aal HEEREN BAAI
EEN LEVEN OM EEN LEVEN
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 9 Januari 1932
Vierde Blad
No. 22026
VOOR ONZE POST7*W.-
VERZAMELAARS.
Parlementaire Anecdotes
en Incidenten.
BOUWKUNSTIG SCHOON.
FEUILLETON.
Het enorme aantal „nieuwe uitgaven",
dat wij in de afgeloopen veertien dagen
ontvingen, is oorzaak dat wij deze week
nog geen begin kunnen maken met een
nieuw, voor onze lezers zeer belangrijk,
vervolgartikel.
NIEUWE UITGAVEN.
Bulgarije. In een, gelukkig weinig
krijgshaftige voorstelling verscheen dezer
dagen een oorlogszegel. Het zegel stelt
voor een zittende vrouwenfiguur, een stan
daard vasthoudende. Het opschrift luidt:
„Oswotoditeina Woina" (vrijheidsoorlog)
„1515—1517." De waarde is 1 L de verkoop
prijs 2 L. kleur groen.
De in 1931 verschenen serie met het
nieuwe portret van koning Boris werd aan
gevuld met de 1 L. groen.
Engelsch Indië (Travancore). Ter her
denking aan de kroning van den maharad-
jah is een uit drie zegels bestaande nieu
we serie uitgegeven: 6 cash, groen en
zwart, voorstellend den tempel van Sri
Padmanabha. 10 cash blauw en zwart,
's vorsten praalwagen van goud en zilver,
door zes paarden getrokken, en de 3
chuckrams, violet en zwart, voorstellende
den maharadjah in koninklijk gewaad.
Finland. De waarde-aanduiding „Mark-
ka" op de 1.20 k. M. rood zal gewijzigd
worden in „Markkaa".
De oplage van de 1 m. en 4 m zwart,
uitgegeven ten bate van den aankoop voor
het postmuseum, bedraagt 400.000 stuks.
Ter gelegenheid van den zeventigsten
verjaardag van Svinhusvud. den president
der Finsche republiek, verscheen eeu zegel
met het portret van den jubilaris, waar
onder de Romeinsche cijfers LXX.
Het inschrift luidt: ,,P. E. Svinhusvud
1931 2 mk, Suomi Finland." De
kleur van het portret in medaillon is zwart
de omlijsting zwartblauw, het inschrift
lichtblauw op wit.
Te vermelden valt hier voorts nog, dat
de 40 p. groen van de koerseerende serie
overdrukt werd met „50 pen" en twee
zwarte strepen door het oude waarde
cijfer „40".
zou zich moeilijk kunnen handhaven, wan
neer belangstelling het karakter van over
last ging dragen.
Enkele korte notities dus.
IX' gevangeniskelders bespraken we reeds
vrceger Op de eerste verdieping vinden we
nog, vlak achter den toren een klein ver
trek, dat bestemd was voor martelkamer.
Men ziet er in den vloer nog de over
blijfselen van de ijzeren voeten, waarop
vroeger de pijnbank stond. In de dagen
vóór de Hervorming en tevens in den
tijd van de conflicten tusschen üoinaristen
en Arminianen is van dit sombere vertrek
een druk gebruik gemaakt, gelijk men
herhaaldelijk kan opmerken wanneer men
leest in deel II en III van „De Ueschiedenis
van een Hollandsche Stad" van Prof. Blok.
In de tweede plaats herinneren we aan
de zandsteenen torentrap, waar van de
treden geen stootborden bezitten. In den
toch al schaarsch verlichte toren gaven de
openingen achter de traptreden het licht
gelegenheid om nog wat naar beneden te
vallen. Een dergelijke zandsteenen trap
schijnt een unicum te zijn. Dat men op
dergelijke wijze vroeger de achter de trap
liggende ruimte wel meer trachtte te ver
lichten, leid ik af uit een eikenhouten trap
in een 17de eeuwsche woning op de
Prinsengracht te Amsterdam. Den eersten
keer dat ik deze trap beklom, deed ik
het heel voorzichtig, want de stootborden
zijn van glas. De ervaring leerde evenwel,
dat deze glazen stootborden vergenoeg
naar achteren lagen om er niet tegen te
kunnen trappen.
