BiOCiTiN
Uit den Leidschen Raad.
EEN LEVEN OM EEN LEVEN
72sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 December 1931
Derde Blad
No. 22013
Een jeugdig
uiterlijk
FEUILLETON.
X
De zitting gevuld met de werkloosheid-debatten.
X
Tenslotte is de rijkssteunregeling aanvaard.
o-
Voorzitter de burgemeester, mr. A. v. d.
Sande Bakhuyzen.
B. en W. stellen spoedeischend voor de
Stadszaal gratis af te staan aan „De Ver-
eenigde Zangers" en „Pc Aspera ad
Astra" voor een uitvoering ten bate van
het Crisiscomité.
AGENDA:
lo. Benoeming van een Hoofdinspecteur
bij het Bouw- en Woningtoezicht. (317)
De heer SIMONIS vraagt of met deze
benoeming niet is te wachten, gelet op de
kosten.
De VOORZITTER zegt, dat de raad be
sloot deze betrekking in te stellen, dus
moet deze vervuld worden of de raad moet
op 't genomen besluit terug willen komen.
Benoemd wordt de heer ir. J. Westra,
uit Leeuwarden.
2o. Benoeming van 5 leden der Com
missie. bedoeld in art. 2, le lid, sub 3o der
verordening, houdende Reglement voor
de Commissiën van Advies betreffende de
arbeids- en dienstvoorwaarden van het
personeel in dienst van de gemeente
Leiden, (vacatures: de H.H. F. Eikerbout,
J. Wilbrink, Y. Kuipers, Th. M. W. Ber
gers en R. van Eecke.
De aftredenden worden herkozen.
3o. Benoeming van 5 plaatsvervangende
leden dier Commissie (vacatures: de H.H.
Mr. C. Beekenkamp, J. A. van der Reij-
den, J. J. Vallentgoed, C. J. van Tol en J.
M. Vos.)
De aftredenden worden herkozen.
4o. Voorstel tot overplaatsing van:
a. Mej. C. van Weizen, onderwijzeres
aan de school Paul Krugerstraat B. naar
de school Maresingel A;
b. H. van Lienden, onderwijzer aan de
school Duivenbodestraat B, naar de
school aan de Aalmarkt;
c. F. A. Schilthuizen. onderwijzer aan
de school Paul Krugerstraat A, naar de
school aan de Driftstraat. (318)
Conform besloten.
5o. Voorstel tot wijziging van het
Raadsbesluit van 30 Mei 1927, in zake de
verhuring van het huis „Grocnoord" aan
den Haarlemmertrekvaartweg aan J. M.
Mante. (319)
Conform besloten.
6o. Voorstel om het beheer en de ex
ploitatie van het Zuidelijk speelterrein
nabij de Wilhelminabrug en van het
sportterrein aan den Zoeterwoudschen
singel, wederom op te dragen aan de afd.
Leiden van den Ned. Bond voor Lichame
lijke opvoedine. (320)
De heer MANDERS zegt, dat de verhuur
geheel is gelaten aan de B. v. L. O., zonder
beroep. Hij zou gaarne een 'clausule zien
opgenomen, waarbij beroep op B. en W.
mogelijk wordt.
De heer VERWEY meent, dat dit beroep
er al is.
Wethouder SPLINTER bevestigt dit
laatste, evenals de VOORZITTER, daar
B. en W. toezicht hebben op de uitvoering
der voorwaarden.
Conform wordt besloten.
Dan komt de kwestie der werkloosheids
regeling aan de orde.
(Reeds geplaatst in een deel
onzer vorige oplaag).
DE WERKLOOSHEID EN DE
RIJKSSTEUNREGELING.
7o. Voorstel in zake de aanvaarding
van de Rijkssteunregeling voor werkloo-
zen. (321)
De heer v. ES betuigt zijn spijt dat B.
en W. kort geleden den Raad hun voor
stel pas deden toekomen. Meer tijd was
z.i. ter bestudeering noodig geweest, ook
om wellicht nog pressie op den minister te
hebben kunnen oefenen. Ook het Crisis-
comité heeft geen voldoende tijd gehad
ter kennisneming. Spr. wil wel aannemen,
dat bij den minister reeds is aangedron
gen op wijzigingen, waaraan ten deele is
voldaan doch misschien zou de minister
voor aandrang uit den raad nog verder
zijn geweken.
