BiOCiTiN Uit den Leidschen Raad. EEN LEVEN OM EEN LEVEN 72sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 December 1931 Derde Blad No. 22013 Een jeugdig uiterlijk FEUILLETON. X De zitting gevuld met de werkloosheid-debatten. X Tenslotte is de rijkssteunregeling aanvaard. o- Voorzitter de burgemeester, mr. A. v. d. Sande Bakhuyzen. B. en W. stellen spoedeischend voor de Stadszaal gratis af te staan aan „De Ver- eenigde Zangers" en „Pc Aspera ad Astra" voor een uitvoering ten bate van het Crisiscomité. AGENDA: lo. Benoeming van een Hoofdinspecteur bij het Bouw- en Woningtoezicht. (317) De heer SIMONIS vraagt of met deze benoeming niet is te wachten, gelet op de kosten. De VOORZITTER zegt, dat de raad be sloot deze betrekking in te stellen, dus moet deze vervuld worden of de raad moet op 't genomen besluit terug willen komen. Benoemd wordt de heer ir. J. Westra, uit Leeuwarden. 2o. Benoeming van 5 leden der Com missie. bedoeld in art. 2, le lid, sub 3o der verordening, houdende Reglement voor de Commissiën van Advies betreffende de arbeids- en dienstvoorwaarden van het personeel in dienst van de gemeente Leiden, (vacatures: de H.H. F. Eikerbout, J. Wilbrink, Y. Kuipers, Th. M. W. Ber gers en R. van Eecke. De aftredenden worden herkozen. 3o. Benoeming van 5 plaatsvervangende leden dier Commissie (vacatures: de H.H. Mr. C. Beekenkamp, J. A. van der Reij- den, J. J. Vallentgoed, C. J. van Tol en J. M. Vos.) De aftredenden worden herkozen. 4o. Voorstel tot overplaatsing van: a. Mej. C. van Weizen, onderwijzeres aan de school Paul Krugerstraat B. naar de school Maresingel A; b. H. van Lienden, onderwijzer aan de school Duivenbodestraat B, naar de school aan de Aalmarkt; c. F. A. Schilthuizen. onderwijzer aan de school Paul Krugerstraat A, naar de school aan de Driftstraat. (318) Conform besloten. 5o. Voorstel tot wijziging van het Raadsbesluit van 30 Mei 1927, in zake de verhuring van het huis „Grocnoord" aan den Haarlemmertrekvaartweg aan J. M. Mante. (319) Conform besloten. 6o. Voorstel om het beheer en de ex ploitatie van het Zuidelijk speelterrein nabij de Wilhelminabrug en van het sportterrein aan den Zoeterwoudschen singel, wederom op te dragen aan de afd. Leiden van den Ned. Bond voor Lichame lijke opvoedine. (320) De heer MANDERS zegt, dat de verhuur geheel is gelaten aan de B. v. L. O., zonder beroep. Hij zou gaarne een 'clausule zien opgenomen, waarbij beroep op B. en W. mogelijk wordt. De heer VERWEY meent, dat dit beroep er al is. Wethouder SPLINTER bevestigt dit laatste, evenals de VOORZITTER, daar B. en W. toezicht hebben op de uitvoering der voorwaarden. Conform wordt besloten. Dan komt de kwestie der werkloosheids regeling aan de orde. (Reeds geplaatst in een deel onzer vorige oplaag). DE WERKLOOSHEID EN DE RIJKSSTEUNREGELING. 7o. Voorstel in zake de aanvaarding van de Rijkssteunregeling voor werkloo- zen. (321) De heer v. ES betuigt zijn spijt dat B. en W. kort geleden den Raad hun voor stel pas deden toekomen. Meer tijd was z.i. ter bestudeering noodig geweest, ook om wellicht nog pressie op den minister te hebben kunnen oefenen. Ook het Crisis- comité heeft geen voldoende tijd gehad ter kennisneming. Spr. wil wel aannemen, dat bij den minister reeds is aangedron gen op wijzigingen, waaraan ten deele is voldaan doch misschien zou de minister voor aandrang uit den raad nog verder zijn geweken. Ontegenzeggelijk is de regeeringsrege- ling op