De meening van burgemeesterVan Iersel EEN LEVEN OM EEN LEVEN 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 December 1931 Derde Blad No. 22011 NI.VA TANDPAS.TA FEUILLETON. Het sober beheerde Noordwijkerhout. Gunstige finantiën Sombere verwachtingen. De heer A. A. C. M. van Iersel, burgemeester der gemeente Noordwijkerhout, op zijn werkkamer in het Raadhuis. Nog steeds zwerven wij rond in de bol lenstreek, die wij nu wel heel goed lee- ren kennen! 't Gaat door Voorhout, waar Burgemeester Bulten ons nog kort gele den een onderhoud toestond, dan wat verder op, links af, naar Noordwijker hout. Ook hier een gemoedelijke, rustige plaats: de bewoners hebben er mooie ja ren achter den rug, maar zijn nu toch helaas meerendeel somber gestemd. Hoe kan 't anders. Bollenschuren, bollenschu ren, waar wij rijden: er is zeker veel ver diend! maar ook veel geld gestoken in uitbreiding der zaken! Wie had in den goeden tijd deze geweldige inzinking kunnen verwachten! Intusschen, al zijn de tijden zwaar, het neemt niet weg, dat Noordwijkerhout zich nog verzorgd, welvarend en vriendelijk aankondigt. De Noordwijkerhouters zelve blijken ook vriendelijk te zijn: men wenscht er elkaar nog een hartelijk gestemd „Goeden mor gen", wat voor een stadsmensch tegen woordig waarlijk een sensatie is De schilderachtige oude Ned. Hervormde Pastorie trekt reeds van héél ver de aan dacht, dan volgt „het Rechthuis" een dierbaar plekje, waar voor velen studen- tikooze of fleurige „bollendagen" herin neringen verborgen liggen en dande nieuwste attractie dezer gemeente: het aardige, wat middeleeuwsch aandoende, doch in deze omgeving zoo Juist passende Raadhuis van architect Kropholler, dat heel wat pennen in beroering heeft ge bracht. Naast veel lof, zelfs in bui- tenlandsche bladen, ook critiek Burgemeester van Iersel blijkt natuur lijk enthousiast gestemd over zijn Ge meentehuis: onmiddellijk komen tal van foto's en tijdschriften uit de la van zijn bureau: hij wijst ons op de mooie beel den, die bij de entrée staan: zij stellen de bollenhandel en de bollenteelt symbo lisch voor, geflankeerd door twee in drukwekkende leeuwen. Hij voert ons naar de Raadzaal: wij spreken eerst een tijd lang druk over dit gebouw, dat de trots van de gemeente uitmaakt.... Dan, van het een op het ander over springend komt het gesprek op den te- genwoordigen toestand in de bollenstreek, die zulk een schril contrast vormt, met de afgeloopen glorierijke jaren Och, Noordwijkerhout behoort tot de plaatsen in deze omgeving, waar niet zóó danig van den goeden tijd geprofiteerd kon worden, als elders. Immers: de groote eigenaren wonen over het algemeen hier niet, maar toch had de bevolking een mooie boterham, zelfs in vele gevallen vaak meer dan dat. Nu ziet het er plotse ling heel anders uit" en de Burgemeester ziet de toekomst dan ook zeer zorgvol in. Het is alweer het oude liedje! We zou den het al heel vreemd gevonden hebben als hier een burgemeester optimistisch gestemd had kunnen zijn „Het belastbaar inkomen zal helaas wel 50% lager uitvallen, zegt de heer van Iersel ons, dus 25% meer dan de schat ting van het RijkOp de nieuwe be grooting zullen de opcenten op de ge meentefondsbelasting van 40 op 70 ge bracht moeten worden, naar mijn mee ning eigenlijk wel op 80. 't Is ellendig, tot zoo iets genoodzaakt te zijn, temeer omdat wij hier altijd zoo uiterst zuinig huisgehouden hebben. Ik kan gerust zeggen: wij zijn hier een van de soberst, zoo niet dè soberst beheerde gemeenten uit de om gevingWij hebben onze begrooting sluitend weten te maken, ofschoon de in komsten belangrijk lager geraamd zijn. 