Ontegenzeggelijk is de regeeringsrege-
ling op vele punten slechter voor de be
trokkenen spr. geeft voorbeelden daar
omtrent, vooral waar de loonen hier niet
hoog zijn. De enkele punten, die beter zijn,
vallen daartegen weg. Aan den anderen
kant valt niet te ontkennen, dat er voor
de gemeente redenen zijn, om toch met
den regeeringssteun mee te gaan, speciaal
gelet op de werkverschaffing.
Alles tezamen genomen, mag z.i. dus de
raad de regeeringsregeling niet weigeren,
gelet op de financieele toestanden. Ook
elders is zij reeds aanvaard. Leiden kan
geen uitzonderingspositie innemen. Zoo
komt er althans een uniforme regeling.
Spr. raadt de voorstellen der rechtsche
fractieleiders aan en duidt zijn standpunt
aan ten opzichte van de voorstellen-Van
Stralen.
De heer v. STRALEN zegt, langen tijd
hoop te hebben gekoesterd, dat B. en W.
niet zouden meegaan met de rijksregeling,
waar deze slechter is dan de bestaande
steunregeling hier Dit laatste alleen zou
z.i. al voldoende zijn geweest, gelet op de
toestanden bij de werkloozen, om niet mee
te gaan.
Spr. schetst in 't kort- den gang van za
ken. Tenslotte moest alles zoo vlug gaan,
dat de indruk van „overdonderen" werd
gewekt. De organisaties kregen zelfs geen
tijd ter raadpleging, zoodat feitelijk geen
advies Is uitgebracht van die zijde. De
wethouder heeft in tegenstelling met zijn
voorganger in dezen verkeerd gehandeld.
Later is wel gebleken, dat de arbeiders-
afgevaardigden waren tegen de rijksrege
ling-aanvaarding. Ook zijn fractie zal zich
met klem daartegen verzetten; le. om de
verslechtering; 2e. omdat de zelfstandig
heid der gemeente daardoor geheel ver
dwijnt.
Tegen het voorstel van B. en W. heeft
spr. direct dat bezwaar, dat het veel te
gunstig wordt voorgesteld. Spr. geeft cij
fers daaromtrent om dit aan te toonen.
Daarom oordeelt spr. de voorbeelden niet
zuiver gesteld Spr. stelt daartegenover
voorbeelden uit de praotijk, om aan te
toonen hoezeer volgens de regeeringssteun
regeling wordt achteruit gegaan, zelfs tot
bijkans 50 pCt. toe.. Tevens benut spr.
deze cijfers om te doen uitkomen, hoe
slecht het overigens toch al in vele ge
vallen voor de werkloozen staat.
De rijkssubsidie ad 50 pCt. geldt slechts
voor textiel- en metaalarbeiders en dit
doet spr. vragen of voor dit luttel bedrag
vele andere arbeiders ook maar moeten
vallen onder de slechtere regeling.
Z.i. is door B. en W. de bestaande rege
ling ook verkeerd geïnterpreteerd, zulks
ten nadeele der werkloozen. Spr. geeft
met cijfers zijn bedoeling in dezen aan.
Hij hoopt dat hierin althans verbetering
zal komen.
Vervallen van den 2en norm is z.i. nood
zakelijk. Elders bestaat die ook niet. Waar
om dan hier wel? Waarom volgen B. en
W. bijv. niet Den Haag. waar toch veel
gebeurt met sanctie der regeering? Van de
prestaties van het college in den gang van
zaken heeft SDr. geen hoogen dunk. Of
oordeelt de wethouder soms de uitkeerin-
gen te hoog en verheugt hij zich over de
kans op verlaging?
Nu moeten van rechts voorstellen komen
om het college nog te brengen tot ver
zet zoover dit kan. Natuurlijk zal zijn
fractie gaarne steunen al zag zij liever de
voorstellen gesteld als eisch voor aanvaar
ding der rijksregeling.
