A BRIEVEN UIT PARIJS. NIEUWS UIT BELGIE. WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN. AMERIKAANSCHE NOTITIES ALARMISME. Reeds eenige weken voordat de kranten het noodig achtten hun eerste bladzijde te wijden aan het „alarmisme" zat ik er diep in. Rustig zat Ik in mijn café'tje, waar el- ken avond de kellner mij mijn lieveltogs- apérltil brengt zonder dat ik in de ver moeiende noodzaak behoef te vervallen de gift-formule avond na avond te specifi ceren, toen één van mijn lotgenooten, die vele, ja, ontelbare avonden het tafeltje naast mij had ingenomen, mij bedenkelijk aankeek. Parijs, zooals reeds vroeger opgemerkt, is een dorp, één van de lieflijkste dorpen. De brievenbesteller, die ik op honderden me ters van mijn nederige woning ontmoet, slaat even goed een enkel moment zijn vinger aan den klep van zijn getricoleer- den pet als de brave „facteur" op het platte land, die twintig vierkante kilome ter als gebied heeft en de oudere bewoners van het „pays" slechts als „Le Père Du- rand" of „La mère Chose" kent. In het midden van de straat levert mijn goede brief bestellertje een aangeteekend stuk af „contre simple signature" en niet te ver geten een dubbeltje fooi, zooals nu een maal gebruikelijk, als ware ik de kleinzoon' van den Burgemeester van Appingedam, geboren, getogen en vooral „beobacht" door den man van de dagelij ksche ronde. De mede-habitué van mijn cafétje, zoo als ik zeide, de man, die evenals ik bij binnenkomst handjes schudt met „le pa tron", met „la patronne", die als een waardige matrone in een soort gesloten katheder is opgeborgen en van daar de kellners en overig personeel, inclusief „le patron et le jeune patron" bedilt, mijn mede-habitué dan, keek mij zeer vertrou welijk aan en maakte geprononceerde aanstalten tot toenadering. Velen zullen het laken, maar de natuur geweld aan te doen lijkt mij fout. De Natuur heeft het eenmaal gewenscht, dat ik een eenvoudig en gemakkelijk mensch ben om „mee aan te pappen". Een wel- i bedoeld glimlachje uit het juiste kwartier, een soort van „wij-begrijpen-elkaar"-bllk en ik ben verloren. Ik pap aan. Hij zat er zoo rustig, mijn mede-habitué achter zijn verstandig glaasje „Chambéry- Cassis", maar toch was het anders dan andersHij leek verslagen, zijn oogop slag was als van een hond, die het huis uitgejaagd was. Ik kon me niet weerhou den, ik glimlachte bemoedigend, één van die lachjes, die alles zeggen: „Het leven is mooi al vechten ze ook in Shanghai, al vischt Briand in Cocherel en al is ook Lausanne de perfectie van mislukking". Denkt u eerst goed in de omgeving in. Een voldoende geapaiseerd Farijsch ca fétje. Ongemakkelijke banken, die een ouderwetsche tramwagen voor den geest roepen en die we toch voor geen goud ter wereld zouden willen missen, drankjes waaraan we gewend zijn, doch die we als „novice" hoogstens als medicijn zouden slikken, van tijd tot tijd muziek, die ons terug doet denken aan de muzikale soi- réeties, met lokale muzikale talenten, van onze voorouders, kort en goed het Parijs van de Parijzenaars. Links gezwets van de „belotte" spelers, die op een leitje en een stukje krijt scoren, rechts gezwets, erger gezwets van menschen, die geen „belotte" spelen. Daartusschen verloren eilandjes van verliefden, die verdwaald zijn en tot ergernis van de kellners twee uur blijven zitten op een „café crème". Maar wanneer je als verliefde de hand van de uitverkorene stevig omklemt, el kaar, met den teederen staarblik van een baars op een handjevol nat gras, bewon dert, is een uur een minuut en is een tweede consumptie overbodig. Mijn cafétje is een oord. dat pais en vrede uitstraalt en al kennen we elkaar niet allemaal, we behooren niettemin tot één groote fami lie, de familie van „le patroon et la pa tronne". de laatste uit de kleine triplex- gevangenls. De man naast me heeft ballen onder de