Herinneringen van een Oud-Commissaris van Politie. SCHETSEN VAN DE ZEE. INDIE IN ONS MIDDEN. LAND- EN TUINBOUW. BÜBGERL. STAND v. LEIDEN UIT HET DAGBOEK VAN EEN OUD-STUURMAN. EEN OUDEJAARSAVOND. Met demonische kracht jaagt de Noord wester den felstriemenden, ijskouden re gen voort en brengt het water van de Rijnhaven beneden ons in hevige beroe ring. Luguber zingt hij zijn somber lied in het want. Loeiend rukt hij aan het schuil- kleed op de brug, kletsend slaat hij de druppels tegen de ruiten van het stuur huis. Spookachtig verlicht de slingerende bollantaarn in den voormast het glim mende dek. waarop eenige donkere ge stalten bezig zijn de trossen op te korten. Het gedempt klotsend geluid van de lang zaam draaiende winches 1) dringt met tusschenpoozen tot mij door. Aan den wal staan een paar gebogen gedaanten, handen diep in de zakken, pet over de ooren. Het zijn de mannen, die straks het schip moeten helpen losmaken. Zij zullen wel vloeken, dat ze op dit on zalige uur moesten komen, dat zij van de warme kachel en de oliebollen werden weg geroepen. ZU zullen wel kankeren, dat het zoo lang duurt, eer die vervloekte schuit van den wal gaat. Maar de sleepbooten zijn er nog niet; die zijn besteld tegen hoog water. Het zal dus wel elf uur worden en ze moeten nog een goed half uur ge duld hebben. In de schemerig verlichte plassen, bij hen, slaat, sputterend en bubbelend, de regen. Op de brug en in de kaartenkamer ma ken de leerling en ik den boel in orde voor het vertrek. Top- en zijvuren worden geprobeerd, evenals de telephoons naar achterschip en machinekamer, het roei wordt doorgedraaid van stuur naar bak boord en weer terug, de kaarten, die we het eerst noodig zullen hebben, worden uitgespreid, pleinschaal en passers erbij, het peiltoestel wordt klaargelegd en de kijkers over de verschillende kijkerbakjes gedistribueerd. Aan weerskanten op de brug komt een megaphoon te staan, waar door straks de ouwe en de loods hun com mando's zullen uitzingen 2) naar het voor schip en de sleepbooten. Een nieuw nacht boekje wordt ingevuld. Automatisch doen we dit werk, dat we al zoovele malen gedaan hebben. Vroolijk zijn we niet gestemd en niemand zal dat van ons kunnen verwachten. Een gevoel van berusting is over me gekomen, nadat we den geheelen dag gehoopt hadden, dat we nog niet zouden vertrekken, dat we den oudejaarsavond thuis zouden kunnen door brengen. Een lichter met stukgoederen van Amsterdam was namelijk opgehouden door het slechte weer. Te elfder ure geeft dan het kantoor order, dat we zonder die la ding zullen vertrekken. Deze gaat met een volgende boot mee. Het schijnt het noodlot van den zeeman te zijn, dat hij altijd op de gezelligste da gen van het jaar het zeegat uit moet. Hu, wat een hondenweer, geen beest zou men op straat jagen. Eindelijk zie ik vuurtjes van twee sleep booten op ons toekomen. Stampend en buizend 3), steigerende rossen gelijk, door klieven de krachtige bootjes het woelige water van de Maas. Ik praai door de fluit, die naar de hut van den ouwe voert, uit 4), dat ze in aantocht zijn. 'n Dof gebrom is het antwoord. Ook al een p-bui. Nu gaat het spel beginnen. De haven loods komt bonkend met zijn klompschoe nen. de trap op. .,'n Avond, stuurman." ..'n Avonds, loods." Daar ratelt de telephoon van het ach terschip en de tweede deelt mee. dat de sleeoboot achter vast is. Tegelijkertijd brult de opper 5) van het voordek „Sleepboot vast voor." De ouwe komt op de bok 61 en begint meteen tegen den leerling te kankeren over een of andere futiliteit. Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Hij is de eenige, die hoorbaar zijn mopperbui mag luchten. De uitstuurder 7), vergezeld van een alcoholwalm, is intusschen ook boven ge komen en staat nu zwijgend achter het wiel. Hij heeft zeker zijn laatste oortjes 8) versnoept in de kroeg van Tante Mina op Katendrecht. Fel snerpend klinken de fluitsignalen van den loods boven het geloei van den storm, telkens beantwoord door korte stootjes van de sleepbooten, ten teeken dat ze begrepen hebben. „Los voor en achter", i;>lt de ouwe door de megaphoon naar het voordek. Ik geef het bevel telephonisch door naar achteren. Ratelend en puffend draaien de winches de trossen in. „Langzaam vooruit. Stuurboord aan boord je roer", beveelt de loods. De telegraaf rinkelt, de machinekamer heeft het commando begrepen, de pen wijst op langzaam. Het wiel gaat den roer ganger ratelend door den handen. „Stuur boord aan boord" zingt 9) hij met schorre stem. Allengs gaat het schip van den wal. Op de kade dooven de vuren. Eenzaam en ver laten ligt zif in het donker. De mannen zijn natuurlijk al verdwenen. Ze zijn met bekwamen spoed naar huis teruggekeerd, blij dat dat „jammer" 10) eindelijk weg is. Misschien kunnen ze met de klok van twaalven weer achter de kachel zitten „Woeoeoe woeoeoe", doet de wind in het schuilkleed. Rillend kruip ik in mijn natten kraag. De klok op het havenhoofd wijst kwart voor twaalven. Langzaam draait het schip met den kop de rivier in. Puffend dh bla zend verrichten de sleepbooten hun werk, groote rookwolken uitkwalmend. Voort durend snerpt het fluitje van den loods hun meester. Onmiddellijk volgen zij telkens zijn bevelen op. Als snelle elegante paarden draaien ze heen en weer, voor en achter het groote schip. Eindelijk ligt het schip slaags 11) en wordt de achtersleepboot losgegooid. Dt rivierloods neemt de taak van den haven loods over. De stormladder wordt uitge hangen. onder een reflector aan stuur boord. De achtersleepboot komt langszij om den loods op te pikken. Als van beneden aan dek het „al klaar" van den stuurman opklinkt en tegelijker tijd de sleepboot van het schip wegzwaait, is het juist twaalf uur. Flauw klinken van den wal eenige scho ten. Buitenlandsche schepen blazen op de stoomfluit of laten de sirene loeien. Eer. nieuw jaar is begonnen. Even dwalen m'n gedachten naar een lieve oude vrouw, die op datzelfde oogen- blik den regen tegen de ruiten van haar knusse kamer hoort kletteren en den storm door de boomen om het huls hoort huilen. Ik weet aan wien zij denkt. Is het wel alleen van den regen, dat de vuurtjes aan den wal door een stralen krans omgeven schijnen? .Midscheeps", zingt de loods. .Midscheeps", herhaalt de roerganger. J. BIJL. 1Scheepsheren. 2) Uitroepen. 3i Buizen spatwater overnemen. 4) Uitpraaien kennisgeven. 5) le stuurman. 6* Brug. 7) Roerganger, die het schip moet stu ren zoolang het op de rivier is. 8) Geld. J) Roept. 19) Schip. 11) Op koers. (Van onzen eigen medewerker.) TANENDE WELVAART. Het verschijnsel even droevig als merk waardig, dat Ned.-Indie thans in een snel tempo achteruit gaat, leert ons hoe af hankelijk de tropen voor hun hoogeren bloei zijn van de westersche markt. De rijkdom van den bodem der Indische eilanden baat land noch volk. indien de producten niet op juiste en voordeelige wijze worden gewonnen en afgenomen worden door de wereldmarkt. Als de vraag daar naar suiker, rubber, tabak, vetten, tin, damar, rottan enz. vermindert In sterke mate, wordt de economische staat van Indië onmiddellijk aangetast, gevoe liger naarmate de vermindering van de vraag algemeener optreedt. De huidige crisis is van dien aard. dat de aantasting, om het jongste woord van den voorzitter van den Volksraad te bezigen, catastro- phaal dreigt te worden. Ned.