LLAND-HERDENKING TE AMSTERDAM PU ROL KEELPIJN EN LEVEN OM EEN LEVEN LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 12 Februari 1932 Derde Blad No. 22055 PARLEMENTAIR OVERZICHT RECHTZAKEN. FE11!) I ETON. 72ste Jaargang Een drietal sprekers schetst de verdiensten van den Leidschen Oud-Hoogleeraar. «ren, den Hen februari, is. tien na zijn verscheiden, de Nederland- misgeer, wijlen professor G. J. P. J. nd herdacht in de Aula der Amster- Jjhè Universiteit. Wijlen Prof. Bolland. Ln talrijk gehoor, waaronder zich zeer loud-collegianten van den Leidschen meester bevonden, was aanwezig. Irouw L. Rauwerda—Welker, de voor- Ier van het Comité van het Philoso- (ch Gezelschap tot Bevordering van angen in Zuivere Rede, heette de fcezigen welkom. Spr. zeide. dat on- Bolland's profetische woorden, dat _a hem „uit zou zijn." er vele kernen [beoefenaren van en belangstellenden livere rede bestaan in verschillende van ons land. De oprichting van „wlland-Genootschap, de tijdschriften t Idee" en „Denken en Leven", het hijnen van tal van afzonderlijke wijs je werken getuigen van den groei en |bloei van het wijsgeerige geestesleven land. De oprichting van den Inter- Jonalen Hegelbond in 1930 legt, zegt I o.m. getuigenis af van den geweldi- 1 invloed van Bolland's arbeid. verwelkomt daarna den zoon van |tn Professor Bolland, Ds. A. K. Bol- l Moge Gij, zegt spr. tot Ds. Bolland, {indruk ontvangen, dat de herinnering |uw vader leeft bij allen, die. wat geestesverheffing betreft, zooveel Item verschuldigd zijn. Volgens verleend de spreekster het taan Prof. Dr. G. A. van den Bergh l&jsinga, die daarna het woord voert het onderwerp: „Het religieuse in rnd. Rede van prof. v. d Bergh van Eijsinga. ij wilde slechts aanvullen wat E. J. der Brugh in een voortreffelijk opstel iet Bolland-nummer van „De Idee" in |l over Bolland en den Godsdienst heeft ihreven. De indrukken van Bolland's ische opvoeding zijn nooit geheel :wischt. De antipathie, die hij bij vrij- gen ontmoette, vond haar oorzaak in afkeer van wijsgeerig denken. Voor kleinen kring is hij de groote wekker eest. die den weg baande tot een ibidding in geest en in waarheid. Zijn aek loste alle dogma's op, veel radi- ii' dan die der vrijzinnige theologen; ir zoo kwam hij tot de religie van 'ere Rede. Want deze is niet zonder ihtelij kheidHij dacht zich een _^ristendom der toekomst, door de ver- ^rtidsverlichting heen, boven de leerstel- leid van de oude kerken eens voor al gezuiverd of vergeestelijkt, waarbij ^—utelijke samenkomsten niet achter- Ifet» zouden blijven. dien geest heeft hij een .voorrede teen aanhangsel gegeven op spr.'s in uitgegeven boekenbundel (bij P. N. Kampen en Zn., Amsterdam). Hij lende ten volle het recht van christe- symbolisme van leervoordracht, het geen heel iets anders is dan allegorische exegese van den Bijbel. Van een stichte lijk spreken in dezen geest verwachtte hij een beter onderling begrijpen van recht- zinnigen en vrijzinnigen. Prof. Baljon was daarvoor te vinden: Prof. S. Cramer niet, terwijl Prof. Chantepie de la Saus- saye uit de hoogte met het geheele geval de draak stak Het is geen roemrijke blad zijde uit de geschiedenis onzer vader- landsche vrijzinnigheid, toen men den wijze van onverdachte, maar weldoor dachte vrijzinnigheid verloochende. Spr. geeft aanhalingen uit Bolland, die diens vromen zin onmiskenbaar aantoonen. Zoowel door zijn Wereldraadsel als door zijn Zuivere Rede heen loopt een gouden draad van vroomheid. Hij heeft ernst van de zonde gemaakt; de grootste zonde was hem de zonde tegen den Heiligen Geest der Waarheid. De wijsbegeerte is hem geen weetje geweest, maar ontroerend weten, begrijpen, niet zonder beleven, overgave aan den goddelijken wil, al had hij van dien wil zuiverder begrip dan de