hem zoo goed bevallen, dat hij
begin 1794 nogmaals met Salomon naar
Londen trok om in Augustus 1795 voor goed
naar Weenen terug te keeren en daar tot
zijn dood te blijven. Die Londensche rei
zen zijn voor Haydn en de kunst van de
grootste beteekenis geweest. De meester
had zich verbonden tot het componeeren
van nieuwe symphonieën en het dozijn
werken van die soort, welke in Engeland
zijn ontstaan, behoort tot het voortreffe
lijkste van wat hij op dat gebied heeft ge
schreven. Maar uit Londen had hij ook het
denkbeeld medegebracht om een orato
rium te componeeren. Hij had er de mees
terwerken van Handel op voortreffelijke
wijze hooren uitvoeren en ook de aandrang
door anderen op hem uitgeoefend bracht
hem er toe om zich op dit gebied te bewe
gen. Weleer had hij reeds een oratorium
geschreven; „II Ritorno di Tobia", een
soort van dramatische legende in Italiaan-
schen stijl, maar „Die Schöpfung". waar
mede hij in 1798 voor den dag kwam, was
werk van veel hooger waarde, onvervalsch-
te Duitsche kunst, waarin hij getoond heeft
hoe hij wist in de taal der muziek tot het
hart van zijn hoorders te spreken. Niet
minder is zulks het geval met zijn „Jahres-
zeiten", waarvan de eerste uitvoering in
1901 plaats vond. Beide werken hebben
krachtig bijgedragen tot den roem des
meesters en maken ook nu nog deel uit
van de nog heden ten dage hooggeschatte
kleinoodiën der toonkunst.
In de jaren, dat hij deze beide meester
werken schreef, componeerde Haydn ook
een half dozijn groote missen, alsmede het
Oostenrijksche Volkslied: „Gott erhalte
Franz den Kaiser", hetwelk hij wel op be-
stelling(i) leverde, maar dat gebleken is
een meesterlijke greep van den begaafden
kunstenaar geweest te zijn. zoodat het ook
nu nog gemeen goed is van ieder, wiens
moedertaal het Duitsch is. Want ook de
door Hoffmann von Fallersleben op die
muziek gedichte woorden: „Deutschland,
Deutschland über Alles" enz., zijn volkslied
geworden, in de eerste plaats van de Noord
Duitschers. (1)
Na „Jahreszeiten" heeft Haydn geen groot
werk meer gecomponeerd. In behaaglijke
rust heeft de meester, geëerd en geliefd,
ook ver over de grenzen van zijn geboorte
land, de rest zijner levensjaren te Weenen
gesleten. Alleen werden zijn laatste levens
dagen verbitterd door den oorlog, waarbij
Weenen door de overwinnende troepen van
Napoleon werd bezet. Leed heeft men den
grooten man intusschen niet aangedaan;
I daarvoor stond trouwens zijn kunst ook bij
de Franschen in te groote eere. Zelfs is,
i nadat hij op 31 Mei 1809 rustig en vredig
was ontslagen, van de zijde der Fransche
j autoriteiten gezorgd, dat hem een plech
tige uitvaart werd gegeven,
i
Wij hebben hier in enkele lijnen het be
loop van het leven des meesters getracht
te teekenen. Het was niet moeilijk, gegeven
het weinig emotie-njke beloop er van.
Moeilijker wordt onze taak echter, waar we
willen beproeven in het kort een indruk
te geven van de beteekenis van Haydn
voor de toonkunst.
Er bestaat daaromtrent bij velen een
betreurenswaardig misverstand. Wanneer
van Haynd wordt gesproken, wordt hij
vaak aangeduid als „Papa Haydn". Die ge
moedelijke persoonaanduiding heeft bij
velen de opvatting gevestigd, dat zijn mu
ziek gekenmerkt zou worden door zekere
rustige trouwhartigheid, dat het echte mu
ziek uit den pruikentijd zou zijn, vrien
delijk en gemoedelijk, leukjes en zonder
grooten hartstocht. Maar daarin vergist
men zich toch ten eenen male' Haydn
was een voorlooper, een nieuwlichter! Hij
was een hervormer, een gids op nieuwe
wegen en wie wat dieper dan oppervlak
kig met zijn kunst kennis maakt, wordt
onvermijdelijk getroffen door der. frisschen
geest, welke er uit spreekt. Dat is geen
pruikenmuiziek, maar zeer moderne kunst,
vol jeugd en kracht.
