Herinneringen
van een Oud-Commissaris van Politie.
SCHETSEN VAN DE ZEE.
INDIE IN ONS MIDDEN.
LAND- EN TUINBOUW.
BÜBGERL. STAND v. LEIDEN
UIT HET DAGBOEK VAN EEN
OUD-STUURMAN.
EEN OUDEJAARSAVOND.
Met demonische kracht jaagt de Noord
wester den felstriemenden, ijskouden re
gen voort en brengt het water van de
Rijnhaven beneden ons in hevige beroe
ring. Luguber zingt hij zijn somber lied in
het want. Loeiend rukt hij aan het schuil-
kleed op de brug, kletsend slaat hij de
druppels tegen de ruiten van het stuur
huis.
Spookachtig verlicht de slingerende
bollantaarn in den voormast het glim
mende dek. waarop eenige donkere ge
stalten bezig zijn de trossen op te korten.
Het gedempt klotsend geluid van de lang
zaam draaiende winches 1) dringt met
tusschenpoozen tot mij door.
Aan den wal staan een paar gebogen
gedaanten, handen diep in de zakken, pet
over de ooren. Het zijn de mannen, die
straks het schip moeten helpen losmaken.
Zij zullen wel vloeken, dat ze op dit on
zalige uur moesten komen, dat zij van de
warme kachel en de oliebollen werden weg
geroepen. ZU zullen wel kankeren, dat het
zoo lang duurt, eer die vervloekte schuit
van den wal gaat. Maar de sleepbooten
zijn er nog niet; die zijn besteld tegen
hoog water. Het zal dus wel elf uur worden
en ze moeten nog een goed half uur ge
duld hebben.
In de schemerig verlichte plassen, bij
hen, slaat, sputterend en bubbelend, de
regen.
Op de brug en in de kaartenkamer ma
ken de leerling en ik den boel in orde
voor het vertrek. Top- en zijvuren worden
geprobeerd, evenals de telephoons naar
achterschip en machinekamer, het roei
wordt doorgedraaid van stuur naar bak
boord en weer terug, de kaarten, die we
het eerst noodig zullen hebben, worden
uitgespreid, pleinschaal en passers erbij,
het peiltoestel wordt klaargelegd en de
kijkers over de verschillende kijkerbakjes
gedistribueerd. Aan weerskanten op de
brug komt een megaphoon te staan, waar
door straks de ouwe en de loods hun com
mando's zullen uitzingen 2) naar het voor
schip en de sleepbooten. Een nieuw nacht
boekje wordt ingevuld.
Automatisch doen we dit werk, dat we
al zoovele malen gedaan hebben. Vroolijk
zijn we niet gestemd en niemand zal dat
van ons kunnen verwachten. Een gevoel
van berusting is over me gekomen, nadat
we den geheelen dag gehoopt hadden, dat
we nog niet zouden vertrekken, dat we den
oudejaarsavond thuis zouden kunnen door
brengen. Een lichter met stukgoederen van
Amsterdam was namelijk opgehouden door
het slechte weer. Te elfder ure geeft dan
het kantoor order, dat we zonder die la
ding zullen vertrekken. Deze gaat met een
volgende boot mee.
Het schijnt het noodlot van den zeeman
te zijn, dat hij altijd op de gezelligste da
gen van het jaar het zeegat uit moet.
Hu, wat een hondenweer, geen beest
zou men op straat jagen.
Eindelijk zie ik vuurtjes van twee sleep
booten op ons toekomen. Stampend en
buizend 3), steigerende rossen gelijk, door
klieven de krachtige bootjes het woelige
water van de Maas. Ik praai door de fluit,
die naar de hut van den ouwe voert, uit 4),
dat ze in aantocht zijn. 'n Dof gebrom is
het antwoord. Ook al een p-bui.
Nu gaat het spel beginnen. De haven
loods komt bonkend met zijn klompschoe
nen. de trap op.
.,'n Avond, stuurman."
..'n Avonds, loods."
Daar ratelt de telephoon van het ach
terschip en de tweede deelt mee. dat de
sleeoboot achter vast is. Tegelijkertijd
brult de opper 5) van het voordek
„Sleepboot vast voor."
De ouwe komt op de bok 61 en begint
meteen tegen den leerling te kankeren
over een of andere futiliteit. Ik kan het
hem niet kwalijk nemen. Hij is de eenige,
die hoorbaar zijn mopperbui mag luchten.