Mevr BRAGGAAR zal niet met het voor
stel van B. en W. meegaan, daar de ge
meente haar zelfstandigheid geheel ver
liest, waardoor te duur de rijkssteun wordt
verkregen. Voorts wijst ook zij op vele
verslechteringen die. al zijn ze dan vol
gens B. en W. „niet-noemenswaardig" h.l.
toch van grooten invloed zullen zijn, spr.
gaat op de gegeven voorbeelden nader in.
Bezwaarlijk is tevens de terugbrenging
van den leeftijd van 65 op 60 jaar, terwijl
beneden 21 jaar evenmin steun wordt ge
geven. Hoe moeten de jongelui dan leven?
En waarom alleen rijkssteun voor textlel-
en metaalindustrie alsof er daarbuiten
geen werkloozen zijn? En wat gebeurt er
met vrouwen die op eigen beenen staan?
Zij worden behoudens dispensatie, uitge
sloten en daarin schuilt groot gevaar, ook
met het oog op de zedelijkheid.
Met alle kracht zal spr. en haar fractie
zich verzetten tegen dat voorstel van B
en W.
De heer WIL MER zegt. dat ook de R.-K.
fractie betreurt dat vele werkloozen ach
teruitgaan bij aanvaarding der rijksrege
ling. en zij heeft deze regeling slechts
aanvaard onder inzicht, dat bij niet-aan-
vaarden grooter onheil dreigt, ook voor de
arbeiders zelf. Niet-aanvaarden beteekent
het eerste jaar een f. 60.000 en komen er
meer categonën onder de regeling nog
hooger.
De gemeentehuishouding dit bedrag te
onthouden, durft de R.-K. fractie niet op
haar verantwoordelijkheid te nemen. Zon
der dit bedrag zou nog minder geld be
stemd kunnen worden voor sociale doel
einden voor het uitvoeren van werken, als
demping van Levendaal etc., die z.i. moeten
geschieden.
De R.-K. fractie staat in dit standpunt
naast de S.D.A.P., die nergens waar zij
deelneemt aan het bestuur eener gemeen
te. de rijksregeling durfde weigeren. Spr.
wijst als recent voorbeeld naar Almelo. De
financieele toestand der gemeente dwingt.
Om echter het uiterste te probeeren. zijn
de voorstellen van rechts ingediend. Re
den tot wantrouwen in den wethouder
heeft spr. niet. in tegenstelling met den
heer v. Stralen. Hij hoopt, dat het col
lege de voorstellen zal aanvaarden, die
ook elders later neg aan de regeering zijn
gesteld.
De heer v. ECK wil iets zeggen over de
algemeene zijde Spr. laakt ten scherpste
de rijksregeering, die de gemeenten wil
gebruiken om de positie der arbeiders
naar beneden te drukken. Spr. wijst op
hetgeen in dit opzicht elders reeds door
het rijk werd gedaan. Daaraan zal zijn
fractie geen stap meedoen hier in Leiden,
los van wat elders door zijn fractiegenoo-
ten is gedaan of niet gedaan. De werkloo
zen en arbeiders mogen niet teruggaan.
Ontegenzeggelijk verkeerden B. en W. in
een moeilijk parket, doch er pleit z.i. zoo
veel tegen aanvaarden der rijksregeling,
al zal zijn fractie natuurlijk voor iedere
verbeteringspoging stemmen. Is er een
meer ongeschikter oogenblik voor verla
ging van den steun denkbaar dan juist
nu? Als de toestand nog nijpender wordt,
kan bovendien de gemeente niets meer
doen. zit zij aan handen en voeten gebon
den aan het rijk vast. Dat mag niet. En
bedenk, dat zelfs rekenplichtige lichamen
aan banden worden gelegd. En men kent
het inzicht der rijksregeering
Het is schaden van het belang der ge
meente zich aldus te laten ringelooren.
Ook met het oog op die vervloekte werk
verschaffing, die de arbeidslust doodt en
de meest weerzinwekkende methode is.
Leiden verkeert thans niet in de absolute
noodzakelijkheid, de regeling te moeten
aanvaarden. Er is nog een reserve!
Er kan op de toekomst gewezen worden,
dat is waar. doch dan zullen meer ge
meenten in last komen.
Zal men kiezen de zijde der regeering
of de zijde der burgers, die verdrukt wor
den, dat is de vraag.
