A
BRIEVEN UIT PARIJS.
NIEUWS UIT BELGIE.
WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN.
AMERIKAANSCHE NOTITIES
ALARMISME.
Reeds eenige weken voordat de kranten
het noodig achtten hun eerste bladzijde
te wijden aan het „alarmisme" zat ik er
diep in.
Rustig zat Ik in mijn café'tje, waar el-
ken avond de kellner mij mijn lieveltogs-
apérltil brengt zonder dat ik in de ver
moeiende noodzaak behoef te vervallen de
gift-formule avond na avond te specifi
ceren, toen één van mijn lotgenooten, die
vele, ja, ontelbare avonden het tafeltje
naast mij had ingenomen, mij bedenkelijk
aankeek.
Parijs, zooals reeds vroeger opgemerkt, is
een dorp, één van de lieflijkste dorpen. De
brievenbesteller, die ik op honderden me
ters van mijn nederige woning ontmoet,
slaat even goed een enkel moment zijn
vinger aan den klep van zijn getricoleer-
den pet als de brave „facteur" op het
platte land, die twintig vierkante kilome
ter als gebied heeft en de oudere bewoners
van het „pays" slechts als „Le Père Du-
rand" of „La mère Chose" kent. In het
midden van de straat levert mijn goede
brief bestellertje een aangeteekend stuk af
„contre simple signature" en niet te ver
geten een dubbeltje fooi, zooals nu een
maal gebruikelijk, als ware ik de kleinzoon'
van den Burgemeester van Appingedam,
geboren, getogen en vooral „beobacht"
door den man van de dagelij ksche ronde.
De mede-habitué van mijn cafétje, zoo
als ik zeide, de man, die evenals ik bij
binnenkomst handjes schudt met „le pa
tron", met „la patronne", die als een
waardige matrone in een soort gesloten
katheder is opgeborgen en van daar de
kellners en overig personeel, inclusief „le
patron et le jeune patron" bedilt, mijn
mede-habitué dan, keek mij zeer vertrou
welijk aan en maakte geprononceerde
aanstalten tot toenadering.
Velen zullen het laken, maar de natuur
geweld aan te doen lijkt mij fout. De
Natuur heeft het eenmaal gewenscht, dat
ik een eenvoudig en gemakkelijk mensch
ben om „mee aan te pappen". Een wel- i
bedoeld glimlachje uit het juiste kwartier,
een soort van „wij-begrijpen-elkaar"-bllk
en ik ben verloren. Ik pap aan.
Hij zat er zoo rustig, mijn mede-habitué
achter zijn verstandig glaasje „Chambéry-
Cassis", maar toch was het anders dan
andersHij leek verslagen, zijn oogop
slag was als van een hond, die het huis
uitgejaagd was. Ik kon me niet weerhou
den, ik glimlachte bemoedigend, één van
die lachjes, die alles zeggen: „Het leven is
mooi al vechten ze ook in Shanghai, al
vischt Briand in Cocherel en al is ook
Lausanne de perfectie van mislukking".
Denkt u eerst goed in de omgeving in.
Een voldoende geapaiseerd Farijsch ca
fétje. Ongemakkelijke banken, die een
ouderwetsche tramwagen voor den geest
roepen en die we toch voor geen goud ter
wereld zouden willen missen, drankjes
waaraan we gewend zijn, doch die we als
„novice" hoogstens als medicijn zouden
slikken, van tijd tot tijd muziek, die ons
terug doet denken aan de muzikale soi-
réeties, met lokale muzikale talenten, van
onze voorouders, kort en goed het Parijs
van de Parijzenaars. Links gezwets van
de „belotte" spelers, die op een leitje en
een stukje krijt scoren, rechts gezwets,
erger gezwets van menschen, die geen
„belotte" spelen. Daartusschen verloren
eilandjes van verliefden, die verdwaald
zijn en tot ergernis van de kellners twee
uur blijven zitten op een „café crème".