vele punten slechter voor de be trokkenen spr. geeft voorbeelden daar omtrent, vooral waar de loonen hier niet hoog zijn. De enkele punten, die beter zijn, vallen daartegen weg. Aan den anderen kant valt niet te ontkennen, dat er voor de gemeente redenen zijn, om toch met den regeeringssteun mee te gaan, speciaal gelet op de werkverschaffing. Alles tezamen genomen, mag z.i. dus de raad de regeeringsregeling niet weigeren, gelet op de financieele toestanden. Ook elders is zij reeds aanvaard. Leiden kan geen uitzonderingspositie innemen. Zoo komt er althans een uniforme regeling. Spr. raadt de voorstellen der rechtsche fractieleiders aan en duidt zijn standpunt aan ten opzichte van de voorstellen-Van Stralen. De heer v. STRALEN zegt, langen tijd hoop te hebben gekoesterd, dat B. en W. niet zouden meegaan met de rijksregeling, waar deze slechter is dan de bestaande steunregeling hier Dit laatste alleen zou z.i. al voldoende zijn geweest, gelet op de toestanden bij de werkloozen, om niet mee te gaan. Spr. schetst in 't kort- den gang van za ken. Tenslotte moest alles zoo vlug gaan, dat de indruk van „overdonderen" werd gewekt. De organisaties kregen zelfs geen tijd ter raadpleging, zoodat feitelijk geen advies Is uitgebracht van die zijde. De wethouder heeft in tegenstelling met zijn voorganger in dezen verkeerd gehandeld. Later is wel gebleken, dat de arbeiders- afgevaardigden waren tegen de rijksrege ling-aanvaarding. Ook zijn fractie zal zich met klem daartegen verzetten; le. om de verslechtering; 2e. omdat de zelfstandig heid der gemeente daardoor geheel ver dwijnt. Tegen het voorstel van B. en W. heeft spr. direct dat bezwaar, dat het veel te gunstig wordt voorgesteld. Spr. geeft cij fers daaromtrent om dit aan te toonen. Daarom oordeelt spr. de voorbeelden niet zuiver gesteld Spr. stelt daartegenover voorbeelden uit de praotijk, om aan te toonen hoezeer volgens de regeeringssteun regeling wordt achteruit gegaan, zelfs tot bijkans 50 pCt. toe.. Tevens benut spr. deze cijfers om te doen uitkomen, hoe slecht het overigens toch al in vele ge vallen voor de werkloozen staat. De rijkssubsidie ad 50 pCt. geldt slechts voor textiel- en metaalarbeiders en dit doet spr. vragen of voor dit luttel bedrag vele andere arbeiders ook maar moeten vallen onder de slechtere regeling. Z.i. is door B. en W. de bestaande rege ling ook verkeerd geïnterpreteerd, zulks ten nadeele der werkloozen. Spr. geeft met cijfers zijn bedoeling in dezen aan. Hij hoopt dat hierin althans verbetering zal komen. Vervallen van den 2en norm is z.i. nood zakelijk. Elders bestaat die ook niet. Waar om dan hier wel? Waarom volgen B. en W. bijv. niet Den Haag. waar toch veel gebeurt met sanctie der regeering? Van de prestaties van het college in den gang van zaken heeft SDr. geen hoogen dunk. Of oordeelt de wethouder soms de uitkeerin- gen te hoog en verheugt hij zich over de kans op verlaging? Nu moeten van rechts voorstellen komen om het college nog te brengen tot ver zet zoover dit kan. Natuurlijk zal zijn fractie gaarne steunen al zag zij liever de voorstellen gesteld als eisch voor aanvaar ding der rijksregeling. Mevr BRAGGAAR zal niet met het voor stel van B. en W. meegaan, daar de ge meente haar zelfstandigheid geheel ver liest, waardoor te duur de rijkssteun wordt verkregen. Voorts wijst ook zij op vele verslechteringen die. al zijn ze dan vol gens B. en W. „niet-noemenswaardig" h.l. toch