DE ONTWAPENINGSCONFERENTIE MET PAASCHVACANTIE Het werktijdenbesluit voor winkels. f3ile Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 24 Maart 1932 Derde Blad No. 22090 BIJ HET EINDE DER EERSTE PERIODE. Nieuwe bepalingen ingaande 1 Mei. BURGERL. STAND V. LEIDEN Steunt met Uw gaven het Leidsch Crisis-Comité. «gf PASTILLES «JffisflS I). j I FEUILLETON. De Geheimzinnige Inbreker Genève, 21 Maart 1932., Men schijnt in de pers der verschillende inden den gedelegeerden en deskundigen :er Ontwapeningsconferentie hun Paasch- racantie van drie weken niet te gunnen. Menigeen zal bij zijn terugkeer in het aderland weinig aangenaam verrast zijn oij het lezen van hoofdartikelen uit het dgen land en uit het buitenland over het reinig bevredigende verloop van de eerste periode der conferentie, die van 2 Februari iot 19 Maart heeft geduurd. Zelfs bladen, die na de beëindiging der algemeene dis cussies een maand geleden hun voldoening erover hadden uitgedrukt, dat de alge meene beschouwingen den goeden wil van alle delegaties hadden aan het licht ge bracht, om tot het bereiken van een posi tief resultaat mede te werken, en die op pond van de tijdens de algemeene dis cussies door 50 delegaties afgelegde ver klaringen hadden vastgesteld, dat de jooruitzichten der conferentie toch wel iets gunstiger zijn dan verwacht was, over stelpen nu de arme gedelegeerden met lerwijten, dat zij de opgewekte hoop niet hebben vervuld en dat de conferentie nog geen enkele positieve beslissing heeft op geleverd. Tegen deze overijlde veroordeeling van Se langzaamheid en besluiteloosheid der Ontwapeningsconferentie meen ik toch te moeten opkomen. Ik heb in mijn brieven I nimmer verzwegen, hoe ernstig de mee- ningsverschillen ter conferentie nog steeds rijn en hoe enorme moeilijkheden nog moe ten overwonnen worden, om de conferentie tot een ook zelfs maar zeer betrekkelijk succes te kunnen brengen. Van een over dreven optimisme zal men mij dus zeker niet kunnen beschuldigen. Doch juist daarom meen ik wel het recht te hebben thans ook tegen ongemotiveerd pessimisme verzet aan te teekenen. Om de eerste periode der Ontwapenings conferentie rechtvaardig te beoordeelen, moet men zich herinneren, dat het in de maand Januari de algemeene opvatting hier te Genève was, dat de conferentie van zeer langen duur vermoedelijk van acht maanden of nog langer, zou worden en onvermijdelijk verschillende onderbrekin gen van het werk zou noodig maken. Men stelde zich toen voor, dat de eerste periode der Ontwapenings-conferentie, waaraan vanzelf door de nadering van het Paasch- feest een einde zou komen, slechts een voorspel zou zijn, waarin nog geen enkele belangrijke beslissing zou genomen wor- 'en. Verder dan tot een beëindiging der lgemeene beschouwingen en tot de orga niseering van het werk der conferentie in de tweede periode zou men in Februari en Maart nog niet hebben te komen. Boven dien stelde men zich te Genève toen nog op het standpunt, dat de half Maart be ginnende Paaschvacantie tot begin Mei zou voortduren, opdat bij de hervatting van het werk de onzekerheid omtrent de samenstelling der toekomstige regeeringen van Duitschland en Frankrijk, die het laatste woord met betrekking tot de hou ding van hun land ter zake van het ont- wapeningsvraagstuk zouden te zeggen hebben, verdwenen zou zijn. De maand Februari bracht ons toen den meevaller, dat de algemeene beschouwin gen veel spoediger beëindigd werden dan tevoren was vermoed en dat de van alle zijden gebleken goede wil, om tot het be reiken van een positief resultaat der con ferentie mede .te werken, zoo groot was, dat het