Het verhaal gaat, dat toen Haydn zijn
Wie een levensbeschrijving van Joseph
Haydn opslaat en nu het 31 Maart a.s.
twee eeuwen geleden zal zijn, dat hij het
levenslicht aanschouwde, zullen ongetwij
feld velen daartoe roeping gevoelen
wordt onvermijdelijk getroffen door den
I afhankelijken toestand, waarin de groote
kunstenaar gedurende een zeer belangrijk
deel des levens heeft verkeerd. Dertig
jaar lang is hij in dienst geweest van de
machtige prinsen Esterhazy, die hem ten
slotte beschouwden als een soort familie
stuk, dat van vader op zoon kon over
gaan. Niet minder dan vier Esterhazy's
heeft hij als zijn heer en meester erkend
en hij heeft het aan den lijve kunnen
ervaren, dat zijn ambt van kapelmeester
aan het hof van die Hongaarsche magna
ten geen sinecure was!
Voor een juiste beoordeeling van deze
positie moet men intusschen niet uit het
oog verliezen, dat zoo iets geen uitzonde
ring was. In Haydn's tijd, en ook daar
voor in de dagen van Bach, was een
toonkunstenaar veelal in dienst
betrekking bij een of anderen vorst of
machtig edelman. Bij de bestudeering van
de muziekgeschiedenis ontdekt men reeds
spoedig, dat dit een kwestie was van „to
be or not to be". Wie als scheppend kun
stenaar een vrij en onafhankelijk leven
wilde leiden, moest er wèl zeker van zijn,
dat zijn eigen middelen hem die weelde
konden veroorloven. Want componeeren
zelf gaf geen droog brood!
Zoo wordt het begrijpelijk, dat Haydn
in een zijner tot ons gekomen brieven het
een geluk voor zijn vriend Mozart noemde
zoo een of ander machtig heer zich over
hem ontfermde en hem in dienst nam!
Het was volstrekt geen rustig eereambt,
dat zoo'n kapelmeester bekleedde. Hij was
wel degelijk een der ondergeschikten van
zijn heer, behoorde tot het dienstpersoneel
was de gelijke van den kamerdienaar, den
stalmeester en den opperkok. Hij droeg
livrei en moest hard werken om aan de
wenschen van zijn patroon te voldoen. Zoo
is vele jaren Haydn's lot geweest, doch hij
heeft er zich niet over beklaagd. Integen
deel, hij was trotsch op zijn titel van
prinselijk kapelmeester en wilde er niet
aan denken, het geslacht Esterhazy in den
steek te laten, zoolang dit van hem ge
diend wilde zijn.
Alleen werd hij wel eens geplaagd door
een verlangen om zijn eigen heer en
meester te zijn, ten einde wat meer van de
wereld te zien dan Weenen en Esterhaz.
Tenslotte is hem zulks beschoren geweest
-— tot zijn geluk en tot heil van zijn
kunst!
Bij de beoordeeling van zijn afhankelijke
positie moet men vooral ook niet over het
hoofd zien, dat het, achteraf beschouwd,
een uitkomst voor hem is geweest, dat een
Uit het Engelsch door A. TREUB
27)
Hij keerde om en zeer beslist weer op
zijn schreden terug en bij het naderen van
het huis overdacht hij de manieren, waar
op hij onbemerkt zou kunnen binnenko
men. Hij wilde zich in den tuin verbergen
totdat het huis donker was en dan den
knip van het openslaande raam in de stu
deerkamer probeeren. Als hij zich goed
herinnerde, beteekende die knip niet veel.
Toen hij het hek naderde, zag hij met ver
bazing, dat de lichten in het huis reeds uit
waren. Er waren ten minste van de straat
geen lichten te zien. De kans bestond na
tuurlijk, dat sir Peter ditmaal vroeg naar
bed was gegaan, maar het was slechts een
geringe kans.