van grooten invloed zullen zijn, spr. gaat op de gegeven voorbeelden nader in. Bezwaarlijk is tevens de terugbrenging van den leeftijd van 65 op 60 jaar, terwijl beneden 21 jaar evenmin steun wordt ge geven. Hoe moeten de jongelui dan leven? En waarom alleen rijkssteun voor textlel- en metaalindustrie alsof er daarbuiten geen werkloozen zijn? En wat gebeurt er met vrouwen die op eigen beenen staan? Zij worden behoudens dispensatie, uitge sloten en daarin schuilt groot gevaar, ook met het oog op de zedelijkheid. Met alle kracht zal spr. en haar fractie zich verzetten tegen dat voorstel van B en W. De heer WIL MER zegt. dat ook de R.-K. fractie betreurt dat vele werkloozen ach teruitgaan bij aanvaarding der rijksrege ling. en zij heeft deze regeling slechts aanvaard onder inzicht, dat bij niet-aan- vaarden grooter onheil dreigt, ook voor de arbeiders zelf. Niet-aanvaarden beteekent het eerste jaar een f. 60.000 en komen er meer categonën onder de regeling nog hooger. De gemeentehuishouding dit bedrag te onthouden, durft de R.-K. fractie niet op haar verantwoordelijkheid te nemen. Zon der dit bedrag zou nog minder geld be stemd kunnen worden voor sociale doel einden voor het uitvoeren van werken, als demping van Levendaal etc., die z.i. moeten geschieden. De R.-K. fractie staat in dit standpunt naast de S.D.A.P., die nergens waar zij deelneemt aan het bestuur eener gemeen te. de rijksregeling durfde weigeren. Spr. wijst als recent voorbeeld naar Almelo. De financieele toestand der gemeente dwingt. Om echter het uiterste te probeeren. zijn de voorstellen van rechts ingediend. Re den tot wantrouwen in den wethouder heeft spr. niet. in tegenstelling met den heer v. Stralen. Hij hoopt, dat het col lege de voorstellen zal aanvaarden, die ook elders later neg aan de regeering zijn gesteld. De heer v. ECK wil iets zeggen over de algemeene zijde Spr. laakt ten scherpste de rijksregeering, die de gemeenten wil gebruiken om de positie der arbeiders naar beneden te drukken. Spr. wijst op hetgeen in dit opzicht elders reeds door het rijk werd gedaan. Daaraan zal zijn fractie geen stap meedoen hier in Leiden, los van wat elders door zijn fractiegenoo- ten is gedaan of niet gedaan. De werkloo zen en arbeiders mogen niet teruggaan. Ontegenzeggelijk verkeerden B. en W. in een moeilijk parket, doch er pleit z.i. zoo veel tegen aanvaarden der rijksregeling, al zal zijn fractie natuurlijk voor iedere verbeteringspoging stemmen. Is er een meer ongeschikter oogenblik voor verla ging van den steun denkbaar dan juist nu? Als de toestand nog nijpender wordt, kan bovendien de gemeente niets meer doen. zit zij aan handen en voeten gebon den aan het rijk vast. Dat mag niet. En bedenk, dat zelfs rekenplichtige lichamen aan banden worden gelegd. En men kent het inzicht der rijksregeering Het is schaden van het belang der ge meente zich aldus te laten ringelooren. Ook met het oog op die vervloekte werk verschaffing, die de arbeidslust doodt en de meest weerzinwekkende methode is. Leiden verkeert thans niet in de absolute noodzakelijkheid, de regeling te moeten aanvaarden. Er is nog een reserve! Er kan op de toekomst gewezen worden, dat is waar. doch dan zullen meer ge meenten in last komen. Zal men kiezen de zijde der regeering of de zijde der burgers, die verdrukt wor den, dat is de vraag. Het geestelijke overvleugelt zelfs het stoffelijke, want zoo wordt de goede geest geheel