Als laatste bizonderheid herinner ik a^n
het smeedwerk van de ijzeren traliën.
Vooral het tralie-luikje in de deur welke van
den toren voert naar de loggia is bijzonder
kunstvol gesmeed in z.g. „duivelsknoopen"
een staal van zeldzaam geraffineerde hand
smeedkunst.
Op de achteloos weggeworpen en toch
door een gelukkig toeval bewaarde oude
sloten van Gravenstein komen we wellicht
in ander verband terug.
We nemen thans voorloopig afscheid van
het hoogst merkwaardige complex en hopen
dat het in den loop der tijden nog eens
een aantrekkingspunt zal worden voor de
vreemdelingen, die de oude Sleutelstad
bezoeken.
Haiti. Vijftig jaar is dit land aange
sloten bij de wereldpostunie, weshalve
een herdenkingsserie, bestaande uit 2
waarden. 5 c. groen en 10 c. karmijnrood.
Op het eerste de portretten van de presi
denten Salomon en Vincent, het andere
alleen met de beeltenis van Vincent. Op
beide zegels komen voor de jaartallen 1881
—1931. Tanding 12.
Liechtenstein, De bekende Weensche
kunstenaar Hofrat Kosel vervaardigde tee-
keningen en foto's voor twee series van
10 officieele briefkaarten met interessante
afbeeldingen van het vorstendom, waarden
10 en 20 centimes. De verklarende tekst
is aangebracht in het Duitsch en Esperan
to Door hun tweekleurigen druk zijn ze
iets nieuws op philatelistisch gebied.
Letland. De drie driehoekige lucht
postzegels, n.l. de 10 s. groen, 15 s. rood
en 25 s. blauw werden voorzien van den
opdruk „Latvijas-Aiszargi" in gebruik ge
steld als weldadigheidszegels, benevens
nieuwe waardecijfers n.l. 50 op 10 s. 1 L. op
15 s. en 1 L. 50 op 25 s. De zegels zijn ge
sneden en getand verkrijgbaar. In het type
der uitgave 1921-'22 (tanding 10) zijn uit
gegeven met het watermerk hakenkruis
de 6 s. groen op geel en de 15 s. lila-bruin
op zalmkleur.
Lithauen In 't type der uitgave 1927
verscheen de 2 c. rood-oranje met het wa
termerk ruiten (zeshoeken) tanding 14.
Luxemburg. De weldadigheidszegels
die wij reeds eerder meldden, zijn versche
nen. de fraaie zegeltjes dragen de beelte
nis van prinses Alise. Het kinderkopje is
iets grooter van uitvoering dan op de ze
gels van vorige jaren. De waarden zijn 10
c. en 5 c. bruin en zwartgrijs. 75 c. en 10
c. bordeauxrood en lichtgroen, 1 gr. en 25
c. geelgroen en zwartgrijs. 1 fr. 25 en 75 c.
paars en lichtgroen en 1 fr. 75 c. en 1 fr.
50 blauw en zwartgrijs. De toeslagen staan
niet op de zegels vermeld.
Nicaraguav Ter herdenking!aan de
in Maart plaats gehad hebbende aardbe
ving werd een serie frankeer- en lucht
postzegels uitgegeven. De reeks frankeer
zegels bestond uit 13 zegels (van c. tot
1 d.) die der luchtpostzegels uit 5 waar
den (van 15 c. tot 1 d.) De oplage was 5000
series. Ze waren alleen verkrijgbaar op den
lsten Januari. De voorstelling op alle ze
gels is het „Palacio de communicaciones"
vóór en na de aardbeving.
Rusland. Met ingang van Januari zal
in Sovjetland van alle postzegelverzendin
gen een soort belasting worden geheven,
welke weer met speciale postzegels moet
worden voldaan: 15 op 70 k. bruin; 25 of
70 k. bruin; 50 op 35 k. blauw; 1 R. op 35
k. blauw, alle van de Kerenski-serie. Ver
taald luidt de opdruk: „Sovjetbond voor
philateliecontrole voor de buitenlandsche
ruiling.'