Hij opende voorzichtig het hek en ging
den tuin binnen en de maan, standvastig
in haar hulp bij de plannen van ware ge
lieven, trok zich bescheiden achter een
zware bank van wolken terug. Op zijn tee-
nen over den streep gras langs de oprij
laan, sloop Eric langs den kant van het
huis en bleef aan het einde der waranda
staan. Hij luisterde scherp eenige oogen-
blikken, rekte toen zijn hals uit en zag dat
ae lichten in de studeerkamer ook uit
waren. Hij knoopte zijn jas dicht, keek
fronsend naar den grond voor hem. lichtte
Plotseling het hoofd op, greep naar de
leuning, sprong er over en kwam met een
tachten bons op den grond der waranda.
Zich toen plat makend tegen den muur
van het huis, sloop hij naar het open
staande raam der studeerkamer.
groot heer zich over hem ontfermde.
Toen hij, na koorknaap in den St. Ste-
phanusdom te Weenen geweest te zijn.
door zijn leider en leermeester Reutter op
straat was gezet, zoogenaamd om een
ondeugende streek, feitelijk evenwel omdat
hij de baard in den keel had en dus in
het knapenkoor niet meer mee kon zingen,
dreigde hij een schooiertje te worden.
Gelukkig beschermde zijn degelijk karak
ter hem voor veel kwaad, doch men moet
maar eens, zijn door den schilder Dies
voor hem. op zijn ouden dag opgestelde
autobiografie lezen, om te begrijpen, dat
hij een zwaren strijd om het bestaan
heeft moeten voeren. Na van de hand op
den tand te hebben geleefd, was het wer
kelijk een buitenkans voor hem, dat de
oude en nurksche componist Porpora hem
wel als zijn huisknecht of famulus in
dienst wilde nemen. Dat is een zware
tijd voor hem geweest, waarover hij zich
later slechts kon getroosten met de ver
klaring, dat hij van Porpora heel wat had
geleerd. Er viel echter eerst werkelijk een
lichtstraal op zijn levenspad, toen graaf
Fürnberg, die zijn muzikalen aanleg had
opgemerkt, hem op zijn kasteel Weinzierl
te gast vroeg, en toen hij, op zijn 27ste
jaar. op diens voorspraak door graaf Mor-
zin tot kapelmeester werd aangenomen. i
Hij verdiende bij dezen niet meer dan
200 Oostenrijksche florijnen plus kost en
inwoning, maar in die dagen was daarvan
rond te komen en zelfs waagde Haydn
het, tegen het uitdrukkelijk verbod van
zijn patroon en dus buiten zijn weten, in
het huwelijk te treden. Dat huwelijk, met
de dochter van zijn pruikemaker Keiler,
had zijn ongeluk kunnen worden. Indien
graaf Morzin er iets had van bemerkt
ware hij op stel en sprong ontslagen, daar
zijn heer uitdrukkelijk had verklaard van
geen gehuwd personeel gediend te willen
zijn. Maar bovendien bleek alras, dat zijn
echtverbintenis een vergissing van de al
lerergste soort was geweest, daar hij en
zijn vrouw absoluut niet met elkander
overweg konden. Ware hij een man van
een ander temperament geweest, het leve
ware hem tot hel geworden. Hij nam
echter de zaken kalm op en vergenoegde
zich met de wijsgeerige overpeinzing, dat
aan alles een einde komt en dus ook aan
een huwelijk. Maar dat huwelijk heeft
veertig jaar lang stand gehouden
Haydn was een te goed katholiek om aan
te sturen op een tusschentijdsche ontbin
ding en zonder zijn evenwichtig karak
ter had hij het zeker niet kunnen uit
houden met haar, die hij in een zijner
brieven een „bestia infernale" heette (een
helsch beest).
Graaf Morzin heeft niets geweten van
dat ongelukkige huwelijk, doordat hij
reeds een paar jaar na de benoeming van
Sir Peter stond midden in de donkere
kamer en wachtte ,dat er iets zou gebeu
ren, maar toen er eenige oogenblikken
voorbij gingen, zonder dat er een onheil
spellend geluid of beweging merkbaar was,
zakte zijn vrees en zijn humeur werd
beter.
