LLAND-HERDENKING TE AMSTERDAM
PU ROL
KEELPIJN
EN LEVEN OM EEN LEVEN
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 12 Februari 1932
Derde Blad
No. 22055
PARLEMENTAIR OVERZICHT
RECHTZAKEN.
FE11!) I ETON.
72ste Jaargang
Een drietal sprekers schetst de verdiensten van den
Leidschen Oud-Hoogleeraar.
«ren, den Hen februari, is. tien
na zijn verscheiden, de Nederland-
misgeer, wijlen professor G. J. P. J.
nd herdacht in de Aula der Amster-
Jjhè Universiteit.
Wijlen Prof. Bolland.
Ln talrijk gehoor, waaronder zich zeer
loud-collegianten van den Leidschen
meester bevonden, was aanwezig.
Irouw L. Rauwerda—Welker, de voor-
Ier van het Comité van het Philoso-
(ch Gezelschap tot Bevordering van
angen in Zuivere Rede, heette de
fcezigen welkom. Spr. zeide. dat on-
Bolland's profetische woorden, dat
_a hem „uit zou zijn." er vele kernen
[beoefenaren van en belangstellenden
livere rede bestaan in verschillende
van ons land. De oprichting van
„wlland-Genootschap, de tijdschriften
t Idee" en „Denken en Leven", het
hijnen van tal van afzonderlijke wijs
je werken getuigen van den groei en
|bloei van het wijsgeerige geestesleven
land. De oprichting van den Inter-
Jonalen Hegelbond in 1930 legt, zegt
I o.m. getuigenis af van den geweldi-
1 invloed van Bolland's arbeid.
verwelkomt daarna den zoon van
|tn Professor Bolland, Ds. A. K. Bol-
l Moge Gij, zegt spr. tot Ds. Bolland,
{indruk ontvangen, dat de herinnering
|uw vader leeft bij allen, die. wat
geestesverheffing betreft, zooveel
Item verschuldigd zijn.
Volgens verleend de spreekster het
taan Prof. Dr. G. A. van den Bergh
l&jsinga, die daarna het woord voert
het onderwerp: „Het religieuse in
rnd.
Rede van prof. v. d Bergh van
Eijsinga.
ij wilde slechts aanvullen wat E. J.
der Brugh in een voortreffelijk opstel
iet Bolland-nummer van „De Idee" in
|l over Bolland en den Godsdienst heeft
ihreven. De indrukken van Bolland's
ische opvoeding zijn nooit geheel
:wischt. De antipathie, die hij bij vrij-
gen ontmoette, vond haar oorzaak in
afkeer van wijsgeerig denken. Voor
kleinen kring is hij de groote wekker
eest. die den weg baande tot een
ibidding in geest en in waarheid. Zijn
aek loste alle dogma's op, veel radi-
ii' dan die der vrijzinnige theologen;
ir zoo kwam hij tot de religie van
'ere Rede. Want deze is niet zonder
ihtelij kheidHij dacht zich een
_^ristendom der toekomst, door de ver-
^rtidsverlichting heen, boven de leerstel-
leid van de oude kerken eens voor al
gezuiverd of vergeestelijkt, waarbij
^—utelijke samenkomsten niet achter-
Ifet» zouden blijven.
dien geest heeft hij een .voorrede
teen aanhangsel gegeven op spr.'s in
uitgegeven boekenbundel (bij P. N.
Kampen en Zn., Amsterdam). Hij
lende ten volle het recht van christe-
symbolisme van leervoordracht, het
geen heel iets anders is dan allegorische
exegese van den Bijbel. Van een stichte
lijk spreken in dezen geest verwachtte hij
een beter onderling begrijpen van recht-
zinnigen en vrijzinnigen. Prof. Baljon
was daarvoor te vinden: Prof. S. Cramer
niet, terwijl Prof. Chantepie de la Saus-
saye uit de hoogte met het geheele geval
de draak stak Het is geen roemrijke blad
zijde uit de geschiedenis onzer vader-
landsche vrijzinnigheid, toen men den
wijze van onverdachte, maar weldoor
dachte vrijzinnigheid verloochende. Spr.
geeft aanhalingen uit Bolland, die diens
vromen zin onmiskenbaar aantoonen.