Verder heeft men een provisorische 15
in koers gesteld door de 10 k. (arbeider) te
overdrukken met eerstgenoemde waarde.
Het zegel van 50 k. voor de propaganda
van den Zeppelin-bouw wordt ook in 't
zwartgrijs gemeld, inplaats van blauw.
Spanje. Als tweede waard? in de reeds
lang geleden aangekondigde serie republi-
keinsche zegels is eindelijk verschenen de
15 c. grijsgroen, met de beeltenis van Nico
las Salmeron. De aangekondigde serie her
inneringszegels welke zou worden uitgege
ven ter gelegenheid van het tiende eeuw
feest der beroemde „Zwarte Maagd" de
madonna van Montserrat is door de regee
ring verboden.
IJsland. In geheele nieuw type, klein
formaat, zijn drie zegels uitgegeven, voor
stellende de waterval van Gulljos. De waar
den en kleuren zijn 5 a. grijs, 20 a. rood en
35 a blauw.
Van de uitgave 1920 verschenen de 1 kr.
blauw en bruin en de 2 kr. olijfbruin en
groenblauw met geretoucheerd midden
stuk. Watermerk kruis, randing 14'/!.
Zweden. Uitgegeven is een nieuwe 5
kr. donkergroen, voorstellende het konink
lijk paleis te Stockholm.
RECLAME.
lekcrTfiesdtc Heemnbaai, maar dan
echte friesche
x>so a-fttt ons lm
1650
door
D. HANS.
vn.
DE TELEURSTELLING.
i Uit mijn vorige schetsen hebt u na-
ituurlijk al lang de gevolgtrekking afge
leid, dat het af en toe amusant is in het
parlement.
I Echter:
I dit is natuurlijk lang niet altijd het
'geval.
Ik heb daarmee eens een heel on-pret-
tige ervaring opgedaan, die ik hier wil
vertellen. Ik ben oom, en heb dus, ook
zooals alle ooms. een aardig nichtje. Ver
leden jaar December heb ik mij door het
wicht eens laten overhalen om haar. ter
wille van H.B.S.-lessen in de Staatsin
richting, gedurende een Kamer-vergade
ring een plaats te verschaffen op de ge
reserveerde tribune. Nooit heb ik meer
spijt gehad van een daad in mijn leven
als van deze. Want den volgenden dag
kreeg ik een briefje, waarin ze met spon-
taan-geraffineerde scherpzinnigheid de
zwakke steeeën van het uiterlijk der ver
gadering onthulde. Ik wil u dit briefje
voorlezen.
Het luidde aldus:
„Schat van een oom Ik kom u even
vertellen, hoe ik het gisteren in de
Tweede Kamer gevonden heb. Ik kan het
niet onder me houden. U móét het
weten.
Kijk eens, oompje, ik heb altijd erg te
gen u opgezien. U bent ook altijd even
doddig voor me. vooral op m'n verjaar
dag en met Sinterklaas, en ik had u dan
ook graag bespaard wat ik schrijven ga.
maar ik kan het niet. Heeft niet Shakes
peare, die nooit bestaan heeft, of anders
Confucius of Mussolini of Louis Davids ge
zegd: eerst komt de waarheid en dan pas
komt je oom? U bent verschrikkelijk in
m'n achting gedaald, ook al hebt u laatst
nog die prachtige doos bonbons voor me
gekocht (laat dit niet aan tante lezen,
want die is toch al zoo jaloersch). Vroe
ger had ik respect voor u. U ging naar de
Kamer, naar ministers, naar afgevaardig
den. en nu ben ik er ook geweest, er
midden in, maar het is knudde, hoor
oom. Ik had m'n nieuwe jurk aangetrok
ken. Dat blauwe zijtje zonder mouwen,
waarvan u me laatst zei dat het zoo
snoeperig stond, en dat ik net een prin
ses was. maar dat weet tante natuurlijk
ook niet. Nu dan. ik ben in de Kamer
geweest, maar ik vond het zonde van m'n
zijtje en ik had veel beter m'n dood-ge
wone H.B S.-jurk aan kunnen houden.
Lieve Hemel oom, wat een toestand. We
hebben twee uur in de Kamer gezeten.