onwijs- geerige geloovigen en al had hij het in tuïtief met zijn gevoel gegrepene tot de klaarheid der gedachte omhooggevoerd. Hoogst ontvankelijk voor religieuse in drukken was hij de man om menschen van zeer uiteenloopende richting, mits zij oprecht en ernstig waren, te treffen door zijn woord. Bolland was religieus, want hij was een levend mensch Rede van dr. Meerum Terwogt. Dr. Meerum Terwogt sprak over: „Ver geestelijkte Werkelijkheid Nadat hij had uiteengezet, wat hem er toe had gebracht aan Bolland's nagedachtenis enkele woor den te wijden sprak hij over diens geestelijke nalatenschap, welke hij een kostbare erfenis noemde, een groot bezit en waarmede hij hoopte, dat de landge noot der toekomst zijn geestelijk voor deel zou weten te doen. Na te hebben opgemerkt, dat het werk van den Nederlandschen wijsgeer zich tot dat van zijn grooten voorganger Hegel verhield gelijk het rijpere tot het onrij pere. vestigde hij meer in het bijzonder de aandacht op het feit. dat door alles heen in Bolland's geschriften de waarheid zich ontwikkelde, terwijl zij daarin werd ontwikkeld en dat het in laatsten aanleg nooit anders dan om de waarheid was gegaan. Heeft dat feit, aldus dr. Meerum Terwogt, niet reeds aller eerbied af te dwingen? Daarna ontwikkelde spreker hoe het geestelijke in den mensch culmineert en bracht hij in verband daarmede de woor den in herinnering, die Shakespeare Ham let in den mond legt (Acte II. Scène 2). De kiem der menschelijkheid tot rijp heid te brengen, het geestelijke in den mensch te ontwikkelen, zie daar de taak, aan welke Bolland zijn leven heeft gewijd Inspannende-arbeid-ik door hem verricht met opoffering van veel wat het leven veraangenaamt. Na nog enkele oogenblikken te hebben stilgestaan bij het logisch verband van de verschillende verhandelingen in Bolland's hoofdwerk: „Zuivere Rede en hare Wer kelijkheid", eindigde spreker zijn rede als volgt: Gelijk U wellicht bekend zal zijn, is Hegei's Phanomenologie wel eens vergele ken met Dante's „Divina Commedia". En wanneer ik dan. daaraan gedachtig, hier wil gewagen van de hel, den louterings berg en het paradijs, dan zou ik het dóór- en vérwerken van hetgeen Bolland ons heeft voorgedacht, in zekeren zin' wel een geestelijke marteling kunnen noemen, een geestelijk afmattende inspanning, want in werkelijkheid ls het een helsche toer, zich door zijn wijsgeerige geschrif ten heen te werken. Maar voorts zou ik niet in gebreke willen blijven te gewagen van de loutering, die de mensch door dien zwaren arbeid zichzelf ongetwijfeld doet ondergaan En alhoewel ik eenerzij ds schroom het rijk van het zuivere begrip zonder meer slechts voor een paradijs te verklaren, zoo schroom ik anderzijds toch weer niet te zeggen, dat het rijk der zui vere en reine rede het rijk is, waarin een mensch, eenmaal aangeland, zich totzelf- beheersching kan hebben bevrijd, waarin hij in staat kan zijn den vrede Gods te beleven, die in den laatsten aanleg de geestelijke vrede zelf is, de vrede, die in werkelijkheid en waarheid alle verstand te boven gaat. „Ernstige waarheidsliefde," zoo schreef eens hij, wiens heengaan wij heden her denken en in wien de werkelijkheid zich zoo door en door vergeestelijkt had, „ver diept zich lang en aanhoudend in den zwaren arbeid des begrips, die de arbeid is voor en om het eenige ware; zij eert tot zij begrijpen kan, begrepen heeft. Dat ook wij mogen eeren, tot wij be grijpen kunnen, begrepen hebben. Onge twijfeld zullen wij dan, zoo handelend, op de meest waardige wijze zijn nagedachte nis in eere houden. Rede van den heer van Zelm. De laatste spreker, de heer J. C. van Zelm. richt, als voorzitter van den Am sterdamsehen Bolland-Kring, een woord van dank tot de vorige sprekers. De heer van Zelm vraagt daarna nog