Maar wanneer je als verliefde de hand
van de uitverkorene stevig omklemt, el
kaar, met den teederen staarblik van een
baars op een handjevol nat gras, bewon
dert, is een uur een minuut en is een
tweede consumptie overbodig. Mijn cafétje
is een oord. dat pais en vrede uitstraalt
en al kennen we elkaar niet allemaal, we
behooren niettemin tot één groote fami
lie, de familie van „le patroon et la pa
tronne". de laatste uit de kleine triplex-
gevangenls.
De man naast me heeft ballen onder
de oogen, die een kind aan het huilen
zouden brengen, maar als tegenwicht
heeft hij een rood lintje lm, het knoops
gat, „une petite Legion d'Honneur". het
geen dus van hem een net mensch maakt,
althans een mensch, die relaties heeft.
Ik kon dus rustig een praatje maken,
het paste zelfs in het kader van het on
der-onsje, dat we daar eiken avond heb
ben al is er dan ook geen stamtafel.
Bedenkelijk tikte hij met zijn vinger op
de krant, zijn baloogen als groote vraag-
teekens tot mij gewend: „Hebt u het ge
lezen?" Ik knikte eveneens bedenkelijk.
Het heeft tegenwoordig weinig nut niet
bedenkelijk te kijken wanneer het dage-
lijksch nieuws uitkomt. Drie vi-er moorden
op kalme dagen, zes, zeven wanneer de
justitiezaken floreeren, dit alles afgezien
van de telkens zich herhalende verhoo
gingen van melk, vleesch, lucifers en der
gelijke onontkoombare levensbehoeften.
Zonder derhalve ook maar in de verste
verte te weten welke ellende ons thans
weer boven het hoofd hing, want ik koop
mijn avondblad wanneer ik naar huis ga,
schudde ik eveneens bedenkelijk het hoofd.
Mijn buurman met de bal-oogen was niet
tevreden
„U bent vreemdeling wanneer ik me
niet vergis?"
Tot mijn diepe schaamte moest ik het
toegeven, want het is tegenwoordig heel
erg vreemdeling te zijn in Parijs. Veel
schandaliger is het vreemdeling te zijn
dan dronkaard of moordenaar uit liefdes-
overwegingen
Toen kwam hij vertrouwelijk nader, met
zijn krantje en zijn overdreven bal-oogen.
Met de hand voor de mond als waren wij
samenzweerders fluisterde hij mij toe, dat
hij ook vreemdeling was, Belg, hetgeen
volgens hem bijna zoo goed was als
Fransch. Innerlijk gaf ik hem groot gehjk
dat achter de hand te fluisteren, want al
wenschte ik die bewering graag te accep
teeren als dat mijn vriend genoegen deed,
inderdaad vrees ik, dat voldoende protes
ten zouden opstijgen uit de verschillende
hoeken van de zaal, wanneer hij dit lul-
derkeels had beweerd. „Tusschen de regels
doorlezen, mijnheer, is de kunst van het
kranten lezen! Over een week staan we
weer met een geweer op schouder
Ik trachtte hem te sussen, merkte even
geheimzinnig op, dat het niet zoo'n vaart
zou loopen, dat Shanghai nog geen Europa
was en dat de menschen wel wijzer zou
den zijn. Maar mijn bal-oogige vriend
hield vol, wist uit de beste bron, dat alles
gereed was en dat het weer los ging. Hij
raadde mij aan als goed vriend (vriend
schap in een stamcafé'tje ontwikkelt en
bloeit snel), mijn geld van de bank te ha-
len en het ln contant geld bi] mij te hou-
(Van onzen correspondent)!
Radio-ruzie, Censuur en politieke uit
zendingen. Komt er een derde zender?
Brussel, 2 Febr. 1932.