't Was niet mogelijk, veel te bezuinigen, al is 't hier en daar bij een enkele post met groote moeite kunnen gebeuren.... Wat zien wij echter nu? Juist de ge meenten, die een buitengewoon voorzich tig beleid hebben gevoerd, werden de dupe van verschillende regeeringsmaatregelen. Eerst iets over het wetsontwerp tot tijdelijke korting op de uit- keeringen, bedoeld in artikel 3 der wet op de financieele verhouding tus- schen Rijk en gemeenten. Het is wel zeer te betreuren, dat de S.D.A.P. van deze aangelegenheid een politieke zaak heeft gemaakt, want hierbij staan andere dan politieke belangen op het spel. Er wordt n.l. getornd aan de grondslagen van het Nederlandsche staatsrecht en dat voor een luttele 3%. Dit wetsontwerp wordt ingediend door denzelfden minister, die ook de wet op de financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten heeft geredigeerd, bij welke aan alle zuinige ge meenten een kaakslag werd gegeven." „Mogen wij over uw standpunt in deze nog iets meer vernemen?" „Zeker: het gevolg van art. 6 dier wet is. dat alle gemeenten, die er een royale huishouding op na hielden gedurende 5 jaar de garantie geldt tot 1 Mei 1936 een veel hoogere uitkeering per inwo ner uit het gemeentefonds krijgen, dan die, waar men er meer economische in zichten op na hield, zooals hier. Dat ver schil bedraagt niet maar enkele centen! O neen, over 't algemeen ontvangen krachtens bovenvermelde garantiebepaling de gemeenten in de omgeving f. 5 a f. 6 per inwoner meer dan Noordwijkerhout. Dat wil wat zeggen: immers, op een be volking van pl.m. 6500 zielen zooals Noordwijkerhout heeft beteekent dit f. 32.500 per jaar. Wat zouden daar in den tegenwoordigen tijd veel werkloozen mee geholpen kunnen worden. Wat zouden wij een armoede kunnen lenigen! Zoo als u weet ontvangen de gemeenten, die niet onder de garantiebepaling vallen, uit keering uit het gemeentefonds naar een bepaalde wiskundige formule. Ik wil over de détails daarvan thans niet uitwijden. Uw blad beoogt niet een cursus te geven in Staats- en gemeenterecht, nietwaar? maar wél wil ik verklaren, dat deze for mule onbetwistbaar in het nadeel der plattelandsgemeenten is. Het is daarom, dat ik mij destijds èn in de pers èn in vergaderingen in zeer afkeurenden zin over het wetsontwerp der financieele ver houding heb uitgelaten. Maar in de ver gaderingen stond ik als een eenzame in de woestijn! De overgroote meerderheid der afgevaardigden van gemeentebesturen dacht: wat hindert het, al krijgen de royale gemeenten een hooge garantie, wat schaadt het, al worden de stedelijke ge meente bevoordeeld, onze financieele po sitie wordt in elk geval sterker door deze nieuwe wet! En die kortzichtigen verga ten, dat wat de ééne gemeente naar bil lijkheid teveel ontvangt, door de gemeen tenaren der andere gemeenten mede moet worden opgebracht. Er is een mijner door u geïnterviewde collega's, die zegt het wetsontwerp tot tijdelijke korting op de uitkeeringen, be doeld in art. 3 der wet op de financieele verhouding zeer toe te juichen er daar bij op wijzende, dat men hier te lande het Engelsche voorbeeld dient te volgen." Maar toen de Engelsche regeering de verlaging der rijkssalarissen in voerde, heeft zij niet den moed gehad om een al- gemeene verlaging der gemeentelijke be zoldigingen voor te schrijven. Zij gaf zich rekenschap van de groote verscheiden heid, welke tusschen de gemeenten on derling bestaat en van de onmogelijkheid om van een centraal punt uit, over de regelingen der bezoldigingen in de ge meenten te oordeelen. Zij heeft er zich slechts toe bepaald een circulaire te ver zenden, waarin de gemeenten worden op gewekt om het voorbeeld van de regee ring te volgen. Dus, vervolgde Burgemeester v. Iersel, verschillende