aal HEEREN BAAI EEN LEVEN OM EEN LEVEN 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 9 Januari 1932 Vierde Blad No. 22026 VOOR ONZE POST7*W.- VERZAMELAARS. Parlementaire Anecdotes en Incidenten. BOUWKUNSTIG SCHOON. FEUILLETON. Het enorme aantal „nieuwe uitgaven", dat wij in de afgeloopen veertien dagen ontvingen, is oorzaak dat wij deze week nog geen begin kunnen maken met een nieuw, voor onze lezers zeer belangrijk, vervolgartikel. NIEUWE UITGAVEN. Bulgarije. In een, gelukkig weinig krijgshaftige voorstelling verscheen dezer dagen een oorlogszegel. Het zegel stelt voor een zittende vrouwenfiguur, een stan daard vasthoudende. Het opschrift luidt: „Oswotoditeina Woina" (vrijheidsoorlog) „1515—1517." De waarde is 1 L de verkoop prijs 2 L. kleur groen. De in 1931 verschenen serie met het nieuwe portret van koning Boris werd aan gevuld met de 1 L. groen. Engelsch Indië (Travancore). Ter her denking aan de kroning van den maharad- jah is een uit drie zegels bestaande nieu we serie uitgegeven: 6 cash, groen en zwart, voorstellend den tempel van Sri Padmanabha. 10 cash blauw en zwart, 's vorsten praalwagen van goud en zilver, door zes paarden getrokken, en de 3 chuckrams, violet en zwart, voorstellende den maharadjah in koninklijk gewaad. Finland. De waarde-aanduiding „Mark- ka" op de 1.20 k. M. rood zal gewijzigd worden in „Markkaa". De oplage van de 1 m. en 4 m zwart, uitgegeven ten bate van den aankoop voor het postmuseum, bedraagt 400.000 stuks. Ter gelegenheid van den zeventigsten verjaardag van Svinhusvud. den president der Finsche republiek, verscheen eeu zegel met het portret van den jubilaris, waar onder de Romeinsche cijfers LXX. Het inschrift luidt: ,,P. E. Svinhusvud 1931 2 mk, Suomi Finland." De kleur van het portret in medaillon is zwart de omlijsting zwartblauw, het inschrift lichtblauw op wit. Te vermelden valt hier voorts nog, dat de 40 p. groen van de koerseerende serie overdrukt werd met „50 pen" en twee zwarte strepen door het oude waarde cijfer „40". zou zich moeilijk kunnen handhaven, wan neer belangstelling het karakter van over last ging dragen. Enkele korte notities dus. IX' gevangeniskelders bespraken we reeds vrceger Op de eerste verdieping vinden we nog, vlak achter den toren een klein ver trek, dat bestemd was voor martelkamer. Men ziet er in den vloer nog de over blijfselen van de ijzeren voeten, waarop vroeger de pijnbank stond. In de dagen vóór de Hervorming en tevens in den tijd van de conflicten tusschen üoinaristen en Arminianen is van dit sombere vertrek een druk gebruik gemaakt, gelijk men herhaaldelijk kan opmerken wanneer men leest in deel II en III van „De Ueschiedenis van een Hollandsche Stad" van Prof. Blok. In de tweede plaats herinneren we aan de zandsteenen torentrap, waar van de treden geen stootborden bezitten. In den toch al schaarsch verlichte toren gaven de openingen achter de traptreden het licht gelegenheid om nog wat naar beneden te vallen. Een dergelijke zandsteenen trap schijnt een unicum te zijn. Dat men op dergelijke wijze vroeger de achter de trap liggende ruimte wel meer trachtte te ver lichten, leid ik af uit een eikenhouten trap in een 17de eeuwsche woning op de Prinsengracht te Amsterdam. Den eersten keer dat ik deze trap beklom, deed ik het heel voorzichtig, want de stootborden zijn van glas. De ervaring leerde evenwel, dat deze glazen stootborden vergenoeg