bedorven. Wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen en daarom mag Leiden z.i. niet voor de regeering bukken. De heer WILBRINK meent, in tegenstel ling met den heer v. Stralen, dat ook de vakorganisaties bij dit voorstel van B. en W. wel zijn gekend. Spr. wijst dan op het Crisis-comité. Is dit- zich haar verantwoor delijkheid bewust, dan zal juist dit comité veel kunnen doen om de verslechteringen tegen te gaan. De heer v. Eek erkent ge vaar voor de toekomst; laat hij dan prac- tisch zijn en in het belang der arbeiders zelf meegaan, om straks nog erger af te wenden! De heer v. Eek schuift alle ver antwoordelijkheid voor gedragingen van partijgenooten elders eenvoudig van zich af, doch daarmede is hij er niet! De S. D. A. P. daar denkt om de toekomst en dat juist weigert hij hier. Zonder solied be stuur zal er ook niet meer te leenen zijn., gelijk nog zoo pas! En hoe zuilen dan wer ken van beteekenis kunnen worden uitge voerd? Uitvoering in werkverschaffing is boven dien niet noodzakelijk. Met het oog op de verantwoordelijkheid voor nu en later, ook voor de werkloozen. is z.i. meegaan met B. en W. noodwendig. Maar men kan bij de regeering toch aandringen op zooveel mogelijk verbetering en hij vertrouwt, dat B. en W. krachtig dit zullen steunen. Re denen voor wantrouwen in den wethouder zijn er z.i. vooralsnog niet. Daarom be veelt hij de mede door hem onderteekende voorstellen warm aan. De heer KNUTTEL zegt, dat de heer Van Stralen en mevrouw Braggaar voldoende deden uitkomen, hoezeer de voorbeelden van B. en W. eenzijdig zijn gekozen. En er is zoo snel gehandeld, dat het lijkt, of men den raad geen tijd heeft willen laten voor onderzoek. De raad heeft ook geen gele genheid gekregen om de pogingen tot wij zigingen bij den minister te steunen. Het uitschakelen der vrouw is wel een bijzon der reactionaire maatregel en alleen reeds een motief tot weigering der regeerings regeling. Een schijnbeweging noemt spr. de voor stellen van rechts. Zegt de minister neen. dan is het afgeloopen Alleen is er deze lichtzijde, dat blijkbaar rechts gevoeld wordt dat er iets broeit onder de arbei ders, ook van rechts. Maar aanvaardt men eerst de rijksregeling, is dan nog te hopen on een over 't hart strijken door den mi nister, gelet op de bezuinigingswoede Groote woorden oordeelt spr. de rede van den heer v. Eek Nu nog verzet deze zich. omdat het kan. Hoe echter, als het straks niet meer kan' De heer v ECK: ook dan. De heer KNUTTEL: dan valt u me mee en maakt u vorderingen. Terecht is echter tegen de S. D. A. P aangevoerd, dat elders de S. D. A. P. wel meeging. Is deze partij dan niet een landelijke, zelfs een interna tionaal geheel maar losstaande clubjes? Als de heer v. Eek deze houding betreurt, laat hii dit, dan doe" blijken en In zijn partij daartegen strijden. De heer v. ECK: weet u, wat ik doe in mijn partij? De heer KNUTTEL: Elke oppositie in uw partij volgen wij zorgvuldig en wij hebben niets van een optreden uwerzijds ge merkt. De heer v. Eek meent het wel goed, doch wat hebben wij daaraan? Een partij is niet wat een enkeling doet. doch de meerderheid. De heer v. Eek is meer een gevoelsmensch dan een politicus. De heer v. STRALEN: bestrijdt u de voorstellen van B. en W.? De heer KNUTTEL: uw gedachtengang is juist, waar u alleen de belangen der groepen behartigt, waarvoor u zit. Mijn taak is uitgebreider en op het gansche proletariaat gericht om dit op te wekken