De meening van burgemeesterVan Iersel
EEN LEVEN OM EEN LEVEN
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 December 1931
Derde Blad
No. 22011
NI.VA TANDPAS.TA
FEUILLETON.
Het sober beheerde Noordwijkerhout.
Gunstige finantiën Sombere verwachtingen.
De heer A. A. C. M. van Iersel, burgemeester der gemeente Noordwijkerhout, op
zijn werkkamer in het Raadhuis.
Nog steeds zwerven wij rond in de bol
lenstreek, die wij nu wel heel goed lee-
ren kennen! 't Gaat door Voorhout, waar
Burgemeester Bulten ons nog kort gele
den een onderhoud toestond, dan
wat verder op, links af, naar Noordwijker
hout. Ook hier een gemoedelijke, rustige
plaats: de bewoners hebben er mooie ja
ren achter den rug, maar zijn nu toch
helaas meerendeel somber gestemd. Hoe
kan 't anders. Bollenschuren, bollenschu
ren, waar wij rijden: er is zeker veel ver
diend! maar ook veel geld gestoken in
uitbreiding der zaken! Wie had in den
goeden tijd deze geweldige inzinking
kunnen verwachten!
Intusschen, al zijn de tijden zwaar, het
neemt niet weg, dat Noordwijkerhout zich
nog verzorgd, welvarend en vriendelijk
aankondigt.
De Noordwijkerhouters zelve blijken ook
vriendelijk te zijn: men wenscht er elkaar
nog een hartelijk gestemd „Goeden mor
gen", wat voor een stadsmensch tegen
woordig waarlijk een sensatie is
De schilderachtige oude Ned. Hervormde
Pastorie trekt reeds van héél ver de aan
dacht, dan volgt „het Rechthuis" een
dierbaar plekje, waar voor velen studen-
tikooze of fleurige „bollendagen" herin
neringen verborgen liggen en dande
nieuwste attractie dezer gemeente: het
aardige, wat middeleeuwsch aandoende,
doch in deze omgeving zoo Juist passende
Raadhuis van architect Kropholler, dat
heel wat pennen in beroering heeft ge
bracht. Naast veel lof, zelfs in bui-
tenlandsche bladen, ook critiek
Burgemeester van Iersel blijkt natuur
lijk enthousiast gestemd over zijn Ge
meentehuis: onmiddellijk komen tal van
foto's en tijdschriften uit de la van zijn
bureau: hij wijst ons op de mooie beel
den, die bij de entrée staan: zij stellen
de bollenhandel en de bollenteelt symbo
lisch voor, geflankeerd door twee in
drukwekkende leeuwen. Hij voert ons naar
de Raadzaal: wij spreken eerst een tijd
lang druk over dit gebouw, dat de trots
van de gemeente uitmaakt....
Dan, van het een op het ander over
springend komt het gesprek op den te-
genwoordigen toestand in de bollenstreek,
die zulk een schril contrast vormt, met
de afgeloopen glorierijke jaren
Och, Noordwijkerhout behoort tot de
plaatsen in deze omgeving, waar niet zóó
danig van den goeden tijd geprofiteerd
kon worden, als elders. Immers: de groote
eigenaren wonen over het algemeen hier
niet, maar toch had de bevolking een
mooie boterham, zelfs in vele gevallen
vaak meer dan dat. Nu ziet het er plotse
ling heel anders uit" en de Burgemeester
ziet de toekomst dan ook zeer zorgvol in.
Het is alweer het oude liedje! We zou
den het al heel vreemd gevonden hebben
als hier een burgemeester optimistisch
gestemd had kunnen zijn
„Het belastbaar inkomen zal helaas
wel 50% lager uitvallen, zegt de heer van
Iersel ons, dus 25% meer dan de schat
ting van het RijkOp de nieuwe be
grooting zullen de opcenten op de ge
meentefondsbelasting van 40 op 70 ge
bracht moeten worden, naar mijn mee
ning eigenlijk wel op 80.
't Is ellendig, tot zoo iets genoodzaakt
te zijn, temeer omdat wij hier altijd zoo
uiterst zuinig huisgehouden hebben. Ik
kan gerust zeggen: wij zijn hier een van
de soberst, zoo niet dè soberst
beheerde gemeenten uit de om
gevingWij hebben onze begrooting
sluitend weten te maken, ofschoon de in
komsten belangrijk lager geraamd zijn.
't Was niet mogelijk, veel te bezuinigen,
al is 't hier en daar bij een enkele post
met groote moeite kunnen gebeuren....