naar achteren lagen om er niet tegen te kunnen trappen. Als laatste bizonderheid herinner ik a^n het smeedwerk van de ijzeren traliën. Vooral het tralie-luikje in de deur welke van den toren voert naar de loggia is bijzonder kunstvol gesmeed in z.g. „duivelsknoopen" een staal van zeldzaam geraffineerde hand smeedkunst. Op de achteloos weggeworpen en toch door een gelukkig toeval bewaarde oude sloten van Gravenstein komen we wellicht in ander verband terug. We nemen thans voorloopig afscheid van het hoogst merkwaardige complex en hopen dat het in den loop der tijden nog eens een aantrekkingspunt zal worden voor de vreemdelingen, die de oude Sleutelstad bezoeken. Haiti. Vijftig jaar is dit land aange sloten bij de wereldpostunie, weshalve een herdenkingsserie, bestaande uit 2 waarden. 5 c. groen en 10 c. karmijnrood. Op het eerste de portretten van de presi denten Salomon en Vincent, het andere alleen met de beeltenis van Vincent. Op beide zegels komen voor de jaartallen 1881 —1931. Tanding 12. Liechtenstein, De bekende Weensche kunstenaar Hofrat Kosel vervaardigde tee- keningen en foto's voor twee series van 10 officieele briefkaarten met interessante afbeeldingen van het vorstendom, waarden 10 en 20 centimes. De verklarende tekst is aangebracht in het Duitsch en Esperan to Door hun tweekleurigen druk zijn ze iets nieuws op philatelistisch gebied. Letland. De drie driehoekige lucht postzegels, n.l. de 10 s. groen, 15 s. rood en 25 s. blauw werden voorzien van den opdruk „Latvijas-Aiszargi" in gebruik ge steld als weldadigheidszegels, benevens nieuwe waardecijfers n.l. 50 op 10 s. 1 L. op 15 s. en 1 L. 50 op 25 s. De zegels zijn ge sneden en getand verkrijgbaar. In het type der uitgave 1921-'22 (tanding 10) zijn uit gegeven met het watermerk hakenkruis de 6 s. groen op geel en de 15 s. lila-bruin op zalmkleur. Lithauen In 't type der uitgave 1927 verscheen de 2 c. rood-oranje met het wa termerk ruiten (zeshoeken) tanding 14. Luxemburg. De weldadigheidszegels die wij reeds eerder meldden, zijn versche nen. de fraaie zegeltjes dragen de beelte nis van prinses Alise. Het kinderkopje is iets grooter van uitvoering dan op de ze gels van vorige jaren. De waarden zijn 10 c. en 5 c. bruin en zwartgrijs. 75 c. en 10 c. bordeauxrood en lichtgroen, 1 gr. en 25 c. geelgroen en zwartgrijs. 1 fr. 25 en 75 c. paars en lichtgroen en 1 fr. 75 c. en 1 fr. 50 blauw en zwartgrijs. De toeslagen staan niet op de zegels vermeld. Nicaraguav Ter herdenking!aan de in Maart plaats gehad hebbende aardbe ving werd een serie frankeer- en lucht postzegels uitgegeven. De reeks frankeer zegels bestond uit 13 zegels (van c. tot 1 d.) die der luchtpostzegels uit 5 waar den (van 15 c. tot 1 d.) De oplage was 5000 series. Ze waren alleen verkrijgbaar op den lsten Januari. De voorstelling op alle ze gels is het „Palacio de communicaciones" vóór en na de aardbeving. Rusland. Met ingang van Januari zal in Sovjetland van alle postzegelverzendin gen een soort belasting worden geheven, welke weer met speciale postzegels moet worden voldaan: 15 op 70 k. bruin; 25 of 70 k. bruin; 50 op 35 k. blauw; 1 R. op 35 k. blauw, alle van de Kerenski-serie. Ver taald luidt de opdruk: „Sovjetbond voor philateliecontrole voor de buitenlandsche ruiling.' Verder heeft men een provisorische 15 in koers gesteld door de 10 k. (arbeider) te overdrukken met eerstgenoemde waarde. Het zegel