Zoowel door zijn Wereldraadsel als door
zijn Zuivere Rede heen loopt een gouden
draad van vroomheid. Hij heeft ernst van
de zonde gemaakt; de grootste zonde was
hem de zonde tegen den Heiligen Geest
der Waarheid. De wijsbegeerte is hem geen
weetje geweest, maar ontroerend weten,
begrijpen, niet zonder beleven, overgave
aan den goddelijken wil, al had hij van
dien wil zuiverder begrip dan de onwijs-
geerige geloovigen en al had hij het in
tuïtief met zijn gevoel gegrepene tot de
klaarheid der gedachte omhooggevoerd.
Hoogst ontvankelijk voor religieuse in
drukken was hij de man om menschen
van zeer uiteenloopende richting, mits zij
oprecht en ernstig waren, te treffen door
zijn woord. Bolland was religieus, want
hij was een levend mensch
Rede van dr. Meerum Terwogt.
Dr. Meerum Terwogt sprak over: „Ver
geestelijkte Werkelijkheid Nadat hij had
uiteengezet, wat hem er toe had gebracht
aan Bolland's nagedachtenis enkele woor
den te wijden sprak hij over diens
geestelijke nalatenschap, welke hij een
kostbare erfenis noemde, een groot bezit
en waarmede hij hoopte, dat de landge
noot der toekomst zijn geestelijk voor
deel zou weten te doen.
Na te hebben opgemerkt, dat het werk
van den Nederlandschen wijsgeer zich tot
dat van zijn grooten voorganger Hegel
verhield gelijk het rijpere tot het onrij
pere. vestigde hij meer in het bijzonder
de aandacht op het feit. dat door alles
heen in Bolland's geschriften de waarheid
zich ontwikkelde, terwijl zij daarin werd
ontwikkeld en dat het in laatsten aanleg
nooit anders dan om de waarheid was
gegaan. Heeft dat feit, aldus dr. Meerum
Terwogt, niet reeds aller eerbied af te
dwingen?
Daarna ontwikkelde spreker hoe het
geestelijke in den mensch culmineert en
bracht hij in verband daarmede de woor
den in herinnering, die Shakespeare Ham
let in den mond legt (Acte II. Scène 2).
De kiem der menschelijkheid tot rijp
heid te brengen, het geestelijke in den
mensch te ontwikkelen, zie daar de taak,
aan welke Bolland zijn leven heeft gewijd
Inspannende-arbeid-ik door hem verricht
met opoffering van veel wat het leven
veraangenaamt.
Na nog enkele oogenblikken te hebben
stilgestaan bij het logisch verband van de
verschillende verhandelingen in Bolland's
hoofdwerk: „Zuivere Rede en hare Wer
kelijkheid", eindigde spreker zijn rede als
volgt:
Gelijk U wellicht bekend zal zijn, is
Hegei's Phanomenologie wel eens vergele
ken met Dante's „Divina Commedia". En
wanneer ik dan. daaraan gedachtig, hier
wil gewagen van de hel, den louterings
berg en het paradijs, dan zou ik het
dóór- en vérwerken van hetgeen Bolland
ons heeft voorgedacht, in zekeren zin' wel
een geestelijke marteling kunnen noemen,
een geestelijk afmattende inspanning,
want in werkelijkheid ls het een helsche
toer, zich door zijn wijsgeerige geschrif
ten heen te werken. Maar voorts zou ik
niet in gebreke willen blijven te gewagen
van de loutering, die de mensch door
dien zwaren arbeid zichzelf ongetwijfeld
doet ondergaan En alhoewel ik eenerzij ds
schroom het rijk van het zuivere begrip
zonder meer slechts voor een paradijs te
verklaren, zoo schroom ik anderzijds toch
weer niet te zeggen, dat het rijk der zui
vere en reine rede het rijk is, waarin een
mensch, eenmaal aangeland, zich totzelf-
beheersching kan hebben bevrijd, waarin
hij in staat kan zijn den vrede Gods te
beleven, die in den laatsten aanleg de
geestelijke vrede zelf is, de vrede, die in
werkelijkheid en waarheid alle verstand
te boven gaat.