De uitstuurder 7), vergezeld van een
alcoholwalm, is intusschen ook boven ge
komen en staat nu zwijgend achter het
wiel. Hij heeft zeker zijn laatste oortjes 8)
versnoept in de kroeg van Tante Mina op
Katendrecht.
Fel snerpend klinken de fluitsignalen
van den loods boven het geloei van den
storm, telkens beantwoord door korte
stootjes van de sleepbooten, ten teeken
dat ze begrepen hebben.
„Los voor en achter", i;>lt de ouwe
door de megaphoon naar het voordek. Ik
geef het bevel telephonisch door naar
achteren.
Ratelend en puffend draaien de winches
de trossen in.
„Langzaam vooruit. Stuurboord aan
boord je roer", beveelt de loods.
De telegraaf rinkelt, de machinekamer
heeft het commando begrepen, de pen
wijst op langzaam. Het wiel gaat den roer
ganger ratelend door den handen. „Stuur
boord aan boord" zingt 9) hij met schorre
stem.
Allengs gaat het schip van den wal. Op
de kade dooven de vuren. Eenzaam en ver
laten ligt zif in het donker. De mannen
zijn natuurlijk al verdwenen. Ze zijn met
bekwamen spoed naar huis teruggekeerd,
blij dat dat „jammer" 10) eindelijk weg is.
Misschien kunnen ze met de klok van
twaalven weer achter de kachel zitten
„Woeoeoe woeoeoe", doet de wind in
het schuilkleed.
Rillend kruip ik in mijn natten kraag.
De klok op het havenhoofd wijst kwart
voor twaalven. Langzaam draait het schip
met den kop de rivier in. Puffend dh bla
zend verrichten de sleepbooten hun werk,
groote rookwolken uitkwalmend. Voort
durend snerpt het fluitje van den loods
hun meester. Onmiddellijk volgen zij
telkens zijn bevelen op. Als snelle elegante
paarden draaien ze heen en weer, voor
en achter het groote schip.
Eindelijk ligt het schip slaags 11) en
wordt de achtersleepboot losgegooid. Dt
rivierloods neemt de taak van den haven
loods over. De stormladder wordt uitge
hangen. onder een reflector aan stuur
boord. De achtersleepboot komt langszij
om den loods op te pikken.
Als van beneden aan dek het „al klaar"
van den stuurman opklinkt en tegelijker
tijd de sleepboot van het schip wegzwaait,
is het juist twaalf uur.
Flauw klinken van den wal eenige scho
ten. Buitenlandsche schepen blazen op de
stoomfluit of laten de sirene loeien. Eer.
nieuw jaar is begonnen.
Even dwalen m'n gedachten naar een
lieve oude vrouw, die op datzelfde oogen-
blik den regen tegen de ruiten van haar
knusse kamer hoort kletteren en den
storm door de boomen om het huls hoort
huilen. Ik weet aan wien zij denkt.
Is het wel alleen van den regen, dat de
vuurtjes aan den wal door een stralen
krans omgeven schijnen?
.Midscheeps", zingt de loods.
.Midscheeps", herhaalt de roerganger.
J. BIJL.
1Scheepsheren.
2) Uitroepen.
3i Buizen spatwater overnemen.
4) Uitpraaien kennisgeven.
5) le stuurman.
6* Brug.
7) Roerganger, die het schip moet stu
ren zoolang het op de rivier is.
8) Geld.
J) Roept.
19) Schip.
11) Op koers.
(Van onzen eigen medewerker.)
TANENDE WELVAART.
Het verschijnsel even droevig als merk
waardig, dat Ned.-Indie thans in een snel
tempo achteruit gaat, leert ons hoe af
hankelijk de tropen voor hun hoogeren
bloei zijn van de westersche markt. De
rijkdom van den bodem der Indische
eilanden baat land noch volk. indien de
producten niet op juiste en voordeelige
wijze worden gewonnen en afgenomen
worden door de wereldmarkt. Als de vraag
daar naar suiker, rubber, tabak, vetten,
tin, damar, rottan enz. vermindert In
sterke mate, wordt de economische staat
van Indië onmiddellijk aangetast, gevoe
liger naarmate de vermindering van de
vraag algemeener optreedt. De huidige
crisis is van dien aard. dat de aantasting,
om het jongste woord van den voorzitter
van den Volksraad te bezigen, catastro-
phaal dreigt te worden.