-Indië werd in den loop der jaren opgevoerd tot een hoog peil van leven, dank zij de overkomst van groot kapitaal, dat zich bezig wenschte te houden met de winning van producten en de bezorging daarvan op de gToote markten van Europa en Amerika. De koloniseerende arbeid was mogelijk geworden na een vestiging van orde door het Nederlandsch gouverne ment, dat tevens tal van nuttige open bare werken ondernam om vele gebieden toegankelijk te maken en er de bewoon baarheid van te verhoogen. Het was een ontzaggelijk beschavend werk, waardoor Indië in enkele tientallen van jaren, naai' het getuigenis van wie het voor 30 of 40 jaar reeds kenden, over het geheel in zeer gunstigen zin veranderde; een beschavend werk, dat herhaaldelijk de bewondering van vreemdelingen, die tot vergelijking met andere koloniale gebieden in staat waren, heeft opgewekt. Het groote werk, samengesteld uit ar beid van velen, verelscht een kostbaar onderhoud en het kan niet worden bekos tigd tenzij door de bijdragen van allen die er van profijt trekken of die het begunsti gen. Als het gouvernement, dat als de al- gemeene beheerder van het beschavings werk optreedt, zich de middelen ziet ont vallen, als de onmisbare baten en belas tingen niet ruim genoeg vloeien, worden de noodzakelijke beperkingen bedacht en ingevoerd. Men voelt het als een bedrei ging met afbraak en niemand voorziet hoe ver zij moet gaan. Er is een troost gelegen in de waarheid, dat van de geweldige vermindering in welvaart de landsbevolking het minst, heeft te lijden, dank zij de soberheid waaraan het grootste deel nog niet is ontwend. Het minst, maar zij heeft niettemin te lijden. Neemt men een ruim gedeelte als de Molukken. dan ziet men daar op tal van eilanden slechts geringe sporen van de crisis. Is de bevolking ge wend haar copra te leveren en daarvoor van den opkooper eenig geld in de hand te ontvangen of enkele artikelen ten ge bruik, dan ziet zij thans die gelegenheid gestopt. Maar haar voeding ontbreekt niet in het sagobosch en in den djagoeng- tuin; kleeding is gemakkelijk en behoeft desnoods niet te worden gekocht in den vorm van katoenen stof en sarongs: de woning trekt men op uit materiaal, dat het bosch ruimschoots bevat; de vischjes voor den maaltijd laten zich vangen met weinig moeite. Zoo licht schikt zich elders het volk weer niet. Om een grooten stap te doen op Java in de buurt van steden woont de in lander minder eenvoudig, hij kleedt zich minder eenvoudig en hij eet rijst, welke hij van eigen veld vaak niet oogst, doch koopen moet in de waroeng. En hij kent de genoegens van de stad en van het stadje; hij kent de vlugge verkeersmid delen. Zonder geld kan hij niet bestaan, wat de Alfoed van Boeroe, van Seram, van Halmaheira wel kan. Op Java treft men in het binnenland van een gewest als Bantam Maleisch volk. dat van eigen veld en tuin weet te leven en maar weinig geld behoeft. En er is meer binnenland op Java en elders, waar het geld niet een overwegende rol in de inlandsche huis houding behoeft te spelen. Toch is het gemis van geldelijke inkomst voor die menschen zeer voelbaar'. In dagen van crisis, als het te nijpen begint, is de so berste er het best aan toe. Wie het dichtst staat bij de sobere levenswijze, keert daartoe het snelst terug en verdraagt de inkrimping het gemakkelijkst. Wat voor Indië de grootste zorg baart, is het behoud van de uitrusting voor het beschavend werk in zijn ruimen omvang. Onderhoud van groote wegen, exploitatie van verkeersmiddelen, het scheepsverkeer tusschen de eilanden, politie, crediet, ge neeskundige dienst en hygiënisch toe zicht, alles wat de kolonisator