van 50 k. voor de propaganda van den Zeppelin-bouw wordt ook in 't zwartgrijs gemeld, inplaats van blauw. Spanje. Als tweede waard? in de reeds lang geleden aangekondigde serie republi- keinsche zegels is eindelijk verschenen de 15 c. grijsgroen, met de beeltenis van Nico las Salmeron. De aangekondigde serie her inneringszegels welke zou worden uitgege ven ter gelegenheid van het tiende eeuw feest der beroemde „Zwarte Maagd" de madonna van Montserrat is door de regee ring verboden. IJsland. In geheele nieuw type, klein formaat, zijn drie zegels uitgegeven, voor stellende de waterval van Gulljos. De waar den en kleuren zijn 5 a. grijs, 20 a. rood en 35 a blauw. Van de uitgave 1920 verschenen de 1 kr. blauw en bruin en de 2 kr. olijfbruin en groenblauw met geretoucheerd midden stuk. Watermerk kruis, randing 14'/!. Zweden. Uitgegeven is een nieuwe 5 kr. donkergroen, voorstellende het konink lijk paleis te Stockholm. RECLAME. lekcrTfiesdtc Heemnbaai, maar dan echte friesche x>so a-fttt ons lm 1650 door D. HANS. vn. DE TELEURSTELLING. i Uit mijn vorige schetsen hebt u na- ituurlijk al lang de gevolgtrekking afge leid, dat het af en toe amusant is in het parlement. I Echter: I dit is natuurlijk lang niet altijd het 'geval. Ik heb daarmee eens een heel on-pret- tige ervaring opgedaan, die ik hier wil vertellen. Ik ben oom, en heb dus, ook zooals alle ooms. een aardig nichtje. Ver leden jaar December heb ik mij door het wicht eens laten overhalen om haar. ter wille van H.B.S.-lessen in de Staatsin richting, gedurende een Kamer-vergade ring een plaats te verschaffen op de ge reserveerde tribune. Nooit heb ik meer spijt gehad van een daad in mijn leven als van deze. Want den volgenden dag kreeg ik een briefje, waarin ze met spon- taan-geraffineerde scherpzinnigheid de zwakke steeeën van het uiterlijk der ver gadering onthulde. Ik wil u dit briefje voorlezen. Het luidde aldus: „Schat van een oom Ik kom u even vertellen, hoe ik het gisteren in de Tweede Kamer gevonden heb. Ik kan het niet onder me houden. U móét het weten. Kijk eens, oompje, ik heb altijd erg te gen u opgezien. U bent ook altijd even doddig voor me. vooral op m'n verjaar dag en met Sinterklaas, en ik had u dan ook graag bespaard wat ik schrijven ga. maar ik kan het niet. Heeft niet Shakes peare, die nooit bestaan heeft, of anders Confucius of Mussolini of Louis Davids ge zegd: eerst komt de waarheid en dan pas komt je oom? U bent verschrikkelijk in m'n achting gedaald, ook al hebt u laatst nog die prachtige doos bonbons voor me gekocht (laat dit niet aan tante lezen, want die is toch al zoo jaloersch). Vroe ger had ik respect voor u. U ging naar de Kamer, naar ministers, naar afgevaardig den. en nu ben ik er ook geweest, er midden in, maar het is knudde, hoor oom. Ik had m'n nieuwe jurk aangetrok ken. Dat blauwe zijtje zonder mouwen, waarvan u me laatst zei dat het zoo snoeperig stond, en dat ik net een prin ses was. maar dat weet tante natuurlijk ook niet. Nu dan. ik ben in de Kamer geweest, maar ik vond het zonde van m'n zijtje en ik had veel beter m'n dood-ge wone H.B S.