Ned.-Indië werd in den loop der jaren
opgevoerd tot een hoog peil van leven,
dank zij de overkomst van groot kapitaal,
dat zich bezig wenschte te houden met de
winning van producten en de bezorging
daarvan op de gToote markten van Europa
en Amerika. De koloniseerende arbeid was
mogelijk geworden na een vestiging van
orde door het Nederlandsch gouverne
ment, dat tevens tal van nuttige open
bare werken ondernam om vele gebieden
toegankelijk te maken en er de bewoon
baarheid van te verhoogen. Het was een
ontzaggelijk beschavend werk, waardoor
Indië in enkele tientallen van jaren, naai'
het getuigenis van wie het voor 30 of 40
jaar reeds kenden, over het geheel in zeer
gunstigen zin veranderde; een beschavend
werk, dat herhaaldelijk de bewondering
van vreemdelingen, die tot vergelijking
met andere koloniale gebieden in staat
waren, heeft opgewekt.
Het groote werk, samengesteld uit ar
beid van velen, verelscht een kostbaar
onderhoud en het kan niet worden bekos
tigd tenzij door de bijdragen van allen die
er van profijt trekken of die het begunsti
gen. Als het gouvernement, dat als de al-
gemeene beheerder van het beschavings
werk optreedt, zich de middelen ziet ont
vallen, als de onmisbare baten en belas
tingen niet ruim genoeg vloeien, worden
de noodzakelijke beperkingen bedacht en
ingevoerd. Men voelt het als een bedrei
ging met afbraak en niemand voorziet hoe
ver zij moet gaan.
Er is een troost gelegen in de waarheid,
dat van de geweldige vermindering in
welvaart de landsbevolking het minst,
heeft te lijden, dank zij de soberheid
waaraan het grootste deel nog niet is
ontwend. Het minst, maar zij heeft
niettemin te lijden. Neemt men een ruim
gedeelte als de Molukken. dan ziet men
daar op tal van eilanden slechts geringe
sporen van de crisis. Is de bevolking ge
wend haar copra te leveren en daarvoor
van den opkooper eenig geld in de hand
te ontvangen of enkele artikelen ten ge
bruik, dan ziet zij thans die gelegenheid
gestopt. Maar haar voeding ontbreekt
niet in het sagobosch en in den djagoeng-
tuin; kleeding is gemakkelijk en behoeft
desnoods niet te worden gekocht in den
vorm van katoenen stof en sarongs: de
woning trekt men op uit materiaal, dat
het bosch ruimschoots bevat; de vischjes
voor den maaltijd laten zich vangen met
weinig moeite.
Zoo licht schikt zich elders het volk
weer niet. Om een grooten stap te doen op
Java in de buurt van steden woont de in
lander minder eenvoudig, hij kleedt zich
minder eenvoudig en hij eet rijst, welke
hij van eigen veld vaak niet oogst, doch
koopen moet in de waroeng. En hij kent
de genoegens van de stad en van het
stadje; hij kent de vlugge verkeersmid
delen. Zonder geld kan hij niet bestaan,
wat de Alfoed van Boeroe, van Seram, van
Halmaheira wel kan. Op Java treft men
in het binnenland van een gewest als
Bantam Maleisch volk. dat van eigen veld
en tuin weet te leven en maar weinig
geld behoeft. En er is meer binnenland op
Java en elders, waar het geld niet een
overwegende rol in de inlandsche huis
houding behoeft te spelen. Toch is het
gemis van geldelijke inkomst voor die
menschen zeer voelbaar'. In dagen van
crisis, als het te nijpen begint, is de so
berste er het best aan toe. Wie het dichtst
staat bij de sobere levenswijze, keert
daartoe het snelst terug en verdraagt de
inkrimping het gemakkelijkst.
Wat voor Indië de grootste zorg baart,
is het behoud van de uitrusting voor het
beschavend werk in zijn ruimen omvang.
Onderhoud van groote wegen, exploitatie
van verkeersmiddelen, het scheepsverkeer
tusschen de eilanden, politie, crediet, ge
neeskundige dienst en hygiënisch toe
zicht, alles wat de kolonisator heeft opge
bouwd voor eigen arbeid en voor de bevol
king komt in het gedrang en moet slin
ken. Ook het onderwijs, al zijn er onder
de millloenen inheemschen niet meer dan
eenige duizenden, die het als een voorzie
ning in behoefte gevoelen.