Truus en ik. en we hebben niemand ge
hoord. Of liever: we hebben ze allemaal
gehoord, maar we hebben niet kunnen
ontdekken wie er nu eigenlijk sprak, want
ze spraken allemaal. Een meneer voor ons
zei, dat hij wèl de spreker zag en hoorde,
maar die schepte op. Moet u weten. oom.
dat ik mij had voorgesteld een deftig ge
zelschap, in doodsche stilte bijeen, en aan
de lippen hangend van den spreker, en
die spreker, oom. die zou gloeiend van
geestdrift z'n rede de natie in-slingeren.
Maar het was heusch een reuze-sof, oom
Ze zaten gewoon te praten, te lachen, te
schrijven Doorhalen, wat niet verlangd
wordt. oom. En wat zien ze er nuchter
uit. oom! Ik dacht dat ze een uniform
zeden dragen of een pak met gouden
biesjes, maar ik zag niets dan doodge
wone colbertjes, en Truus telde uit de
verte 21 slappe boordjes. En van een me
neer met een bruin pakkie zei de op
schepper voor ons dat het een minister
was, maar ik zei: dat kan niet, want een
minister heeft lekker een sabel en een
witte broek en toen lachte de opschep-
er En wat een leelijke mannen zijn d'r
ij. géén een zoo knap als u oom. maar
zeg hier niets van tegen tante. En de
voorzitter zat maar met z'n hamer te
slaan, maar die praatte zélf ook, enfin,
't was een schandaal, en ik zou haast de
directie van onze HB.S. hier eens een
poosje heen willen sturen. Tusschen al
die mannen liepen een paar dames, maar
niks voor mij, ik zou het griezelig vinden,
en we zijn maar gauw weggegaan.
En weet u wat nou het ergste is? U
bent. onttroond, want ik vind u nou niks
beroemd meer, maar ik ben ook onttroond.
Want ik had altijd bij de meisjes van
de hoogste klas geweldig met u gegeurd.
Ik had wel honderdmaal naar alle wind
streken verteld, dat ik een oom had die
lederen dag in het parlement kwam. bij
de ministers en de Kamerleden en de
heele kluit was stom-jaloersch op me.
Maar toen Truus, gillend van den lach.
alles had verteld, zei Mies. die toch al
spin op me is vanwege m'n nieuwe zijtje:
„Ben ik effe blij. dat mijn oom daar niet
zit!" En ze gaven haar allemaal gelijk.
Nu. oom, maak het maar gauw goed,
want m'n kersen-bonbons en m'n siga
retten zijn alle twee op. Maar mij zullen
ze daar niet meer zien. Een poot van Til."
Ziet u, zoo schreef m'n nichtje en
ledereen, die voor het eerst in het parle
ment komt, is inderdaad een beetje ont
nuchterd Slechts enkele Kamerleden heb
ben zulk een sterke positie, dat er werke
lijk in stilte naar hen geluisterd wordt.
Van Houten trouwens heeft eens met
overtuiging verdedigd wat hij noemde:
„het recht om niet te luisteren", en van
dat recht wordt in alle parlementen een
druk ""bruik gemaakt.
TEGEN DE PARLEMENTAIRE
VORMEN.
Van parlementaire gewoonten gespro
ken: voorzitter Fock heeft eens twee af
gevaardigden een wenk moeten laten
geven, dat ze iets deden wat ze niet moch
ten doen.
De eerste was Boer Braat. Kort na zijn
intrede in de Tweede Kamer wilde hij het
zich gemakkelijk maken, vleide zich lang
uit in de bank en legde z'n rechterbeen
dwars over den lessenaar De president
zond hem, toen hij het ontdekte, ijlings
een waarschuwing. Heel wat onschuldiger
was het incident met den heer Weitkamp
een trouwhartig en pienter bóeren-afge
vaardigde uit Overijsel. In het begin van
zijn lidmaatschap haalde hij op zeker
oogenblik tijdens een vergadering een
grooten appel uit zijn zak. een pracht van
een bellefleur, en begon er met den lust
van Pallieter van te eten. gemakkelijk
achter-over leunend, alsof hij in het uur
van den noen tegen een hooischelf zat.