oogen, die een kind aan het huilen zouden brengen, maar als tegenwicht heeft hij een rood lintje lm, het knoops gat, „une petite Legion d'Honneur". het geen dus van hem een net mensch maakt, althans een mensch, die relaties heeft. Ik kon dus rustig een praatje maken, het paste zelfs in het kader van het on der-onsje, dat we daar eiken avond heb ben al is er dan ook geen stamtafel. Bedenkelijk tikte hij met zijn vinger op de krant, zijn baloogen als groote vraag- teekens tot mij gewend: „Hebt u het ge lezen?" Ik knikte eveneens bedenkelijk. Het heeft tegenwoordig weinig nut niet bedenkelijk te kijken wanneer het dage- lijksch nieuws uitkomt. Drie vi-er moorden op kalme dagen, zes, zeven wanneer de justitiezaken floreeren, dit alles afgezien van de telkens zich herhalende verhoo gingen van melk, vleesch, lucifers en der gelijke onontkoombare levensbehoeften. Zonder derhalve ook maar in de verste verte te weten welke ellende ons thans weer boven het hoofd hing, want ik koop mijn avondblad wanneer ik naar huis ga, schudde ik eveneens bedenkelijk het hoofd. Mijn buurman met de bal-oogen was niet tevreden „U bent vreemdeling wanneer ik me niet vergis?" Tot mijn diepe schaamte moest ik het toegeven, want het is tegenwoordig heel erg vreemdeling te zijn in Parijs. Veel schandaliger is het vreemdeling te zijn dan dronkaard of moordenaar uit liefdes- overwegingen Toen kwam hij vertrouwelijk nader, met zijn krantje en zijn overdreven bal-oogen. Met de hand voor de mond als waren wij samenzweerders fluisterde hij mij toe, dat hij ook vreemdeling was, Belg, hetgeen volgens hem bijna zoo goed was als Fransch. Innerlijk gaf ik hem groot gehjk dat achter de hand te fluisteren, want al wenschte ik die bewering graag te accep teeren als dat mijn vriend genoegen deed, inderdaad vrees ik, dat voldoende protes ten zouden opstijgen uit de verschillende hoeken van de zaal, wanneer hij dit lul- derkeels had beweerd. „Tusschen de regels doorlezen, mijnheer, is de kunst van het kranten lezen! Over een week staan we weer met een geweer op schouder Ik trachtte hem te sussen, merkte even geheimzinnig op, dat het niet zoo'n vaart zou loopen, dat Shanghai nog geen Europa was en dat de menschen wel wijzer zou den zijn. Maar mijn bal-oogige vriend hield vol, wist uit de beste bron, dat alles gereed was en dat het weer los ging. Hij raadde mij aan als goed vriend (vriend schap in een stamcafé'tje ontwikkelt en bloeit snel), mijn geld van de bank te ha- len en het ln contant geld bi] mij te hou- (Van onzen correspondent)! Radio-ruzie, Censuur en politieke uit zendingen. Komt er een derde zender? Brussel, 2 Febr. 1932. Voor de Nederlanders dié het akelig vinden dat de radio aanleiding geeft tot zooveel krakeel, kan het een troost zijn dat niet alleen in hun land de radio-ruzie een groote plaats heeft ingenomen in de openbare debatten, maar ook b.v. in Bel gië. De radio-kwestie is in België inder daad tot een heel probleem gegroeid en wat meer is, de openbare meendng maakt er zich warm voor. Enkele dagen geleden wisten sommigen zelfs een paar diulaend personen te Brussel op straat te brengen om te betoogen voor de radio. Het huidige stadium is feitelijk het tweede stadium van de radio-kwestie in België. Eerst heerschte er wanorde. Zij werd opgeruimd door de stichting van het Nationaal Radio-Instituut met een Vlaam- sche en Waalsche afdeeling, die elk, zoo als men weet, over een van de exclusieve golflengten beschikken, welke aan België zijn toegewezen. De twee afdeelingen zijn onafhankelijk en hebben slechts de admi nistratieve diensten eenigszins gemeen. Het Nationaal Radio-Instituut regelt de programma's en verzorgt ze ook in een zekere mate. Dit beteekent dat er ook nog politieke radio-vereenigingen zijn die recht hebben op zendtijd, welke zendtijd wordt verleend naar gelang de sterkte van de verschillende