De welvaart in Indië, zich uitstrekkend
ook over inheemsche bevolkingen, is af
hankelijk van de gegadigden voor zijn
producten, van den grooten ruil in de we
reld waarin Indië werd betrokken door de
bemoeienis van het Nederlandsch gouver
nement en van den westersehen koloni
sator. Moet hij zijn arbeid inperken, zijn
praestatles besnoeien, dan voelt dat het
volk van Indië bijna overal, maar het ge
raakt er niet overal door in nood. Als een
inlander iets leert verstaan van hetgeen
een cri3ls als de tegenwoordige beteekent,
zal zijn waardeering ook toenemen voor
hetgeen gouvernement en ondernemers in
gelukkiger tijden deden en hopen wij
eerlang weer zullen doen op ruimen
voet. DENGAN HORMAT.
li.
DE TWEEDE POSTTROMMEL.
Voor wie 't nog niet weten mocht, wil
ik opmerken, dat de administraties, in 't
bijzonder die van rijks- en gemeentedien
sten vergeet vooral het spoor ook niet
van orders aan elkaar hangen. Bij de
politie hadden we er op het laatst zoo
veel, dat geen mensch er meer uit wijs
kon worden: toen kwam er een nieuwe
hoofdcommissaris en die schoof alles opzij,
maar haastte zich toen om nieuwe orders
te maken, want weet. dat heele orders
systeem berust eigenlijk op het principe:
dek je op je voorman.
Post- en telegrafie zijn in 't algemeen,
en in groote steden in 't bijzonder, ook
rijk gezegend op het punt van voorschrif
ten en ze denken daar in het netwerk van
orders alle mogelijke onregelmatigheden te
vangen, njaar zooals uit mijn vorig arti
kel is gebleken, vindt een gisse jongen
allicht hier en daar wat ruimte in de ma
zen. waarop ieder met verbazing naar die
opening staart, terwijl een nuchter mensch
er zich alleen maar over kan verbazen, dat
Tante Pos zelf het gat niet heeft ondekt.
Helderheid van geest wordt echter door
de sleur en de stapels orders uitgedoofd.
Maar is er een door 't net gekropen, dan
haast men zich natuurlijk het daar ter
plaatse extra te versterken en zoo was 't
ook vrij wel buitengesloten, dat een tweede
groenteboer er in slagen zou, zich een
posttrommel te doen afgeven.
Dat was dus in orde. Maar de dieven zijn
jongens, die om de huizen speuren, trek
kend aan grendels en sloten of die wel
goed zijn, loerend of niet ergens vergeten
is een raampje te sluiten en of de bewoner
wat zorgeloos is en hij weet van alle zwak
ke punten, van elke nalatigheid te profi-
teeren. Wat geeft het, of je 't eene raampje
dichtspijkert, als je 't andere laat open
staan!
Zoo geschiedde het dan, dat Tante Pos
op een goeden dag opschrikte door de
mededeeling, dat er weer een posttrom
mel met een tienduizend guldentjes weg
was, terwijl ze meende, dat zoo iets niet
meer kon voorkomen. Hoe was dat moge
lijk? Wel, een ander gat in het net van
voorschriften was onopgemerkt gebleven!
De auto, waarmee de trommels en andere
poststukken van de bijkantoren werden
gehaald, had in de Haarlemmerstraat te
Amsterdam een trommel geladen, was toen
met hetzelfde doel naar de Bloemgracht
gereden en vandaar naar 't hoofdkantoor
om ze af te leveren. De auto stopte in de
groote hal, waarin de deur uitkwam, door
welke de trommels naar binnen moesten
worden gebracht.
De beambte, die in de auto bij de trom
mels had gezeten, stapte uit en ging naar
binnen om te zeggen, dat hij er was en
de chauffeur bleef bij zijn wagen staan.