-jurk aan kunnen houden. Lieve Hemel oom, wat een toestand. We hebben twee uur in de Kamer gezeten. Truus en ik. en we hebben niemand ge hoord. Of liever: we hebben ze allemaal gehoord, maar we hebben niet kunnen ontdekken wie er nu eigenlijk sprak, want ze spraken allemaal. Een meneer voor ons zei, dat hij wèl de spreker zag en hoorde, maar die schepte op. Moet u weten. oom. dat ik mij had voorgesteld een deftig ge zelschap, in doodsche stilte bijeen, en aan de lippen hangend van den spreker, en die spreker, oom. die zou gloeiend van geestdrift z'n rede de natie in-slingeren. Maar het was heusch een reuze-sof, oom Ze zaten gewoon te praten, te lachen, te schrijven Doorhalen, wat niet verlangd wordt. oom. En wat zien ze er nuchter uit. oom! Ik dacht dat ze een uniform zeden dragen of een pak met gouden biesjes, maar ik zag niets dan doodge wone colbertjes, en Truus telde uit de verte 21 slappe boordjes. En van een me neer met een bruin pakkie zei de op schepper voor ons dat het een minister was, maar ik zei: dat kan niet, want een minister heeft lekker een sabel en een witte broek en toen lachte de opschep- er En wat een leelijke mannen zijn d'r ij. géén een zoo knap als u oom. maar zeg hier niets van tegen tante. En de voorzitter zat maar met z'n hamer te slaan, maar die praatte zélf ook, enfin, 't was een schandaal, en ik zou haast de directie van onze HB.S. hier eens een poosje heen willen sturen. Tusschen al die mannen liepen een paar dames, maar niks voor mij, ik zou het griezelig vinden, en we zijn maar gauw weggegaan. En weet u wat nou het ergste is? U bent. onttroond, want ik vind u nou niks beroemd meer, maar ik ben ook onttroond. Want ik had altijd bij de meisjes van de hoogste klas geweldig met u gegeurd. Ik had wel honderdmaal naar alle wind streken verteld, dat ik een oom had die lederen dag in het parlement kwam. bij de ministers en de Kamerleden en de heele kluit was stom-jaloersch op me. Maar toen Truus, gillend van den lach. alles had verteld, zei Mies. die toch al spin op me is vanwege m'n nieuwe zijtje: „Ben ik effe blij. dat mijn oom daar niet zit!" En ze gaven haar allemaal gelijk. Nu. oom, maak het maar gauw goed, want m'n kersen-bonbons en m'n siga retten zijn alle twee op. Maar mij zullen ze daar niet meer zien. Een poot van Til." Ziet u, zoo schreef m'n nichtje en ledereen, die voor het eerst in het parle ment komt, is inderdaad een beetje ont nuchterd Slechts enkele Kamerleden heb ben zulk een sterke positie, dat er werke lijk in stilte naar hen geluisterd wordt. Van Houten trouwens heeft eens met overtuiging verdedigd wat hij noemde: „het recht om niet te luisteren", en van dat recht wordt in alle parlementen een druk ""bruik gemaakt. TEGEN DE PARLEMENTAIRE VORMEN. Van parlementaire gewoonten gespro ken: voorzitter Fock heeft eens twee af gevaardigden een wenk moeten laten geven, dat ze iets deden wat ze niet moch ten doen. De eerste was Boer Braat. Kort na zijn intrede in de Tweede Kamer wilde hij het zich gemakkelijk maken, vleide zich lang uit in de bank en legde z'n rechterbeen dwars over den lessenaar De president zond hem, toen hij het ontdekte, ijlings een waarschuwing. Heel wat onschuldiger was het incident met den heer Weitkamp een trouwhartig en pienter bóeren-afge vaardigde uit Overijsel. In het begin van zijn lidmaatschap haalde hij op zeker oogenblik tijdens een vergadering een grooten appel uit zijn zak. een pracht van een bellefleur, en begon er met den lust van Pallieter van te eten. gemakkelijk achter-over leunend, alsof hij in het uur van den noen tegen een hooischelf zat. De voorzitter liet hem waarschuwen: dat mag niet. en de bellefleur verdween. Wilt ge een staaltje