tot agitatie, geen schljn-agitatie zooals volgens de S. D. A. P. geschiedt. Aanvaarden der rijksregeling beteekent, behalve het reeds opgemerkte, ook nog vermindering der pressie-mogelijkheid op het gemeentebestuur. Er wordt weer eens een muurtje tegen iedere actie der werk loozen gezet, waaraenter men zich ver schuilen kan. De werkloozen moeten al die muurtjes echter omverwerpen en zijn voorstellen zijn een eerste aanloop daar toe. Nader verdedigt hij deze. Zoo alleen brengt men de menschen in beweging. Zijn voorstellen alleen geven voldoende leuze. De heer SCHiiLLER: de menschen heb ben geen leuze noodig. maar dekking. De heer KNUTTEL: komen ze aan die dekking door den raad? Neen. alleen als ze zelf in beweging zijn gekomen. De heer WILMER: wanneer? De heer KNUTTEL' dat komt wel. Voor al in verband met het Crisis-comité laakt spr. de regeling. Het is het oude bekende geven en nemen. Het Crisis-comité wordt overal door de arbeiders scherp veroor deeld en de S. D. A. P. beleeft weinig plelzler van zitting- nemen daarin. De heer v. Eek waarschuwde weer tegen wan hoop. dus tegen het communisme! Spr. zal tegen de rechtsche voorstellen stemmen, niet omdat hii de strekking niet goed oordeelt, doch omdat de gemeente daardoor haar recht uit handen geeft en omdat het proletariaat wakker moet wor den geschud. De heer ELKERBOUT vraagt, waarom B. en W. zich niet met de vakcentrales in verbinding hebben gesteld, opdat tegen de krenterige houding der regeering ge- meenschaDpelijk front had kunnen worden gemaakt. Is door het college wel aandrang genoeg uitgeoefend? Van andere gemeen ten is dat wel gebeurd, en met succes. Eén gemeente heeft zelfs f. 13.50 als norm be houden! Maar spr. vreest, dat Leiden te laat ls geweest: bespoediging ware verre weg te verkiezen geweest en was zl. mo gelijk. Ook spr. oordeelt de voorbeelden van B. en W. eenzijdig en de uitdrukking „niet- noemenswaardig slechter" komt z.i. uit de kringen, die het minst weten van de el lende onder de werkloozen. Spr. wil geen wantrouwen uitspreken tecpn fi»n wethouder doch als ie maar oo de achterste beenen gaat staan, is meestal toch nog wel iets te bereiken bij de re geering. RECLAME. Js een *an de beste middelen om Uw persoonlijkheid te doen gelden. Het elixer, dat de ver nieuwing en verfraaiing tot rtand brengt ls het Lecithin, dat rich In de zenuwcellen be vindt. Prof. Habermann 1b er in geslaagd een Lecithin te verkrijgen, dat werkelijk den naam van zenuwvoedsel ver dient. Het fs wereldbekend geworden onder don naam Het geeft U een heerlijk gevoel van kracht, stalen' zenuwen en een bloeiend, jeugdig uiterlijk. BU Apothekers en Drogisten fi. ƒ1.30 en 2.50, 4983 Z.i. moet thans nog geprobeerd worden, wat kan. Laat men vandaag niet beslissen, doch den minister vragen, in hoeverre hij nog wil wijzigen. Later kan men altijd zich nog schikken naar de rijksregeling. De heer KNUTTEL: Aha! De heer ELKERBOUT: ja natuurlijk, wij zullen het geld niet kunnen missen. De heer VERWEY citeert de te geven verklaring aan den minister om te doen uitkomen, hoe ver we gaan in de richting van opgeven der gemeentelijke autonomie. De wethouders worden een soort regee- ringsambtenaren.. Alleen daarom al kan hij zich voorstellen, dat meö er tegen is. Spr. verdedigt dan het optreden zijner fractiegenooten elders. Daar worden de nonnen niet verslechterd, dus daar staat het anders. Maar wat doet dit terzake bovendien? Spr. bestrijdt