partijen. Zoo zijn er katholieke, liberale, socialistische en Vlaamsche-nationallstlsche radio-vereeni gingen, die op bepaalde dagen van de week uitzendingen verzorgen, zoowel ln den Franschen als in den Nederlandschen zender. Er is dus een zekere orde in de plaats gekomen van het onmogelijke re gime van Radio-Belgique, een onderne ming die door de Banque de Bruxelles was gefinancierd en die veel geld heeft verloren. Men heeft steeds geflulsterd.dat diit laatste juist een van de redenen was, waarom de Staat het zaakje heeft overge nomen. De stichting van het Nationaal Radio-Instituut leverde bovendien ook het voordeel op dat nu ook de Vlamingen een eigen post kregen, wat van het gnootste belang is om de verfranschers van het Vlaamsche land geen nieuwe wapenen te geven zoodat de oplossing in het Vlaam sche land onbetwistbaar sympathiek werd onthaald. Men heeft nu echter ervaring opgedaan en gerégeld komt men thans met kritiek voor den dag. Zooals steeds zijn de meeningen verdeeld. Sommigen, wij zullen niet spreken over de meerder heid, daar wij geen enkel gegeven hebben om dit te getuigen, meenen dat er te veel aan politiek wordt gedaan in de radio, door de verschillende politieke radio-ver eenigingen. Anderen hebben geen bezwaar dat er goede muziek wordt gemaakt door de politieke vereenigingen, maar hebben een hekel aan de politieke redevoeringen, die voortdurend worden uitgesproken. Nog anderen zijn van meening dat het onbe grijpelijk is, waarom zooveel tijd wordt verspild aan de uitzending van berichten, die iedereen in dje avondbladen lezen kan, en waarvoor elke afdeelme vi°r redacteurs ter beschikking heeft. België is namelijk een van de zeldzame landen, waar ook een gesproken dagblad, zooals dit heet wordt uitgezonden. Als moderne vorm van journalistiek is dit dagblad evenwel een 'mislukking. De redenen van deze mis lukking zijn veelvuldig, en is zeker niet alleen te wijten aan de censuur waaraan alle uitzendingen van het N. I. R, zijn on derworpen. Dat is de laatste twistappel: de preventieve censuur. Ook hier begint men er op hartstochtelijke wijze over te spreken. Zij die zich beklagen zijn, het spreekt van zelf, de politieke radio-ver eenigingen, die alle mogelijke grieven doen gelden en de preventieve censuur verafschuwen omdat zij geen vrijen loop kunnen laten aan den partijgeest. Ieder redenaar die voor de microfoon het woord moet voeren, is verplicht enkele dagen vooraf den tekst van zijn rede mede te deelen en deze wordt dan goedgekeurd of niet. Wie in laatste instantie beslist is de den, geen ongeloovige Thomas te zijn en mijn maatregelen tijdig te nemen, opdat ik niet onverwacht gestrand zou zijn. Het eenige, dat hij mij niet aanraadde was een kelder te huren en een paar zakken meel, een paar mud aardappelen, twee zijden spek en een honderd kilo boonen in te slaan. Zijn vriend, die bij de pyrotechni- sche dienst werkte, was al vier dagen onder water, zijn familie liet zich niet over zijn verblijfplaats uit en hij wist met zekerheid dat de vriend niet ziek was. On willekeurig dacht ik wat een stoute vrien den mijn bal-oogige erop na hield en hoe aangenaam het zou zijn indien ik inder daad naar een bank kon loopen om een vet credit saldo te lichten. En wat ik over de booze plannen van alle Europeesche naties te hooren kreeg, deed mij kippen vel krijgen, maakte mij zoo benauwd, dat ik den kellner een nieuw apéritif bestelde, hetgeen de bal-oogige waarschijnlijk als laatste goede daad voor hij wederom zijn geweer ter hand nam, betaalde. Met bewij zen overstelpte hij mij, artikelen uit de meest ulteenloopende bladen, artikelen over de meest uiteenloopende artikelen, onderwerpen, die volgens mijn bekrompen meening niets met oorlog te doen konden hebben. Het pond liep op, was dat geen bewijs? Engeland betaalde zijn schuld aan Frankrijk terug, beteekende