van Boer Weit- kemp's gave trouwhartigheid? In mijn parlementaire schetsen noem de ik hem nog al eens „Krelis", ofschoon hij zoo heelemaal niet heet, en alleen om zijn boeren-afkomst aan te duiden. Wel nu toen ik enkele jaren geleden een jour nalistiek jubileum vierde, was één der eerste telegrammen, die ik 's morgens ont ving, dit: „Hartelijk gelukgewenscht door Krelis!" EEN GELUKWENSCH EN EEN ANTWOORD. Trouwens, als ik van gelukwenschen in het parlementaire milieu spreek, heb ik nog een aardig voorbeeld Toen de bekende professor van Hamel, een liberaal afgevaardigde, eens een feestdag had, zond Troelstra. de leider der sociaal-democraten, hem het volgen de telegram: Een groet van Pieter Jelles. Ook Troelstra zegt men wel is. Van Hamel, die een fijne geest was uit een liberale familie, bedankte Troelstra als volgt: Een staatsman-dichter, schoon zijn woord soms vlijmt, Heeft van natuur twee gaven meegekregen. Zich-zelf tot heil, het vaderland ten zegen: Steeds houdt hij makt, nooit spreekt hij ongerijmd. Is dit niet een geestige repliek op een dichterlijken gelukwensch? RECLAME. 1664 GRAVENSTEIN IX. Een groot deel van het jaar 1672 is nog heengegaan met het bouwen aan de Vier schaar. De Stadsrekeningen lichten ons daarover vrij nauwkeurig in. Ik volsta slecnts met het noemen van enkele posten. Zoo wordt op 17 Sept. 1672 aan Amhrosius van Brandenbeek een somma van tien gulden uitbetaald „voor vraent van den Haag tot Leyden van eenige blokktn bentneimeruartsteen gebruickt tot de Nieuwe Vierscnaar dezer Stede". Zoo worden aan Jonas van der Poel op 16 Juni 1672 betaald 484 gulden en 9 stuivers voor 't ijzerwerk aan de Nieuwe Vierschaar, waarmee bedoeld zullen zijn de traliewerken aie men in de vensters vir.dt. Op 18 Juni ontvangt Jan van Arkere, mr. timmerman, een somma van f.325 voor het maken van 't houtwerk der Vierschaar en op 10 December ontving dezelfde nog eens f.110 voor 't beschieten van den zolder. En eindelijk eveneens op 10 Dec. „Betaalt aan Pieter X'avery een somma van f.550 voor het Beeltwerk bij hem in steen uitgevoerd 't welk staat in de Frontispici van de Nieuwe Vierschaar. Een lange lijst van bedragen wordt ver der. geduiende het geheele jaar uitgekeerd aan Mr. Willem van der Helm, de stads- meester-timmerman, wiens werkzaamheden slechts in 't algemeen worden aangegeven. Tal van door hem onderteekende bouw kundige tcekeningen op het Archief, die we later in ander verband nog wel eens zulle.' noemen, leggen er getuigenis van af, dat hij de architect was van verse"..ill.nde werken in de stad. Ik aarzel dan ook niet hem den bouwmeester van de Vierschaar te noemen. Er zou nog heel veel opgemerkt kunnen worden omtrent Gravenstein, doch we inee- nen ons nu slechts tot enkele korte notities te moeten bepalen. Er is nog zooveel uit Leidens verdwenen en nog resteerende gebouwen dat onze belangstelling vraagt. Overzien *we het geheele complex ko mende van af de Papengracht of uit de Lokhorststr., dan moet toch wel opvallen 't merkwaardig eigenaardige van dit geheele samenstel dat zijn gelijke niet heeft in geheel Nederland. De oude Romaansche steen, zij het dan met enkele Hollandsche renaissance fragmenten, het stugge karak ter van de blinde muren met hun nissen van het werkhuis links; het statig strenge van de Vierschaar rechts en voor het mid dengedeelte de sierlijke loggia. Het is, ik herhaal het. uniek voor geheel