plattelandsgemeenten ver- keeren in een financieel ongunstige posi tie, niet door eigen tekortkomingen, doch door de eischen „door de wet" aan de gemeenten opgelegd. Ik denk hier speciaal aan de L. O. wet, die soms moordend kan werken op de financiën, ja, die soms tot uitgaven dwingt, welke allerminst te bil lijken zijn. De structuur der wet is n.l. zoodanig, dat in sommige gevallen de schoolbesturen luxe uitgaven kunnen doen ten koste der gemeentelijke kas, zonder dat het gemeentebestuur er een woord in te zeggen heeft. Laat de Regeering ter zake de hand eens aan den ploeg slaan en daaruit met vaste hand alles verwijderen, wat niet strikt noodzakelijk is. Zij zal dan meer doen tot saneering der geld middelen van het platteland, dan door met het domme potlood te werken, zoo als thans wordt voorgesteld." Wü waren den heer van Iersel dank baar voor het mededeelen van zijn op vatting en vroegen hem vervolgens naar zijn meening omtrent een eventueele salarisverlaging. „Laat ik beginnen, aldus de heer van Iersel, dat de salarissen in mijn gemeente reeds aan den Ikgfll kant zijn. Er is daarover dan ook nog niet gespro ken. Overigens kant ik mij niet tegen elke salarisverlaging. Ik begrijp volkomen het standpunt van hen, die haar in den tegenwoordigen tijd gemotiveerd achten en ik geloof zelfs, dat een meer drasti sche salarisverlaging als thans door de Regeering wordt voorgesteld daar waar dit noodig is. in een vrij nabije toe komst allerminst uitgesloten zal zijn. Maar ik meen, dat het nemen van soort gelijke beslissingen aan het gezond in zicht der Gemeentebesturen moet worden overgelaten en dat de Regeering niet met een „scheerwetje" moet komen, om op die wijze pressie op de Gemeenten uit te oefenen. Laat zij zich niet méér met de zaken der Gemeentebesturen bemoeien, dan absoluut noodzakelijk is. Heusch, dan wordt het er niet steeds beter op! Ik geef u de verzekering, dat bijv. de L.O.- wet heel wat minder kosten zou hebben meegebracht, indien det wetgever zich had bepaald tot het aangeven der alge- meene lijnen en de uitwerking had over gelaten aan het inzicht der plaatselijke besturen. Ik weet zeer goed, dat er vele en met name groote gemeenten zijn, die te royaal huishouden. Maar ons staatsrecht kent werkelijk wel middelen, om deze tot de orde te roepen. Er is het toezicht van Ged. Staten, er is het recht van de Kroon om de raadsbesluiten te vernietigen, die in strijd zijn met het algemeen belang. Doch laat men nu niet beweren wij herinneren in dit verband aan een onzer vorige interviews. Red. dat het toe zicht van Ged. Staten een sinecure is. Maar deze staan soms machteloos, omdat of de wet hun handen bindt, of omdat in hooger beroep bij de Kroon de gemeen ten tóch gelijk krijgen. Dan heeft de Regeering ten opzichte der Gemeenten, die verkwistend zijn, ten overvloede nog een ander wapen. Niemand zal het haar kwalijk nemen, dat zij dit hanteert. Zij kan bij credietver- leening voorwaarden en wel scherpe voor waarden stellen. Als de Regeering dan maar voet bij stuk houdt en er desnoods het crediet der recalcitrante gemeenten aan waagt! Dit is misschien wel erg voor de obligatiehouders van de betrokken ge meenten. Maar zijn deze dan zooveel be ter dan de grondeigenaars, dan de obli gatiehouders van buitenlandsche fondsen, dan de aandeelhouders van industrieele ondernemingen, die vaak in dezen tijd hun bezit zien gevierendeeld? De ge meentelijke obligatiehouders behoeven m. i. niet gespaard te worden...." In het vuur van ons gesprek waren wij eenigszins van ons oorspronkelijk punt „de toestand in de gemeente Noordwijkerhout" afgedwaald, maar wij achtten een en an der toch zeker interessant genoeg, om het te