enkele oogenblikken de aandacht voor bespre king van de vraag: Hoe Bolland te eeren? Spr. zegt, dat Bolland een persoonlijkheid was, wiens arbeid was en is en in de toekomst zal zijn van groote beteekenis voor het geestesleven. Aan Bolland is het te danken, dat ons land. voor zoover het de belangstelling voor wijsgeerige bezin ning betreft, de vergelijking met andere landen glansrijk kan doorstaan. Zoo ls op het in het vorige jaar te Berlijn gehou den Hegelcongres o.a. gebleken, dat van het aantal leden, aangesloten bij den Internationalen Hegelbond. bijna 43°/» Nederlanders waren tegenover 31°/» Duit- schers. Wij. Nederlanders, roept. spr. uit, mogen er trotsch op zijn, een wijsgeer als Bolland in ons midden te hebben gehad. De heer J. Hessing. zegt spr., uitte zich in het laatst verschenen Hegelnummer van „De Idee", het orgaan van het Bol land-genootschap, in gelijken geest. Spr. zegt, dat het gevoel van piëteit, dat hij bij velen der aanwezigen mag i veronderstellen, als d e gezindheid jegens Bolland, enkele vrienden van zuivere rede heeft aangespoord tot een daad. Ter eere van Bolland's nagedachtenis hebben zij, ten overstaan van notaris J. Nijenhuis te Amsterdam, heden, den llen Februari 1932. een stichting in het leven geroepen, genaamd de Bolland-stichting. De leiding berust bij het bestuur, dat voor de eerste maal bestaat uit de heeren Prof Dr. G. A. van den Bergh v. Eijsinga, voorzitter. J. C. van Zelm, secretaris en A. Meijer, penningmeester. Als Commissie van Toezicht zullen op treden de heeren dr. P C. E Meerum Terwogt. voorzitter: G. M. van der Molen, secretaris en dr. J. C. Bruijn. De stich ting is gevestigd te Amsterdam. Het doel er van is, eenerzij ds voor het nageslacht bijeen te brengen al hetgeen kan gelden als bijdrage tot de kennis van leven en werken van wijlen Professor Bolland en anderzijds belangstelling te wekken voor de onbevooroordeelde redelijke denkwijze, die gedacht in den geest van Hegel en Bolland, te denken is als de methode voor wijsgeerig onderzoek De stichting wil, zegt spr. verzamelen en ordenen al wat van eenige historische waarde kan worden geacht. Het bijeengebrachte kan een bron van studie worden voor wie ern stige belangstelling heeft voor Bolland, zijn werk en den tijd, waarin hij leefde. Het vormen van een bibliotheek van de werken van Bolland, van diens leerlingen en geestverwanten ïs méde een der mid delen om het doel der stichting te ver werkelijken. Bovendien wil zij o.a. bevor deren de her-uitgave van Bolland's werken, de uitgave van Bolland's werken in een vreemde taal, het steunen van comité's of vereenigingen, die leergangen in zuivere rede houden. De Bollapd- Stichting is, zegt spr., te beschouwen als een middel om het doel, het wekken van belangstelling voor de onbevooroordeelde denkwijze, gedacht in den geest van He gel en Bolland, op hare wijze mede te helpen verwerkelijken. „In het licht der eeuwigheid," zegt spr.. „heeft Bolland gewerkt, gedacht, ge sproken In Bolland hebben we den groo ten Nederlandschen wijsgeer te erkennen, wiens geestelijke nalatenschap de eeuwen zal blijken te trotseeren. Moge, zegt spr. aan het slot zijner rede. de Bolland-Stich ting in staat worden gesteld, haar taak naar behooren. d. i. in den geest van den wijsgeer, dien wij heden herdenken, te vervullen RECLAME. 