bureau der conferentie overeen kwam een ernstige poging te doen, opdat de conferentie in plaats van acht slechts zes maanden zou duren, zoodat zij nog in de maand Juli zou kunnen ten einde worden gebracht. Indien nog in den loop van den zomer een bevredigende regeling zou kunnen verkregen worden, zou dit zeker voor het beroemd geworden „herstel van het internationale vertrouwen" van groot nut zijn, doch zou de hierdoor ver kregen kostenbesparing eveneens een wel daad voor de in alle landen noodlijdende schatkist zijn. Om den afloop der conferentie aldus te verhaasten, besloot het bureau, dat de conferentie het resultaat der Fransche en Pruisische verkiezingen niet zou afwachten en zich slechts een veertiendaagsche va- cantie zou gunnen, begin April in plaats van begin Mei de werkzaamheden weder hervattend. De gemakkelijkheid, waarmede de conferentie het over de organisatie van het werk in de commissies eens werd, ver sterkte de hoop, dat de eerste periode een grooteren vooruitgang zou kunnen bren gen dan bij den aanvang der conferentie in Februari nog vermoed werd. Dit aan het einde van Februari bestaan de optimisme is niet verwezenlijkt kunnen worden. Nu de conferentie met Paasch vacantie gegaan is, moet worden erkend, dat zij niet méér gedaan heeft dan het bescheiden voorbereidende werk, dat in Januari van de eerste periode verwacht werd. De redenen, waarom de maand Maart niet den vooruitgang gebracht heeft dien men door het verloop der Februari- besprekingen meende te mogen tegemoet zién, liggen echter vrijwel uitsluitend ge heel buiten de sfeer van invloed der con ferentie zelf: het zijn Hitler's candidatuur voor het Duitsche Rijkspresidentschap en het Japansche bombardement van Sjang hai met de daardoor veroorzaakte buiten gewone Volkenbondsvergadering. Kon men het den Franschen euvel dui den, dat zij weinig lust in principieele besprekingen met de Duitschers hadden zoolang hun en geheel Europa een Duitsch presidentschap van Hitier dreigend boven het hoofd zweefde? Kon men het dr Brü- ning en zijn gedelegeerden te Genève kwalijk nemen, dat ook zij een Fransch- Duitsch politiek duel trachtten uit den weg te gaan, waar de tegenstanders van Hindenburg op den loer zouden zitten, om nieuwe verkiezingsargumenten ten gunste van den „sterken man" Hitier uit de dis cussies te putten? Was het niet veeleer in ons aller belang, dat de Fransch-Duit- sche uiteenzetting achterwege bleef, totdat de Franschen. gerustgesteld door Hitler's échec, eenigszins minder stroef zouden zijn en de Duitschers ook hunnerzijds eenige concessies kunnen doen. zonder terstond in den verkiezingsstrijd van zwakheid en slapte te worden beschuldigd? Eerlijk gezegd, met het oog op de Fransche en Pruisische verkiezingen, die nog op die voor het Duitsche presidentschap moeten volgen, zou ik de voorkeur aan een Paasch vacantie tot begin Mei. zooals aanvankelijk bedoeld was, gegeven hebben. De verkie- zingslucht is heusch geen geschikte atmos feer voor een belangrijke internationale conferentie. Het was echter niet alleen het spook van Hitler's presidentschap, dat alle poli tieke besprekingen ter Ontwapeningscon ferentie in de maand Maart bemoeiliikte. In nog hoogere mate noopte ook de buiten gewone Volkenbondsvergadering over het Chineesch-Japansche geschil hiertoe. Mochten de delegaties riskeeren, dat een politieke spanning in de ééne internatio nale bijeenkomst een noodlottige terug werking ook op de stemming in de andere zou hebben? Iedere van beide conferenties had waarlijk reeds zorgen genoeg, dat de eigen moeilijkheden niet nog behoefden verscherpt te worden