dat niets? Briand was afgetreden en vischte ln Cocherel? Zoo ging het door en indien ik een ner veus mensch ware geweest zoude ik waar schijnlijk naar mijn vrienden zijn geloo- pen, zou ik hen hebben aangeraden naar de bank te loopen om hun geld te lichten, zouden mijn vrienden hunne vrienden hebben geadviseerd levensmiddelen in te slaan of de eerste de beste trein naar Hol land te pakken, zou de Kanker van alarmisme als een besmettende ziekte hebben doorgevreten en zou zeer waar schijnlijk een soort van paniek zijn ont staan. En niet alleen mijn bal-oogig na- bitué'tje zag ik achter zijn hand mum melen, in andere café's zag ik anderen achter hun hand mummelen op een straathoek hoorde ik twee dames ernstig over „la prochaine dernière" spreken, tot dat het eindelijk noodig bleek officieel deze belachelijke campagne den nek ln te drukken. Maar de kletsmeiers, die de alarmistische praatjes over konden brie ven, hebben een gelukzalige week achter zich. Nu zijn ze weer uitgepraat, totdat één van hen nogmaals een poging doet. A P Parijs 1 Februari 1932. 263 Een kwartiertje kon de ooievaar boven de stad hebben gezweefd, toen het hem te saai werd. Hij gaf Tuimeltje een flinken ruk en daar ging het arme ke reltje met een vaartje naar beneden. Waar zal ik terecht komen, schoot het door zijn hoofd en juist op hetzelfde oogenblik kwam.hij al op iets neer. Hij voelde dat hij ergens aan vast zat en deed zijn oogen dicht. 264 Wat was dat ding, dat maar aan hem bleel plakken? Niemand minder dan kikker Karei, die ln de verte alles gadesloeg, kon het weten. Tuimeltje was op de antenne van het kast.sl terecht gekomen. De antenne van de radio, waar de kikkers zooveel last mee hadden gehad en het ergste was dat de paal afgebroken was. Par does rolde het heele zaakje naar beneden, zonder dat er hulp kwam opdagen. minister van P. T. T., na advies van den raad van beheer van het Instituut. Het is intusschen reeds gebeurd, dat een radio- vereeniging gestraft werd namelijk die van de Vlaamsche nationalisten, alhoe wel de uitgesproken rede was goedgekeurd geworden. Wat er met de censuur-quaestie gebeuren zal is op het oogenblik nog in studie. De politieke groepeeringen, ten minste de katholieke en socialistische groepeeringen, ijveren voor een oplossing, die een matige censuur zou dulden, welke overigens door de wet streng zou moeten omschreven zijn. Bovendien zou het recht van hooger beroep moeten erkend worden tegen de eventueele beslissing, bij de regelmatige rechtbanken en hierbij wordt verwezen naar wat in Nederland in dezen geest is tot stand gebracht. De liberalen zijn voorstanders van verbanning van alle politiek uit de radio. Verstrooiing, in welken vorm ook, kunst, wetenschap, op voedkundige lessen enz. maar geen poli tiek. Dat is het ordewoord. In zooverre daarover kan worden geoordeeld schijnt deze omvatting' door een groot gedeelte van de luisteraars te worden gedeeld. De minister een liberaal, is dit standpunt toegedaan en onderzoekt thans of de de derde golflengte, waarover België mag beschikken, niet zou kunnen toegewezen worden aan degenen die tot eiken prijs aan politiek wenschen te doen in de ra dio. De twee posten van het N.I.R. zou den dan vrij komen van de politiek. Maar de politiekers zijn hier niet mee gediend. Zij willen halsstarrig de zenders van het N.I.R. in beslag nemen, zoodat men nog niet weet. hoe het vraagstuk zal worden opgelost. Het recht van censuur heeft In tusschen reeds geleid tot de sluiting van Radio-Schaarbeek, een plaatselijke Brus- selsche post. die reeds een viertal jaren bestaat en die zich niet wou onderwer pen aan de wet, welke het maken van publiciteit verbiedt en ook scherpe aan vallen richtte tegen personen, o.m. tegen den minister. Het parket kwam er zelfs bij te pas en de bestuurder van Radio- Schaarbeek werd voor de rechtbank ge daagd. die