Voor de Nederlanders dié het akelig
vinden dat de radio aanleiding geeft tot
zooveel krakeel, kan het een troost zijn
dat niet alleen in hun land de radio-ruzie
een groote plaats heeft ingenomen in de
openbare debatten, maar ook b.v. in Bel
gië. De radio-kwestie is in België inder
daad tot een heel probleem gegroeid en
wat meer is, de openbare meendng maakt
er zich warm voor. Enkele dagen geleden
wisten sommigen zelfs een paar diulaend
personen te Brussel op straat te brengen
om te betoogen voor de radio.
Het huidige stadium is feitelijk het
tweede stadium van de radio-kwestie in
België. Eerst heerschte er wanorde. Zij
werd opgeruimd door de stichting van het
Nationaal Radio-Instituut met een Vlaam-
sche en Waalsche afdeeling, die elk, zoo
als men weet, over een van de exclusieve
golflengten beschikken, welke aan België
zijn toegewezen. De twee afdeelingen zijn
onafhankelijk en hebben slechts de admi
nistratieve diensten eenigszins gemeen.
Het Nationaal Radio-Instituut regelt de
programma's en verzorgt ze ook in een
zekere mate. Dit beteekent dat er ook nog
politieke radio-vereenigingen zijn die
recht hebben op zendtijd, welke zendtijd
wordt verleend naar gelang de sterkte
van de verschillende partijen. Zoo zijn er
katholieke, liberale, socialistische en
Vlaamsche-nationallstlsche radio-vereeni
gingen, die op bepaalde dagen van de
week uitzendingen verzorgen, zoowel ln
den Franschen als in den Nederlandschen
zender. Er is dus een zekere orde in de
plaats gekomen van het onmogelijke re
gime van Radio-Belgique, een onderne
ming die door de Banque de Bruxelles
was gefinancierd en die veel geld heeft
verloren. Men heeft steeds geflulsterd.dat
diit laatste juist een van de redenen was,
waarom de Staat het zaakje heeft overge
nomen. De stichting van het Nationaal
Radio-Instituut leverde bovendien ook het
voordeel op dat nu ook de Vlamingen een
eigen post kregen, wat van het gnootste
belang is om de verfranschers van het
Vlaamsche land geen nieuwe wapenen te
geven zoodat de oplossing in het Vlaam
sche land onbetwistbaar sympathiek werd
onthaald. Men heeft nu echter ervaring
opgedaan en gerégeld komt men thans
met kritiek voor den dag. Zooals steeds
zijn de meeningen verdeeld. Sommigen,
wij zullen niet spreken over de meerder
heid, daar wij geen enkel gegeven hebben
om dit te getuigen, meenen dat er te veel
aan politiek wordt gedaan in de radio,
door de verschillende politieke radio-ver
eenigingen. Anderen hebben geen bezwaar
dat er goede muziek wordt gemaakt door
de politieke vereenigingen, maar hebben
een hekel aan de politieke redevoeringen,
die voortdurend worden uitgesproken. Nog
anderen zijn van meening dat het onbe
grijpelijk is, waarom zooveel tijd wordt
verspild aan de uitzending van berichten,
die iedereen in dje avondbladen lezen kan,
en waarvoor elke afdeelme vi°r redacteurs
ter beschikking heeft. België is namelijk
een van de zeldzame landen, waar ook
een gesproken dagblad, zooals dit heet
wordt uitgezonden. Als moderne vorm van
journalistiek is dit dagblad evenwel een
'mislukking. De redenen van deze mis
lukking zijn veelvuldig, en is zeker niet
alleen te wijten aan de censuur waaraan
alle uitzendingen van het N. I. R, zijn on
derworpen. Dat is de laatste twistappel:
de preventieve censuur. Ook hier begint
men er op hartstochtelijke wijze over te
spreken. Zij die zich beklagen zijn, het
spreekt van zelf, de politieke radio-ver
eenigingen, die alle mogelijke grieven