door een terugwer king erop van de gebeurtenissen in de andere bijeenkomst. Het zou een politieke lichtzinnigheid zijn geweest, als de Ontwa peningsconferentie tijdens den duur der Volkenbondsvergadering ernstig aan den politieken arbeid zou zijn gegaan! Men schreeuwe dus niet met hen mede, die thans reeds bittere verwijten tegen de Ontwapeningsconferentie en haar gedele geerden richten! De conferentie heeft vol bracht, wat bij haar aanvang op 2 Febru ari haar taak voor de eerste periode ge acht werd. Zij had nog méér willen doen doch is daarin verhinderd door twee Ge beurtenissen waarop zij geen invlo"d kon oefenen. De tijd voor verwijtende kritiek is dus nog niet gekomen! In het Staatsblad is opgenomen een K. B., waarbij met 1 Mei a.s., den datuift waarop de winkelsluitingswei; 1930 in wer king treedt, het bestaande werktijdenbe sluit voor winkels 1929 wordt vervangen door een nieuw werktijdenbesluit voor winkels. Hieraan wordt het volgende ont leend: Een man of vrouw mag in winkels op Zondag geen arbeid verrichten. Deze be paling is niet van toepassing op arbeid, bestaande ln of onmiddellijk verband hou dende met: a. verkoop en aflevering van brandstof fen en smeermiddelen voor en van onder- deelen voor spoedeischende herstellingen aan voer-, vaartuigen en rijwielen; b. den verkoop van dag- en weekbla den voor één uur nam.; c. verkoop en afleverirfg van ruw ijs; d. verkoop en aflevering van winkelwa ren ten behoeve van binnenkomende, uit gaande en doorgaande schepen. Bovendien is het verbod niet van toe passing op arbeid: in winkels waar uitsluitend of in hoofd zaak brood, banket, suikerwerk en choco lade worden verkocht op 1 Januari, 24, 26 en 31 December; in bloemenwinkels op 1 Januari, 14 en 15 Augustus, I en 2 November, 24, 26 en 31 December; in winkels, waar uitsluitend of in hoofd zaak brood, banket, suiker en chocolade worden verkocht gedurende ten hoogste vier achtereenvolgende uren. liggende tusschen 9 uur voorm. en 8 uur nam. doch uitsluitend voor den verkoop van die waren en voor werkzaamheden die daarmede onmiddellijk verband houden; in alle winkels op tijden, dat zij vol gens het bepaalde krachtens art. 9 der winkelsluitingswet op Zondag geopend mogen zijn. Een arbeider, die in een winkel arbeid verricht moet een wekelijkschen onafge broken rusttijd hebben van ten minste 32 uren. In afwijking hiervan mag op Zon dag de wekelijksche rusttijd van een man of een vrouw, die op dien dag arbeid ver richt, als bedoeld bij bovengenoemde uit zonderingen, of kappersarbeid ten be hoeve van tooneelvoorstellingen. éénmaal gedurende ten hoogste vier achtereenvol gende uren worden onderbroken, onder voorwaarde dat de rusttijd in totaal ten minste 32 uren bedraagt Voor een man of een vrouw die op Zondag in een winkel arbeid verricht, moet in den rusttijd ten minste éénmaal in drie achtereenvolgende weken de Zondag zijn inbegrepen. De zoo juist genoemde onderbreking is dan niet van toepassing. Behalve gedurende den wekelijkschen rusttijd mag een arbeider, die in een win kel arbeid verricht, bovendien op een dag der week geen arbeid verrichten vóór of na 1 uur des namiddags. Indien de wekelijksche rusttijd begint op den dag, dat de arbeider na 1 uur des namiddags geen arbeid mag verrichten moet de rusttijd ten minste 41 uren be dragen. Een man of een vrouw mag in winkels geen arbeid verrichten tusschen 81/: uur des namiddags en 6 uur des voormiddags. Een arbeider mag in winkels niet langer arbeid verrichten dan 9'/t uur per dag en 53 uren per week. In afwijking van deze laatste bepaling mag: a. een man of een vrouw in winkels, waar