noteeren. Zoo kwamen wij weer op het begin van ons onderhoud terug en het deed ons op recht genoegen te hooren, dat de finan cieele pos.tie dezer gemeente gunstig is, zóó gunstig zelfs dat zij aan een in moei lijkheden verkeerende gemeente f. 30.000 kon leenen. Over ruim voldoende kasmid delen wordt beschikt. Zeer zeker is dit mooie resultaat te dan ken aan het juiste inzicht en de groote voorzichtigheid waarmede burgemeester Van Iersel en zijn Raad in de afgeloopen jaren geregeerd hebbenJuist voordat president Hoover met zijn eerste plannen kwam, was nog een leening van f. 175.006 tegen 4% afgeslotenNaar men weet, weet, zou hiervoor nu reeds een belang rijk hoogere rente betaald moeten worden. „U weet, vervolgde de heer Van Iersel: er zijn en er worden in deze streek nog steeds ontzaglijke verliezen geleden. De preciatie der vreemde valuta! Maar voor al is daarbij het misgewas in de tulpen een leelijke factor geweest! Ik zie dan ook de toekomst zeer somber in! Voorloopig is echter voor de werkeloo- zen gezorgd: er zijn er hier heel wat! Hun aantal is zoo ongeveer verdubbeld: het bedraagt nu 160, waarvan 59 onge huwd. tegen andere jaren 80 Wij hebben een 20-tal tewerkgesteld te Lisse (zij ontvangen voor diepdelven, wat een zeer zwaar werk is, f.4 per Rijnland- sche roe) en een 10-tal te Noordwijk.... (deze verdienen daar f.20 per week, waar van f. 12.50 betaald wordt door den werk gever. plus de sociale verzekering en f.7.50 van de gemeente). Allereerst komen de kostwinners der groote gezinnen daar voor in aanmerking. Overigens is een zeer uitvoerige steunregeling ingesteld: de steun bedraagt f. 2.50, benevens f. 0.75 voor elk kind beneden den leeftijd van 14 jaar tot een maximum van f. 7.in totaal. Tijdens de reglementaire wachtweek kun nen B. en W. een steun toekennen van f5 benevens een bedrag van f0.75 per kind. Een en ander is berekend op een uitkeering van de werkloozenkas van f. 10.20: slechts kostwinners en gehuwden komen er voor in aanmerking. Naar ver schillende productieve objecten voor werk verschaffing zien wij uit. Ik zal u maar niet vermoeien met alle andere bepalin gen in onze regeling vervat: ik kan u slechts zeggen, dat wij alles doen wat in ons vermogen is, om den nood, die in onze gemeente niet gering is. te lenigen! In dit verband zal ook het Crisiscomité voor Noordwijkerhout, waarin reeds velen zich bereid verklaard hebben, zitting te willen nemen, ongetwijfeld veel hulp bieden.." „U bent reeds vele jaren hier, burge meester. Nog niet zoo lang geleden heeft u uw 12l/:-jarig jubileum mogen vieren. Wij zitten hier nu in 't Raadhuis, dat tijdens uw bewind tot stand kwam en waarover u zeker tevreden mag zijn! Wilt u ons misschien vertellen, wat tijdens uw pe riode nog meer gebeurde? „Zeker! Ik wijs u dan o.a. allereerst op de electriciteitsvoorziening. Men moet met den tijd meegaan: toen ik in November 1917 hier kwam, was alleen de kom der gemeente van electriciteit voorzienDat bleek alles te zijn wat men hier aan mo derne gemakken had. Thans is echter na genoeg het geheele dorp tot de buurt schappen de Zilk en Ruigenhoek in het bezit daarvan. Eveneens hebben nu bijna het geheele dorp alsmede gemelde buurt- RECLAME. VOORKOMT TAiSDBEDE^F en1 poetst 's morgens en 's avonds .net 75 ets.per Vi tube. Z5di.p.'A tube. 366 schappen gas. Een groot gedeelte der ge meente is tevens voorzien van een water leiding. aangesloten gedeeltelijk op Voor hout, gedeeltelijk op Noordwijk. In de laatste jaren is voor plm. f. 600.000 aan nieuwe wegen aangelegd. Een zeer ruime steun van de provincie Zuid-Holland werd daarbij genoten, anders zouden de uitga ven voor de gemeente te bezwarend zijn geweest. Het ligt