doen gelden en de preventieve censuur
verafschuwen omdat zij geen vrijen loop
kunnen laten aan den partijgeest. Ieder
redenaar die voor de microfoon het woord
moet voeren, is verplicht enkele dagen
vooraf den tekst van zijn rede mede te
deelen en deze wordt dan goedgekeurd of
niet. Wie in laatste instantie beslist is de
den, geen ongeloovige Thomas te zijn en
mijn maatregelen tijdig te nemen, opdat
ik niet onverwacht gestrand zou zijn. Het
eenige, dat hij mij niet aanraadde was een
kelder te huren en een paar zakken meel,
een paar mud aardappelen, twee zijden
spek en een honderd kilo boonen in te
slaan. Zijn vriend, die bij de pyrotechni-
sche dienst werkte, was al vier dagen
onder water, zijn familie liet zich niet over
zijn verblijfplaats uit en hij wist met
zekerheid dat de vriend niet ziek was. On
willekeurig dacht ik wat een stoute vrien
den mijn bal-oogige erop na hield en hoe
aangenaam het zou zijn indien ik inder
daad naar een bank kon loopen om een
vet credit saldo te lichten. En wat ik over
de booze plannen van alle Europeesche
naties te hooren kreeg, deed mij kippen
vel krijgen, maakte mij zoo benauwd, dat
ik den kellner een nieuw apéritif bestelde,
hetgeen de bal-oogige waarschijnlijk als
laatste goede daad voor hij wederom zijn
geweer ter hand nam, betaalde. Met bewij
zen overstelpte hij mij, artikelen uit de
meest ulteenloopende bladen, artikelen
over de meest uiteenloopende artikelen,
onderwerpen, die volgens mijn bekrompen
meening niets met oorlog te doen konden
hebben. Het pond liep op, was dat geen
bewijs? Engeland betaalde zijn schuld aan
Frankrijk terug, beteekende dat niets?
Briand was afgetreden en vischte ln
Cocherel?
Zoo ging het door en indien ik een ner
veus mensch ware geweest zoude ik waar
schijnlijk naar mijn vrienden zijn geloo-
pen, zou ik hen hebben aangeraden naar
de bank te loopen om hun geld te lichten,
zouden mijn vrienden hunne vrienden
hebben geadviseerd levensmiddelen in te
slaan of de eerste de beste trein naar Hol
land te pakken, zou de Kanker van
alarmisme als een besmettende ziekte
hebben doorgevreten en zou zeer waar
schijnlijk een soort van paniek zijn ont
staan. En niet alleen mijn bal-oogig na-
bitué'tje zag ik achter zijn hand mum
melen, in andere café's zag ik anderen
achter hun hand mummelen op een
straathoek hoorde ik twee dames ernstig
over „la prochaine dernière" spreken, tot
dat het eindelijk noodig bleek officieel
deze belachelijke campagne den nek ln te
drukken. Maar de kletsmeiers, die de
alarmistische praatjes over konden brie
ven, hebben een gelukzalige week achter
zich. Nu zijn ze weer uitgepraat, totdat
één van hen nogmaals een poging doet.
A P
Parijs 1 Februari 1932.
263 Een kwartiertje kon de ooievaar boven de stad
hebben gezweefd, toen het hem te saai werd. Hij gaf
Tuimeltje een flinken ruk en daar ging het arme ke
reltje met een vaartje naar beneden. Waar zal ik terecht
komen, schoot het door zijn hoofd en juist op hetzelfde
oogenblik kwam.hij al op iets neer. Hij voelde dat hij
ergens aan vast zat en deed zijn oogen dicht.
264 Wat was dat ding, dat maar aan hem bleel
plakken? Niemand minder dan kikker Karei, die ln de
verte alles gadesloeg, kon het weten. Tuimeltje was op
de antenne van het kast.sl terecht gekomen. De antenne
van de radio, waar de kikkers zooveel last mee hadden
gehad en het ergste was dat de paal afgebroken was. Par
does rolde het heele zaakje naar beneden, zonder dat er
hulp kwam opdagen.