Wat zien wij echter nu? Juist de ge
meenten, die een buitengewoon voorzich
tig beleid hebben gevoerd, werden de dupe
van verschillende regeeringsmaatregelen.
Eerst iets over het wetsontwerp
tot tijdelijke korting op de uit-
keeringen, bedoeld in artikel 3 der
wet op de financieele verhouding tus-
schen Rijk en gemeenten. Het is wel zeer
te betreuren, dat de S.D.A.P. van deze
aangelegenheid een politieke zaak heeft
gemaakt, want hierbij staan andere dan
politieke belangen op het spel. Er wordt
n.l. getornd aan de grondslagen van het
Nederlandsche staatsrecht en dat voor
een luttele 3%. Dit wetsontwerp wordt
ingediend door denzelfden minister, die
ook de wet op de financieele verhouding
tusschen het Rijk en de gemeenten heeft
geredigeerd, bij welke aan alle zuinige ge
meenten een kaakslag werd gegeven."
„Mogen wij over uw standpunt in deze
nog iets meer vernemen?"
„Zeker: het gevolg van art. 6 dier wet
is. dat alle gemeenten, die er een royale
huishouding op na hielden gedurende 5
jaar de garantie geldt tot 1 Mei 1936
een veel hoogere uitkeering per inwo
ner uit het gemeentefonds krijgen, dan
die, waar men er meer economische in
zichten op na hield, zooals hier. Dat ver
schil bedraagt niet maar enkele centen!
O neen, over 't algemeen ontvangen
krachtens bovenvermelde garantiebepaling
de gemeenten in de omgeving f. 5 a f. 6
per inwoner meer dan Noordwijkerhout.
Dat wil wat zeggen: immers, op een be
volking van pl.m. 6500 zielen zooals
Noordwijkerhout heeft beteekent dit
f. 32.500 per jaar. Wat zouden daar in den
tegenwoordigen tijd veel werkloozen mee
geholpen kunnen worden. Wat zouden
wij een armoede kunnen lenigen! Zoo
als u weet ontvangen de gemeenten, die
niet onder de garantiebepaling vallen, uit
keering uit het gemeentefonds naar een
bepaalde wiskundige formule. Ik wil over
de détails daarvan thans niet uitwijden.
Uw blad beoogt niet een cursus te geven
in Staats- en gemeenterecht, nietwaar?
maar wél wil ik verklaren, dat deze for
mule onbetwistbaar in het nadeel der
plattelandsgemeenten is. Het is daarom,
dat ik mij destijds èn in de pers èn in
vergaderingen in zeer afkeurenden zin
over het wetsontwerp der financieele ver
houding heb uitgelaten. Maar in de ver
gaderingen stond ik als een eenzame in
de woestijn! De overgroote meerderheid
der afgevaardigden van gemeentebesturen
dacht: wat hindert het, al krijgen de
royale gemeenten een hooge garantie, wat
schaadt het, al worden de stedelijke ge
meente bevoordeeld, onze financieele po
sitie wordt in elk geval sterker door deze
nieuwe wet! En die kortzichtigen verga
ten, dat wat de ééne gemeente naar bil
lijkheid teveel ontvangt, door de gemeen
tenaren der andere gemeenten mede moet
worden opgebracht.
Er is een mijner door u geïnterviewde
collega's, die zegt het wetsontwerp tot
tijdelijke korting op de uitkeeringen, be
doeld in art. 3 der wet op de financieele
verhouding zeer toe te juichen er daar
bij op wijzende, dat men hier te lande
het Engelsche voorbeeld dient te volgen."
Maar toen de Engelsche regeering de
verlaging der rijkssalarissen in voerde,
heeft zij niet den moed gehad om een al-
gemeene verlaging der gemeentelijke be
zoldigingen voor te schrijven. Zij gaf zich
rekenschap van de groote verscheiden
heid, welke tusschen de gemeenten on
derling bestaat en van de onmogelijkheid
om van een centraal punt uit, over de
regelingen der bezoldigingen in de ge
meenten te oordeelen. Zij heeft er zich
slechts toe bepaald een circulaire te ver
zenden, waarin de gemeenten worden op
gewekt om het voorbeeld van de regee
ring te volgen.