„Ernstige waarheidsliefde," zoo schreef
eens hij, wiens heengaan wij heden her
denken en in wien de werkelijkheid zich
zoo door en door vergeestelijkt had, „ver
diept zich lang en aanhoudend in den
zwaren arbeid des begrips, die de arbeid
is voor en om het eenige ware; zij eert
tot zij begrijpen kan, begrepen heeft.
Dat ook wij mogen eeren, tot wij be
grijpen kunnen, begrepen hebben. Onge
twijfeld zullen wij dan, zoo handelend, op
de meest waardige wijze zijn nagedachte
nis in eere houden.
Rede van den heer van Zelm.
De laatste spreker, de heer J. C. van
Zelm. richt, als voorzitter van den Am
sterdamsehen Bolland-Kring, een woord
van dank tot de vorige sprekers. De heer
van Zelm vraagt daarna nog enkele
oogenblikken de aandacht voor bespre
king van de vraag: Hoe Bolland te eeren?
Spr. zegt, dat Bolland een persoonlijkheid
was, wiens arbeid was en is en in de
toekomst zal zijn van groote beteekenis
voor het geestesleven. Aan Bolland is het
te danken, dat ons land. voor zoover het
de belangstelling voor wijsgeerige bezin
ning betreft, de vergelijking met andere
landen glansrijk kan doorstaan. Zoo ls op
het in het vorige jaar te Berlijn gehou
den Hegelcongres o.a. gebleken, dat van
het aantal leden, aangesloten bij den
Internationalen Hegelbond. bijna 43°/»
Nederlanders waren tegenover 31°/» Duit-
schers. Wij. Nederlanders, roept. spr. uit,
mogen er trotsch op zijn, een wijsgeer als
Bolland in ons midden te hebben gehad.
De heer J. Hessing. zegt spr., uitte zich
in het laatst verschenen Hegelnummer
van „De Idee", het orgaan van het Bol
land-genootschap, in gelijken geest.
Spr. zegt, dat het gevoel van piëteit,
dat hij bij velen der aanwezigen mag
i veronderstellen, als d e gezindheid jegens
Bolland, enkele vrienden van zuivere rede
heeft aangespoord tot een daad. Ter eere
van Bolland's nagedachtenis hebben zij,
ten overstaan van notaris J. Nijenhuis te
Amsterdam, heden, den llen Februari
1932. een stichting in het leven geroepen,
genaamd de Bolland-stichting.
De leiding berust bij het bestuur, dat
voor de eerste maal bestaat uit de heeren
Prof Dr. G. A. van den Bergh v. Eijsinga,
voorzitter. J. C. van Zelm, secretaris en
A. Meijer, penningmeester.
Als Commissie van Toezicht zullen op
treden de heeren dr. P C. E Meerum
Terwogt. voorzitter: G. M. van der Molen,
secretaris en dr. J. C. Bruijn. De stich
ting is gevestigd te Amsterdam. Het doel
er van is, eenerzij ds voor het nageslacht
bijeen te brengen al hetgeen kan gelden
als bijdrage tot de kennis van leven en
werken van wijlen Professor Bolland en
anderzijds belangstelling te wekken voor
de onbevooroordeelde redelijke denkwijze,
die gedacht in den geest van Hegel en
Bolland, te denken is als de methode
voor wijsgeerig onderzoek De stichting
wil, zegt spr. verzamelen en ordenen al
wat van eenige historische waarde kan
worden geacht. Het bijeengebrachte kan
een bron van studie worden voor wie ern
stige belangstelling heeft voor Bolland,
zijn werk en den tijd, waarin hij leefde.