minister van P. T. T., na advies van den
raad van beheer van het Instituut. Het is
intusschen reeds gebeurd, dat een radio-
vereeniging gestraft werd namelijk die
van de Vlaamsche nationalisten, alhoe
wel de uitgesproken rede was goedgekeurd
geworden. Wat er met de censuur-quaestie
gebeuren zal is op het oogenblik nog in
studie. De politieke groepeeringen, ten
minste de katholieke en socialistische
groepeeringen, ijveren voor een oplossing,
die een matige censuur zou dulden, welke
overigens door de wet streng zou moeten
omschreven zijn. Bovendien zou het recht
van hooger beroep moeten erkend worden
tegen de eventueele beslissing, bij de
regelmatige rechtbanken en hierbij wordt
verwezen naar wat in Nederland in dezen
geest is tot stand gebracht. De liberalen
zijn voorstanders van verbanning van
alle politiek uit de radio. Verstrooiing, in
welken vorm ook, kunst, wetenschap, op
voedkundige lessen enz. maar geen poli
tiek. Dat is het ordewoord. In zooverre
daarover kan worden geoordeeld schijnt
deze omvatting' door een groot gedeelte
van de luisteraars te worden gedeeld. De
minister een liberaal, is dit standpunt
toegedaan en onderzoekt thans of de
de derde golflengte, waarover België mag
beschikken, niet zou kunnen toegewezen
worden aan degenen die tot eiken prijs
aan politiek wenschen te doen in de ra
dio. De twee posten van het N.I.R. zou
den dan vrij komen van de politiek. Maar
de politiekers zijn hier niet mee gediend.
Zij willen halsstarrig de zenders van het
N.I.R. in beslag nemen, zoodat men nog
niet weet. hoe het vraagstuk zal worden
opgelost. Het recht van censuur heeft In
tusschen reeds geleid tot de sluiting van
Radio-Schaarbeek, een plaatselijke Brus-
selsche post. die reeds een viertal jaren
bestaat en die zich niet wou onderwer
pen aan de wet, welke het maken van
publiciteit verbiedt en ook scherpe aan
vallen richtte tegen personen, o.m. tegen
den minister. Het parket kwam er zelfs
bij te pas en de bestuurder van Radio-
Schaarbeek werd voor de rechtbank ge
daagd. die hem tot een zware voorwaar-
i delijke boete veroordeelde, omdat hij toch
nog had laten zenden, alhoewel de toela
ting tot zenden door den minister was in
getrokken De kwestie heeft dus zelfs een
acuut stadium bereikt en het is duidelijk,
dat de Kamer zich opnieuw met de aan
gelegenheid zal hebben bezig te houden.
Als ideale oplossing beschouwt men in elk
geval de derde golflengte voor de politieke
groepeeringen.
Een andere zijde van de radio-moeilijk
heden wordt gevormd door de kwestie der
schrijversrechten. Sedert eenige maanden
worden door de uit Nederland verwij
derde Société des Auteurs processen
ingespannen tegen caféhouders en andere
personen die ta een openbaar lokaal radio
muziek ten beste geven, omdat zij weige
ren schrijversrechten te betalen. In de
meeste gevallen heeft de Société des
Auteurs gelijk gekregen en werden de ge
daagden tot een boete verwezen, met be
vel tot betaling van de geëischte rechten.
Het Hof van Cassatie zal echter nog de
jurisprudentie moeten vastleggen. De So
ciété des Auteurs evenals de Natio
nale Vereeniging voor Auteurs, een reeds
machtige Vlaamsche vereeniging, waar
van Emiel Hullebroeck de spil is stelt
zich op het standpunt, dat de schrijvers
rechten. die door den zender worden be
taald. geen derden vrij stelt, wanneer de
muziek van den zender wordt ten gehoore
gabrtcht to een openbaar lokaal.
Het is een van de veie moeilijkheden,
die door de radio, welke een gansch nieuw
gebied bestrijkt, waarop traditie en wet
geving zich nog moeten vestigen, worden
gesteld, waarvoor de Kamer zeer waar
schijnlijk ook een oplossing zal hebben
te vinden.