Dus, vervolgde Burgemeester v. Iersel,
verschillende plattelandsgemeenten ver-
keeren in een financieel ongunstige posi
tie, niet door eigen tekortkomingen, doch
door de eischen „door de wet" aan de
gemeenten opgelegd. Ik denk hier speciaal
aan de L. O. wet, die soms moordend kan
werken op de financiën, ja, die soms tot
uitgaven dwingt, welke allerminst te bil
lijken zijn. De structuur der wet is n.l.
zoodanig, dat in sommige gevallen de
schoolbesturen luxe uitgaven kunnen doen
ten koste der gemeentelijke kas, zonder
dat het gemeentebestuur er een woord in
te zeggen heeft. Laat de Regeering ter
zake de hand eens aan den ploeg slaan en
daaruit met vaste hand alles verwijderen,
wat niet strikt noodzakelijk is. Zij zal
dan meer doen tot saneering der geld
middelen van het platteland, dan door
met het domme potlood te werken, zoo
als thans wordt voorgesteld."
Wü waren den heer van Iersel dank
baar voor het mededeelen van zijn op
vatting en vroegen hem vervolgens
naar zijn meening omtrent een eventueele
salarisverlaging.
„Laat ik beginnen, aldus de heer van
Iersel, dat de salarissen in mijn gemeente
reeds aan den Ikgfll kant zijn.
Er is daarover dan ook nog niet gespro
ken. Overigens kant ik mij niet tegen
elke salarisverlaging. Ik begrijp volkomen
het standpunt van hen, die haar in den
tegenwoordigen tijd gemotiveerd achten
en ik geloof zelfs, dat een meer drasti
sche salarisverlaging als thans door de
Regeering wordt voorgesteld daar
waar dit noodig is. in een vrij nabije toe
komst allerminst uitgesloten zal zijn.
Maar ik meen, dat het nemen van soort
gelijke beslissingen aan het gezond in
zicht der Gemeentebesturen moet worden
overgelaten en dat de Regeering niet met
een „scheerwetje" moet komen, om op die
wijze pressie op de Gemeenten uit te
oefenen. Laat zij zich niet méér met de
zaken der Gemeentebesturen bemoeien,
dan absoluut noodzakelijk is. Heusch,
dan wordt het er niet steeds beter op! Ik
geef u de verzekering, dat bijv. de L.O.-
wet heel wat minder kosten zou hebben
meegebracht, indien det wetgever zich
had bepaald tot het aangeven der alge-
meene lijnen en de uitwerking had over
gelaten aan het inzicht der plaatselijke
besturen.
Ik weet zeer goed, dat er vele en met
name groote gemeenten zijn, die te royaal
huishouden. Maar ons staatsrecht kent
werkelijk wel middelen, om deze tot de
orde te roepen. Er is het toezicht van
Ged. Staten, er is het recht van de Kroon
om de raadsbesluiten te vernietigen, die
in strijd zijn met het algemeen belang.
Doch laat men nu niet beweren wij
herinneren in dit verband aan een onzer
vorige interviews. Red. dat het toe
zicht van Ged. Staten een sinecure is.
Maar deze staan soms machteloos, omdat
of de wet hun handen bindt, of omdat
in hooger beroep bij de Kroon de gemeen
ten tóch gelijk krijgen.
Dan heeft de Regeering ten opzichte
der Gemeenten, die verkwistend zijn, ten
overvloede nog een ander wapen. Niemand
zal het haar kwalijk nemen, dat zij dit
hanteert. Zij kan bij credietver-
leening voorwaarden en wel scherpe voor
waarden stellen. Als de Regeering dan
maar voet bij stuk houdt en er desnoods
het crediet der recalcitrante gemeenten
aan waagt! Dit is misschien wel erg voor
de obligatiehouders van de betrokken ge
meenten. Maar zijn deze dan zooveel be
ter dan de grondeigenaars, dan de obli
gatiehouders van buitenlandsche fondsen,
dan de aandeelhouders van industrieele
ondernemingen, die vaak in dezen tijd
hun bezit zien gevierendeeld? De ge
meentelijke obligatiehouders behoeven
m. i. niet gespaard te worden...."
In het vuur van ons gesprek waren wij
eenigszins van ons oorspronkelijk punt „de
toestand in de gemeente Noordwijkerhout"
afgedwaald, maar wij achtten een en an
der toch zeker interessant genoeg, om het
te noteeren.
Zoo kwamen wij weer op het begin van
ons onderhoud terug en het deed ons op
recht genoegen te hooren, dat de finan
cieele pos.tie dezer gemeente gunstig is,
zóó gunstig zelfs dat zij aan een in moei
lijkheden verkeerende gemeente f. 30.000
kon leenen. Over ruim voldoende kasmid
delen wordt beschikt.