Het vormen van een bibliotheek van de
werken van Bolland, van diens leerlingen
en geestverwanten ïs méde een der mid
delen om het doel der stichting te ver
werkelijken. Bovendien wil zij o.a. bevor
deren de her-uitgave van Bolland's
werken, de uitgave van Bolland's werken
in een vreemde taal, het steunen van
comité's of vereenigingen, die leergangen
in zuivere rede houden. De Bollapd-
Stichting is, zegt spr., te beschouwen als
een middel om het doel, het wekken van
belangstelling voor de onbevooroordeelde
denkwijze, gedacht in den geest van He
gel en Bolland, op hare wijze mede te
helpen verwerkelijken.
„In het licht der eeuwigheid," zegt
spr.. „heeft Bolland gewerkt, gedacht, ge
sproken In Bolland hebben we den groo
ten Nederlandschen wijsgeer te erkennen,
wiens geestelijke nalatenschap de eeuwen
zal blijken te trotseeren. Moge, zegt spr.
aan het slot zijner rede. de Bolland-Stich
ting in staat worden gesteld, haar taak
naar behooren. d. i. in den geest van den
wijsgeer, dien wij heden herdenken, te
vervullen
RECLAME.
3615
TWEEDE KAMER.
BEGROOTING VAN HET
ZUIDERZEE-FONDS.
De Minister van Waterstaat, de heer
Reymer, heeft gisteren, in antwoord aan
de verschillende sprekers, zijn voornemens
met betrekking tot de Zuiderzee-demplng
verdedigd.
Hij gaf toe, dat voortzetting van de in
poldering ten goede zal komen aan de
werkgelegenheid, de werk-verruiming.
Maar:
men moet de waarde van dit argument
toch niet overdrijven, meende hij, want
bij de beoordeeling van een werk als dit
moet het nut van het werk zélf den door
slag geven en niet een bijkomstige
overweging. De Minister nu gaf toe, dat de
verdere inpoldering van nut kan zijn.
maar hij herhaalde de stelling, reeds vroe
ger door hem verdedigd, dat die voortzet
ting niet mag plaats hebben tot eiken
prijs. D; heer Colijn schijnt dit laatste
wel te willen, meende de Minister, maar
met dit standpunt was hij het niet eens.
Hij bleef er bij, dat er met de inpoldering
voorloopig niet moet worden doorgegaan,
aangezien dit financieel en economisch
een sprong in het duister zou zijn.
Wat de tweede hoofdvraag betreft
de wijze van uitgifte der gronden in den
nieuwen Wieringermeer-polder ver
klaarde de Minister, dat er van definitieve
uitgifte nog geen sprake is Wat de voor-
loopige uitgifte betreft is in groote lijnen
het advies van den Zuiderzee-raad ge
volgd, maar verder is er nog niets beslist.
Wanneer het hiertoe komt, zal tevens een
beslissing genomen moeten worden over
het orgaan, waaraan voorloopig beheer en
bestuur van den polder zullen worden toe
vertrouwd.
Ten aanzien van de hoofdvraag, die bij
dit debat in geding was het al of niet
voortgaan met de inpoldering) bleek dus
een belangrijk meeningsverschil te be
staan tusschen den Minister en den vpor-
zitter van den Zuiderzee-raad. dr. Colijn
De Minister wilde voorloopig stopzetten;
de heer Colijn niet. Daarom diende laatst
genoemde een motie in. waarin werd uit
gesproken
„dat vertraging van de inpoldering van
den Noord-Oost-polder zoo eenigszins mo
gelijk behoort te worden vermeden",
en waarin de Regeering werd uitgenoo-
digd. om tijdig vóór de behandeling der
volgende Zuiderzee-begrooting aan de
Kamer een berekening van de kosten en
de financiering daarvan te doen toeko
men En wat het tweede hoofdpunt be
treft kwam er een motie van den heer
Van der Waerden. de Regeering uitnoo-
digend.