Losse nummers van ons Blad zijn
behalve aan ons bureau
ook verkrijgbaar bii de
Firma A. HILLEN Stationsweg,
Firma A. T. H. WI JTENBURG,
Haarlemmerstraat 2
W. G. J, VERBURG Sigarenhandel,
Heerenstraat 2
Fa. A. SOMERWIL Azn. Hoogew. 24
A. M. VAN ZWICHT,
en bij
JOH. HOGERVORST Haarl.str. 128
en des Zaterdags bij
A. H. v. d. VOOREN H. Rijndijk 74
Kiosk Prinsessekade.
(Van onzen correspondent.)
EEN AUTO-PRAATJE.
New-York, Januari 1932.
Onlangs las ik in de Amerikaansche bla
den het bericht, dat het New-Yorksche
Bureau of Motor Vehicles besloten had om
de bezitters van een rijbewijs in Engeland,
Holland, Duitschland en nog een paar
landen een hier geldig rijbewijs te geven
zonder een rijproef te doen, maar na een
klein examen in de 'verkeersreglementen,
wanneer zij in dit land wenschen te
rijden. Ik erken natuurlijk dadelijk de
goede motieven van dit Bureau, dat nu
niet zulke heele lichte eischen stelt aan
aanvragers voor en bezitters van een rij
bewijs en ik vermoed, dat de betrokken
autoriteiten wel duchtig geïnformeerd
zullen hebben wat de Engelsche, Duitsche
en Hollandsche bureaux van hun onder
danen plegen te eischen. Maar zelfs dan
waag ik het, te wijzen op een klein ver
schil tusschen de Amerikaansche en Euro
peesche rijkunst, omdat de eerste zich
niet bepaalt tot het beheerschen van den
wagen en het kennen van de verkeersrege
len, maar er komt nog een andere moei-
lijkheid bij: de-omvang van het verkeer.
Het is niet overdreven te beweren, dat
er geen plek ter wereld bestaat, waar zoo
veel auto's bij elkaar gevonden kunnen
worden dan in New-York City en "onmid
dellijke omgeving. En natuurlijk is net
nergens zoo volgepropt als ln het hartje
van de stad, zegge Manhattan. Ongetwij
feld is het verkeer van Parijs of Londen
reusachtig, vergeleken bij het Amsterdam -
sche of Haagsche, maar menschen, die het
van de laatste Jaren weten kunnen, hebben
mij verzekerd, dat New-York gemakkelijk
Parijs of Londen of Berlijn overtreft qua
hoeveelheid en intensiteit. En wie daaraan
mocht twijfelen doet goed eens dezer da
gen, in den druksten tijd van het seizoen,
een blik te slaan 00 het kilometerslange
Broadway of de Fifth Avenue en zelfs de
minder ln het buitenland bekende even
wijdig loopende straten vah gelijke lengte
als de Madison-, Lexington-, Sixth en Se
venth Avenue, die in elke richting drie
rijen auto's laten voortgaan en die soms
onwrikbaar vast blijven staan, omdat een
kilometer verderop een verkeersbelemme-
ring plaats heeft.
Het wil er nog niet goed bij me in, dat
de Amerikanen zoo maar een rijbewijs
geven aan Engelsche bezoekers, die im-
•mers traditioneele linkshouders zijn. Vol
gens zijn eigen bewering heeft Lindbergh
maar eenmaal van zijn leven in doods
angst verkeerd en wel toen hij na zijn
eerste bezoek aan Londen het vliegveld
van Croydon verliet in een auto, die naar
links uitweek bij nadering van een ander.
En evenzeer moet een Engelschman zich
weinig thuis voelen op den weg in Europa
of Amerika, waar men den rechterkant
berijdt. Zooveel is zeker, dat de meeste be
zoekers afkomstig uit groote steden of
goed op de hoogte met het verkeer van
groote steden in hun land, er altijd weer
in New-York hun verbazing over uitspre
ken, hoe het hier schijnbaar van een
leien dakje gaat en met hoe weinig om
slag.