heeft opge bouwd voor eigen arbeid en voor de bevol king komt in het gedrang en moet slin ken. Ook het onderwijs, al zijn er onder de millloenen inheemschen niet meer dan eenige duizenden, die het als een voorzie ning in behoefte gevoelen. De welvaart in Indië, zich uitstrekkend ook over inheemsche bevolkingen, is af hankelijk van de gegadigden voor zijn producten, van den grooten ruil in de we reld waarin Indië werd betrokken door de bemoeienis van het Nederlandsch gouver nement en van den westersehen koloni sator. Moet hij zijn arbeid inperken, zijn praestatles besnoeien, dan voelt dat het volk van Indië bijna overal, maar het ge raakt er niet overal door in nood. Als een inlander iets leert verstaan van hetgeen een cri3ls als de tegenwoordige beteekent, zal zijn waardeering ook toenemen voor hetgeen gouvernement en ondernemers in gelukkiger tijden deden en hopen wij eerlang weer zullen doen op ruimen voet. DENGAN HORMAT. li. DE TWEEDE POSTTROMMEL. Voor wie 't nog niet weten mocht, wil ik opmerken, dat de administraties, in 't bijzonder die van rijks- en gemeentedien sten vergeet vooral het spoor ook niet van orders aan elkaar hangen. Bij de politie hadden we er op het laatst zoo veel, dat geen mensch er meer uit wijs kon worden: toen kwam er een nieuwe hoofdcommissaris en die schoof alles opzij, maar haastte zich toen om nieuwe orders te maken, want weet. dat heele orders systeem berust eigenlijk op het principe: dek je op je voorman. Post- en telegrafie zijn in 't algemeen, en in groote steden in 't bijzonder, ook rijk gezegend op het punt van voorschrif ten en ze denken daar in het netwerk van orders alle mogelijke onregelmatigheden te vangen, njaar zooals uit mijn vorig arti kel is gebleken, vindt een gisse jongen allicht hier en daar wat ruimte in de ma zen. waarop ieder met verbazing naar die opening staart, terwijl een nuchter mensch er zich alleen maar over kan verbazen, dat Tante Pos zelf het gat niet heeft ondekt. Helderheid van geest wordt echter door de sleur en de stapels orders uitgedoofd. Maar is er een door 't net gekropen, dan haast men zich natuurlijk het daar ter plaatse extra te versterken en zoo was 't ook vrij wel buitengesloten, dat een tweede groenteboer er in slagen zou, zich een posttrommel te doen afgeven. Dat was dus in orde. Maar de dieven zijn jongens, die om de huizen speuren, trek kend aan grendels en sloten of die wel goed zijn, loerend of niet ergens vergeten is een raampje te sluiten en of de bewoner wat zorgeloos is en hij weet van alle zwak ke punten, van elke nalatigheid te profi- teeren. Wat geeft het, of je 't eene raampje dichtspijkert, als je 't andere laat open staan! Zoo geschiedde het dan, dat Tante Pos op een goeden dag opschrikte door de mededeeling, dat er weer een posttrom mel met een tienduizend guldentjes weg was, terwijl ze meende, dat zoo iets niet meer kon voorkomen. Hoe was dat moge lijk? Wel, een ander gat in het net van voorschriften was onopgemerkt gebleven! De auto, waarmee de trommels en andere poststukken van de bijkantoren werden gehaald, had in de Haarlemmerstraat te Amsterdam een trommel geladen, was toen met hetzelfde doel naar de Bloemgracht gereden en vandaar naar 't hoofdkantoor om ze af te leveren. De auto stopte in de groote hal, waarin de deur uitkwam, door welke de trommels naar binnen moesten worden gebracht. De beambte, die in de auto bij de trom mels had gezeten, stapte uit en ging naar binnen om te zeggen, dat hij er was en de chauffeur bleef bij zijn wagen staan. Even later komt de eerste man terug, pakt de trommel van de Bloemgracht en brengt die binnen: toen komt hij voor de trom mel van