dan den heer Knuttel. Zijn in Duitschland, in plaatsen, waar j de communisten wat te zeggen hebben, de regelingen beter dan in Duitschland? I Maar hij vindt het klein, dat op verschil van opinie in een partij zoo nadruk wordt gelegd. Bij de S.D.AP. is ruimte voor verschil I van meening. bij het communisme? (Ge roep: dan gooien ze je er uit!) De heer BOSMAN betreurt ook, dat de rijksregeling slechter is, doch verder gaat hij niet. Verwerpen van regeeringssteun zou z.i. waanzin zijn. En het is voor hem zelfs de vraag, of de finantiën het nu wel zouden kunnen dragen. Een uniforme regeling over het geheele land heeft toch ook zijn voordeelen. Het voorstel der rechtsche fractieleiders begrijpt hij niet. Zij spreken vertrouwen uit in het college, doch waarom dan deze aandrang? Wil het college het voorstel aanvaarden, dan is het hem goed, anders zal hij tegenstemmen. Als dan het woord ls aan wethouder Romijn. wordt de zitting om ruim half zes geschorst tot 's avonds 8 uur. AVONDZITTING. Antwoord van B. en W. Wethouder ROMIJN komt eerst tot de verwijten betreffende de behandeling. Er zou te veel spoed zijn betracht na eerst te hebben gerust. De wisseling in het college is gedeeltelijk oorzaak. Wat gebeurd is voor spr. in het college kwam, is niet zijn zaak en weet hij niet. Hij heeft getracht zoo snel mogelijk tot een besluit te komen, zooals de omstandigheden dat vereisch- ten. Spr. had ook liever meer overleg ge zien, doch het ging niet, ook niet, waar gewacht moest worden op de vraag, hoe veel de regeering zou bijdragen, hetgeen pas 10 Dec. afkwam. Ook is aanmerking gemaakt op het be leid van B. en W. Zij zouden niet vol doende aandrang op de regeering hebben geoefend. Wel degelijk is die aandrang er geweest, vasthoudend aan de bestaande steunregeling. Behalve schriftelijk is ook mondeling bij de regeering getracht in vloed te oefenen, al heeft het dan niet gebaat. Het rechtsche voorstel wil hij niet be zien van den kant van den heer Bosman. Alle wenschen, daarin genoemd, zijn bij den minister te berde gebracht, doch tevergeefs. Gaarne wil spr. echter het nog eens probeeren, doch laat men dan nieuwe argumenten geven: spr. heeft ze gemist. Het college wil het voorstel echter aanvaarden. Om finantieele redenen zal men de rijksregeling hebben te aanvaarden, doch Naar het Engelsch van MORICE GERARD door Emma A. H. 3) Dank u, sir Evelyn. Uw vriendelijk heid zal niet vergeten worden, als geluk kiger dagen aanbreken. De jonge man haalde de schouders op en lachte luchthartig. Ik geloof in mijn toekomst, een geloof dat niet al mijn vrienden deelen. Is het mogelijk, zulk een schuil plaats te vinden? vroeg lord Milton weer. U kunt zeker daarvan zijn, ant woordde sir Evelyn kalm. Ik durf voor uw beider veiligheid instaan met mijn eigen hoofd. Let wel, dat ze weten, uit welke rich ting wij gekomen zijn; op dit landgoed zal verdenking rusten; Master Cromwell heeft geen groot vertrouwen in de gene genheid van sir Evelyn Lee, anders zou den wij niet hier zijn. Alle kreupelgewas en ieder open ruimte in het bosch zal doorzocht worden; elke lommerrijke plek zal door de verkenners doorstoken wor den; geen struikgewas zal dicht genoeg zijn, om ons lang te verbergen. Sir Evelyn boog nadrukkelijk. Ik zal alle risico op mij nemen; u kunt mij vertrouwen sire. De jonge man strekte de hand uit en op dat oogenblik vond Lucille hem volstrekt hiet leelijk meer. Ik vertrouw u, sprak