Even later komt de eerste man terug, pakt
de trommel van de Bloemgracht en brengt
die binnen: toen komt hij voor de trom
mel van de Haarlemmerstraat, maar die
was er niet. „Nou moe!" zegt hij, „dat is
ook wat", maar hij denkt, dat een ander
uit het kantoor is gekomen en haar heeft
gehaald. Hij gaat dat vragen, maar daar
wisten ze van geen tweede trommel. Hij
vraagt zich af of hij de trommel van de
Haarlemmerstraat misschien vergeten
heeft te halen, maar de chauffeur verze
kert hem, dat die. wel degelijk is ingeladen
en tevens verneemt hij van den chauffeur
dat die niemand bij den wagen heeft ge
zien. De man staat op zijn beenen te tril
len. de chef op het kantoor zegt. dat hij
gek is en hij gaat het gelooven; de trom
mel moet er toch wezen. Ja, die moest er
wezen, maar zij was er niet. Er wordt gete
lefoneerd met de bijkantoren, er wordt ge
zocht in hoeken en gaten, alsof zoo'n
frommel een knikker was, die ergens weg
kan rollen de trommel bleef weg en ik
werd er bij geroepen.
Dat was een gek geval. De chauffeur,
die geen postman was, al had hij zoo'n
pakje aan, zei. dat hij niet weg was ge
weest, de postbeambte zei. dat hij bij de
twee trommels in den wagen had gezeten
aan zwarte kunst geloof ik niet daar
zat wat geheimzinnigs in en onwillekeurig
nam ik den chauffeur wat nader op, in
formeerde eens naar hem en naar den
trommelbewaarder.
Van die menschen wist men niets
kwaads, maar wat weet je eigenlijk van
een ander, van zijn innerlijk, van zijn ge
heime levensomstandigheden? Ik heb wel
zooveel geleerd, dat ik a priori niet gauw
iemand voor schuldig of onschuldig ver
klaar. Aan den anderen kant echter moet
je 't dikwijls niet zoeken, waar 't zoo voor
de hand ligt. naar 't schijnt, en onmoge
lijk vind ik niets. Ik deed niets, dacht aan
mijn groenteboel en ging naar hem infor-
meeren: die zat in 't buitenland. Ik in
formeerde wat nader naar den chauffeur
en den besteller en ging alles eens precies
na. Als de chauffeur werkelijk had ge
staan waar hij zei, was 't mogelijk, dat
iemand de trommel, schoon die een kleine
honderd pond woog. uit den wagen had
gestolen, zonder dat de chauffeur dit be
hoefde te zien en ik besloot te gaan zoe
ken in de richting van den onbekenden
dader. Zooveel weet echter wel van het
dievenbedrijf, dat het stelen van zoo'n
trommel geen spontane daad is als het
stelen van een pakje van een kar, want
eerstens moet men weten, dat er geld in
die trommel was, tweedons, dat het weg
nemen een waagstuk was en zulke dingen
vereischen overleg en voorzorgsmaatre
gelen. waarom ze niet door één man
worden ondernomen. Waar meer menschen
in iets betrokken zijn. heb je meer aan-
knoopingspunten: allicht kan de een of
ander na zoo'n succesvollen ièfzet zijn
mond niet houden en in allen gevalle is
het meer dan waarschijnlijk, dat er onder
de jongens, die toch wel gevonden moeten
worden onder hen, die gewoonlijk „gedal-
lest" zijn. zich een of meer bevinden, die
van den zoo pas verworven rijkdom op op
vallende wijze gaan profiteeren.
Omdat ik niet de geringste aanwijzing
had. wie van de zevenhonderdduizend
Amsterdammers in aanmerking kon ko
men, wat natuurlijk zeggen wil, dat er zes
honderdduizend niet in aanmerking kwa
men. togen wij op bezoek bij Oome Hein
en Tante Riek en nog veel andere ooms
en tantes, die in onze goede stad het be
heer voeren over een soort café's waar
die resteerende honderdduizend, althans
een deel hunner, verstrooing zoeken. Nu
zijn er onder die ooms en tantes ver
scheidene, die niet afkeerig zouden zijn
van een aandeel in den buit, maar die ook
al weer hun bijzondere reden hebben om
den commissaris te vrind te houden en
zoo gebeurde het, dat op zekeren dag een
der tantes mijn aandacht vestigde op
Hannes, een schlemiel van een jaar of
twintig, die nooit wat goeds uitvoerde en
altijd slecht bij kas zat. terwijl er nu vol
gens Tante Riek „dik poen" was. In zoo'n
geval worden die jongelui door de tantes
zoo'n beetje geïnterviewd en Hannes had
niet kunnen nalaten op zijn goed geluk te
bluffen; hij sprak wel niet van de post
trommel maar toch van duizendjes, en af
faires. waar duizendjes afvallen, zijn niet
zoo dik gezaaid. Hannes was natuurlijk
onvindbaar en we wisten ook niet wie hij
eigenlijk was, maar Riek zou me waar
schuwen, als hij weer kwam. Nu was Riek
er een, die de kool en de geit wil sparen
en zoodoende liet ze Hannes flink trak-
teeren. maar wachtte met mij te waar
schuwen tot hij weer vertrokken was.