„met bekwamen spoed voorstellen aan
hangig te maken betreffende de uitgifte
van gronden in den Wieringermeer-pol-
der".
en tevens uitsprekend, dat, in afwach
ting van die voorstellen, geen maatrege
len genomen mogen worden waardoor be
paalds vormen van exploitatie (b.v. door
den Staat i onmogelijk zouden worden
Dan kwam er nog een derde motie, van
den heer Wijnkoop, die. veel concreter dan
de motie-Colijn. zich uitsprak tegen iedere
stopzetting, en aandrong op voortzetting
van het werk „in krachtig tempo".
Welnu:
over deze drie moties hebben verschil
lende leden nog een korte redevoering
gehouden, waaruit bleek dat men zich
eigenlijk algemeen met die van de heeren
Colijn en Van der Waerden kon vereeni
gen.' Zelfs de Minister kwam verklaren,
dat hij tegen die beide moties geen be
zwaar had, maar wèl tegen die van den
heer Wijnkoop. En zonder eenigen twijfel
was de motie-Wijnkoop dan ook de dui
delijkste en belangrijkste van de drie. om
dat ze positief en aanstonds elke onder
breking van het werk afwees. Zij werd
echter met 44 tegen 30 stemmen verwor
pen; er voor stemden de sociaal-democra
ten, de vrijzinnig-democraten, de commu
nisten en de heer Floris Vos. De moties
van de heeren Colijn en Van der Waer
den zijn daarop met zoo goed als alge-
meene stemmen aangenomen.
Het resultaat is dus, dat de Regeering,
wat den Wieringermeer-polder betreft,
voorstellen zal indienen inzake het be
heer van den polder en het uitgeven der
gronden, en dat, wat de verdere inpolde-
rings-werken aangaat, vóór de volgende
begrooting een overzicht van de kosten
zal werden verstrekt: de Kamer sprak in-
tusschen uit dat vertraging van de inpcl-
derings-werken „zoo eenigszins mogelijk",
AANRIJDING TE NOORDWIJK VRHOUT.
Op 7 Sept. j.l heeft te Noordw ïkerhout
een aanrijding plaats gehad waa. -yan een
voetganger zekere G. y. d. T., die Ach met
een rijwiel aan de hand rechts »an den
rijweg op den wegberm bevond het slacht
offer is geworden.
Verdacht van het veroorzaken i van
lichamelijk letsel door schuld stoncl
ren de 28-jarige chauffeur J. J. G. uv t JJat-
wijk a. Zee voor de rechtbank te 1 i-Gra-
venhage terecht, die als verweer aar. 'voer
de dat uit tegenovergestelde richting 'ton
auto met verblindend licht was ki imen
aanrijden.
Het slachtoffer verklaarde geen au| 10 te
hebben zien aankomen In het zieker, lruis
waar hij gedurende 4 weken verph tegd
werd is hem de toedracht dezer zaak i 'er-
teld. Getuige heeft een blijvend onger, tak
aan den linkerschouder tengevolge dezer"
aanrijding.
Na getuigenverhoor eischte het O. M. 1
maand gevangenisstraf
Mr. dr. Roeper Bosch pleitte vrijspraal I.
EEN ONVERBETERLIJKE.
Gistermiddag stond in de verdach ten-
bank der Haagsche rechtbank de 24-jarige
landarbeider H. W A. thans gedetineerd
wegens diefstal. De verdachte heeft zich-
in het vorig jaar op verschillende tijdstip
pen vervoegd bij eenige goudsmeden te
Leiden o.a. op de Hoogetvoerd, de Turf
markt en in de Donkersteeg waar hij rin
gen uitzocht en dan een bestelling deed
waarvoor hij een valsch adres opgaf. Even
na zijn vertrek werd dan een ring vermist.
In een galanteriewinkel stal A. een wek
kerklokje.
Verdachte bekende. De verschillende
voorwerpen werden door de politie gedeel
telijk bij zijn patroons te Zoeterwoude en
ten huize van zijn meisje in beslag geno
men.