hem tot een zware voorwaar- i delijke boete veroordeelde, omdat hij toch nog had laten zenden, alhoewel de toela ting tot zenden door den minister was in getrokken De kwestie heeft dus zelfs een acuut stadium bereikt en het is duidelijk, dat de Kamer zich opnieuw met de aan gelegenheid zal hebben bezig te houden. Als ideale oplossing beschouwt men in elk geval de derde golflengte voor de politieke groepeeringen. Een andere zijde van de radio-moeilijk heden wordt gevormd door de kwestie der schrijversrechten. Sedert eenige maanden worden door de uit Nederland verwij derde Société des Auteurs processen ingespannen tegen caféhouders en andere personen die ta een openbaar lokaal radio muziek ten beste geven, omdat zij weige ren schrijversrechten te betalen. In de meeste gevallen heeft de Société des Auteurs gelijk gekregen en werden de ge daagden tot een boete verwezen, met be vel tot betaling van de geëischte rechten. Het Hof van Cassatie zal echter nog de jurisprudentie moeten vastleggen. De So ciété des Auteurs evenals de Natio nale Vereeniging voor Auteurs, een reeds machtige Vlaamsche vereeniging, waar van Emiel Hullebroeck de spil is stelt zich op het standpunt, dat de schrijvers rechten. die door den zender worden be taald. geen derden vrij stelt, wanneer de muziek van den zender wordt ten gehoore gabrtcht to een openbaar lokaal. Het is een van de veie moeilijkheden, die door de radio, welke een gansch nieuw gebied bestrijkt, waarop traditie en wet geving zich nog moeten vestigen, worden gesteld, waarvoor de Kamer zeer waar schijnlijk ook een oplossing zal hebben te vinden. Losse nummers van ons Blad zijn behalve aan ons bureau ook verkrijgbaar bii de Firma A. HILLEN Stationsweg, Firma A. T. H. WI JTENBURG, Haarlemmerstraat 2 W. G. J, VERBURG Sigarenhandel, Heerenstraat 2 Fa. A. SOMERWIL Azn. Hoogew. 24 A. M. VAN ZWICHT, en bij JOH. HOGERVORST Haarl.str. 128 en des Zaterdags bij A. H. v. d. VOOREN H. Rijndijk 74 Kiosk Prinsessekade. (Van onzen correspondent.) EEN AUTO-PRAATJE. New-York, Januari 1932. Onlangs las ik in de Amerikaansche bla den het bericht, dat het New-Yorksche Bureau of Motor Vehicles besloten had om de bezitters van een rijbewijs in Engeland, Holland, Duitschland en nog een paar landen een hier geldig rijbewijs te geven zonder een rijproef te doen, maar na een klein examen in de 'verkeersreglementen, wanneer zij in dit land wenschen te rijden. Ik erken natuurlijk dadelijk de goede motieven van dit Bureau, dat nu niet zulke heele lichte eischen stelt aan aanvragers voor en bezitters van een rij bewijs en ik vermoed, dat de betrokken autoriteiten wel duchtig geïnformeerd zullen hebben wat de Engelsche, Duitsche en Hollandsche bureaux van hun onder danen plegen te eischen. Maar zelfs dan waag ik het, te wijzen op een klein ver schil tusschen de Amerikaansche en Euro peesche rijkunst, omdat de eerste zich niet bepaalt tot het beheerschen van den wagen en het kennen van de verkeersrege len, maar er komt nog een andere moei- lijkheid bij: de-omvang van het verkeer. Het is niet overdreven te beweren, dat er geen plek ter wereld bestaat, waar zoo veel auto's bij elkaar gevonden kunnen worden dan in New-York City en "onmid dellijke omgeving. En natuurlijk is net nergens zoo volgepropt als ln het hartje van de stad, zegge Manhattan. Ongetwij feld is het verkeer van Parijs of Londen reusachtig, vergeleken bij het Amsterdam - sche of Haagsche, maar menschen, die het van de laatste Jaren weten kunnen, hebben mij verzekerd, dat New-York gemakkelijk Parijs of Londen of Berlijn overtreft qua hoeveelheid en intensiteit. En wie daaraan mocht twijfelen doet goed eens dezer da gen, in den druksten tijd van het seizoen, een blik te slaan 00 het kilometerslange Broadway of de Fifth Avenue en zelfs de minder ln het buitenland bekende even wijdig loopende straten vah