uitsluitend of in hoofdzaak visch wordt verkocht, arbeid verrichten, hetzij op Donderdag, hetzij op Vrijdag, en op 30 December gedurende ten hoogste II uren, op 31 December gedurende ten hoog ste 14 uren en bovendien in de week, waarin 31 December valt, gedurende ten hoogste 62 uren; b. een man of een vrouw in winkels, waar uitsluitend of in hoofdzaak vleesch of vleeschwaren worden verkocht, arbeid verrichten op 31 December gedurende ten hoogste 11 uren; c. een jeugdig persoon van 16 jaar of ouder in alle winkels in het tijdvak van 25 November tot en met 5 December ge durende ten hoogste 10 uren per dag en 60 uren per week arbeid verrichten, on der voorwaarde, dat hij in het tijdvak van 3 weken, aanvangende den Zondag vóór 25 November, in totaal niet langer dan 166 uren arbeid verricht. In afwijking van het arbeidsverbod tusschen 81/: uur des namiddags en 6 uur des voormiddags mag een man of een vrouw in winkels arbeid verrichten, be staande in of onmiddellijk verband hou dende met: a. den verkoop en de aflevering van brandstof en smeermiddelen voor en van onderdeelen voor spoedeischende herstel lingen aan voer- en vaartuigen en rij wielen; b. den verkoop en de aflevering van winkelwaren ten behoeve van binnenko mende, uitgaande en doorgaande schepen; In de hierna genoemde winkels mag een man of een vrouw arbeid verrichten in afwijking van den bepaalden werkduur per dag en per week en in afwijking van het arbeidsverbod na 8'/i uur des namid dags, doch niet later dan een half uur na het tijdstip waarop de winkel voor het publiek gesloten moet zijn: a. in alle winkels op Zaterdag gedu rende ten hoogste elf uren; b. in alle winkels op den dag, vooraf gaande aan Goede Vrijdag en He melvaartsdag, op 14 Augustus en 31 Oct. gedurende ten hoogste elf uren. onder voorwaarde, dat onderscheidenlijk op Goede Vrijdag, Hemelvaartsdag, 15 Augus tus en 1 November de regeling wordt toe gepast, welke voor den Zondag is vastge steld c. in alle winkels in het tijdvak van 25 November tot en met 5 December gedu rende ten hoogste elf uren per dag en zes en zestig uren per week, onder voorwaarde dat de betrokken arbeider in het tijdvak van drie weken, aanvangende den Zondag vóór 25 November, in totaal niet langer dan honderd twee en zeventig uren arbeid verricht; d. in alle winkels in het tijdvak van 18 tot en met 24 December gedurende ten hoogste elf uren per dag en twee en zes tig uren per week; e. in bloemenwinkels op 22, 23, 24 en 30 December gedurende ten hoogste veertien uren per dag en in de week, waarin 30 December valt, gedurende ten hoogste twee en zestig uren; f. in winkels, waar uitsluitend of in hoofdzaak broody banket, suikerwerk en chocolade wordt verkocht, op 3, 4, 5 en 25 December gedurende ten hoogste veertien uren per dag, op 31 December gedurende ten hoogste dertien uren en bovendien in de week, waarin 31 December valt, gedu rende ten hoogste twee en zestig uren; g. in alle winkels op dagen, dat zij in gevolge het bepaalde krachtens artikel 9 der Winkelsluitingswet 1930 na 8 uur des namiddags geopend zijn, gedurende ten hoogste elf uren per dag, echter met uit sluiting van winkels, die geregeld na dat tijdstip geopend zijn. In winkels, die in gevolge het bepaalde krachtens artikel 9 der Winkelsluitings wet 1930 geregeld na 8 uur des namid dags geopend mogen zijn, mag een man of een vrouw arbeid verrichten na 8'/j uur des namiddags, doch niet later dan een'half uur na het tijdstip, waarop de winkel voor het publiek gesloten moet zijn. Een man of een vrouw, die in een win kel arbeid verricht, moet een dagelijk- schen onafgebroken rusttijd hebben