Het O. M. wees op het feit dat verdachte
een jaar geleden door de Utrechtsche
Rechtbank wegens diefstal is veroordeeld
en er nog 14 feiten van oplichting aan het
licht gekomen zijn. Gezien het onverbeter
lijk gedrag van A. eischte de officier thans
1 jaar en zes maanden gevangenisstraf.
Mr. Goldstein verzocht de Rechtbank
een onderzoek naar verd.'s geestvermogens
te doen instellen.
Vonnis, 25 Febr. a.s.
DE ROOFOVERVAL TE GINNEKEN.
Het vonnis der Bredasche rechtbank.
De rechtbank te Breda heeft, na het ver
hoor van den ambtenaar der reclassee-
ring over een eventueele plaatsing in de
openluchtgevangenis, uitspraak gedaan in
de zaak van den overval op het postkan
toor te Ginneken.
De eerste verdachte, G. J. C„ tegen wien
2 jaar en 6 maanden gevangénisstraf werd
geëischt, werd veroordeeld tot 1 jaar en 3
maanden met aftrek der preventieve
hechtenis. De verdachte D. F. B. werd con
form den eisch van het OJtf. veroordeeld
tot 1 jaar en 3 maanden, eveneens met
aftrek van het preventief.
RECLAME.
Wrijf Vicks Vapo-
Rub op keel en
borst, bedek met
warm flanel. Leg.
•ook een weinig van
deze zalf op de tong
en slik het lang
zaam smeltend door.
3632
behoort te worden vermeden. Deze uit
spraak laat dus toch nog de mogelijkheid
van stopzetting waarover dan het vol
gend laar zal worden beslist open.
Trouwens:
als dit niet het geval was geweest, zou
den de voorstanders van het stopzetten
er niet vóór hebben gestemd.
Summa summarum: op beide hoofdpun
ten zal de Kamer dus het volgend jaar
een definitieve beslissing moeten nemen.
HAGENAAR.
■ar het Engelsch van MORICE GERARD
door Emma A H.
HOOFDSTUK VIII.
Gevangenschap en vonnis.
P?n volgenden dag moest mrs. Darcy
ton i uden wegens ongesteldheid; zij
E? al getracht op te staan en naar haar
Et» f01?1 te gaan ln ieder geval te
IK- 70men wat er gebeurd was, maar
r'„ a's zij was, hoorde dit tot de on
gelijkheden.
den namiddag was zij voldoende her-
o om gedeeltelijk gekleed te worden
i ?m&ar ':amen'el' en om in een fauteuil
ton h „met' de v°eten ondersteund door
E „ïïnkie Sinds den vorigen avond was
to mets meer gehoord van Robert; Long-
'atte was
weggereden, op bevel van zijn
■n stSe' om zich te vergewissen van
E ."i™ v'an zaken en daarvan verslag
len t.Je"g,en: hU was nog niet terug.
Zlctl voorstellen in welk een ont-
Ntenis
en spanning mrs. Darcy verkeer-
e® "1 mindere
dino d",u"e mate naar geneeie nuis-
g Daar dit nog volgde, op hetgeen
kt ™i'?en da8 reeds had doorge-
amrt" 2icl1 als naar den goes'
,',ze scheen niet in staat tot den-
■as'on- aar "chaam niet bij machte
E* toh-isbewegen'
eeniaü lus Fletcher deed zijn best
lens It, ,p wekken; had hij zich
Bizien j, rderden leeftijd niet moeten
fin om wz?u hijzelve er op uit gegaan
vnnS» en in te winnen. Harold
leen nw ,end naar zMn vader en
antwoow j 'eweden gesteld met
'dat die voor zaken weg was.
ongetwijfeld wat gehoord
'"nd had
van hetgeen de bedienden onder elkaar
fluisterden.