De voorzitter liet hem waarschuwen: dat
mag niet. en de bellefleur verdween.
Wilt ge een staaltje van Boer Weit-
kemp's gave trouwhartigheid?
In mijn parlementaire schetsen noem
de ik hem nog al eens „Krelis", ofschoon
hij zoo heelemaal niet heet, en alleen om
zijn boeren-afkomst aan te duiden. Wel
nu toen ik enkele jaren geleden een jour
nalistiek jubileum vierde, was één der
eerste telegrammen, die ik 's morgens ont
ving, dit: „Hartelijk gelukgewenscht door
Krelis!"
EEN GELUKWENSCH EN EEN
ANTWOORD.
Trouwens, als ik van gelukwenschen in
het parlementaire milieu spreek, heb ik
nog een aardig voorbeeld
Toen de bekende professor van Hamel,
een liberaal afgevaardigde, eens een
feestdag had, zond Troelstra. de leider
der sociaal-democraten, hem het volgen
de telegram:
Een groet van Pieter Jelles.
Ook Troelstra zegt men wel is.
Van Hamel, die een fijne geest was uit
een liberale familie, bedankte Troelstra
als volgt:
Een staatsman-dichter, schoon zijn
woord soms vlijmt,
Heeft van natuur twee gaven
meegekregen.
Zich-zelf tot heil, het vaderland
ten zegen:
Steeds houdt hij makt, nooit spreekt
hij ongerijmd.
Is dit niet een geestige repliek op een
dichterlijken gelukwensch?
RECLAME.
1664
GRAVENSTEIN
IX.
Een groot deel van het jaar 1672 is nog
heengegaan met het bouwen aan de Vier
schaar. De Stadsrekeningen lichten ons
daarover vrij nauwkeurig in.
Ik volsta slecnts met het noemen van
enkele posten. Zoo wordt op 17 Sept.
1672 aan Amhrosius van Brandenbeek een
somma van tien gulden uitbetaald „voor
vraent van den Haag tot Leyden van eenige
blokktn bentneimeruartsteen gebruickt tot
de Nieuwe Vierscnaar dezer Stede".
Zoo worden aan Jonas van der Poel
op 16 Juni 1672 betaald 484 gulden en
9 stuivers voor 't ijzerwerk aan de Nieuwe
Vierschaar, waarmee bedoeld zullen zijn
de traliewerken aie men in de vensters
vir.dt.
Op 18 Juni ontvangt Jan van Arkere, mr.
timmerman, een somma van f.325 voor
het maken van 't houtwerk der Vierschaar
en op 10 December ontving dezelfde nog
eens f.110 voor 't beschieten van den
zolder. En eindelijk eveneens op 10 Dec.
„Betaalt aan Pieter X'avery een somma van
f.550 voor het Beeltwerk bij hem in steen
uitgevoerd 't welk staat in de Frontispici
van de Nieuwe Vierschaar.
Een lange lijst van bedragen wordt ver
der. geduiende het geheele jaar uitgekeerd
aan Mr. Willem van der Helm, de stads-
meester-timmerman, wiens werkzaamheden
slechts in 't algemeen worden aangegeven.
Tal van door hem onderteekende bouw
kundige tcekeningen op het Archief, die
we later in ander verband nog wel eens
zulle.' noemen, leggen er getuigenis van
af, dat hij de architect was van verse"..ill.nde
werken in de stad. Ik aarzel dan ook niet
hem den bouwmeester van de Vierschaar
te noemen.
Er zou nog heel veel opgemerkt kunnen
worden omtrent Gravenstein, doch we inee-
nen ons nu slechts tot enkele korte notities
te moeten bepalen. Er is nog zooveel uit
Leidens verdwenen en nog resteerende
gebouwen dat onze belangstelling vraagt.
Overzien *we het geheele complex ko
mende van af de Papengracht of uit de
Lokhorststr., dan moet toch wel opvallen 't
merkwaardig eigenaardige van dit geheele
samenstel dat zijn gelijke niet heeft in
geheel Nederland. De oude Romaansche
steen, zij het dan met enkele Hollandsche
renaissance fragmenten, het stugge karak
ter van de blinde muren met hun nissen
van het werkhuis links; het statig strenge
van de Vierschaar rechts en voor het mid
dengedeelte de sierlijke loggia. Het is, ik
herhaal het. uniek voor geheel Holland.