Het geestelijke overvleugelt zelfs het
stoffelijke, want zoo wordt de goede geest
geheel bedorven.
Wat het zwaarste is, moet het zwaarste
wegen en daarom mag Leiden z.i. niet voor
de regeering bukken.
De heer WILBRINK meent, in tegenstel
ling met den heer v. Stralen, dat ook de
vakorganisaties bij dit voorstel van B. en
W. wel zijn gekend. Spr. wijst dan op het
Crisis-comité. Is dit- zich haar verantwoor
delijkheid bewust, dan zal juist dit comité
veel kunnen doen om de verslechteringen
tegen te gaan. De heer v. Eek erkent ge
vaar voor de toekomst; laat hij dan prac-
tisch zijn en in het belang der arbeiders
zelf meegaan, om straks nog erger af te
wenden! De heer v. Eek schuift alle ver
antwoordelijkheid voor gedragingen van
partijgenooten elders eenvoudig van zich
af, doch daarmede is hij er niet! De S. D.
A. P. daar denkt om de toekomst en dat
juist weigert hij hier. Zonder solied be
stuur zal er ook niet meer te leenen zijn.,
gelijk nog zoo pas! En hoe zuilen dan wer
ken van beteekenis kunnen worden uitge
voerd?
Uitvoering in werkverschaffing is boven
dien niet noodzakelijk. Met het oog op de
verantwoordelijkheid voor nu en later, ook
voor de werkloozen. is z.i. meegaan met
B. en W. noodwendig. Maar men kan bij
de regeering toch aandringen op zooveel
mogelijk verbetering en hij vertrouwt, dat
B. en W. krachtig dit zullen steunen. Re
denen voor wantrouwen in den wethouder
zijn er z.i. vooralsnog niet. Daarom be
veelt hij de mede door hem onderteekende
voorstellen warm aan.
De heer KNUTTEL zegt, dat de heer Van
Stralen en mevrouw Braggaar voldoende
deden uitkomen, hoezeer de voorbeelden
van B. en W. eenzijdig zijn gekozen. En er
is zoo snel gehandeld, dat het lijkt, of men
den raad geen tijd heeft willen laten voor
onderzoek. De raad heeft ook geen gele
genheid gekregen om de pogingen tot wij
zigingen bij den minister te steunen. Het
uitschakelen der vrouw is wel een bijzon
der reactionaire maatregel en alleen reeds
een motief tot weigering der regeerings
regeling.
Een schijnbeweging noemt spr. de voor
stellen van rechts. Zegt de minister neen.
dan is het afgeloopen Alleen is er deze
lichtzijde, dat blijkbaar rechts gevoeld
wordt dat er iets broeit onder de arbei
ders, ook van rechts. Maar aanvaardt men
eerst de rijksregeling, is dan nog te hopen
on een over 't hart strijken door den mi
nister, gelet op de bezuinigingswoede
Groote woorden oordeelt spr. de rede
van den heer v. Eek Nu nog verzet deze
zich. omdat het kan. Hoe echter, als het
straks niet meer kan'
De heer v ECK: ook dan.
De heer KNUTTEL: dan valt u me mee
en maakt u vorderingen. Terecht is echter
tegen de S. D. A. P aangevoerd, dat elders
de S. D. A. P. wel meeging. Is deze partij
dan niet een landelijke, zelfs een interna
tionaal geheel maar losstaande clubjes?
Als de heer v. Eek deze houding betreurt,
laat hii dit, dan doe" blijken en In zijn
partij daartegen strijden.
De heer v. ECK: weet u, wat ik doe in
mijn partij?
De heer KNUTTEL: Elke oppositie in uw
partij volgen wij zorgvuldig en wij hebben
niets van een optreden uwerzijds ge
merkt. De heer v. Eek meent het wel
goed, doch wat hebben wij daaraan? Een
partij is niet wat een enkeling doet. doch
de meerderheid. De heer v. Eek is meer
een gevoelsmensch dan een politicus.
De heer v. STRALEN: bestrijdt u de
voorstellen van B. en W.?