Zoo was de lange dag nu al zoo ver om.
dat de gordijnen werden neergelaten en
de kaarsen in de blakers aangestoken. Het
gevoel van huiselijk gerief, de weelde, die
Lucille omringde, stemde haar nu slechts
nog wanhoperider; ze dacht aan de ge
lukkige jaren, die achter haar lagen, aan
de voortdurende zorgen en oplettendheden
van haar echtgenoot. Waar was hij op dit
oogenblik? Een gevangene? Ongetwijfeld
alle wreedheden doorstaand vaji het opge
sloten zijn: het meest nog lijdend onder de
afzondering van degenen, die hij lief had,
in de gedachte aan wat voor hem lag: de
ernstige beschuldiging met de ontknoo
ping. zooals men die eigenlijk niet anders
verwachten kon.
Als Lucille aan deze dingen dacht, be
dekte zij het gelaat met de handen en
barstte in tranen uit. een vertoon van ge
voel, dat in haar zoo vreemd was. dat. het
haar personeel met ontsteltenis vervulde;
toch was het voor haar het beste, daar het
haar verlichting schonk. Toen zij dan ook
de oogen had afgewiScht. voelde zij kracht
en sterkte, om te dragen, wat nog voor
haar
Ongeveer op hetzelfde uur, dat kapitein
Darcy den vorigen dag teruggekeerd was
hoeveel langer leek dit nu al werd er
een luid kloppen op het buitenhek ver
nomen.
Mrs Lucille had orders gegeven, dat
Longstaffe bij zijn terugkomst onmiddel
lijk bij haai' op de kamer zou gelaten wor
den; vol ongeduld wachtte zij nu. terwijl
ieder oogenblik haar een eeuwigheid leek.
Eindelijk hoorde zij zijn voetstappen en
het kletteren van de sporen, terwijl nlj
over den onbekleeden gang liep, vooraf
gegaan door een kamermeisje, dat hem
den weg wees.
Lucille stond op, maar viel terug in haar
stoel, terwijl het bloed haar naar het
hoofd steeg en haar slapen klopten.—.
Longstaffe maakte een buiging toen hij
binnengelaten werd.
Vertel mij gauw wat uw heer overko
men is en wat gij gehoord hebt; houd niets
voor mij achter!
Longstaffe vertelde op zijn eenvoudige
wijze, waaronder niet minder diepte van
gevoel school, al wat hij te vertellen had.
HÜ was naar Bow Street gestuurd en had
daar vernomen, dat kapitein Darcy in de
bank der beschuldigden had gezeten en
na eenig verhoor teruggezonden was naar
den Tower, waar hij den vorigen nacht
ook verbleven had. Zijn heer had hem
echter in de gerechtszaal ontdekt en had
kans gezien hem een teeken te geven, dat
hij volgen zou. Dit had Longstaffe dan
ook gedaan en na eenig wachten had hij
een verzegelden brief voor zijn meesteresse
mee gekregen.
Met vurig verlangende en trillende vin
gers scheurde Lucille den brief open. die
luidde als volgt:
Liefste lieveling,
Dit kan ik je schrijven door de vriende
lijke welwillendheid en het oogluikend
toelaten van sir Ralph Abercromby, gou
verneur van den Tower, dien God beloone
voor zijn goedheid jegens mij. Ik werd
hedenochtend naar Bow Street gebracht
op bevel van den koning, onderteekend
door Zijn Majesteit in persoon, beschul
digd van den moord op mylord Devizes.
Zijn Genade, de hertog van Buckingham,
was tegenwoordig, zat op de bank bij de
overheid en leidde inderdaad het verhoor.
Hij is zeer bitter jegens mij gestemd. Ik
moest bekennen het feit, dat lord Devizes
omkwam door mijn hand, maar. toen ik
mijn verdediging wilde aanvoeren, sloot de
overheid het verhoor en verwees mij voor
de uitspraak van mijn vonnis naar het
Gerechtshof, gepresideerd door den ko
ning. Mij werd medegedeeld, dat het geval
binnenkort zal voorkomen. Je moet heel
actief zijn, liefste, en master Gaythorpe
i bewegen je te helpen, zoodat wij de verde-
diging zoo goed mogelijk opstellen. Toch
betwijfel ik den uitslag, want mijn vijan
den zijn alvermogend en zij nemen zich
voor deze zaak tot een einde te brengen,
waarmee mijn ondergang wordt beraamd.