in de bedoeling met de verbetering en het stofvrij maken der we gen voort te gaan. Op een bijdrage uit het wegenfonds ter zake is echter natuurlijk geen kijk! Op één enkeleschool na, voldoen nu alle scholen aan de wettelijke elsch, die op 1 Jan. 1936 van kracht wordt, n.l. dat een geschikt gymnastieklokaal aanwezig moet zijn; aan de St Jozefsscholen werd nog verleden jaar een zeer ruim en modern gymnastieklokaal bijgebouwd, waarvan ook de leerlingen der Christelijke School met den Bijbel gebruik maken. Ik kan u zeggen, dat wij er op uit zijn alle richtin gen zoo objectief mogelijk te behandelen en dat niemand behoeft te denken ten- achtergesteld te worden. Gelukkig laten de verhoudingen dan ook niets te wenschen over Tenslotte deel ik nog mee. dat eenlge jaren geleden de brandweer geheel gemo derniseerd werd: er is hier een goed brandweercorps en goed materiaal en wij beschikken nu o.m. over een naar de eischen des tijds ingerichte automobiel- brandspuit (capaciteit 1000 L. p. minuut). Op dit gebied bestaat er een voortreffelijke samenwerking met Hillegom, Lisse, Sas- senheim, Noordwijk en Warmond, die al leen ook over een automobiel- of motor- spuit beschikken en zich jegens elkander verbonden hebben om elkaar bij brand kosteloos te helpen. Ik moge u eindelijk nog wijzen op den woningbouw: door architect Kropholler is met behulp van ir. Siebers een mooi complex aangelegd: alle huizen zijn vol gens één stijl opgetrokken. Ook deze wo ningen hebben de bewondering van vele bezoekers opgewekt! Wij zijn er dus op het oogenblik nog over het geheel genomen goed aan toe, maar ik heb, gelijk in het begin van ons gesprek gezegd, reden om de toekomst zeer zorgvol in te zien!" Dit waren de belangrijkste punten, die burgemeester Van Iersel ons op zulk een uiterst welwillende wijze mededeelde. Noordwijkerhout blijkt dus weer een voorbeeld van een gemeente waar werkelijk niet roekeloos met de financiën is omgesprongen! Dit stemt tot des te meer waardeering, omdat in zekeren zin „een gulden periode" achter den rug ligt, die zoo licht tot royaliteit aanleiding had kunnen geven. Het is zeker voor een ge meentebestuur, dat zóó sober met zijn be schikbare geldmiddelen heeft gewoekerd, dat bezuinigingen op de begrooting hoe graag ook ingevoerd welhaast niet mo gelijk waren, een hard gelag, om even tueel van hooger hand aan banden gelegd te worden en reeds de dupe te zijn ge worden van de wet op de fin. verhouding zooals de heer Van Iersel ons uit legde. Wij kunnen ons dan ook de wrevel van den burgemeester, die steeds met zooveel nauwlettendheid en zorg te werk ging wél indenken! „Hadden wij er maar wat ruimer op los geleefd, dan zouden wij nu over f32.500 méér kunnen beschikken", klonk het nog lichtelijk bitter. Maar neen, wij weten, dat ook in de toekomst zijn hand op dezelfde voorzich tige wijze te werk zal gaan, temeer omdat hij diep den ernst van de komende tijden inziet! RECLAME. H. P. H.KEEREWEE BEGRAFENISSEN Tel. e AUTO-TRANSPORT Aalmarkt 16. CREMATIE 4762 Naar het Engelsch van MORICE GERARD door Emma A. H. 1) BOEK I. ..OOFDSTUK I. Vreemd bezoek. Een ochtend in Augustus. Van de breede, eikenhouten trap op Grangeland Abbey trippelde een meisje van een jaar of negen, tien; slank, met fijn. aristocratische trekken, violetblauwe oogen en blond haar, dat tot op de schouders golfde. De groote halldeur stond open. Halver wege bleef zij staan, op een punt, van waar zij juist den hall met den ingang kon overzien. Op een van de treden van het bordes, dat naar de oprijlaan voerde, stond Lu- cille's vader, sir Evelyn Lee, een man van een lange, slanke gestalte, waardig en ge biedend. Met gebogen hoofd luisterde hij naar