De heer KNUTTEL: uw gedachtengang
is juist, waar u alleen de belangen der
groepen behartigt, waarvoor u zit. Mijn
taak is uitgebreider en op het gansche
proletariaat gericht om dit op te wekken
tot agitatie, geen schljn-agitatie zooals
volgens de S. D. A. P. geschiedt.
Aanvaarden der rijksregeling beteekent,
behalve het reeds opgemerkte, ook nog
vermindering der pressie-mogelijkheid op
het gemeentebestuur. Er wordt weer eens
een muurtje tegen iedere actie der werk
loozen gezet, waaraenter men zich ver
schuilen kan. De werkloozen moeten al die
muurtjes echter omverwerpen en zijn
voorstellen zijn een eerste aanloop daar
toe. Nader verdedigt hij deze. Zoo alleen
brengt men de menschen in beweging. Zijn
voorstellen alleen geven voldoende leuze.
De heer SCHiiLLER: de menschen heb
ben geen leuze noodig. maar dekking.
De heer KNUTTEL: komen ze aan die
dekking door den raad? Neen. alleen als ze
zelf in beweging zijn gekomen.
De heer WILMER: wanneer?
De heer KNUTTEL' dat komt wel. Voor
al in verband met het Crisis-comité laakt
spr. de regeling. Het is het oude bekende
geven en nemen. Het Crisis-comité wordt
overal door de arbeiders scherp veroor
deeld en de S. D. A. P. beleeft weinig
plelzler van zitting- nemen daarin. De
heer v. Eek waarschuwde weer tegen wan
hoop. dus tegen het communisme!
Spr. zal tegen de rechtsche voorstellen
stemmen, niet omdat hii de strekking niet
goed oordeelt, doch omdat de gemeente
daardoor haar recht uit handen geeft en
omdat het proletariaat wakker moet wor
den geschud.
De heer ELKERBOUT vraagt, waarom B.
en W. zich niet met de vakcentrales in
verbinding hebben gesteld, opdat tegen de
krenterige houding der regeering ge-
meenschaDpelijk front had kunnen worden
gemaakt. Is door het college wel aandrang
genoeg uitgeoefend? Van andere gemeen
ten is dat wel gebeurd, en met succes. Eén
gemeente heeft zelfs f. 13.50 als norm be
houden! Maar spr. vreest, dat Leiden te
laat ls geweest: bespoediging ware verre
weg te verkiezen geweest en was zl. mo
gelijk.
Ook spr. oordeelt de voorbeelden van B.
en W. eenzijdig en de uitdrukking „niet-
noemenswaardig slechter" komt z.i. uit de
kringen, die het minst weten van de el
lende onder de werkloozen.
Spr. wil geen wantrouwen uitspreken
tecpn fi»n wethouder doch als ie maar oo
de achterste beenen gaat staan, is meestal
toch nog wel iets te bereiken bij de re
geering.
RECLAME.
Js een *an de beste middelen
om Uw persoonlijkheid te doen
gelden. Het elixer, dat de ver
nieuwing en verfraaiing tot
rtand brengt ls het Lecithin,
dat rich In de zenuwcellen be
vindt. Prof. Habermann 1b er
in geslaagd een Lecithin te
verkrijgen, dat werkelijk den
naam van zenuwvoedsel ver
dient. Het fs wereldbekend
geworden onder don naam
Het geeft U een heerlijk gevoel van kracht, stalen'
zenuwen en een bloeiend, jeugdig uiterlijk. BU
Apothekers en Drogisten fi. ƒ1.30 en 2.50,
4983
Z.i. moet thans nog geprobeerd worden,
wat kan. Laat men vandaag niet beslissen,
doch den minister vragen, in hoeverre hij
nog wil wijzigen. Later kan men altijd
zich nog schikken naar de rijksregeling.
De heer KNUTTEL: Aha!
De heer ELKERBOUT: ja natuurlijk, wij
zullen het geld niet kunnen missen.
De heer VERWEY citeert de te geven
verklaring aan den minister om te doen
uitkomen, hoe ver we gaan in de richting
van opgeven der gemeentelijke autonomie.
De wethouders worden een soort regee-
ringsambtenaren.. Alleen daarom al kan
hij zich voorstellen, dat meö er tegen is.