Toch bid ik met den ouden Psalmist:
Heere, neig Uw oor. verhoor mij, want ik
ben ellendig en nooddruftie. Bewaar mijne
ziel. want ik ben Uw gunstgenoot; o, Gij,
mijn God, verlos Uwen knecht, die op U
betrouwt!
Moge God. u, liefste, en onze kinderen
onder de hoede van Zijn vleugelen nemen,
bidt je liefhebbende echtgenoot,
Robert Darcy.
Tien dagen verliepen na de ontvangst
van dien moedigen en teederen brief; da
gen van hevigen angst en spanning. Ze
werden ingenomen door beraadslagingen
met de advocaten In den regel ging mrs.
Darcy naar St. Martin's Fields, maar twee
maal kwam Gaythorpe bij haar in King
ston, toen zij te ongesteld was om de reis
naar hem te ondernemen.
Het werd Lucille vergund haar echtge
noot drie keer per week te zien, maar nooit
alleen, er was altijd een gevangenbewaar
der bij. Deze bezoeken vergden zeer veel
van haar uithoudingsvermogen; haar
moed begaf haar als de praam haar ge
leidde naar de noodlottige treden bij de
„Verraderspoort", waardoor zoo vele ge
vangenen de voltrekking van hun vonnis
tegemoet gegaan waren, gedurende de
eeuwen, sinds de Tower gebouwd was: de
grimmige valpoort, de massief gewelfde
ingang, de kleine cel met haar stevige mu
ren, waarvan de dikte in het oog viel, daar,
waar het kleine venster uitstak over de
plaats daar beneden; het voortdurend ge
brul van de leeuwen uit hun omheining
naar Tower-Hill; al deze dingen dienden
om nog te versterken de gedruktheid, die
het noodzakelijk gevolg moest zijn van de
zware beschuldiging, tegen Robert inge
bracht. Alleen het bewustzijn van zijn on
schuld en braafheid en haar eigen ver
trouwen in God behoedden haar voor een
inzinking, die haar gezondheid ernstig
ondermijnde.
Eén ding, dat zoowel de advocaat als
mrs. Darcy verbaasde, wat het feit, dat
Anne Pembery, het jonge meisje, dat Ro
bert had gered, en thuis gebracht, door
den procureur-generaal gedagvaard was
om bij de rechtszitting te verschijnen als
getuige van de andere partij.
Zij had haar lichamelijke gezondheid
voor een groot deel terug, maar haar geest
was zoo zwak en verward. Zij had zich zeer
gehecht aan mrs. Darcy, die haar groote
vriendelijkheid en achting had getoond; ze
verbleef nog altijd in het huis in Kingston,
daar haar vader nog niet was terugge
keerd en degene, wie hij de leiding van zijn
huishouding had opgedragen, ziek lag aan
binnenkoortsen. waardoor zijzelve ver
zorgd moest worden.
Master Gaythorpe en met hem de advo
caat, dien hij had aangenomen, had Anne
Fembery beschouwd als de voornaamste
getuige ten gunste van kapitein Darcy en
zelfs de rechtskundigen konden met ver
klaren door welke spitsvondigheid haar
getuigenis kon gerekend worden te hooren
tot de tegenpartij.
De dag van het verhoor brak tenslotte
aan. Lucille had den heelen nacht niet
geslapen; haar schoon gelaat was bleek en
vaal, met donkere kringen onder de
oogen.
Robert Darcy gaf in zijn uiterlijk ook
blijk van wat hij doorgemaakt had: grijze
vlokken verschenen in zijn haar en kne
vel; overigens was zijn houding van een
kalme waardigheid en zelfvertrouwen en
eerbied voor zichzelven. die hem nooit Be
gaf, heel dien verschrikkelljken tijd door.
Master Sawyer, later beroemd als sir
Robert, pleitte voor kapitein Darcy, maar
hij had geen getuigen.
(Wordt vervolgd).