vatt ten minste elf uren. De arbeidstijd van een arbeider in een winkel moet op eiken dag, waarop hij meer dan zes uren arbeid verricht, tel kens na ten hoogste vijf en een half uur arbeid worden afgewisseld door een onaf gebroken rusttijd van ten minste een half uur. Rusttijden van minder dan een kwar tier worden geacht tijden te zijn, gedu rende welke arbeid wordt verricht. Een arbeider mag gedurende deze rusttijden niet verblijven op een besloten plaats, waar alsdan de bedrijfsarbeid wordt verricht. Een man of een vrouw mag in een barbiers- of kapperswinkel op Zaterdag, op den dag voorafgaande aan Goeden Vrijdag en Hemelvaartsdag, of 14 Augus tus, 31 October, 24 December en op dagen, waarop in gevolge het bepaalde krachtens art. 9 der Winkelsluitingswet die winkel na 8 uur des namiddags geopend is en indien het hoofd of de bestuurder der onderneming tot een Israëlietisch kerk genootschap behoort, bovendien op een aantal nader aangegeven dagen tus schen 8'/: en 11 uur des namiddags en ge durende ten hoogste 12 uren arbeid ver richten onder voorwaarde, dat zoodanige arbeider na lO'/i uur des namiddags uit sluitend arbeid verricht, bestaande in bar biers- en kapperswerkzaamheden. Een arbeider van 16 jaar of ouder mag in een barbiers- of kapperswinkel in de week, voorafgaande aan Paschen of Pink steren, gedurende ten hoogste 58 uren per week en voorts in afwijking van het bepaalde omtrent den vrijen halven dag arbeid verrichten, onder voorwaarde, dat hij op den 2en Paaschdag of den 2en Pinksterdag geen arbeid verricht. Een man of een vrouw mag in een bar biers- of kappersonderneming op Zondag tusschen 12 uur des middags en 11 des namiddags kappersarbeid verrichten ten behoeve van tooneelvoorstellingen en op werkdagen tusschen 8'/i en 11 uur des nam. ten behoeve van tooneelvoorstellin gen en in verband met dit laatste op de eerste vijf werkdagen der week gedurende ten hoogste 11 uren per dag arbeid ver richten. GEBOREN: Johanna Maria, D. van A. G. Fasseur en M. Botermans Anthonius Franciscus, Z. van J. J. Bredeveld en M. C. van der Steen Nicolaas, Z. van P. H. Gahrmann en M. Verkerk Herberdina Jantina Pietemelly, D. van P. de Jongh en G. Breimer Tho mas Johannes Maria, Z. van M. C. van Veen en G. M. Streng Geertrui, D. van W. J. Mark en J. van Rijn Petrus Augustinus, Z. van J. C. W. van Leeuwen en J. M. Veen. ONDERTROUWD. J. W. van der Wel jm. 27 j. en H. Ver beek jd. 21 j. GEHUWD: J. W. van Wijk jm. en J. A. van der Wijngaard jd. E. H. Ch. Dentz Wedn. en C. W. Oostveen jd. A. J. van Es jm. en J. van Kampen jd. H. van Es jm. en J. J. C. te Water jd. P. Kóoreman jm. en J. Laurier jd. N. M. Louwrier jm. en J. van Putten jd. N. Moenen jm. en J. Smit jd. D. H. Pieron jm. en J. E. Liebe jd. OVERLEDEN. A. A. Knetsch, Dr. 9 mnd. A. G. Ver boog, M. 54 j. A. G. Hofstede—Olij, Vr. 34 jaar. RECLAME. 6397 Uit het Engelsch door A. TREUB. 26) Wat bedoelt Wat ik zeide. Maar binnen een paar minuten kom ik bij U. Elf Cavanagh Ave nue. Dat is Uw adres, nietwaar? Ja. Goed. Er klonk een geratel aan het andere eind, gevolgd door een irriteerend gezoem en sir Peter gooide den hoorn op tafel. Spencer legde hem weer op den haak. Is er iets niet goed, sir Peter? vrogg hij ongerust. Niets, wat je kunt begrijpen, ant woordde sir Peter prikkelbaar. Ga weg! Spencer aarzelde. Ikik hoor, dat er in den laatsten tijd verscheidene inbraken zijn geweest, sir Peter, begon hij met een licht trillende stem. Het verwondert me, dat je in staat bent iets te begrijpen ,viel sir Peter in. Je schijnt niet te verstaan wanneer ik zeg: ga heen! De laatste woorden klonken bijna