gelijke lengte als de Madison-, Lexington-, Sixth en Se venth Avenue, die in elke richting drie rijen auto's laten voortgaan en die soms onwrikbaar vast blijven staan, omdat een kilometer verderop een verkeersbelemme- ring plaats heeft. Het wil er nog niet goed bij me in, dat de Amerikanen zoo maar een rijbewijs geven aan Engelsche bezoekers, die im- •mers traditioneele linkshouders zijn. Vol gens zijn eigen bewering heeft Lindbergh maar eenmaal van zijn leven in doods angst verkeerd en wel toen hij na zijn eerste bezoek aan Londen het vliegveld van Croydon verliet in een auto, die naar links uitweek bij nadering van een ander. En evenzeer moet een Engelschman zich weinig thuis voelen op den weg in Europa of Amerika, waar men den rechterkant berijdt. Zooveel is zeker, dat de meeste be zoekers afkomstig uit groote steden of goed op de hoogte met het verkeer van groote steden in hun land, er altijd weer in New-York hun verbazing over uitspre ken, hoe het hier schijnbaar van een leien dakje gaat en met hoe weinig om slag. Toch zou ik niemand durven aanraden om steunend op zijn Hollandsche, des noods Europeesche rij-ervaringen, hier maar dadelijk achter het stuur te gaan zitten om de eenvoudige reden, dat zelfs de geboren en getogen Europeaan, die van af zijn prille jeugd op de gaspedaal ge trapt heeft, oogen en ooren ter dege den kost moet geven om geen verkeersfout te maken tot nadeel van zijn beurs of erger nog: ten koste van een ongeluk! Om nu maar bij ons eigen land te blijven: daar is de automobilist koning op den weg en de meerdere van voertuigen door paarden getrokken, handwagens en fietsen, om van de voetgangers maar heelemaal te zwijgen. Het komt bij ons voor, dat de wagens in een lange rij achter elkaar gaan, maar het komt beslist niet voor, dat zij in drie rijen naast elkaar voortvliegen, treeplank tegen treeplank en voorbumper tegen ach terbumper. bij wijze van ^preken. In zulke omstandigheden is de wagen maar een mier in de heele processie en verdwijnt alle koningschap Hier daarentegen behoort de rijweg met sporadische uitzonderingen toe aan de auto, waaronder lk geen motorfietsen met of zonder zijspan, driewielers en dergelijke versta. En het geslacht der fietsers man keert hier ten eenenmale. tenzij in de buitenwijken met woonhuizen, waar de Jeugd nog wel op stalen rossen van bijna niet te tillen zwaarte rondkart voor ple zier, maar dan veiligheidshalveop de trottoirs en over de paden van parken en bosschen. Hetgeen zonder eenige gevaar voor de voetgangers geschiedt, omdat die Jongens nooit den beest spelen, evenmin als zij groote menschen uitjouwen of met ijshallen bekogelen: de Jeugd heeft hier ln dat opzicht benijdenswaardig veel voor op zekere vaderlandsrhe schoffies. Er loo pen nog eenige duizenden oaarden door de New-Yorksche straten, uitsluitend en al leen als trekdier voor vrachtwagens en net gebeurt een hoogst enkele keer. dat men 'n herinnering aan vervlogen tijden tegen komt ln den vorm van een coupétje, be spannen met een of twee paarden, met koetsier ea palfrenier op den bok en zoo In goed als zeker een paar bedaagde meevoerend, die in de tachtiger jaren] de belles van New-York behoorden. Maar verder behoort de weg geheel den man achter het stuur en aannei dat hij dat stuur geheel in zijn heeft, rijst er een eindelooze reeks lijkheden voor zijn oogen op. MoeiliJ] den, die zich in een seconde voordoe ln een fractie daarvan beslist moeten den op drie manieren:-vlugger doorrij! remmen of het stuur omgooien. Een I weet het onderscheid tusschen rood groen licht, dat hier net als overal onveilig en veilig dienst doet, maar is pas het begin! Er is al zoo veel ova sproken en geschreven om alle verkt, regelingen voor alle V. S. gelilk en vormig te maken en niet alleen Staten, maar ook in de steden en van eiken Staat. Terwijl men bijv. ij stad New-York