Hielden wij het café van Riek eenige da
gen in observatie, dan kwam Hannes na
tuurlijk niet. Dat schoot dus niet hard op
en ik begon te vreezen, dat Hannes slechts
een denkbeeldig persoon was, maar toen
kreeg ik van Riek een prentkaart, die
Hannes haar uit Antwerpen had gestuurd.
Riek dacht zeker „die zit ver weg", maar
Antwerpen is nu niet zoo heel ver en daar
om gingen we daar een kijkje nemen,
waarbij wij het voordeel hadden een naam
van een hotelletje te weten, waar hij zou
logeeren. Maar in het soort hotelletjes
waar lui als Hannes logeeren, zijn ze in
Antwerpen ook link en toen er politie uit
Amsterdam kwam, begrepen ze, waar het
om ging; Hannes was een goede klant
geweest en we kregen Hannes niet te pak
ken, maar we kregen zijn naam en toen
was het een kwestie van tijd. Hannes was
weer naar Amsterdam teruggekeerd, wij
ook en het gelukte ons hem in handen te
krijgen.
Toen was 't gauw voor mekaar, want
Hannes behoorde tot de lieden, die zich
zelf niet sparen en ook de kameraden
niet, zoodat hij ons met veel plezier ver
telde hoe de zaak zich had toegedragen,
wie er aan hadden meegedaan en waar ze
woonden. Ze waren met z'n vieren geweest,
hadden eenige dagen lang het in- en uit
laden van de posttrommels gadegeslagen
en toen besloten, dat Hannes die had
groot lef de trommel uit den wagen
zou halen, als de beambte naar binnen
was.
„Jonge", zei Hannes, „dat viel anders
niet mee. wat was dat ding zwaar ik
viel haast in tweeën en ik moest maken,
dat 'k weg kwam". Gelukkig nam weer
verder een kameraad het geval over en
bracht het naar huls, waar ze er zelf van
schrokken, zooveel geld als er in zat.
De anderen waren nu ook gauw ge
knipt, één woonde naast het bureau, dus
we hadden niet ver behoeven te loopen,
maar zulke dingen hoor je pas op 't laatst.
De post was nu op haar qui vive en liet
in de auto's hokken maken met aparte
deurtjes en aparte sleutels, zoodat het niet
meer mogelijk was even gauw een trommel
uit de auto te halen.
Toen gapten ze de heele auto en schoon
het hoofdbureau er met een speciale bri
gade achter heen zat, hebben ze de dieven
niet te pakken gekregen.
Ik wil hiermee natuurlijk niet zeggen,
dat de dieven niet zouden loopen. als ik de
zaak in handen had gehad, want wat je
tweemaal gelukt, gelukt je niet altijd.
Ware dit zoo. er zou geen aardigheid
meer aan de dieverij zijn.
Het staat te vreezen, als 't zoo doorgaat,
dat. op een goeden morgen het heele post
kantoor verdwenen Is en bij het maken
van dienstvoorschriften zal met die mo
gelijkheid rekening moeten worden ge
houden.
WELKE PLANTEN KUNNEN IN DE
MAAND DECEMBER ONS
HUIS TOOIEN?
Wel is waar zijn de donkere dagen voor
Kerstmis voorbij, de zon gaat voorloopig
toch nog vroeg onder, dus voor bloemen
en kamerplanten is het nog een moeilij
ken tijd. want een plant, die niet genoeg
daglicht krijgt kan geen bloemen voort
brengen en zij zijn nagenoeg stil in hun
groei. Een uitzondering hierop maken onze
wereldberoemde bollen. Deze kunnen in
deze maand bloemenweelde en kleur in
onze huiskamer brengen. De bollen die
men in September en October in potten
heeft geplaatst, zullen nu zoover zijn ge
komen. dat zij in de pot volgroeid zijn.