3615 TWEEDE KAMER. BEGROOTING VAN HET ZUIDERZEE-FONDS. De Minister van Waterstaat, de heer Reymer, heeft gisteren, in antwoord aan de verschillende sprekers, zijn voornemens met betrekking tot de Zuiderzee-demplng verdedigd. Hij gaf toe, dat voortzetting van de in poldering ten goede zal komen aan de werkgelegenheid, de werk-verruiming. Maar: men moet de waarde van dit argument toch niet overdrijven, meende hij, want bij de beoordeeling van een werk als dit moet het nut van het werk zélf den door slag geven en niet een bijkomstige overweging. De Minister nu gaf toe, dat de verdere inpoldering van nut kan zijn. maar hij herhaalde de stelling, reeds vroe ger door hem verdedigd, dat die voortzet ting niet mag plaats hebben tot eiken prijs. D; heer Colijn schijnt dit laatste wel te willen, meende de Minister, maar met dit standpunt was hij het niet eens. Hij bleef er bij, dat er met de inpoldering voorloopig niet moet worden doorgegaan, aangezien dit financieel en economisch een sprong in het duister zou zijn. Wat de tweede hoofdvraag betreft de wijze van uitgifte der gronden in den nieuwen Wieringermeer-polder ver klaarde de Minister, dat er van definitieve uitgifte nog geen sprake is Wat de voor- loopige uitgifte betreft is in groote lijnen het advies van den Zuiderzee-raad ge volgd, maar verder is er nog niets beslist. Wanneer het hiertoe komt, zal tevens een beslissing genomen moeten worden over het orgaan, waaraan voorloopig beheer en bestuur van den polder zullen worden toe vertrouwd. Ten aanzien van de hoofdvraag, die bij dit debat in geding was het al of niet voortgaan met de inpoldering) bleek dus een belangrijk meeningsverschil te be staan tusschen den Minister en den vpor- zitter van den Zuiderzee-raad. dr. Colijn De Minister wilde voorloopig stopzetten; de heer Colijn niet. Daarom diende laatst genoemde een motie in. waarin werd uit gesproken „dat vertraging van de inpoldering van den Noord-Oost-polder zoo eenigszins mo gelijk behoort te worden vermeden", en waarin de Regeering werd uitgenoo- digd. om tijdig vóór de behandeling der volgende Zuiderzee-begrooting aan de Kamer een berekening van de kosten en de financiering daarvan te doen toeko men En wat het tweede hoofdpunt be treft kwam er een motie van den heer Van der Waerden. de Regeering uitnoo- digend. „met bekwamen spoed voorstellen aan hangig te maken betreffende de uitgifte van gronden in den Wieringermeer-pol- der". en tevens uitsprekend, dat, in afwach ting van die voorstellen, geen maatrege len genomen mogen worden waardoor be paalds vormen van exploitatie (b.v. door den Staat i onmogelijk zouden worden Dan kwam er nog een derde motie, van den heer Wijnkoop, die. veel concreter dan de motie-Colijn. zich uitsprak tegen iedere stopzetting, en aandrong op voortzetting van het werk „in krachtig tempo". Welnu: over deze drie moties hebben verschil lende leden nog een korte redevoering gehouden, waaruit bleek dat men zich eigenlijk algemeen met die van de heeren Colijn en Van der Waerden kon vereeni gen.' Zelfs de Minister kwam verklaren, dat hij tegen die beide moties geen be zwaar had, maar wèl tegen die van den heer Wijnkoop. En zonder eenigen twijfel was de motie-Wijnkoop dan ook de dui delijkste en belangrijkste van de drie. om dat ze positief en aanstonds elke onder breking van het werk afwees. Zij werd echter met 44 tegen 30 stemmen verwor pen; er voor stemden de sociaal-democra ten, de vrijzinnig-democraten, de commu nisten en de heer Floris Vos. De moties van de heeren Colijn en Van der Waer den zijn daarop met zoo goed als alge- meene stemmen aangenomen. Het resultaat is dus, dat de Regeering, wat den Wieringermeer-polder betreft, voorstellen zal indienen inzake het be heer van den polder en het uitgeven der gronden, en dat, wat de verdere inpolde- rings-werken aangaat, vóór de volgende begrooting een overzicht van de kosten zal werden verstrekt: de Kamer sprak in- tusschen uit dat vertraging van de inpcl- derings-werken „zoo eenigszins mogelijk", AANRIJDING TE NOORDWIJK VRHOUT. Op 7 Sept. j.l heeft te Noordw ïkerhout een aanrijding plaats gehad waa. -yan een voetganger zekere G. y. d. T., die Ach met een rijwiel aan de hand rechts »an den rijweg op den wegberm bevond het slacht offer is geworden. Verdacht van het veroorzaken i van lichamelijk letsel door schuld stoncl ren de 28-jarige chauffeur J. J. G. uv t JJat- wijk a. Zee voor de rechtbank te 1 i-Gra- venhage terecht, die als verweer aar. 