Geleid door het flauwe schijnsel van het
wegkwijnende vuur in den haard zocht hij
den weg naar den schoorsteen en belde.
Binnen enkele oogenblikken zag hij flauw
de deur van den salon open gaan en Spen
cer op den drempel verschijnen.
Belde U, sir Peter?
Er klonk een trilling in de vraag van
den butler.
Belde? Natuurlijk belde ik! snauwde
sir Peter. Wat is er met die vervloekte lich
ten gebeurd?
Dat kan ik niet zeggen, sir Peter.
Mogelijk een defect in de leiding.
Sir Peter liep voorzichtig naar het ven
ster, hield de gordijnen op zijde, en keek
in het donker.
De lichten op straat branden nog, zei
hij kortaf. Zeker een zekering los geraakt
op het bord.
Kijk er eens naar!
Spencer liep naar de telefoon.
Kan jij het niet maken? vroeg sir
Peter.
Ik zou het wel kunnen, maar we heb
ben geen draad in voorraad.
Niet? Waarom niet? Haal wat en
gauw! Zorg dat we intusschen iets van
licht hebben. Kaarsen of wat dan ook.
Er is alleen maar de lantaarn in de
garage, sir Peter.
Haal die dan.
Ja, sir Peter.
Spencer verliet de telefoon met merk
baren tegenzin en ging de kamer uit, en
toen hij den butler tegen een meubelstuk
van den salon hoorde botsen, ging sir
Peter naar den Chesterfield, en er in
zitten.
Er gaat altijd iets verkeerd in dit
vervloekte huis, mompelde hij kwaad.
Hij wachtte ongeduldig op de beloofde
verlichting. Hij dacht aan de lucifers op
de tafel en denkend aan hun groote breek
baarheid, vroeg hij zich kwaad af waarom
hij met lucifers wilde zeuren. Hij was toch
zeker in de gegeven omstandigheden niet
zoo zenuwachtig ,dat hij bang in het don
ker was?
Hij antwoordde zich zelf met een niets
beteekenend gegrom, stond op, en trachtte
het bijna uitgedoofde vuur wat op te po
ken, maar toen hij de kolen omkeerde,
werden ze tot asch en de kamer werd don
kerder dan te voren.
Hij keerde naar den Chesterfield terug
en verwenschte den butler van harte. Wat
was er met den kerel gebeurd? Was hij in
slaap gevallen?
Hij trachtte de voorwerpen aan den
anderen kant der kamer te onderschei
den, toen een zach't geluid op de waranda
hem opschrikte en zijn aandacht trok en
hij zonk weer terug in de behaaglijke
diepte van den Chesterfield, vanwaar hij
scherp keek naar de gordijnen van het
openstaande raam. Hij was niet zoo zeer
bang als wel hoogst verbaasd.
Hij hoorden den knip van het raam
wegschuiven en den klank van den opko
menden wind in de boomen, terwijl het
raam langzaam geopend werd. Toen wer
den de gordijnen vaneen gehouden en een
kort oogenblik teekende een gedaante
zich diep zwart af tegen de zwakke ver
lichting der lucht. De gordijnen sloten
zich weer en sir Peter hield den adem in.
Stilte.
Toen kwam een geluid, dat geleek op,
maar luider was de wind in de boomen
het geluid van zoekende vingers langs
den muur. Een zwak bekend gepiep zeide
sir Peter, dat het bewerkte paneel in zijn
gleuf gleed, een zwakken bons duidde de
welgeslaagde hanteering van den grendel
der brandkast aan en toen weer stilte.
Sir Peter bewoog zich voorzichtig, bang
dat een losse veer in de bekleeding van
den Chesterfield zijn gewoon „plung!" zou
laten hooren en hij haalde zachtjes den
revolver uit zijn zak. Hij wachtte nog wat
langer, zich bewust van een merkwaardig
genot in den toestand 't verouderde ge
not van den gelukkigen jager, of het af
schuwelijk genot van een kat met een
muis. Toen hoorden zijn ooren het zachte
geritsel van papier en hij sprak luide:
Goeden avond!
Het geluid hield op en er volgde stilte,
een stilte, die nog dieper dan te, voren was.