hij. Ik geef mij geheel aan u over. Dank u sire, van ganscher harte. Dit is geen tijd voor plichtplegingen, zei lord Milton, bijna lomp en terwijl er een vluchtige trek van jalouzie op zijn gelaat verscheen. Ik zal voorgaan, antwoordde sir Eve- lyn dadelijk. Als u zoo goed wilt wezen mij te volgen, Sire. Lucille vroeg zich al -verwonderd af, wat haar vader toch wel kon bedoelen, Ze dacht, dat zij iedere plek in het park ken de en wist van geen schuilplaats; dus volgde zij nieuwsgierig. Sir Evelyn sloeg een smal pad in, dat zich tusschen de boomen door, steeds ver der afkronkelde van de Abbey. Lucille wist, dat dit leidde naar een ruïne waar zij ééns had willen spelen, maar gewaar schuwd werd, dit niet te doen, wegens het geheiligd karakter van en de geschiedenis verbonden aan die steenen. Ze bereikten een open ruimte; in het midden daarvan was de ruïne van de ka pel, die eens gebruikt was door den inwo- p.enden kapelaan van de familie; dit was in de dagen voor de Hervorming. Sinds dien had men het gebouw laten vervallpn. Enkele heesters waren zoo verwilderd op gegroeid dat ze zich omhoog hadden ge werkt tot in de ramen zonder ruiten. Het geheel was zeer stevig gebouwd en gestut, anders zou het nog meer geleden hebben door den tand des tijds. Gras groeide tusschen de steenen en op den vloer van het gebouw, waarop vooral in den winter de regen neerstroomde door de sparren van de daken en door de ra men zonder ruiten. Lucille had de plek altijd met een soort ontzag beschouwd; ze stelde zich voor dat er in den nacht zeker geesten rondwaar den zoodat zij ze zelfs overdag een heel eind uit den weg was gegaan. Enkelen van de oudste bedienden van de Abbey hadden op het kind het bijgeloof overge dragen. dat daar in de streek heerschte ten opzichte van de ruïne: de geesten, die zouden ronddwalen in de zijbeuken van nat eens de kapel was, en de nagalmen van den plechtigen dienst, die van daar. 's nachts, door de lucht voortgedragen werden. Geen man of vrouw zou zich na zons ondergang door het kreupelboschje naar de ruïne hebben gewaagd, met welk oog merk dan ook. Maar zelfs Lucille begreep, dat deze omstandigheden niet tellen zou den tegenover soldaten, die vluchtelingen vervolgden. Wat bedoelde haar vader?... De nieuwsgierigheid en verwachting van het kind waren op het uiterst gespannen. Zij begreep zeer goed, dat haar vader haar bijzijn geheel vergeten was en evenzeer, dat, als hij haar gezien had. hij haar dan zeker weggestuurd zou hebben; bij gevolg was zij steeds maar wat achter gebleven. Is dat de ruïne van een kapel, sir Evelyn? vroeg de jonge man. Ze schijnt nu geheel overgelaten te zijn aan vleer muizen en uilen. U heeft ons toch niet hier gebracht, naar ik hoop, om ons een gelijkenis te bieden van de fortuinswisse ling van ons Huis? Neen, sire, maar om u een niet- verdachte en veilige schuilplaats te ver schaffen. Om zich te overtuigen, dat niemand volgde, keerde sir Evelyn zich bij de laat ste woorden om. Toen merkte hij voor het eerst, dat Lucille meegekomen was. Strenger dan hij ooit tot haar gesproken had, vermaande hij nu: Je hadt niet moeten volgen, kind, ik dacht dat je naar huis teruggekeerd was. Lucille's gezichtje betrok en haar oogen schoten vol tranen De jonge man trad tusschenbeide en zei terwijl hij haar de hand op den schouder legde: Laat haar meegaan, sir Evelyn, zij zal ons niet verraden, daar ben lk van overtuigd. Hij lichtte de kin van