'voer de dat uit tegenovergestelde richting 'ton auto met verblindend licht was ki imen aanrijden. Het slachtoffer verklaarde geen au| 10 te hebben zien aankomen In het zieker, lruis waar hij gedurende 4 weken verph tegd werd is hem de toedracht dezer zaak i 'er- teld. Getuige heeft een blijvend onger, tak aan den linkerschouder tengevolge dezer" aanrijding. Na getuigenverhoor eischte het O. M. 1 maand gevangenisstraf Mr. dr. Roeper Bosch pleitte vrijspraal I. EEN ONVERBETERLIJKE. Gistermiddag stond in de verdach ten- bank der Haagsche rechtbank de 24-jarige landarbeider H. W A. thans gedetineerd wegens diefstal. De verdachte heeft zich- in het vorig jaar op verschillende tijdstip pen vervoegd bij eenige goudsmeden te Leiden o.a. op de Hoogetvoerd, de Turf markt en in de Donkersteeg waar hij rin gen uitzocht en dan een bestelling deed waarvoor hij een valsch adres opgaf. Even na zijn vertrek werd dan een ring vermist. In een galanteriewinkel stal A. een wek kerklokje. Verdachte bekende. De verschillende voorwerpen werden door de politie gedeel telijk bij zijn patroons te Zoeterwoude en ten huize van zijn meisje in beslag geno men. Het O. M. wees op het feit dat verdachte een jaar geleden door de Utrechtsche Rechtbank wegens diefstal is veroordeeld en er nog 14 feiten van oplichting aan het licht gekomen zijn. Gezien het onverbeter lijk gedrag van A. eischte de officier thans 1 jaar en zes maanden gevangenisstraf. Mr. Goldstein verzocht de Rechtbank een onderzoek naar verd.'s geestvermogens te doen instellen. Vonnis, 25 Febr. a.s. DE ROOFOVERVAL TE GINNEKEN. Het vonnis der Bredasche rechtbank. De rechtbank te Breda heeft, na het ver hoor van den ambtenaar der reclassee- ring over een eventueele plaatsing in de openluchtgevangenis, uitspraak gedaan in de zaak van den overval op het postkan toor te Ginneken. De eerste verdachte, G. J. C„ tegen wien 2 jaar en 6 maanden gevangénisstraf werd geëischt, werd veroordeeld tot 1 jaar en 3 maanden met aftrek der preventieve hechtenis. De verdachte D. F. B. werd con form den eisch van het OJtf. veroordeeld tot 1 jaar en 3 maanden, eveneens met aftrek van het preventief. RECLAME. Wrijf Vicks Vapo- Rub op keel en borst, bedek met warm flanel. Leg. •ook een weinig van deze zalf op de tong en slik het lang zaam smeltend door. 3632 behoort te worden vermeden. Deze uit spraak laat dus toch nog de mogelijkheid van stopzetting waarover dan het vol gend laar zal worden beslist open. Trouwens: als dit niet het geval was geweest, zou den de voorstanders van het stopzetten er niet vóór hebben gestemd. Summa summarum: op beide hoofdpun ten zal de Kamer dus het volgend jaar een definitieve beslissing moeten nemen. HAGENAAR. ■ar het Engelsch van MORICE GERARD door Emma A H. HOOFDSTUK VIII. Gevangenschap en vonnis. P?n volgenden dag moest mrs. Darcy ton i uden wegens ongesteldheid; zij E? al getracht op te staan en naar haar Et» f01?1 te gaan ln ieder geval te IK- 70men wat er gebeurd was, maar r'„ a's zij was, hoorde dit tot de on gelijkheden. den namiddag was zij voldoende her- o om gedeeltelijk gekleed te worden i ?m&ar ':amen'el' en om in een fauteuil ton h „met' de v°eten ondersteund door E „ïïnkie Sinds den vorigen avond was to mets meer gehoord van Robert; Long- 'atte was weggereden, op bevel van zijn ■n stSe' om zich te vergewissen van E ."i™ v'an zaken en daarvan verslag len t.Je"g,en: hU was nog niet terug. Zlctl voorstellen in welk een ont- Ntenis en spanning mrs. Darcy verkeer- e® "1 mindere dino d",u"e