Onze vaderen hebben terzijden van het
zuiver Hollandsch-Germaansche hoofdge
bouw van het Steen zonder aarzelen zuiver
klassicistische nevengebouwen gezet, toen
de tijd in klassicistischen zin georiënteerd
was. En men ziet het al weer: stijl bij stijl
dat verdraagt zich altijd uitstekend.
Dat wii overigens het klassicisme in de
bouwkunst niet in alle opzichten als winst
beschouwen, vooral wanneer het na den
eersten r ollen levensbloei ontaardt in ziel
loos founalisme, hopen we later nog wel
eens uiteen te zetten. En tevens, hoe dit
altijd maar doorgevoerd klassicisme met
zijn aangeplakte pilasters en lange kroon
lijsten tie moord is van ons Hollandsch-
Gennaansch raseigen stijlgevoel.
Doch dat is van later orde.
Iets van die tweeslachtigheid, die het
wezen vermoordt, ontdekken we aan de
Zuidzijde van Gravenstein, waar de klassi
cistische gevel met haar „wijdbeensche
pilasters" zooals iemand ze noemde, iets
aangeplakts heeft en het mooie aspect van
den ouden Steen geheel verbergt. Toch
zen deze gevel het beter doen, in dien
mer. ze intact had gelaten met twee voor
name 17de eeuwsche deuren en niet zoo
roekeloos in de vleugels ramen had in
gebroken, zonder eenigen regelmaat.
Over het interieur van het gebouw zul
len we niet veel meer zeggen, omdat we
in de gegeven omstandigheden moeilijk de
lezers kunnen aansporen het te bezichtigen.
Dc firma Burgersdijk en Niermans, die
het complex gebruikt als pakhuis voor haar
enormen voorraad oude en soms zeer kost
bare boeken met uitzondering natuurlijk
van den vleugel die door liet Intifuut Kern
wordt bezet is welwillend genoeg, om
belangstellenden een kijkje te gunnen. Hef
spreekt evenwel vanzelf, dat dan voor liet
geleide iemand van het personeel aan zijn
arbeid moet worden onttrokken. En bij
al te druk bezoek zou dat toch wat veel
zijn gevergd. Belangstelling wordt door de
firma gewaardeerd: doch die waardeering
het leger volgden en daarachter weer een
troepje lansdragers.
Generaal Monk schudde sir Evelyn har
telijk de hand en stelde hem voor aan
secretaris Scot en secretaris Robinson, de
vertegenwoordigers van het parlement en
van de burgerlijke macht.
Sir Evelyn beschouwde het gelaat van
den generaal met innige belangstelling,
deels met betrekking tot 't verleden, deels
met het oog op de toekomst; de grootste
man van Engeland betrad het park; een
soldaat zonder gelijke, een eerlijk man,
die groote daden had verricht en van
wien nog grooter dingen verwacht werden.
Sir Evelyn had gehoord van de meester
lijke wijze, waarop Monk het Schotsche
leger, niet alleen voor zijn wil had gebo
gen, maar er een krachtig werktuig in zijn
hand van had gemaakt; hoe de mannen,
die zijn invloed hadden willen ondermij
nen, afgedankt en ter zijde gesteld waren
door één daad van wilskracht, waardoor
beslag gelegd was op ieder fort, heel
Schotland door, en die het leger, dat hij
onder zijn bevel had, zoodanig tot een
geheel had versmolten, dat het als één
man optrok, als een volmaakt werktuig
voor de bevrijding van Engeland, of liever
van de geheele natie. Sir Evelyn had ge
hoord van die marschen in den nacht
door de sneeuw, van den heldenmoed,
door generaal Monk betoond in het ver
dragen van de barheid en wisselingen van
de weersgesteldheid van den winter; zijn
beleid in het overkomen van onvoorziene
moeilijkheden.