enkele woorden, die hem ingefluis terd werden door een man te paard. Lu cille kon haar vaders gelaat niet onder scheiden, maar de schaduw, die zij zoo even van hem gewaar werd, deed ver moeden, dat er een zware last van angst en zorgen op de gewoonlijk zoo fier opge heven schouders rustte. Het profiel van den ruiter kon zij duidelijk zien; diep over het voorhoofd getrokken, droeg hij een hoed met breeden rand, versierd met een enkele veer; het gelaat daaronder bard en stroef ;de hooge jukbeenderen ge tuigden van Schotsche afkomst. De ruiter was gekleed in leeren tunica, die hem over de knieën viel, tot waar de hooge laarzen begonnen; zijn uitrusting was berekend op een verren rit. Lucille was in den nacht wakker gewor den door het geluid van mannenstem men; de een was die van haar vader, de ander die van een vreemde. Sir Evelyn had gesproken uit een venster van de bo- I venverdieping, naast het vertrek, waar j het ledikantje van het kind en het bed 1 van haar gouvernante, mademoiselle Le- vrier, stonden Mademoiselle sliep vast en was niet wakker geworden door het ge- j sprek. Lucille daarentegen ontwaakte bij het minste geluid; ze twijfelde er niet aan, of de man, die nu afscheid nam van haar vader, degene was, die midden in den nacht ook was gekomen en die haar in haar slaap had gestoord. Lucille was eenig kind; dus was zij voortdurend samen met haar moeder, I vrouwe Marjorie Lee; deze kameraad schap had al vroeg haar geest en karak ter gerijpt; in haar prille jeugd was zij al iets gaan vermoeden van den last en den druk van het leven; iets gaan begrijpen van de wolken, die aan den horizont dre- ven, of die zich verzamelden aan het zenith van den hemel en haar schaduwen wierpen op het gelaat van sir Evelyn en I lady Lee. Het was in het jaar 1651, een periode, I waarop de menschen jaren daarna nog I vol droefheid terug zagen. De hand van master Oliver Cromwell rustte zwaar op den rug van de natie en noodzaakte tot buigen degenen, die an- I ders wel overeind zouden zijn gebleven. Vrouwe Marjorie Lee was van afkomst een De Saumarez, een adellijk Fransch geslacht, met uitgestrekte bezittingen in Picardië. Toen sir Evelyn trouwde, had hij nog niet het goed Grangeland Abbey ge- erfd, of den titel, die daarmee samen ging. Het jonge paar had zich gevestigd op de bezitting in Picardië, die hoog noo dig had het voortdurend toezicht van den eigenaar, daar ze, tijdens de minderjarig heid van zijn vrouw, eenigszins verwaar loosd was; bij gevolg was hij niet in Enge land aanwezig gedurende de troebele tij den, toen het land verwoest werd door burgeroorlog; toen koning en parlement een hazardspel speelden met het leven van Engelsche burgers als dobbelsteenen en de heerschappij over het schoonste land ter wereld als inzet. Master Cromwell had gewonnen. Ko ning Karei had het onderspit gedolven. Evelyn Lee had meer dan eens zichzelven, zijn zwaard en zijn fortuin mee willen laten deelnemen aan den strijd, zich scharend aan de zijde van den koning, maar zijn vrouw had hem weerhouden. Was hij aan den overkant van het Ka naal geweest, dan zou die taak haar moeilijker zijn gevallen, maar op het goed De Saumarez in Picardië had men maar weinig gelegenheid, nieuws uit Engeland te hooren, voordat dit al een paar maanden oud was. De familie woonde nu ongeveer een jaar op de Abbey, toen het land ander maal tot in zijn grondvesten schudde. Schotland ontving den jongen Karei met open armen. Cromwell haastte zich om dit dreigend gevaar af te wenden. De har ten van de getrouwen aan het vorsten huis klopten sneller; alom in den lande werden zwaarden, die in de wapenzalen hingen, afgehaakt en geslepen. Sir Evelyn hoorde ook tot degenen, die