mate naar geneeie nuis- g Daar dit nog volgde, op hetgeen kt ™i'?en da8 reeds had doorge- amrt" 2icl1 als naar den goes' ,',ze scheen niet in staat tot den- ■as'on- aar "chaam niet bij machte E* toh-isbewegen' eeniaü lus Fletcher deed zijn best lens It, ,p wekken; had hij zich Bizien j, rderden leeftijd niet moeten fin om wz?u hijzelve er op uit gegaan vnnS» en in te winnen. Harold leen nw ,end naar zMn vader en antwoow j 'eweden gesteld met 'dat die voor zaken weg was. ongetwijfeld wat gehoord '"nd had van hetgeen de bedienden onder elkaar fluisterden. Zoo was de lange dag nu al zoo ver om. dat de gordijnen werden neergelaten en de kaarsen in de blakers aangestoken. Het gevoel van huiselijk gerief, de weelde, die Lucille omringde, stemde haar nu slechts nog wanhoperider; ze dacht aan de ge lukkige jaren, die achter haar lagen, aan de voortdurende zorgen en oplettendheden van haar echtgenoot. Waar was hij op dit oogenblik? Een gevangene? Ongetwijfeld alle wreedheden doorstaand vaji het opge sloten zijn: het meest nog lijdend onder de afzondering van degenen, die hij lief had, in de gedachte aan wat voor hem lag: de ernstige beschuldiging met de ontknoo ping. zooals men die eigenlijk niet anders verwachten kon. Als Lucille aan deze dingen dacht, be dekte zij het gelaat met de handen en barstte in tranen uit. een vertoon van ge voel, dat in haar zoo vreemd was. dat. het haar personeel met ontsteltenis vervulde; toch was het voor haar het beste, daar het haar verlichting schonk. Toen zij dan ook de oogen had afgewiScht. voelde zij kracht en sterkte, om te dragen, wat nog voor haar Ongeveer op hetzelfde uur, dat kapitein Darcy den vorigen dag teruggekeerd was hoeveel langer leek dit nu al werd er een luid kloppen op het buitenhek ver nomen. Mrs Lucille had orders gegeven, dat Longstaffe bij zijn terugkomst onmiddel lijk bij haai' op de kamer zou gelaten wor den; vol ongeduld wachtte zij nu. terwijl ieder oogenblik haar een eeuwigheid leek. Eindelijk hoorde zij zijn voetstappen en het kletteren van de sporen, terwijl nlj over den onbekleeden gang liep, vooraf gegaan door een kamermeisje, dat hem den weg wees. Lucille stond op, maar viel terug in haar stoel, terwijl het bloed haar naar het hoofd steeg en haar slapen klopten.—. Longstaffe maakte een buiging toen hij binnengelaten werd. Vertel mij gauw wat uw heer overko men is en wat gij gehoord hebt; houd niets voor mij achter! Longstaffe vertelde op zijn eenvoudige wijze, waaronder niet minder diepte van gevoel school, al wat hij te vertellen had. HÜ was naar Bow Street gestuurd en had daar vernomen, dat kapitein Darcy in de bank der beschuldigden had gezeten en na eenig verhoor teruggezonden was naar den Tower, waar hij den vorigen nacht ook verbleven had. Zijn heer had hem echter in de gerechtszaal ontdekt en had kans gezien hem een teeken te geven, dat hij volgen zou. Dit had Longstaffe dan ook gedaan en na eenig wachten had hij een verzegelden brief voor zijn meesteresse mee gekregen. Met vurig verlangende en trillende vin gers scheurde Lucille den brief open. die luidde als volgt: Liefste lieveling, Dit kan ik je schrijven door de vriende lijke welwillendheid en het oogluikend toelaten van sir Ralph Abercromby, gou verneur van den Tower, dien God beloone voor zijn goedheid jegens mij. Ik werd hedenochtend naar Bow Street gebracht op bevel van den koning, onderteekend door Zijn Majesteit in persoon, beschul digd van den moord op mylord Devizes. Zijn Genade, de hertog van Buckingham, was tegenwoordig, zat op de bank bij de overheid en leidde inderdaad het verhoor. Hij is zeer bitter jegens mij gestemd. Ik moest bekennen het feit, dat lord Devizes omkwam door mijn hand, maar. toen ik mijn verdediging wilde aanvoeren, sloot de overheid