Holland. Onze vaderen hebben terzijden van het zuiver Hollandsch-Germaansche hoofdge bouw van het Steen zonder aarzelen zuiver klassicistische nevengebouwen gezet, toen de tijd in klassicistischen zin georiënteerd was. En men ziet het al weer: stijl bij stijl dat verdraagt zich altijd uitstekend. Dat wii overigens het klassicisme in de bouwkunst niet in alle opzichten als winst beschouwen, vooral wanneer het na den eersten r ollen levensbloei ontaardt in ziel loos founalisme, hopen we later nog wel eens uiteen te zetten. En tevens, hoe dit altijd maar doorgevoerd klassicisme met zijn aangeplakte pilasters en lange kroon lijsten tie moord is van ons Hollandsch- Gennaansch raseigen stijlgevoel. Doch dat is van later orde. Iets van die tweeslachtigheid, die het wezen vermoordt, ontdekken we aan de Zuidzijde van Gravenstein, waar de klassi cistische gevel met haar „wijdbeensche pilasters" zooals iemand ze noemde, iets aangeplakts heeft en het mooie aspect van den ouden Steen geheel verbergt. Toch zen deze gevel het beter doen, in dien mer. ze intact had gelaten met twee voor name 17de eeuwsche deuren en niet zoo roekeloos in de vleugels ramen had in gebroken, zonder eenigen regelmaat. Over het interieur van het gebouw zul len we niet veel meer zeggen, omdat we in de gegeven omstandigheden moeilijk de lezers kunnen aansporen het te bezichtigen. Dc firma Burgersdijk en Niermans, die het complex gebruikt als pakhuis voor haar enormen voorraad oude en soms zeer kost bare boeken met uitzondering natuurlijk van den vleugel die door liet Intifuut Kern wordt bezet is welwillend genoeg, om belangstellenden een kijkje te gunnen. Hef spreekt evenwel vanzelf, dat dan voor liet geleide iemand van het personeel aan zijn arbeid moet worden onttrokken. En bij al te druk bezoek zou dat toch wat veel zijn gevergd. Belangstelling wordt door de firma gewaardeerd: doch die waardeering het leger volgden en daarachter weer een troepje lansdragers. Generaal Monk schudde sir Evelyn har telijk de hand en stelde hem voor aan secretaris Scot en secretaris Robinson, de vertegenwoordigers van het parlement en van de burgerlijke macht. Sir Evelyn beschouwde het gelaat van den generaal met innige belangstelling, deels met betrekking tot 't verleden, deels met het oog op de toekomst; de grootste man van Engeland betrad het park; een soldaat zonder gelijke, een eerlijk man, die groote daden had verricht en van wien nog grooter dingen verwacht werden. Sir Evelyn had gehoord van de meester lijke wijze, waarop Monk het Schotsche leger, niet alleen voor zijn wil had gebo gen, maar er een krachtig werktuig in zijn hand van had gemaakt; hoe de mannen, die zijn invloed hadden willen ondermij nen, afgedankt en ter zijde gesteld waren door één daad van wilskracht, waardoor beslag gelegd was op ieder fort, heel Schotland door, en die het leger, dat hij onder zijn bevel had, zoodanig tot een geheel had versmolten, dat het als één man optrok, als een volmaakt werktuig voor de bevrijding van Engeland, of liever van de geheele natie. Sir Evelyn had ge hoord van die marschen in den nacht door de sneeuw, van den heldenmoed, door generaal Monk betoond in het ver dragen van de barheid en wisselingen van de weersgesteldheid van den winter; zijn beleid in het overkomen van onvoorziene moeilijkheden. Dit was het onmiddellijk verleden; wat lag verborgen in den schoot der toekomst? Sir