Dit was het onmiddellijk verleden; wat
lag verborgen in den schoot der toekomst?
Sir Evelyn, die zijn land lief had, trachtte
in die kalme, verstandige oogen te lezen,
trachtte iets op te maken uit de houding
van den grooten soldaat, die zijn zwaar
paard bereed, of hij er één mee was
Hoe onbeduidend leken die schetterende
aanhangers van het parlement met een
waardigheid, die hun zoo slecht afging,
tegenover de waardigheid van den man,
j dien zij op de gevaarlijkste plaatsen
trachtten te brengen, echter steeds te ver-
geefs.
Het is vele jaren geleden, dat wij
elkaar ontmoet hebben, sir Evelyn; toch
herinner ik mij dit nog zeer goed. Ik wilde
u in persoon mijn opwachting maken, daar
mijn leger zoo dicht bij uw landgoed lag.
Het verheugt mij u 'n welkom te bie
den en het spijt mij enkel, dat de ruimte
op de Abbey beperkt is en zulk een hoogen
gast onwaardig!
Sir Evelyn sprak met den hoed in de
hand. hoffelijk en eerbiedig buigend
De ruimte beperkt! herhaalde Monk.
Bij St. Joris, Lee! Als gij enkele van de
schuren hadt gezien, waar ik met mijn
getrouwen heb gelegen, die gij zoo juist
passeerde, dan zoudt gij niet zoo spreken
van Grangeland Abbey!
Ik heb het een en ander gehoord,
generaal, van hetgeen gij hebt doorstaan,
en ik bied u enkel mijn verontschuldiging,
dat mijn huis niet licht ruimte zal bieden
voor allen, die ik vanochtend heb gezien.
Wees niet vervaard, sir Evelyn, ik
waardeer uw verlangen om gastvrijheid
te bieden, maar ik verzeker u. dat een
schuur en een paar bossen stroo zeer vol
doende zijn voor mijn soldaten en voor
mij ook: deze heeren kunnen er echter
anders over denken, zei hij met een on
deugende tinteling in de oogen naar de
beide burgers.
Ik hoop, dat wij u allen kunnen lo-
geeren, zonder de hulp van schuren, zei
sir Evelyn glimlachend.
Ze reden door het park en zoo naar de
Abbey, Monk zelve leek van andere ge
dachten vervuld; meer dan eens dwaalde
zijn oog met een zekere nieuwsgierigheid
over de mooie bosschen, die tot het goed
behoorden. Hij zei echter weinig, zooals
dit eenmaal zijn gewoonte was.
Sir Evelyn richtte enkele opmerkingen
tot secretaris Scot en zijn collega's; ze
namen die gelegenheid te baat om, zooals
zij dit steeds deden, op dien gedenkwaar-
digen tocht naar Londen, voortdurend te
gen den koning en de koningsgezinden uit
te varen, een onderwerp, waarover zij een
maal niet zwijgen konden. Hun gastheer
zei alleen iets tegen hun ergsten uitval
Generaal Monk sprak geen woord, maar
zoo nu en dan meende Lee even een glim
lach om zijn mond te zien spelen. Werd hij
er door Scot of Robinson noodzakelijk bij
betrokken, dan antwoordde hij slechts
met een enkel woord of soms alleen met
van zijn paard, een beweging, die dus van
een klap van de vlakke hand op de flank
alles beduiden kon.
Zoo bereikten ze de Abbey; op de boven
ste trede van het bordes stond miss Lu
cille, vergezeld door de huishoudster en
door enkele van de bedienden, om de gas
ten van haar vader te ontvangen.
Generaal Monk kuste haar de hand. na
dat hij van zijn paard gestapt was en de
treden van het bordes bestegen had, dat
naar de halldeur leidde.
Het waardige en hoffelijke van het
jonge meisje trof den ouden soldaat.
U doet mij denken aan uw moeder
zei hij.
De tranen welden haar in de oogen.
Iets aangenamere kunt u mij niet
zeggen, sir, luidde het antwoord.
Generaal Monk vatte haar hand en trok
die door zijn arm.