Te oordeelen naar je melodramatisch
binnenkomen, heb je zeker jeCWerk in den
schouwburg geleerd, ging sir Peter voort
op scherpen sarcastischen toon, en in dat
geval zal je ,als het ware het onverwachte
verwacht hebben. Stil, als het je belieft,
voegde hij er dreigend bij, of ik schiet je
neer!
Het kwam niet bij hem op dat hij zeer
groot gevaar liep zelf dood geschoten te
worden, met aldus zijn aanwezigheid te
doen blijken voor de scherpe aankondi
ging van zijn voornemen. Slechts toen de
stilte voortduurde, begreep hij het gevaar,
dat hij liep en dientengevolge veranderde
hij snel zijn positie in den Chesterfield.
Hij meende, dat hij een zwakke bewe
ging in de buurt van de tafel hoorde. Ver
vloekt! raasde hij inwendig, waar is Spen
ser? Een licht! Iets van een licht!
Hij bemerkte plotseling, dat hij zicht
baar was voor den indringer in den laat-
sten zwakken gloed van den haard. Zijn
breed overhemd zou tenminste eenigszins
zichtbaar zijn. Hij sprong op.
tweede reis naar Londen maakte em hij té
Wiesbaden verbleef, hij In zijn hotelkamer
in een aangrenzend vertrek het Andante
uit een zijner jongste symphonieën op het
klavier hoorde spelen. Hij ging eens kijken
en zag een groepje Pruisische officieren
bijeen zitten, luisterend naar een collega,
die zijn symphonie speelde. Haydn maakte
zich als den componist van het werk be
kend. doch de officieren namen dat maar
niet zoo dadelijk aan: zulke jeugdig opge
wekte muziek kon niet geschreven zijn
door zulk een bejaard heer (Haydn was
toen ongeveer 62 jaar). Eerst toen hij met
ge noodige «identiteitsbewijzen was komen
aanzetten, o.a. met een brief van hun eigen
koning, gaven zij zich gewonnen en een
vroolijke avond was er het gevolg van.
Dat karakter van jonge frischheid heeft
Haydn's kunst tot het einde zijns levens
gekenmerkt. Neen nog sterker: hoe ouder
de meester werd, hoe jonger zijn kunst!
De symphonieën, welke hij onder hoogen
druk in Engeland schreef, zijn de beste,
geestigste en opgewerktste van de meer
dan honderd, die hij heeft gecomponeerd,
en zijn laatste groote werk, het oratorium
„Die Jahreszeiten" heeft gedeelten, zooals
het Lentekoor in den aanvang en het Wijn
koor in den Herat, vol frissche inspiratie,
het laatste zelfs vol jeugdigen overmoed,
welke waarlijk niet was te verwachten van
een man, die de 70 naderde!
Ten onrechte noemt men Haydn den
vader van het hedendaagsche orkest. De
kiemen hiervoor zijn te zoeken bij voor
gangers van hem, de zoogenaamde Mann-
heimer school, waarvan Stamitz wel de be
langrijkste vertegenwoordiger is. Hun sy
stematische samenstelling van het orkest
met het strijkkwartet als voornaamste fac
tor. heeft hij overgenomen, doch hij heeft
het stelsel tot verdere ontwikkeling ge
bracht. elke der samenstellende deelen tot
onderdeel van het symphonisch geheel ge
maakt. Vóór hem b.v. in de dagen van
Bach, leidde iedere instrumentgroep een
zelfstandig bestaan. In een symphonisch
werk is daarbij steeds heel de instrumen
tale massa aan het woord en iedere groep
volgt zijn eigen weg. Haydn gaat anders
te werk: naast de melodische lijn is voor
hem een der voornaamste factoren de
klank. Hij combineert in volkomen vrij
heid een enkel instrument met een andere
groep, legt nu en dan. waar het hem van
pas toeschijnt, aan een groep het zwijgen
op, laat nu eens de eene dan weer de an
dere combinatie naar voren treden, maar
terwijl hij de vaste indeeling in de verhou
ding tusschen strijkers en blazers hand
haaft. geeft hij aan de klankkleur haar
volle beteekenis. Daarbij is het van buiten
gewone belangrijkheid, dat Haydn einde
lijk heeft gebroken met de vrijheidbelem-
merende becijferde bas. bij zijn voorgan
gers de vaste grondstem van een muziek
stuk. Daardoor geeft hij aan de harmonie
een vrijheid vair vorm, ongekend bij zijn
voorgangers.