het kind op en keek haar in de oogen; toen drukte hij haar een lichten kus op het voor hoofd. Je belooft toch om te zwijgen: Ja zeker, zeker 1 Dat wist ik ook wel. Je was mijn eerste vriendin. Ik zag je, toen het zon licht je mooi haar Kuste en ik meende daarin een gunstig voorteeken te zien. Deze woorden bleven Lucille In het ge heugen geprent, zóó. dat zij ze nooit meer vergeten zou. ofschoon ze toch luchtig genoeg gezegd werden. Sir Evelyn keek naar zijn dochtertje, vol trots en liefde. Het is een goed kind. zei hij, maar ze zal ook wel de ondeugden hebben van haar sexe. Toch, betuigde de jonge man, heb ik vrouwen gekend, die zwijgen konden en die het geheim van een ander konden bewaren, zóó goed. Ja misschien nog beter, dan ooit een man! Dat ls zoo en ik geloof, dat Lucille oud genoeg ls. om de kracht van een be lofte te begrijpen. Het is een eigenaardig kind; veel ouder dan haar jaren. De jonge man keek naar haar, mét doordringenden blik, of hij haar tot in de ziel wilde lezen. Het kind doorstond dien blik met vrijmoedig vertrouwen; er was iets in die oogen, iets anders, dan ze nog ooit gezien had; zoo groot, zoo bruin en zoo diep waren ze. In haar korte levens ervaring kon ze geen vergelijking vinder- om te verduidelijken, wat ze voelde; was zij daartoe wel in staat geweest, dan zou de gedachte bij haar zijn opgekomen aan een bron. zoo op het eerste gezicht schijnbaar met heel weinig water er in; maar als je er goed in keek, en je oogen raakten er aan gewoon, en wisten zich te richten, dan werd je gewaar, dat er een groote diepte in school. Deze jonge man ging het leven door, terwijl hij op verreweg de meesten den indruk maakte van zorgloosheid, een zucht om het zich zoo gemakkelijk en aangenaam mogelijk te maken; maar de weinigen die wat dieper keken, zagen, dat er groote vastheid van wil en sterkte van karakter school onder die schijn bare oppervlakkigheid, die misschien wel met opzet voorgewend werd. Dat geloof lk wel. sir Evelyn. Ik zou haar graag heel mijn leven op mijn zijde hebben. Ze waren nu allen in de ruïne van de kapel van de Lee's; Lucille weer bet laatst. Het licht van de avondzon viel door de open deur. Sir Evelyn ging ach terom, wat ééns een steenen altaar was geweest, nu met een groote barst er in, waarop verschillende mossen voortwoe kerden. Daar weer achter, aan den noord kant, was de draagzuil van het dak. daar boven was de overkapping van het koor, met precies zoo'n zuil aan den anderen kant. Zoo schijnbaar leunde sir Evelyn even tegen het melselwerk. Terwijl hij dit deed, begon het te wijken, waardoor een ruimte in de zuil vrij werd. groot genoeg om een man binnen te laten. Hij keerde zich om en zei: Dezen kant uit, sire! Toen verdween hij uit het gezicht. De jonge man volgde gezwind. Lord Milton onmiddellijk achter hem. Lucille ging niet mee, maar bleef in de kapel zelve staan, met de oogen wljd-open van verbazing. Een paar oogenbllkken later kwam de jonge man voor haar terug. Kom, zei hij, ik heb je gemist; ik verlang naar mijn „gunstig voorteeken", om mijn gevangenis lichter te maken. Het woord gevangenis deed het kind huiveren, daar zij een natuurlijke vrees voelde voor de donkere ruimte in den muur, waar zij doorheen moest. De jonge man nam haar bij den arm. Moed gevat! fluisterde hij. Ik verze ker je, dat er nog erger plaatsen zijn. dan deze: volg mij. (Wordt vervolgd.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9