Kom. noodde hij, mijn eerste bezoek
moet Robert Darcy gelden, mijn gewon
den adjudant; u zult mij wel naar zijn
kamer willen geleiden? Hij maakte geen
gunstigen indruk op zijn genade, den her
tog van Buckingham, die van mij ver
langde, dat ik hem zijn onbeschaamdheid
dan wel zeer kwalijk zou nemen. Dit zeide
de hertog, toen hij mij een paar uren later
een bezoek bracht.
(Ssrdt verr lgd). I
Naar het Engelsch van MORICE GERARD
door Emma A H.
16)
Dit was voor een deel toe te schrü-
ocH 'angdurige ziekte en den vroe-
dood van haar moeder, vrouwe Mar
pol Lee. wat een schaduw wierp over
haar jeugdig bestaan.
voor Lucille een aangenaam
hort nf daï haar neef> kapitein Ro-
hmt» w,e' wat ;anger te hunnen
nirt wM JS» verblüv«». daar hij nog
witm l- 8 was om 2iJn taak te her-
bfeiten mi» 7°^ en de hulP' die ziJ hem
de tonvihn td€n om8ang tusschen
bnven hker gemaakt. Daaren-
eevormd i blbedverwantschap een band
van ™d beroep gedaan op het hal t
betrekrinwr, V, noolt eeniSe andere
die haar ht? PKend' dan tot degenen
die naar het naast stonden.
uui'U<van hm?1' aitbd op ziJn minst een
provisteLmlr rt™? v,n<Jen in keuken en
kihTk verlfnier h»et was hbt nadruk-
dat zii bedreven ?3n haar moeder geweest
bereidenvan ennïïl? Z1]n in het koken' het
bereiden van conserven, sauzen en °ekrui-
de schotels Gedurende de dagen die volg
den op Robert Darcy's komst op'de Abbey
van huishoudeneCiieyenhueid dezen tak
van huishouden ruimschoots toepassing
In den regel toch bereidde zij eigenhandig
bouillon en groentesoep en andere lichte
smakelijke schoteltjes voor de ziekenkamw
Rbbfrt Darcy wist natuurlijk niet wie
ze had klaargemaakt, maar Lucille spaar-
de geen moeite om een eetlust te prikkelen
die niet groot en grillig was door ztek-zjjm
het groote ledikant, zijn kracht herwin
nend door innerlijke wils- en zenuwsterkte
Dus afgezonderd van elkaar hij in
die nog in hem school, en zij, bedenkend en
uitvoerend kleine dingen, die heilzaam op
hem konden werken werden ze dichter
tot elkaar gebracht en zij was er zich in
ieder geval van bewust, dat het haar ge
noegen en voldoening schonk, dat zij voor
Robert Darcy deed wat in haar vermogen
was.
Er zijn maar weinig dingen in het
leven, waardoor een vrouw zich krachtiger
tot de andere sekse voelt aangetrokken,
dan door haar geschiktheid om te dienen;
naarmate een man haar meer noodig heeft
is in den regel het verlangen van de vrouw
grooter, om zijn wil te doen. Instinct heeft,
van den beginne af, een eenheidsband
tusschen beide seksen bewerkt; de een
waakt en werkt, de tindere dient en be
dient: hoe dichter het leven deze schikking
nabij komt, hoe natuurlijker en gelukkiger
liet is: hoe verder het daarvan afwijkt,
hoe kunstmatiger het wordt en hoe méér
het daarbij verliest.
HOL FDSTUK V.
Generaal Monk op de Abbey.
Op den middag van den dag, volgende
op Darcy's komst op de Abbey, werd de
tijding gebracht dooi een bereden ver
kenner. die op een vlug paard had post
gevat op den grooten weg. dat het gezel
schap van generaal Monk naderde. De
groom had zich opgesteld op een punt,
vanwaar verscheidene mijlen konden over
zien worden, zoodat zijn waarschuwing sir
Evelyn intijds bereikte om aan het hek
te staan met drie of vier van zijn voor
naamste bedienden, teneinde zijn aanzien
lijken gast te ontvangen.
Een half dozijn oud-gedienden reed in
de voorhoede; daar achter de generaal
zelve met een gevolmachtigde aan iederen
kant. Twee hooggeplaatste officieren van