Het tijdstip is dan aangebroken, dat de
bollen in de warmte mogen worden ge
bracht. Zijn de bollen dus buiten inge
graven, dan kan men ze nu in een ver
warmd vertrek brengen om in huis profijt
ervan te kunnen trekken. Evenals bij het
doorwortelen de aarde goed vochtig moet
zijn, ook bij den groei en bij het bloeien
moet men steeds voor voldoende water
zorgen. De aarde mag nooit geheel uit
drogen. maar ook te veel vocht schaadt.
De potten met bollen die men in een
warmer vertrek zet, mag men niet direct
in het volle licht plaatsen. Men zoekt
voor de eerste paar weken een donkere
plaats in de kamer uit, het is zelfs goed
ze in een kast te plaatsen. Worden de
knoppen zichtbaar, dan mogen zij aan
het licht worden blootgesteld Dit is voor
al van belang bij Hyacinthen. Indien
men de getrokken bol te vroeg aan het
licht blootstelt, dan ontwikkelt zich de
bloem niet fraai.
Ook de bekende „Clyvla" bloeit in de
Decembermaand. Het is nu de tijd dat
ook de bloemknop van dezen plant, ziéh
tusschen de bladeren vertoont. De Clvvia
is eveneens regelmatig vochtig te houden;
ruim een plaatsje aan het raam voor deze
mooie plant in. Geef af en toe, bijv. eens
in de week een overbemesting van ver
dunde koegier of een oplossing van super-
phosphaat en kali en chilisalpeter (2 gr.
per L. van ieder) dit kan aan de plant
ten goede komen.
Een andere plant, die een mooi Kerst
cadeau is en dus in dezen tijd veel in
huis wordt aangetroffen is de „Azalea".
Veel wordt geklaagd dat deze plant in
de kamer gauw haar bladeren verliest.
Volgt u mijn raad op dan zal dit niet
meer het geval zijn. Men plaatst de plant
ten eerste niet te dicht bij de kachel doch
geve haar een luchtig plaatsje in de ka
mer. lederen dag spuit men bladerenen
takken nat en om het hout van de plant
vochtig te houden, plaatse men stukjes
vochtige watten tusschen de takjes. Laatst
genoemde worden daardoor op practlsche
wijze vochtig gehouden. Bij het spuiten
vermijde men vooral het nat spuiten der
bloemen aangezien vocht de bloemen kan
bederven
De plant, die ik voor bespreking tot het
laatst heb bewaard zijn de z.g. „pe
pertjes".
De Capsicum capsicastrum is een aar
dig plantje met glimmende, donker
groene blaadjes met roode bessen. Voch
tig houden niet alleen de potklult, maar
ook de blaadjes, evenals bij de Azalea is
ook bij de Pepertjes de boodschap, an
ders vallen de blaadjes af.
De pepertjes kunnen bij goede verzor
ging het volgend jaar door u zelf in bloei
gebracht worden. Hoe dit geschiedt zal ik
later nog eens beschrijven.
Een ander soort Sierpeper, die wel wat
meer zorg vraagt, maar deze zorg over
waard ls, omdat zij zulke aardige kleur
combinaties geven, zijn degene die bekend
staan onder den naam van „Lange roode"
„Lange en Korte Gele", Kerstklokjes e.a.
De latijnsche naam is Capsicum annuum.
Deze pepertjes worden veel in afgesne
den vorm uit Nice aangevoerd en zijn zoo
het meest bekend. Men kan ze zelf kwee
ken dus van de geheele ontwikkeling van
de plant genieten. Men kan dergelijke
planten bij een goede verzorging zelfs een
tweede jaar «verhouden.
HET GEBRUIK VAN
VRUCHTBOOM-CARBOLINEUM.
Bovengenoemd preparaat heeft in de
laatste jaren zoo vele en goede diensten
bewezen, dat we het niet gaarne meer
zouden missen. Vooral nu er meerdere
betrouwbare merken in den handel wor
den aangeboden behoeft niemand vrees
te koesteren voor beschadiging van de
gewassen.