als een schreeuw, en Spencer gehoorzaamde met tegenzin aan den gébiedend wijzenden vinger van den baronet. Hij draaide zijn blad zenuwachtig rond. en zich op den drempel omkeerend, probeerde hij nog iets te zeggen. Zal ik. Neen! Maak dat je weg komt! Spencer verliet langzaam de kamer en sloot de deur achter zich met een eigen aardig rammelen van den knop, wat een minachtenden grijnslach op sir Peter's lippen te voorschijn riep. Sir Peter keek een paar seconden naar den deurknop, toen lichtte hij zijn hoofd op, keek snel de kamer rond, liep naar het raam en sloot het zachtjes, er de zware zijden gordijnen met een opzettelijken ruk over heen trekkend. Weer wierp hij een haastigen blik over de meubelen, toen liep hij bijna steelsgewijze naar de brandkast. Hij schoof het gebeeldhouwde paneel weg en was bezig de slot-combinatie te rege len, toen de salondeur met lawaai open ging. Hij draaide snel op zijn hielen om, alsof hij een aanval verwachtte, en kookte van woede, toen hij zag dat Nina onver schillig naar de tafel ging. Pardon, zei ze vriendelijk, een spot tende buiging voor hem makend. De drommel haal je, meisje! barstte hij uit. Klop of doe iets voordat je deze kamer binnen komt! Hij liep naar de belknop en drukte er woedend op. Nina keek hem verbaasd aan. Er was iets van een hortende beweging in zijn spreken, wat van gespannen zenuwen sprak. Toen haalde zij langzaam haar schouders op. Ik kom om het boek van miss Enid, verwaardigde zij zich te zeggen, terwijl zij verscheidene boeken op tafel opzettelijk langzaam doorkeek. En ditmaal lieg ik weer niet. Sir Peter trok zijn gezicht samen alsof Nina's stem inderdaad iets zuurs was. dat hij onvoorbereid geproefd had. Krijg het en ga heen! bromde hij Hij draaide haar zijn rug toe en terwijl hij dit deed nam Nina bliksemsnel de kaart van den hoek der tafel en legde ze tusschen de bladen van een roman waarbij een eind der kaart naar buiten stak op de manier van een leeswijzer en toen de baronet zich weer omdraaide, was zij reeds bij de deur met het boek stijf in de kromming van haar arm. Zij kwam Spencer, die zich blijkbaar haastte om gehoor te geven aan de roep stem van sir Peter, juist binnen den salon tegen, en. zooals haar vaste gewoonte was als zij den butler op stille plaatsen tegen kwam bleef zij staan en keek hem coquet aan. Spertcer bleef geduldig staan en het meisje tikte hem speelsch met het boek, terwijl zij hem aanzag met de kwijnende blikken, die hij haar kinderlijkste karak tertrek vond. Het maanlicht is vanavond zeer mooi, Spencaire, zei ze smachtend. Mogelijk, stemde Spencer toe. en liep zonder complimenten langs haar heen. Het meisje keek hem na toen hij de studeerkamer binnen ging, en haar oogen stonden als vuur. Cochon! siste zij. Het is mogelijk, dat zij nog meer venijn in den scheldnaam gelegd zou hebben, als zij de handige beweging gemerkt had, waarmede de butler de kaart uit het boek naar zijn vestjeszak had overgebracht! Gedurende twaalf uren daarna vroeg zij zich toornig af. waar zij die verloren kon hebben. Sir Peter keek boos op, toen Spencer de kamer binnen trad. Hij had den kerel nu niet noodig; de noodzaak was uit eigen beweging heengegaan. Je zult vanavond niet meer noodig zijn, Spencer. Je kunt naar bed gaan. Goed, sir Peter. Spencer sloot de deur achter zich en ra telde meer dan ooit met den deurknop. Sir Peter was zich van geen bepaald plan, geen werkelijke ingeving bewust, toen hij naar de schrijftafel ging en een Amerikaanschen revolver met dubbelen loop uit de lade kreeg. Hij wist echter, dat hij kinderlijk zenuwachtig en onrustig was en toen hij het