het verhoor en verwees mij voor de uitspraak van mijn vonnis naar het Gerechtshof, gepresideerd door den ko ning. Mij werd medegedeeld, dat het geval binnenkort zal voorkomen. Je moet heel actief zijn, liefste, en master Gaythorpe i bewegen je te helpen, zoodat wij de verde- diging zoo goed mogelijk opstellen. Toch betwijfel ik den uitslag, want mijn vijan den zijn alvermogend en zij nemen zich voor deze zaak tot een einde te brengen, waarmee mijn ondergang wordt beraamd. Toch bid ik met den ouden Psalmist: Heere, neig Uw oor. verhoor mij, want ik ben ellendig en nooddruftie. Bewaar mijne ziel. want ik ben Uw gunstgenoot; o, Gij, mijn God, verlos Uwen knecht, die op U betrouwt! Moge God. u, liefste, en onze kinderen onder de hoede van Zijn vleugelen nemen, bidt je liefhebbende echtgenoot, Robert Darcy. Tien dagen verliepen na de ontvangst van dien moedigen en teederen brief; da gen van hevigen angst en spanning. Ze werden ingenomen door beraadslagingen met de advocaten In den regel ging mrs. Darcy naar St. Martin's Fields, maar twee maal kwam Gaythorpe bij haar in King ston, toen zij te ongesteld was om de reis naar hem te ondernemen. Het werd Lucille vergund haar echtge noot drie keer per week te zien, maar nooit alleen, er was altijd een gevangenbewaar der bij. Deze bezoeken vergden zeer veel van haar uithoudingsvermogen; haar moed begaf haar als de praam haar ge leidde naar de noodlottige treden bij de „Verraderspoort", waardoor zoo vele ge vangenen de voltrekking van hun vonnis tegemoet gegaan waren, gedurende de eeuwen, sinds de Tower gebouwd was: de grimmige valpoort, de massief gewelfde ingang, de kleine cel met haar stevige mu ren, waarvan de dikte in het oog viel, daar, waar het kleine venster uitstak over de plaats daar beneden; het voortdurend ge brul van de leeuwen uit hun omheining naar Tower-Hill; al deze dingen dienden om nog te versterken de gedruktheid, die het noodzakelijk gevolg moest zijn van de zware beschuldiging, tegen Robert inge bracht. Alleen het bewustzijn van zijn on schuld en braafheid en haar eigen ver trouwen in God behoedden haar voor een inzinking, die haar gezondheid ernstig ondermijnde. Eén ding, dat zoowel de advocaat als mrs. Darcy verbaasde, wat het feit, dat Anne Pembery, het jonge meisje, dat Ro bert had gered, en thuis gebracht, door den procureur-generaal gedagvaard was om bij de rechtszitting te verschijnen als getuige van de andere partij. Zij had haar lichamelijke gezondheid voor een groot deel terug, maar haar geest was zoo zwak en verward. Zij had zich zeer gehecht aan mrs. Darcy, die haar groote vriendelijkheid en achting had getoond; ze verbleef nog altijd in het huis in Kingston, daar haar vader nog niet was terugge keerd en degene, wie hij de leiding van zijn huishouding had opgedragen, ziek lag aan binnenkoortsen. waardoor zijzelve ver zorgd moest worden. Master Gaythorpe en met hem de advo caat, dien hij had aangenomen, had Anne Fembery beschouwd als de voornaamste getuige ten gunste van kapitein Darcy en zelfs de rechtskundigen konden met ver klaren door welke spitsvondigheid haar getuigenis kon gerekend worden te hooren tot de tegenpartij. De dag van het verhoor brak tenslotte aan. Lucille had den heelen nacht niet geslapen; haar schoon gelaat was bleek en vaal, met donkere kringen onder de oogen. Robert Darcy gaf in zijn uiterlijk ook blijk van wat hij doorgemaakt had: grijze vlokken verschenen in zijn haar en kne vel; overigens was zijn houding van een kalme waardigheid en zelfvertrouwen en eerbied voor zichzelven. die hem nooit Be gaf, heel dien verschrikkelljken tijd door. Master Sawyer, later beroemd als sir Robert, pleitte voor kapitein Darcy, maar hij had geen getuigen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9