Bovengenoemde carbolineum is gezui
verd en vormt, in water gemengd, een
melkachtige emulsie. Het dient ter be
strijding van allerlei schadelijk gedierte,
als bijv. de bladluizen, bloedluis, thrips
en spint, welke zoo vaak vruchtboomen en
sierheesters teisteren. Vooral tegen bloed
luis is het een prachtig middel. Laatst
genoemde insecten overwinteren in den
vorm van winterei. Hieruit komen in het
voorjaar moederluizen te voorschijn, welke
levende jongen voortbrengen. Bedoelde
wintereieren vinden we vooral in de
schorsspleten van de boomen, maar ook
op de kleine takjes. Door deze eieren op
te ruimen, worden evenzoo vele luizen-
kolonies vernietigd. Maar hiervoor is noo
dig dat de geheele boom wordt bespoten,
ook de kleinste takjes. Bij voorkeur wordt
hiervoor een sproeier gebruikt, een z.g.n.
pulverisateur. Bij gebrek hieraan kun
nen ook gewone spuiten gebruikt en kleine
boomen kunnen zelfs met een langharige
stoffer worden natgemaakt.
De meest gewenschte verhouding van
bestrijding van genoemde insecten is 7
Liter carbolineum op 100 Liter water. Ter
bestrijding van bloedluis neemt men 10
ten honderd. Kankerwonden bestrijden
we met succes door deze plekken eerst
met een stalen borstel schoon te maken
en daarna in te smeren met 1 deel car
bolineum en 2 deelen water. De wonden
verdwijnen wel niet maar blijven zuiver
van ongedierte. Oude boomen worden bij
voorkeur eerst met een stalen borstel
ontdaan van de losse schorsschilfers.
Vooral hieronder verschuilen zich de pop
pen en eieren en worden anders door de
vloeistof niet geraakt.
Behalve dat genoemd ongedierte wordt
bestreden, ook verdwijnt het mos en de
groene aanslag, welke zoo vaak op de
stammen en takken voorkomt. De beste
tijd van bespuiten is de winter, dus nu,
Als de boomen weer gaan. uitloopen of
reeds de knoppen gaan zwellen, doet men
goed geen carbolineum meer te gebruiken.
Voor het gebruik in koude kassen en bak
ken is December de beste maand. Wan
neer in deze kassen groentegewassen staan
als sla, spinazie enz. gebruike men het
niet. Voor het bespuiten van boomen in
gestookte kassen zij men voorzichtig. Daar
gebruike men het in elk geval zoo vroeg
mogelijk. In bijzondere gevallen geven we
graag inlichtingen.
Ten slotte wijzen we er nog op, dat de
carbolineum, zooals de timmerman ze
gebruikt, voor bespuiting niet ge
schikt is.
Vraag. - Wilt u mij de naam mee-
deelen en tevens de behandeling van de
plant, waarvan een blad hierbij gaat?
W. J. S„ te L.
Antw. - Uw plant is een Nephraulepis.
Dit is een soort varen, welke veel wordt
gebruikt als kamerplant en voor het vul
len van bloemenmanden. De plant hoort
in den winter in een kas thuis met regel
matige, vochtige warmte. Zet haar niette
dicht bij de kachel. Ze kan geen droge
lucht verdragen. De bladeren worden dan
geel en krijgen luis. In een matig ge
stookt vertrek wordt de plant regelmatig
vochtig gehouden. Geef in 't voorjaar ver-
sche aarde en in den winter veel water
en af en toe in water opgeloste bloemen-
mest.
Vragen op Tuinbouwgebied aan de Re
dactie onder motto „Tuinbouw".
GEBOREN:
Maarten, z. v. M. van der Hoeven en C.
Stapel Hendrik Pieter, z. v. J. Oldriks
en M. Sandberg. Gerardus Joannes, z.
v. G. Brussel en E. J. van der Klugt.
GEHUWD.
J. van der Weijden jm. en A. M. G. van
Muijen jd. G. van Loon jm. en S. Wil-
lemse jd. E. Klap jm. en H. van Egmond
jd. W. Lugters jm. en W. van Drie
jd. A. Meijer jm. en M. Siera jd. H.
Riebeek wedn. en H. P. van Haaren wede.
H .S. Teijn jm. en E. Blom jd. G.
Verbooij jm. en A. C. Klinkenberg jd.
J. W. C. Pennings wedn. en W. van den
Bosch gesch. vr. C. A. Allers jm. en H.
Zindel jd.
OVERLEDEN
P. Spaa wedn. 79 j. E. Cornet—De
Koning vr. 72 j.
2—2