bij een rood licht een h naar links of rechts mag omdraaien, diezelfde manoeuvre daarbuiten, waari niet zoo haastig gebakerd is of met zenden wagens tegelijk opgescheept streng verboden. Het is maar een 1 En beschikt men daar niet over, dan het al gauw een boete of een ongeil De man aan het stuur in Ameriki eigenlijk geen seconde zijn aandacht verslappen, zelfs midden op het ta een eenzamen weg! Er staat maar klein bordje met de letters RR erg den rechterkant van der weg of did min of meer duidelijk met witte re het wegdek, ge let er niet op, maar n in flinke vaart den bocht en de hi afdaar liggen de spoorrails, ra afsluitboom, misschien met eleclri roode lichten, die aan- en uitknippen het naderen van een trein, misschien een enkel bordje Ston. Look. Listen, ge vaart geminderd bi) dat eersti oogelijke bordje met RR? Goed. dan ge nog tijdig stoppen, zoo niet... Kerstavond werd bij Buffalo een familie van ze^ personen weggevaagd onvoorzichtig oversteken van de sjx baan. De wegen, die wij berijden,zijn» vloed'g voorzien met waarschuwingen aanwijzingen; elke bocht, helling, z!' kruispunt wordt tijdig van te voren gegeven door borden of reflectoren e rijden de menschen het meer in of te pletter tegen 'n rotsachtige bocht, dertig duizend slachtoffers vielen het afgeloonen jaar middels de au te heele wereldoorlog kostte aan Ama zev»n en dertig duizend gesneuvelden Hoe meer men in de vrije natuurtere komt, hoe makkelüker 't natuurlijk «1 maai- zelfs daar zijn er dingen, die' automobilisten maar liever moeten beeren al zijn ze het thuis gewend, het links voorrijden! Geen stervellne' het hier in zijn hoofd om een centis over de rechterhelft van den weg te ri en wanneer hij ongelukkigerwijs in een nauwe straat terecht komt. dal niet kan draaien, schiet er niets an over dan een eindje verder te rijden te draaien en aan den goeden weel terug te keeren. Links voorrijden is doodzonde, Goddank! Er bestaan vele doodzonden voor automobilist in Amerika: onnoodig W ren in de stad is er een van en wam het gedaan wordt, is dat gewoonlijk dat, er niet oogereden wordt bij 'n J licht en de achterriiders op die ma' hun ongeduld te kennen geven. Ma® waarschuwing aan voetgangers? Het s bij wijze van spreken niet voor, omdat rijverkeer zoo overheerscht in hoeveel» dat de straat alleen overgestoken bii de verwisseling der roode en lichten. En een andere., doodzonde probeeren nog eventjes voor het licht langs te winnen: men doet vein bij het uitgaan van het groene en de seconden voor het aangaan van het 1 licht on de rem te trannpp. ook al m™, er den trein door. Amerikaansche 00» agenten hehhep de gewoonte niet if®' j te staan naküken, maar on de eerste beste treenlapk te snrineen en den mobilist de onrirapht te gpven' Chase fellow gaat dien kerel achterna - a. w. ge komt er niet ongestraft af- I New-York, dat langzaam onberijdbaar wordt door de relatief j straten meer dan voldoende in de» der landauers en victoria's en net nemend verkeer, heeft zich gedwongen 1 zien. allerlei maatregelen te nemen, w 1 straten ln één richting te laten jen,, e.d. Met het gevolg, dat men grondig moet kennen om niet alsi>, doolhof rond te dwalen zonder zun t j van bestemming te kunnen benadert dat leert men niet in een paar dazen Evenmin leert men in de eersw^ weken wennen aan de onovprt"f*M taliteit en vlotte waaffhsizerh ™L soort New-Yorksche chauffeurs 1 ik de taxi-chauffeurs pen eervol" v ding gepf Wat. deze heeren met .J groi is, TOO t# ast li gaans groote en glimmend ord't... „j wagens voor canrioipn durven koste van d°n hedeesdpn en ril der fs e-ennee om dpr» „ktfll vermMden. bii alkaar p-prrnirifiP^j, een jrnorr«n d.w.z. verstar»d^en pn4nr»^ men TTmjan/*cr%h*n niitnmo^Ust niet te nrob«®r«n ever te rilden, maar eens voorJjiM!, dagen de kat uit den boom te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 10