wapen in zijn hand voelde, wist hij ook, dat hij het eenige be trouwbare kalmeerende middel voor zijn tegenwoordigen toestand vast hield. Hij spande den cylinder met zijn duim, over tuigde zich dat het wapen geheel geladen was en liet het in zijn jaszak glijden. Toen iiep hij heen en weer tusschen het raam en den schoorsteen, met zijn handen in zijn zakken, zijn hoofd voorover, en zijn oogen fronsend naar het karpet gericht. Neen, zei hij bij zich zelf, hij was niet bepaald ongerust of opgewonden over den Decker, maar de gedachte van politieamb tenaren in de buurt was niet opvroolijkend. Hij had zeer onaangename herinneringen aan handelingen der politie tijdens het proces van zijn broeder en hij voorzag geen genoegen van dit nieuwe contact met hen. Maar hij meende, dat in een geval als dit de politie onmisbaar was Hij was halverwege de tafel en het raam, toen hij opeens staan bleef, en zijn hoofd verbaasd en vragend ophief. De lichten waren uitgegaan! HOOFDSTUK XV. Eric liep vlug de straat af met voeten, die licht waren van opwinding over een tot waarheid geworden droom en een hoofd, dat zwaar was door het probleem der obli gaties. Maar hij was zelfs niet in het minst verwonderd waarom deze lijnrecht tegen overgestelde gevoelens de twee uiteinden van zijn persoon zouden aandoen, want hij was niet gewoon te peinzen over de be wuste en onderbewuste gedachten. Hij aanvaardde eenvoudig de feiten dat Enid hem lief had en dat zijn vader betrokken was in een snood bedrijf. Als een jong en gezond zich zelf bewust man aanvaaidde hij het eerste als iets, wat hem toe kwam. Als een krachtig en bekwaam lid der firma Aimsbury en Zoon overwoog hij, wat het tweede feit betreft, dat het zijn dure plicht was het Aimsbury- fortuin in een gezonden, groeienden toe stand te houden, en hij redeneerde, dat het niet in de beste belangen der gemeen schap was ze te berooven van de voed zame kwaliteiten der Aimsbury's Superior Biscuits, door zijn eigen blind vertrouwen in de eerlijkheid van het hoofd der firma. Zijn stap werd langzamer, toen hij het einde der straat naderde en hij bleef on zeker stil staan in den lichtkring van een straatlantaarn. Verscheidene voetgangers gingen langs hem heen en keken nieuws gierig naar hem, maar hij zag noch hoor de ze. Hij was bezig te overwegen het voor en tegen, kwade kansen tegen mogelijk gunstige resultaten. Zeven, vijf, acht, één. Ja, dat was de combinatie. Misschien had Enid toch eigenlijk gelijk. Als de obligaties 's mor gens ontbraken, zou er groote drukte over zijn, en zoo hij zijn vader juist beoordeel de, zou de stem van Henry Aimsbury luide overal gehoord worden. Dan zou het het oogenblik zijn de papieren terug te geven tegen een prijs! en die prijs zou zijn: de verklaring van de geheele kwestie. Waar waren zulke kostbare obligaties van daan gekomen? Het was bijna ondenk baar, dat zijn vader ze plotseling verkre gen had en er over gezwegen zou hebben. Dat paste niet bij het karakter van Henry Aimsbury in dien tijd. Neen. Er was iets verdachts aan de geheele zaak en het was de blijkbare plicht van een zoon zijn va der te redden voor de gevolgen van zijn overijlde daden. Indien hij betrapt werd bij het zich toe eigenen der obligaties nu, daar kon mis schien wel een uitlegging voor gevonden worden! Maar hij wilde niet betrapt wor den. Daarvoor kende hij den weg te goed. In ieder geval, Enid had gezegd, dat het in de gegeven omstandigheden het beste was en als op dit oogenblik Enid's woord geen wet voor hem was, dan was dit warme gevoel in zijn hart geen liefde. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 5