Evelyn, die zijn land lief had, trachtte in die kalme, verstandige oogen te lezen, trachtte iets op te maken uit de houding van den grooten soldaat, die zijn zwaar paard bereed, of hij er één mee was Hoe onbeduidend leken die schetterende aanhangers van het parlement met een waardigheid, die hun zoo slecht afging, tegenover de waardigheid van den man, j dien zij op de gevaarlijkste plaatsen trachtten te brengen, echter steeds te ver- geefs. Het is vele jaren geleden, dat wij elkaar ontmoet hebben, sir Evelyn; toch herinner ik mij dit nog zeer goed. Ik wilde u in persoon mijn opwachting maken, daar mijn leger zoo dicht bij uw landgoed lag. Het verheugt mij u 'n welkom te bie den en het spijt mij enkel, dat de ruimte op de Abbey beperkt is en zulk een hoogen gast onwaardig! Sir Evelyn sprak met den hoed in de hand. hoffelijk en eerbiedig buigend De ruimte beperkt! herhaalde Monk. Bij St. Joris, Lee! Als gij enkele van de schuren hadt gezien, waar ik met mijn getrouwen heb gelegen, die gij zoo juist passeerde, dan zoudt gij niet zoo spreken van Grangeland Abbey! Ik heb het een en ander gehoord, generaal, van hetgeen gij hebt doorstaan, en ik bied u enkel mijn verontschuldiging, dat mijn huis niet licht ruimte zal bieden voor allen, die ik vanochtend heb gezien. Wees niet vervaard, sir Evelyn, ik waardeer uw verlangen om gastvrijheid te bieden, maar ik verzeker u. dat een schuur en een paar bossen stroo zeer vol doende zijn voor mijn soldaten en voor mij ook: deze heeren kunnen er echter anders over denken, zei hij met een on deugende tinteling in de oogen naar de beide burgers. Ik hoop, dat wij u allen kunnen lo- geeren, zonder de hulp van schuren, zei sir Evelyn glimlachend. Ze reden door het park en zoo naar de Abbey, Monk zelve leek van andere ge dachten vervuld; meer dan eens dwaalde zijn oog met een zekere nieuwsgierigheid over de mooie bosschen, die tot het goed behoorden. Hij zei echter weinig, zooals dit eenmaal zijn gewoonte was. Sir Evelyn richtte enkele opmerkingen tot secretaris Scot en zijn collega's; ze namen die gelegenheid te baat om, zooals zij dit steeds deden, op dien gedenkwaar- digen tocht naar Londen, voortdurend te gen den koning en de koningsgezinden uit te varen, een onderwerp, waarover zij een maal niet zwijgen konden. Hun gastheer zei alleen iets tegen hun ergsten uitval Generaal Monk sprak geen woord, maar zoo nu en dan meende Lee even een glim lach om zijn mond te zien spelen. Werd hij er door Scot of Robinson noodzakelijk bij betrokken, dan antwoordde hij slechts met een enkel woord of soms alleen met van zijn paard, een beweging, die dus van een klap van de vlakke hand op de flank alles beduiden kon. Zoo bereikten ze de Abbey; op de boven ste trede van het bordes stond miss Lu cille, vergezeld door de huishoudster en door enkele van de bedienden, om de gas ten van haar vader te ontvangen. Generaal Monk kuste haar de hand. na dat hij van zijn paard gestapt was en de treden van het bordes bestegen had, dat naar de halldeur leidde. Het waardige en hoffelijke van het jonge meisje trof den ouden soldaat. U doet mij denken aan uw moeder zei hij. De tranen welden haar in de oogen. Iets aangenamere kunt u mij niet zeggen, sir, luidde het antwoord. Generaal Monk vatte haar hand en trok die door zijn arm. Kom. noodde hij, mijn eerste bezoek moet Robert Darcy gelden, mijn gewon den adjudant; u zult mij