Spr. verdedigt dan het optreden zijner
fractiegenooten elders. Daar worden de
nonnen niet verslechterd, dus daar staat
het anders. Maar wat doet dit terzake
bovendien?
Spr. bestrijdt dan den heer Knuttel.
Zijn in Duitschland, in plaatsen, waar
j de communisten wat te zeggen hebben, de
regelingen beter dan in Duitschland?
I Maar hij vindt het klein, dat op verschil
van opinie in een partij zoo nadruk wordt
gelegd.
Bij de S.D.AP. is ruimte voor verschil
I van meening. bij het communisme? (Ge
roep: dan gooien ze je er uit!)
De heer BOSMAN betreurt ook, dat de
rijksregeling slechter is, doch verder gaat
hij niet. Verwerpen van regeeringssteun
zou z.i. waanzin zijn. En het is voor hem
zelfs de vraag, of de finantiën het nu wel
zouden kunnen dragen.
Een uniforme regeling over het geheele
land heeft toch ook zijn voordeelen.
Het voorstel der rechtsche fractieleiders
begrijpt hij niet. Zij spreken vertrouwen
uit in het college, doch waarom dan deze
aandrang? Wil het college het voorstel
aanvaarden, dan is het hem goed, anders
zal hij tegenstemmen.
Als dan het woord ls aan wethouder
Romijn. wordt de zitting om ruim half
zes geschorst tot 's avonds 8 uur.
AVONDZITTING.
Antwoord van B. en W.
Wethouder ROMIJN komt eerst tot de
verwijten betreffende de behandeling. Er
zou te veel spoed zijn betracht na eerst te
hebben gerust. De wisseling in het college
is gedeeltelijk oorzaak. Wat gebeurd is
voor spr. in het college kwam, is niet zijn
zaak en weet hij niet. Hij heeft getracht
zoo snel mogelijk tot een besluit te komen,
zooals de omstandigheden dat vereisch-
ten. Spr. had ook liever meer overleg ge
zien, doch het ging niet, ook niet, waar
gewacht moest worden op de vraag, hoe
veel de regeering zou bijdragen, hetgeen
pas 10 Dec. afkwam.
Ook is aanmerking gemaakt op het be
leid van B. en W. Zij zouden niet vol
doende aandrang op de regeering hebben
geoefend. Wel degelijk is die aandrang er
geweest, vasthoudend aan de bestaande
steunregeling. Behalve schriftelijk is ook
mondeling bij de regeering getracht in
vloed te oefenen, al heeft het dan niet
gebaat.
Het rechtsche voorstel wil hij niet be
zien van den kant van den heer Bosman.
Alle wenschen, daarin genoemd, zijn bij
den minister te berde gebracht, doch
tevergeefs. Gaarne wil spr. echter het nog
eens probeeren, doch laat men dan
nieuwe argumenten geven: spr. heeft ze
gemist. Het college wil het voorstel echter
aanvaarden.
Om finantieele redenen zal men de
rijksregeling hebben te aanvaarden, doch
Naar het Engelsch van MORICE GERARD
door Emma A. H.
3)
Dank u, sir Evelyn. Uw vriendelijk
heid zal niet vergeten worden, als geluk
kiger dagen aanbreken.
De jonge man haalde de schouders op
en lachte luchthartig.
Ik geloof in mijn toekomst, een geloof
dat niet al mijn vrienden deelen.
Is het mogelijk, zulk een schuil
plaats te vinden? vroeg lord Milton weer.
U kunt zeker daarvan zijn, ant
woordde sir Evelyn kalm. Ik durf voor uw
beider veiligheid instaan met mijn eigen
hoofd.
Let wel, dat ze weten, uit welke rich
ting wij gekomen zijn; op dit landgoed zal
verdenking rusten; Master Cromwell
heeft geen groot vertrouwen in de gene
genheid van sir Evelyn Lee, anders zou
den wij niet hier zijn. Alle kreupelgewas
en ieder open ruimte in het bosch zal
doorzocht worden; elke lommerrijke plek
zal door de verkenners doorstoken wor
den; geen struikgewas zal dicht genoeg
zijn, om ons lang te verbergen.
Sir Evelyn boog nadrukkelijk.
Ik zal alle risico op mij nemen; u
kunt mij vertrouwen sire.