de Haarlemmerstraat, maar die was er niet. „Nou moe!" zegt hij, „dat is ook wat", maar hij denkt, dat een ander uit het kantoor is gekomen en haar heeft gehaald. Hij gaat dat vragen, maar daar wisten ze van geen tweede trommel. Hij vraagt zich af of hij de trommel van de Haarlemmerstraat misschien vergeten heeft te halen, maar de chauffeur verze kert hem, dat die. wel degelijk is ingeladen en tevens verneemt hij van den chauffeur dat die niemand bij den wagen heeft ge zien. De man staat op zijn beenen te tril len. de chef op het kantoor zegt. dat hij gek is en hij gaat het gelooven; de trom mel moet er toch wezen. Ja, die moest er wezen, maar zij was er niet. Er wordt gete lefoneerd met de bijkantoren, er wordt ge zocht in hoeken en gaten, alsof zoo'n frommel een knikker was, die ergens weg kan rollen de trommel bleef weg en ik werd er bij geroepen. Dat was een gek geval. De chauffeur, die geen postman was, al had hij zoo'n pakje aan, zei. dat hij niet weg was ge weest, de postbeambte zei. dat hij bij de twee trommels in den wagen had gezeten aan zwarte kunst geloof ik niet daar zat wat geheimzinnigs in en onwillekeurig nam ik den chauffeur wat nader op, in formeerde eens naar hem en naar den trommelbewaarder. Van die menschen wist men niets kwaads, maar wat weet je eigenlijk van een ander, van zijn innerlijk, van zijn ge heime levensomstandigheden? Ik heb wel zooveel geleerd, dat ik a priori niet gauw iemand voor schuldig of onschuldig ver klaar. Aan den anderen kant echter moet je 't dikwijls niet zoeken, waar 't zoo voor de hand ligt. naar 't schijnt, en onmoge lijk vind ik niets. Ik deed niets, dacht aan mijn groenteboel en ging naar hem infor- meeren: die zat in 't buitenland. Ik in formeerde wat nader naar den chauffeur en den besteller en ging alles eens precies na. Als de chauffeur werkelijk had ge staan waar hij zei, was 't mogelijk, dat iemand de trommel, schoon die een kleine honderd pond woog. uit den wagen had gestolen, zonder dat de chauffeur dit be hoefde te zien en ik besloot te gaan zoe ken in de richting van den onbekenden dader. Zooveel weet echter wel van het dievenbedrijf, dat het stelen van zoo'n trommel geen spontane daad is als het stelen van een pakje van een kar, want eerstens moet men weten, dat er geld in die trommel was, tweedons, dat het weg nemen een waagstuk was en zulke dingen vereischen overleg en voorzorgsmaatre gelen. waarom ze niet door één man worden ondernomen. Waar meer menschen in iets betrokken zijn. heb je meer aan- knoopingspunten: allicht kan de een of ander na zoo'n succesvollen ièfzet zijn mond niet houden en in allen gevalle is het meer dan waarschijnlijk, dat er onder de jongens, die toch wel gevonden moeten worden onder hen, die gewoonlijk „gedal- lest" zijn. zich een of meer bevinden, die van den zoo pas verworven rijkdom op op vallende wijze gaan profiteeren. Omdat ik niet de geringste aanwijzing had. wie van de zevenhonderdduizend Amsterdammers in aanmerking kon ko men, wat natuurlijk zeggen wil, dat er zes honderdduizend niet in aanmerking kwa men. togen wij op bezoek bij Oome Hein en Tante Riek en nog veel andere ooms en tantes, die in onze goede stad het be heer voeren over een soort café's waar die resteerende honderdduizend, althans een deel hunner, verstrooing zoeken. Nu zijn er onder die ooms en tantes ver scheidene, die niet afkeerig zouden zijn van een aandeel in den buit, maar die ook al weer hun bijzondere reden hebben om den commissaris te vrind te houden en zoo gebeurde het, dat op zekeren dag een der tantes mijn aandacht vestigde op Hannes, een schlemiel van een jaar of twintig, die nooit wat goeds