het zwaard aangordden en. geprikkeld door een hoopvol uitzicht, was hij ook bereid zijn leven en zijn vermogen, zoo noodig, prijs te geven voor den vorst, dien hij be schouwde als zijn rechtmatigen heer. Ditmaal zou de invloed van vrouwe Marjorie Lee waarschijnlijk niets uitge werkt hebben, al had zij hem dan ook weerhouden; maar er kwam iets anders tusschenbeide, dat tot werkloosheid dwong: sir Evelyn vatte koude, wat geel zucht tengevolge had; hij was nog maar even van het ziekbed herrezen en was nog lichamelijk ongeschikt voor de vermoeie nissen van een veldtocht; dit feit behoed de hem ongetwijfeld voor de gevolgen van die dagen van rampspoed. De man te paard reed weg: sir Evelyn keerde in huis terug. Zooals Lucille dit gewoon was, ging zij haar vader begroe ten; deze twee waren 's morgens altijd het eerste beneden. Maar ineens bleef zij staan, getroffen door den zorgvollen blik, die op zijn gelaat te lezen stond, terwijl aan de uitdrukking van zijn oogen duide lijk viel waar te nemen, dat zijn gedach ten verre waren van den ruimen hall, waar hij stond, met de geweien aan den wand en een gewreven vloer onder zijn voeten. Lucille wist, dat haar vader vervuld was van angst; de man, die daar zoo juist weggereden was, had hem iets medege deeld, dat hem tot in het diepst van zijn gemoed geschokt had, hem misschien een waarschuwing was geweest van komende ellende. Het kind liep nu stil verder en ging naar de ontbijtkamer; haar vader had haar niet gezien. Gedurende de dagen en zelfs de nach ten, die volgden, hing er iets in de lucht, iet-s, waarop men met verlangen of met angst kon uitzien. Lucille werd méé? al leen gelaten dan anders; ze voelde zich als het ware uitgesloten van den omgang met haar ouders, die zich veel samen terug trokken. Soms ging het kind met made moiselle Levrier in het park wandelen, of, wat nog meer voorkwam, maakte zij een ritje in galop met haar ruigharigen Dart- moorpony; als haar tocht zich nog ver der uitstrekte dan het park, dat een op pervlakte van een drie a vier mijlen be sloeg, werd zij vergezeld door een groom; over het geheel reed Lucille liever alleen en galoppeerde dan over het zachte gras veld tusschen de hooge muren van Gran geland Abbey. Op vreemde uren kwamen er boden aan huis; sir Evelyn ontving ze altijd zelf. Lu cille zou zoo graag zoo „groot" zijn ge weest, dat haar ouders haar in hun ver trouwen hadden genomen. Op een middag, ongeveer een week la ter, keerde zij terug van een onderzoe kingstocht naar in het wild groeiende bloemen. Mademoiselle Levrier lag met hoofdpijn te bed. De namiddagzon ver spreidde een waas over het landschap; dien vorigen dag was er een zware regen gevallen; nu lagen de dalen en de kreu- pelboschjes in een warmen nevel gehuld, die er iets onwezenlijks aan gaf. De Abbey was prachtig gelegen; een vijftig meter achter de moestuinen, aan den achterkant van het huis, stroomde de rivier de Avon; aan de voorzijde was een met kiezel bestrooide oprijlaan, die aan beide kanten om het park heenboog; hiervóór was weer een weide, waarop de herten zich naar hartelust te goed deden en ten noorden daarvan strekte zich een schilderachtige wildernis uit van boomen en kreupelhout. Tusschen dat geboomte had Lucille het bouquetje geplukt, dat zij in de rechterhand hield; met de linkef hield zij de linten van haar zonnehoed vast. Zoodra ze uit het bosch trad, zag ze het groote blok van gebouwen, behoo- rende tot de Abbey, vóór zich liggen; het huis was met grijs mos overdekt, droeg een torentje op de gevelspits, terwij 1 de vleugels, van schietgaten en kanteelen voorzien, met klimop waren begroeid. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9