De jonge man strekte de hand uit en op
dat oogenblik vond Lucille hem volstrekt
hiet leelijk meer.
Ik vertrouw u, sprak hij. Ik geef mij
geheel aan u over.
Dank u sire, van ganscher harte.
Dit is geen tijd voor plichtplegingen,
zei lord Milton, bijna lomp en terwijl er
een vluchtige trek van jalouzie op zijn
gelaat verscheen.
Ik zal voorgaan, antwoordde sir Eve-
lyn dadelijk. Als u zoo goed wilt wezen
mij te volgen, Sire.
Lucille vroeg zich al -verwonderd af, wat
haar vader toch wel kon bedoelen, Ze
dacht, dat zij iedere plek in het park ken
de en wist van geen schuilplaats; dus
volgde zij nieuwsgierig.
Sir Evelyn sloeg een smal pad in, dat
zich tusschen de boomen door, steeds ver
der afkronkelde van de Abbey. Lucille
wist, dat dit leidde naar een ruïne waar
zij ééns had willen spelen, maar gewaar
schuwd werd, dit niet te doen, wegens het
geheiligd karakter van en de geschiedenis
verbonden aan die steenen.
Ze bereikten een open ruimte; in het
midden daarvan was de ruïne van de ka
pel, die eens gebruikt was door den inwo-
p.enden kapelaan van de familie; dit was
in de dagen voor de Hervorming. Sinds
dien had men het gebouw laten vervallpn.
Enkele heesters waren zoo verwilderd op
gegroeid dat ze zich omhoog hadden ge
werkt tot in de ramen zonder ruiten.
Het geheel was zeer stevig gebouwd en
gestut, anders zou het nog meer geleden
hebben door den tand des tijds. Gras
groeide tusschen de steenen en op den
vloer van het gebouw, waarop vooral in
den winter de regen neerstroomde door
de sparren van de daken en door de ra
men zonder ruiten.
Lucille had de plek altijd met een soort
ontzag beschouwd; ze stelde zich voor dat
er in den nacht zeker geesten rondwaar
den zoodat zij ze zelfs overdag een heel
eind uit den weg was gegaan. Enkelen
van de oudste bedienden van de Abbey
hadden op het kind het bijgeloof overge
dragen. dat daar in de streek heerschte
ten opzichte van de ruïne: de geesten, die
zouden ronddwalen in de zijbeuken van
nat eens de kapel was, en de nagalmen
van den plechtigen dienst, die van daar.
's nachts, door de lucht voortgedragen
werden.
Geen man of vrouw zou zich na zons
ondergang door het kreupelboschje naar
de ruïne hebben gewaagd, met welk oog
merk dan ook. Maar zelfs Lucille begreep,
dat deze omstandigheden niet tellen zou
den tegenover soldaten, die vluchtelingen
vervolgden. Wat bedoelde haar vader?...
De nieuwsgierigheid en verwachting van
het kind waren op het uiterst gespannen.
Zij begreep zeer goed, dat haar vader haar
bijzijn geheel vergeten was en evenzeer,
dat, als hij haar gezien had. hij haar dan
zeker weggestuurd zou hebben; bij gevolg
was zij steeds maar wat achter gebleven.
Is dat de ruïne van een kapel, sir
Evelyn? vroeg de jonge man. Ze schijnt
nu geheel overgelaten te zijn aan vleer
muizen en uilen. U heeft ons toch niet
hier gebracht, naar ik hoop, om ons een
gelijkenis te bieden van de fortuinswisse
ling van ons Huis?
Neen, sire, maar om u een niet-
verdachte en veilige schuilplaats te ver
schaffen.
Om zich te overtuigen, dat niemand
volgde, keerde sir Evelyn zich bij de laat
ste woorden om. Toen merkte hij voor het
eerst, dat Lucille meegekomen was.
Strenger dan hij ooit tot haar gesproken
had, vermaande hij nu:
Je hadt niet moeten volgen, kind, ik
dacht dat je naar huis teruggekeerd was.