Ook op het gebied der kamermuziek is
Haydn hervormend te werk gegaan. Zijn
eerste kwartetten zijn prettig geschreven
muziek, een lust voor ieder, die gaarne
zijn kracht wijdt aan kamermuziek. In zijn
latere kwartetten streeft hij naar hooger,
breekt hij met de traditie. De eerste viool
wordt daarin onttroond als de toonaan-
gever, de voorzanger, zouden we kunnen
zeggen. De andere instrumenten krijgen
een zelfstandiger leven. Het is niet een
melodische lijn. aangegeven door de eerste
viool, steunend in harmonisch opzicht op
de drie andere, neen, ook deze volgen een
eigen melodlschen weg, natuurlijk in sa
menklank met de andere. Het kwartet
krijgt daardoor een veel boeiender karak
ter, er spreekt een rijkdom aan vormen
uit. welke men vergeefs bij Haydn's voor
gangers zoekt.
Ten slotte zij er op gewezen, dat de
meester met zijn beide oratoria werk heeft
geleverd van gansch ander karakter dan
b.v. Handel. Noch zijn „Schöpfung" noch
zijn „Jahreszeiten" kan men in den eigen
lijken zin oratorium heeten. Het zijn een
reeks van cantates, waarbij het dramatisch
element als In Handel's „Judas Macca-
baeus", ontbreekt. Daarbij is er ook elk
Italiaansch element vreemd aan. is het
zuiver Duitsche kunst, en zóó vol zonnige
liefelijkheid, dat ze ook voor andere dan
Duitsche ooren een streeling is, een on
volprezen genot oplevert voor ieder, wiens
gemoed voor muziek ontvankelijk is.
Den man, die deze kunst in het aanzien
riep, te huldigen, nu het twee eeuwen ge
leden is, dat hij 't levenslicht aanschouw
de, was mij een behoefte. G. KELLER.
(1) Misschien is het menigeen niet be
kend, dat b.v. één der gezangen in enkele
Protestantsche Kerken in Frankrijk ge
zongen, tot melodie heeft die van het
Oostenrijksche volkslied. De tekst begint
aldus: .Dans l'abime de misère
Maak je bekend en zeg wat je wilt,
beval hij. of in drie seconden
Terwijl hij sprak snelde de indringer
naar het raam en toen een gedaante weer
zichtbaar werd tusschen de gordijnen,
vuurde sir Peter vastberaden.
Een sissende kreet van pijn beantwoord
de het schot; de gedaante bleef nog een
oogenblik staan, maar zonk toen op den
grond neer onder de gordijnen, die zij van
de ringen trok in een vergeefsche poging
om staande te blijven. Zij bewoog zich
even, en bleef toen stil liggen.
Sir Peter ging, zonder haast te maken,
de kamer door, en bleef bij zijn slacht
offer staan.
Spencer! riep hij kwaad.
Geen antwoord.
Hij keek even naar hetgeen op den
grond lag, toen, overtuigd dat het niet met
onbehoorlijke haast zou verdwijnen, ging
hij tastend naar de salondeur en wierp die
open.
Spencer!
Ik kom al„ sir Peter. Ik kom al.
Spencer kwam door den salon een flik
kerende lantaarn op armlengte voor zich
houdend.
Ik kom al, sir Peter, herhaalde hij,
zich verontschuldigend; hij hijgde alsof
hij hard geloopen had.
Toen hij de studeerkamer binnen kwam,
zag sir Peter de buitengewone bleekheid
van den butler, het trillen van zijn lippen
en het rinkelen der lantaarn in zijn beven
de hand, en hij voelde zich vaag teleur
gesteld, dat zijn gevestigde meening van
Spencer blijkbaar zoo gegrond was. De
butler was bepaald verlamd van zenuw
achtigheid.
.(Wordt vervolgd),