Toch zou ik niemand durven aanraden
om steunend op zijn Hollandsche, des
noods Europeesche rij-ervaringen, hier
maar dadelijk achter het stuur te gaan
zitten om de eenvoudige reden, dat zelfs
de geboren en getogen Europeaan, die van
af zijn prille jeugd op de gaspedaal ge
trapt heeft, oogen en ooren ter dege den
kost moet geven om geen verkeersfout te
maken tot nadeel van zijn beurs of erger
nog: ten koste van een ongeluk! Om nu
maar bij ons eigen land te blijven: daar
is de automobilist koning op den weg en
de meerdere van voertuigen door paarden
getrokken, handwagens en fietsen, om van
de voetgangers maar heelemaal te zwijgen.
Het komt bij ons voor, dat de wagens in
een lange rij achter elkaar gaan, maar
het komt beslist niet voor, dat zij in drie
rijen naast elkaar voortvliegen, treeplank
tegen treeplank en voorbumper tegen ach
terbumper. bij wijze van ^preken. In zulke
omstandigheden is de wagen maar een
mier in de heele processie en verdwijnt
alle koningschap
Hier daarentegen behoort de rijweg met
sporadische uitzonderingen toe aan de
auto, waaronder lk geen motorfietsen met
of zonder zijspan, driewielers en dergelijke
versta. En het geslacht der fietsers man
keert hier ten eenenmale. tenzij in de
buitenwijken met woonhuizen, waar de
Jeugd nog wel op stalen rossen van bijna
niet te tillen zwaarte rondkart voor ple
zier, maar dan veiligheidshalveop de
trottoirs en over de paden van parken en
bosschen. Hetgeen zonder eenige gevaar
voor de voetgangers geschiedt, omdat die
Jongens nooit den beest spelen, evenmin
als zij groote menschen uitjouwen of met
ijshallen bekogelen: de Jeugd heeft hier
ln dat opzicht benijdenswaardig veel voor
op zekere vaderlandsrhe schoffies. Er loo
pen nog eenige duizenden oaarden door de
New-Yorksche straten, uitsluitend en al
leen als trekdier voor vrachtwagens en net
gebeurt een hoogst enkele keer. dat men
'n herinnering aan vervlogen tijden tegen
komt ln den vorm van een coupétje, be
spannen met een of twee paarden, met
koetsier ea palfrenier op den bok en zoo
In
goed als zeker een paar bedaagde
meevoerend, die in de tachtiger jaren]
de belles van New-York behoorden.
Maar verder behoort de weg geheel
den man achter het stuur en aannei
dat hij dat stuur geheel in zijn
heeft, rijst er een eindelooze reeks
lijkheden voor zijn oogen op. MoeiliJ]
den, die zich in een seconde voordoe
ln een fractie daarvan beslist moeten
den op drie manieren:-vlugger doorrij!
remmen of het stuur omgooien. Een I
weet het onderscheid tusschen rood
groen licht, dat hier net als overal
onveilig en veilig dienst doet, maar
is pas het begin! Er is al zoo veel ova
sproken en geschreven om alle verkt,
regelingen voor alle V. S. gelilk en
vormig te maken en niet alleen
Staten, maar ook in de steden en
van eiken Staat. Terwijl men bijv. ij
stad New-York bij een rood licht een h
naar links of rechts mag omdraaien,
diezelfde manoeuvre daarbuiten, waari
niet zoo haastig gebakerd is of met
zenden wagens tegelijk opgescheept
streng verboden. Het is maar een 1
En beschikt men daar niet over, dan
het al gauw een boete of een ongeil
De man aan het stuur in Ameriki
eigenlijk geen seconde zijn aandacht
verslappen, zelfs midden op het ta
een eenzamen weg! Er staat maar
klein bordje met de letters RR erg
den rechterkant van der weg of did
min of meer duidelijk met witte re
het wegdek, ge let er niet op, maar n
in flinke vaart den bocht en de hi
afdaar liggen de spoorrails, ra
afsluitboom, misschien met eleclri
roode lichten, die aan- en uitknippen
het naderen van een trein, misschien
een enkel bordje Ston. Look. Listen,
ge vaart geminderd bi) dat eersti
oogelijke bordje met RR? Goed. dan
ge nog tijdig stoppen, zoo niet...