uitvoerde en altijd slecht bij kas zat. terwijl er nu vol gens Tante Riek „dik poen" was. In zoo'n geval worden die jongelui door de tantes zoo'n beetje geïnterviewd en Hannes had niet kunnen nalaten op zijn goed geluk te bluffen; hij sprak wel niet van de post trommel maar toch van duizendjes, en af faires. waar duizendjes afvallen, zijn niet zoo dik gezaaid. Hannes was natuurlijk onvindbaar en we wisten ook niet wie hij eigenlijk was, maar Riek zou me waar schuwen, als hij weer kwam. Nu was Riek er een, die de kool en de geit wil sparen en zoodoende liet ze Hannes flink trak- teeren. maar wachtte met mij te waar schuwen tot hij weer vertrokken was. Hielden wij het café van Riek eenige da gen in observatie, dan kwam Hannes na tuurlijk niet. Dat schoot dus niet hard op en ik begon te vreezen, dat Hannes slechts een denkbeeldig persoon was, maar toen kreeg ik van Riek een prentkaart, die Hannes haar uit Antwerpen had gestuurd. Riek dacht zeker „die zit ver weg", maar Antwerpen is nu niet zoo heel ver en daar om gingen we daar een kijkje nemen, waarbij wij het voordeel hadden een naam van een hotelletje te weten, waar hij zou logeeren. Maar in het soort hotelletjes waar lui als Hannes logeeren, zijn ze in Antwerpen ook link en toen er politie uit Amsterdam kwam, begrepen ze, waar het om ging; Hannes was een goede klant geweest en we kregen Hannes niet te pak ken, maar we kregen zijn naam en toen was het een kwestie van tijd. Hannes was weer naar Amsterdam teruggekeerd, wij ook en het gelukte ons hem in handen te krijgen. Toen was 't gauw voor mekaar, want Hannes behoorde tot de lieden, die zich zelf niet sparen en ook de kameraden niet, zoodat hij ons met veel plezier ver telde hoe de zaak zich had toegedragen, wie er aan hadden meegedaan en waar ze woonden. Ze waren met z'n vieren geweest, hadden eenige dagen lang het in- en uit laden van de posttrommels gadegeslagen en toen besloten, dat Hannes die had groot lef de trommel uit den wagen zou halen, als de beambte naar binnen was. „Jonge", zei Hannes, „dat viel anders niet mee. wat was dat ding zwaar ik viel haast in tweeën en ik moest maken, dat 'k weg kwam". Gelukkig nam weer verder een kameraad het geval over en bracht het naar huls, waar ze er zelf van schrokken, zooveel geld als er in zat. De anderen waren nu ook gauw ge knipt, één woonde naast het bureau, dus we hadden niet ver behoeven te loopen, maar zulke dingen hoor je pas op 't laatst. De post was nu op haar qui vive en liet in de auto's hokken maken met aparte deurtjes en aparte sleutels, zoodat het niet meer mogelijk was even gauw een trommel uit de auto te halen. Toen gapten ze de heele auto en schoon het hoofdbureau er met een speciale bri gade achter heen zat, hebben ze de dieven niet te pakken gekregen. Ik wil hiermee natuurlijk niet zeggen, dat de dieven niet zouden loopen. als ik de zaak in handen had gehad, want wat je tweemaal gelukt, gelukt je niet altijd. Ware dit zoo. er zou geen aardigheid meer aan de dieverij zijn. Het staat te vreezen, als 't zoo doorgaat, dat. op een goeden morgen het heele post kantoor verdwenen Is en bij het maken van dienstvoorschriften zal met die mo gelijkheid rekening moeten worden ge houden. WELKE PLANTEN KUNNEN IN DE MAAND DECEMBER ONS HUIS TOOIEN? Wel is waar zijn de donkere dagen voor Kerstmis voorbij, de zon gaat voorloopig toch nog vroeg onder, dus voor bloemen en kamerplanten is het nog een moeilij ken tijd. want een plant, die niet genoeg daglicht krijgt kan geen bloemen voort brengen en zij zijn nagenoeg stil in hun groei. Een uitzondering hierop maken onze wereldberoemde bollen. Deze kunnen in deze maand