wel naar zijn kamer willen geleiden? Hij maakte geen gunstigen indruk op zijn genade, den her tog van Buckingham, die van mij ver langde, dat ik hem zijn onbeschaamdheid dan wel zeer kwalijk zou nemen. Dit zeide de hertog, toen hij mij een paar uren later een bezoek bracht. (Ssrdt verr lgd). I Naar het Engelsch van MORICE GERARD door Emma A H. 16) Dit was voor een deel toe te schrü- ocH 'angdurige ziekte en den vroe- dood van haar moeder, vrouwe Mar pol Lee. wat een schaduw wierp over haar jeugdig bestaan. voor Lucille een aangenaam hort nf daï haar neef> kapitein Ro- hmt» w,e' wat ;anger te hunnen nirt wM JS» verblüv«». daar hij nog witm l- 8 was om 2iJn taak te her- bfeiten mi» 7°^ en de hulP' die ziJ hem de tonvihn td€n om8ang tusschen bnven hker gemaakt. Daaren- eevormd i blbedverwantschap een band van ™d beroep gedaan op het hal t betrekrinwr, V, noolt eeniSe andere die haar ht? PKend' dan tot degenen die naar het naast stonden. uui'U<van hm?1' aitbd op ziJn minst een provisteLmlr rt™? v,n<Jen in keuken en kihTk verlfnier h»et was hbt nadruk- dat zii bedreven ?3n haar moeder geweest bereidenvan ennïïl? Z1]n in het koken' het bereiden van conserven, sauzen en °ekrui- de schotels Gedurende de dagen die volg den op Robert Darcy's komst op'de Abbey van huishoudeneCiieyenhueid dezen tak van huishouden ruimschoots toepassing In den regel toch bereidde zij eigenhandig bouillon en groentesoep en andere lichte smakelijke schoteltjes voor de ziekenkamw Rbbfrt Darcy wist natuurlijk niet wie ze had klaargemaakt, maar Lucille spaar- de geen moeite om een eetlust te prikkelen die niet groot en grillig was door ztek-zjjm het groote ledikant, zijn kracht herwin nend door innerlijke wils- en zenuwsterkte Dus afgezonderd van elkaar hij in die nog in hem school, en zij, bedenkend en uitvoerend kleine dingen, die heilzaam op hem konden werken werden ze dichter tot elkaar gebracht en zij was er zich in ieder geval van bewust, dat het haar ge noegen en voldoening schonk, dat zij voor Robert Darcy deed wat in haar vermogen was. Er zijn maar weinig dingen in het leven, waardoor een vrouw zich krachtiger tot de andere sekse voelt aangetrokken, dan door haar geschiktheid om te dienen; naarmate een man haar meer noodig heeft is in den regel het verlangen van de vrouw grooter, om zijn wil te doen. Instinct heeft, van den beginne af, een eenheidsband tusschen beide seksen bewerkt; de een waakt en werkt, de tindere dient en be dient: hoe dichter het leven deze schikking nabij komt, hoe natuurlijker en gelukkiger liet is: hoe verder het daarvan afwijkt, hoe kunstmatiger het wordt en hoe méér het daarbij verliest. HOL FDSTUK V. Generaal Monk op de Abbey. Op den middag van den dag, volgende op Darcy's komst op de Abbey, werd de tijding gebracht dooi een bereden ver kenner. die op een vlug paard had post gevat op den grooten weg. dat het gezel schap van generaal Monk naderde. De groom had zich opgesteld op een punt, vanwaar verscheidene mijlen konden over zien worden, zoodat zijn waarschuwing sir Evelyn intijds bereikte om aan het hek te staan met drie of vier van zijn voor naamste bedienden, teneinde zijn aanzien lijken gast te ontvangen. Een half dozijn oud-gedienden reed in de voorhoede; daar achter de generaal zelve met een gevolmachtigde aan iederen kant. Twee hooggeplaatste officieren van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 13