Kerstavond werd bij Buffalo een
familie van ze^ personen weggevaagd
onvoorzichtig oversteken van de sjx
baan. De wegen, die wij berijden,zijn»
vloed'g voorzien met waarschuwingen
aanwijzingen; elke bocht, helling, z!'
kruispunt wordt tijdig van te voren
gegeven door borden of reflectoren e
rijden de menschen het meer in of
te pletter tegen 'n rotsachtige bocht,
dertig duizend slachtoffers vielen
het afgeloonen jaar middels de au te
heele wereldoorlog kostte aan Ama
zev»n en dertig duizend gesneuvelden
Hoe meer men in de vrije natuurtere
komt, hoe makkelüker 't natuurlijk «1
maai- zelfs daar zijn er dingen, die'
automobilisten maar liever moeten
beeren al zijn ze het thuis gewend,
het links voorrijden! Geen stervellne'
het hier in zijn hoofd om een centis
over de rechterhelft van den weg te ri
en wanneer hij ongelukkigerwijs in
een nauwe straat terecht komt. dal
niet kan draaien, schiet er niets an
over dan een eindje verder te rijden
te draaien en aan den goeden weel
terug te keeren. Links voorrijden is
doodzonde, Goddank!
Er bestaan vele doodzonden voor
automobilist in Amerika: onnoodig W
ren in de stad is er een van en wam
het gedaan wordt, is dat gewoonlijk
dat, er niet oogereden wordt bij 'n J
licht en de achterriiders op die ma'
hun ongeduld te kennen geven. Ma®
waarschuwing aan voetgangers? Het s
bij wijze van spreken niet voor, omdat
rijverkeer zoo overheerscht in hoeveel»
dat de straat alleen overgestoken
bii de verwisseling der roode en
lichten. En een andere., doodzonde
probeeren nog eventjes voor het
licht langs te winnen: men doet vein
bij het uitgaan van het groene en de
seconden voor het aangaan van het 1
licht on de rem te trannpp. ook al m™,
er den trein door. Amerikaansche 00»
agenten hehhep de gewoonte niet if®'
j te staan naküken, maar on de eerste
beste treenlapk te snrineen en den
mobilist de onrirapht te gpven' Chase
fellow gaat dien kerel achterna -
a. w. ge komt er niet ongestraft af-
I New-York, dat langzaam
onberijdbaar wordt door de relatief
j straten meer dan voldoende in de»
der landauers en victoria's en net
nemend verkeer, heeft zich gedwongen
1 zien. allerlei maatregelen te nemen, w
1 straten ln één richting te laten jen,,
e.d. Met het gevolg, dat men
grondig moet kennen om niet alsi>,
doolhof rond te dwalen zonder zun t
j van bestemming te kunnen benadert
dat leert men niet in een paar dazen
Evenmin leert men in de eersw^
weken wennen aan de onovprt"f*M
taliteit en vlotte waaffhsizerh ™L
soort New-Yorksche chauffeurs
1 ik de taxi-chauffeurs pen eervol" v
ding gepf Wat. deze heeren met .J
groi
is,
TOO
t#
ast
li
gaans groote en glimmend ord't... „j
wagens voor canrioipn durven
koste van d°n hedeesdpn en
ril der fs e-ennee om dpr»
„ktfll
vermMden. bii alkaar p-prrnirifiP^j,
een jrnorr«n d.w.z. verstar»d^en pn4nr»^
men TTmjan/*cr%h*n niitnmo^Ust
niet te nrob«®r«n ever
te rilden, maar eens voorJjiM!,
dagen de kat uit den boom te