bloemenweelde en kleur in onze huiskamer brengen. De bollen die men in September en October in potten heeft geplaatst, zullen nu zoover zijn ge komen. dat zij in de pot volgroeid zijn. Het tijdstip is dan aangebroken, dat de bollen in de warmte mogen worden ge bracht. Zijn de bollen dus buiten inge graven, dan kan men ze nu in een ver warmd vertrek brengen om in huis profijt ervan te kunnen trekken. Evenals bij het doorwortelen de aarde goed vochtig moet zijn, ook bij den groei en bij het bloeien moet men steeds voor voldoende water zorgen. De aarde mag nooit geheel uit drogen. maar ook te veel vocht schaadt. De potten met bollen die men in een warmer vertrek zet, mag men niet direct in het volle licht plaatsen. Men zoekt voor de eerste paar weken een donkere plaats in de kamer uit, het is zelfs goed ze in een kast te plaatsen. Worden de knoppen zichtbaar, dan mogen zij aan het licht worden blootgesteld Dit is voor al van belang bij Hyacinthen. Indien men de getrokken bol te vroeg aan het licht blootstelt, dan ontwikkelt zich de bloem niet fraai. Ook de bekende „Clyvla" bloeit in de Decembermaand. Het is nu de tijd dat ook de bloemknop van dezen plant, ziéh tusschen de bladeren vertoont. De Clvvia is eveneens regelmatig vochtig te houden; ruim een plaatsje aan het raam voor deze mooie plant in. Geef af en toe, bijv. eens in de week een overbemesting van ver dunde koegier of een oplossing van super- phosphaat en kali en chilisalpeter (2 gr. per L. van ieder) dit kan aan de plant ten goede komen. Een andere plant, die een mooi Kerst cadeau is en dus in dezen tijd veel in huis wordt aangetroffen is de „Azalea". Veel wordt geklaagd dat deze plant in de kamer gauw haar bladeren verliest. Volgt u mijn raad op dan zal dit niet meer het geval zijn. Men plaatst de plant ten eerste niet te dicht bij de kachel doch geve haar een luchtig plaatsje in de ka mer. lederen dag spuit men bladerenen takken nat en om het hout van de plant vochtig te houden, plaatse men stukjes vochtige watten tusschen de takjes. Laatst genoemde worden daardoor op practlsche wijze vochtig gehouden. Bij het spuiten vermijde men vooral het nat spuiten der bloemen aangezien vocht de bloemen kan bederven De plant, die ik voor bespreking tot het laatst heb bewaard zijn de z.g. „pe pertjes". De Capsicum capsicastrum is een aar dig plantje met glimmende, donker groene blaadjes met roode bessen. Voch tig houden niet alleen de potklult, maar ook de blaadjes, evenals bij de Azalea is ook bij de Pepertjes de boodschap, an ders vallen de blaadjes af. De pepertjes kunnen bij goede verzor ging het volgend jaar door u zelf in bloei gebracht worden. Hoe dit geschiedt zal ik later nog eens beschrijven. Een ander soort Sierpeper, die wel wat meer zorg vraagt, maar deze zorg over waard ls, omdat zij zulke aardige kleur combinaties geven, zijn degene die bekend staan onder den naam van „Lange roode" „Lange en Korte Gele", Kerstklokjes e.a. De latijnsche naam is Capsicum annuum. Deze pepertjes worden veel in afgesne den vorm uit Nice aangevoerd en zijn zoo het meest bekend. Men kan ze zelf kwee ken dus van de geheele ontwikkeling van de plant genieten. Men kan dergelijke planten bij een goede verzorging zelfs een tweede jaar «verhouden. HET GEBRUIK VAN VRUCHTBOOM-CARBOLINEUM. Bovengenoemd preparaat heeft in de laatste jaren zoo vele en goede diensten bewezen, dat we het niet gaarne meer zouden missen. Vooral nu er meerdere betrouwbare merken in den handel wor den aangeboden behoeft niemand vrees te koesteren voor beschadiging van de gewassen. Bovengenoemde carbolineum is gezui verd en vormt, in water gemengd, een melkachtige