Lucille's gezichtje betrok en haar oogen
schoten vol tranen De jonge man trad
tusschenbeide en zei terwijl hij haar de
hand op den schouder legde:
Laat haar meegaan, sir Evelyn, zij
zal ons niet verraden, daar ben lk van
overtuigd. Hij lichtte de kin van het kind
op en keek haar in de oogen; toen drukte
hij haar een lichten kus op het voor
hoofd.
Je belooft toch om te zwijgen:
Ja zeker, zeker 1
Dat wist ik ook wel. Je was mijn
eerste vriendin. Ik zag je, toen het zon
licht je mooi haar Kuste en ik meende
daarin een gunstig voorteeken te zien.
Deze woorden bleven Lucille In het ge
heugen geprent, zóó. dat zij ze nooit meer
vergeten zou. ofschoon ze toch luchtig
genoeg gezegd werden.
Sir Evelyn keek naar zijn dochtertje,
vol trots en liefde.
Het is een goed kind. zei hij, maar
ze zal ook wel de ondeugden hebben van
haar sexe.
Toch, betuigde de jonge man, heb ik
vrouwen gekend, die zwijgen konden en
die het geheim van een ander konden
bewaren, zóó goed. Ja misschien nog
beter, dan ooit een man!
Dat ls zoo en ik geloof, dat Lucille
oud genoeg ls. om de kracht van een be
lofte te begrijpen. Het is een eigenaardig
kind; veel ouder dan haar jaren.
De jonge man keek naar haar, mét
doordringenden blik, of hij haar tot in de
ziel wilde lezen. Het kind doorstond dien
blik met vrijmoedig vertrouwen; er was
iets in die oogen, iets anders, dan ze nog
ooit gezien had; zoo groot, zoo bruin en
zoo diep waren ze. In haar korte levens
ervaring kon ze geen vergelijking vinder-
om te verduidelijken, wat ze voelde; was
zij daartoe wel in staat geweest, dan zou
de gedachte bij haar zijn opgekomen aan
een bron. zoo op het eerste gezicht
schijnbaar met heel weinig water er in;
maar als je er goed in keek, en je oogen
raakten er aan gewoon, en wisten zich te
richten, dan werd je gewaar, dat er een
groote diepte in school.
Deze jonge man ging het leven door,
terwijl hij op verreweg de meesten den
indruk maakte van zorgloosheid, een
zucht om het zich zoo gemakkelijk en
aangenaam mogelijk te maken; maar de
weinigen die wat dieper keken, zagen,
dat er groote vastheid van wil en sterkte
van karakter school onder die schijn
bare oppervlakkigheid, die misschien wel
met opzet voorgewend werd.
Dat geloof lk wel. sir Evelyn. Ik zou
haar graag heel mijn leven op mijn zijde
hebben.
Ze waren nu allen in de ruïne van de
kapel van de Lee's; Lucille weer bet
laatst. Het licht van de avondzon viel
door de open deur. Sir Evelyn ging ach
terom, wat ééns een steenen altaar was
geweest, nu met een groote barst er in,
waarop verschillende mossen voortwoe
kerden. Daar weer achter, aan den noord
kant, was de draagzuil van het dak. daar
boven was de overkapping van het koor,
met precies zoo'n zuil aan den anderen
kant. Zoo schijnbaar leunde sir Evelyn
even tegen het melselwerk. Terwijl hij dit
deed, begon het te wijken, waardoor een
ruimte in de zuil vrij werd. groot genoeg
om een man binnen te laten.
Hij keerde zich om en zei:
Dezen kant uit, sire! Toen verdween
hij uit het gezicht.
De jonge man volgde gezwind. Lord
Milton onmiddellijk achter hem. Lucille
ging niet mee, maar bleef in de kapel
zelve staan, met de oogen wljd-open van
verbazing.
Een paar oogenbllkken later kwam de
jonge man voor haar terug.
Kom, zei hij, ik heb je gemist; ik
verlang naar mijn „gunstig voorteeken",
om mijn gevangenis lichter te maken.
Het woord gevangenis deed het kind
huiveren, daar zij een natuurlijke vrees
voelde voor de donkere ruimte in den
muur, waar zij doorheen moest.
De jonge man nam haar bij den arm.
Moed gevat! fluisterde hij. Ik verze
ker je, dat er nog erger plaatsen zijn. dan
deze: volg mij.
(Wordt vervolgd.).