emulsie. Het dient ter be strijding van allerlei schadelijk gedierte, als bijv. de bladluizen, bloedluis, thrips en spint, welke zoo vaak vruchtboomen en sierheesters teisteren. Vooral tegen bloed luis is het een prachtig middel. Laatst genoemde insecten overwinteren in den vorm van winterei. Hieruit komen in het voorjaar moederluizen te voorschijn, welke levende jongen voortbrengen. Bedoelde wintereieren vinden we vooral in de schorsspleten van de boomen, maar ook op de kleine takjes. Door deze eieren op te ruimen, worden evenzoo vele luizen- kolonies vernietigd. Maar hiervoor is noo dig dat de geheele boom wordt bespoten, ook de kleinste takjes. Bij voorkeur wordt hiervoor een sproeier gebruikt, een z.g.n. pulverisateur. Bij gebrek hieraan kun nen ook gewone spuiten gebruikt en kleine boomen kunnen zelfs met een langharige stoffer worden natgemaakt. De meest gewenschte verhouding van bestrijding van genoemde insecten is 7 Liter carbolineum op 100 Liter water. Ter bestrijding van bloedluis neemt men 10 ten honderd. Kankerwonden bestrijden we met succes door deze plekken eerst met een stalen borstel schoon te maken en daarna in te smeren met 1 deel car bolineum en 2 deelen water. De wonden verdwijnen wel niet maar blijven zuiver van ongedierte. Oude boomen worden bij voorkeur eerst met een stalen borstel ontdaan van de losse schorsschilfers. Vooral hieronder verschuilen zich de pop pen en eieren en worden anders door de vloeistof niet geraakt. Behalve dat genoemd ongedierte wordt bestreden, ook verdwijnt het mos en de groene aanslag, welke zoo vaak op de stammen en takken voorkomt. De beste tijd van bespuiten is de winter, dus nu, Als de boomen weer gaan. uitloopen of reeds de knoppen gaan zwellen, doet men goed geen carbolineum meer te gebruiken. Voor het gebruik in koude kassen en bak ken is December de beste maand. Wan neer in deze kassen groentegewassen staan als sla, spinazie enz. gebruike men het niet. Voor het bespuiten van boomen in gestookte kassen zij men voorzichtig. Daar gebruike men het in elk geval zoo vroeg mogelijk. In bijzondere gevallen geven we graag inlichtingen. Ten slotte wijzen we er nog op, dat de carbolineum, zooals de timmerman ze gebruikt, voor bespuiting niet ge schikt is. Vraag. - Wilt u mij de naam mee- deelen en tevens de behandeling van de plant, waarvan een blad hierbij gaat? W. J. S„ te L. Antw. - Uw plant is een Nephraulepis. Dit is een soort varen, welke veel wordt gebruikt als kamerplant en voor het vul len van bloemenmanden. De plant hoort in den winter in een kas thuis met regel matige, vochtige warmte. Zet haar niette dicht bij de kachel. Ze kan geen droge lucht verdragen. De bladeren worden dan geel en krijgen luis. In een matig ge stookt vertrek wordt de plant regelmatig vochtig gehouden. Geef in 't voorjaar ver- sche aarde en in den winter veel water en af en toe in water opgeloste bloemen- mest. Vragen op Tuinbouwgebied aan de Re dactie onder motto „Tuinbouw". GEBOREN: Maarten, z. v. M. van der Hoeven en C. Stapel Hendrik Pieter, z. v. J. Oldriks en M. Sandberg. Gerardus Joannes, z. v. G. Brussel en E. J. van der Klugt. GEHUWD. J. van der Weijden jm. en A. M. G. van Muijen jd. G. van Loon jm. en S. Wil- lemse jd. E. Klap jm. en H. van Egmond jd. W. Lugters jm. en W. van Drie jd. A. Meijer jm. en M. Siera jd. H. Riebeek wedn. en H. P. van Haaren wede. H .S. Teijn jm. en E. Blom jd. G. Verbooij jm. en A. C. Klinkenberg jd. J. W. C. Pennings wedn. en W. van den Bosch gesch. vr. C. A. Allers jm. en H. Zindel jd. OVERLEDEN P. Spaa wedn. 79 j. E. Cornet—De Koning vr. 72 j. 2—2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 6