Zeer zeker is dit mooie resultaat te dan
ken aan het juiste inzicht en de groote
voorzichtigheid waarmede burgemeester
Van Iersel en zijn Raad in de afgeloopen
jaren geregeerd hebbenJuist voordat
president Hoover met zijn eerste plannen
kwam, was nog een leening van f. 175.006
tegen 4% afgeslotenNaar men weet,
weet, zou hiervoor nu reeds een belang
rijk hoogere rente betaald moeten worden.
„U weet, vervolgde de heer Van Iersel:
er zijn en er worden in deze streek nog
steeds ontzaglijke verliezen geleden. De
preciatie der vreemde valuta! Maar voor
al is daarbij het misgewas in de tulpen
een leelijke factor geweest! Ik zie dan ook
de toekomst zeer somber in!
Voorloopig is echter voor de werkeloo-
zen gezorgd: er zijn er hier heel wat!
Hun aantal is zoo ongeveer verdubbeld:
het bedraagt nu 160, waarvan 59 onge
huwd. tegen andere jaren 80
Wij hebben een 20-tal tewerkgesteld te
Lisse (zij ontvangen voor diepdelven, wat
een zeer zwaar werk is, f.4 per Rijnland-
sche roe) en een 10-tal te Noordwijk....
(deze verdienen daar f.20 per week, waar
van f. 12.50 betaald wordt door den werk
gever. plus de sociale verzekering en
f.7.50 van de gemeente). Allereerst komen
de kostwinners der groote gezinnen daar
voor in aanmerking. Overigens is een zeer
uitvoerige steunregeling ingesteld: de
steun bedraagt f. 2.50, benevens f. 0.75 voor
elk kind beneden den leeftijd van 14 jaar
tot een maximum van f. 7.in totaal.
Tijdens de reglementaire wachtweek kun
nen B. en W. een steun toekennen van
f5 benevens een bedrag van f0.75 per
kind. Een en ander is berekend op een
uitkeering van de werkloozenkas van
f. 10.20: slechts kostwinners en gehuwden
komen er voor in aanmerking. Naar ver
schillende productieve objecten voor werk
verschaffing zien wij uit. Ik zal u maar
niet vermoeien met alle andere bepalin
gen in onze regeling vervat: ik kan u
slechts zeggen, dat wij alles doen wat in
ons vermogen is, om den nood, die in onze
gemeente niet gering is. te lenigen! In dit
verband zal ook het Crisiscomité voor
Noordwijkerhout, waarin reeds velen zich
bereid verklaard hebben, zitting te willen
nemen, ongetwijfeld veel hulp bieden.."
„U bent reeds vele jaren hier, burge
meester. Nog niet zoo lang geleden heeft u
uw 12l/:-jarig jubileum mogen vieren. Wij
zitten hier nu in 't Raadhuis, dat tijdens
uw bewind tot stand kwam en waarover
u zeker tevreden mag zijn! Wilt u ons
misschien vertellen, wat tijdens uw pe
riode nog meer gebeurde?
„Zeker! Ik wijs u dan o.a. allereerst op
de electriciteitsvoorziening. Men moet met
den tijd meegaan: toen ik in November
1917 hier kwam, was alleen de kom der
gemeente van electriciteit voorzienDat
bleek alles te zijn wat men hier aan mo
derne gemakken had. Thans is echter na
genoeg het geheele dorp tot de buurt
schappen de Zilk en Ruigenhoek in het
bezit daarvan. Eveneens hebben nu bijna
het geheele dorp alsmede gemelde buurt-
RECLAME.
VOORKOMT TAiSDBEDE^F
en1 poetst 's morgens en 's avonds .net
75 ets.per Vi tube. Z5di.p.'A tube.
366
schappen gas. Een groot gedeelte der ge
meente is tevens voorzien van een water
leiding. aangesloten gedeeltelijk op Voor
hout, gedeeltelijk op Noordwijk. In de
laatste jaren is voor plm. f. 600.000 aan
nieuwe wegen aangelegd. Een zeer ruime
steun van de provincie Zuid-Holland werd
daarbij genoten, anders zouden de uitga
ven voor de gemeente te bezwarend zijn
geweest. Het ligt in de bedoeling met de
verbetering en het stofvrij maken der we
gen voort te gaan. Op een bijdrage uit het
wegenfonds ter zake is echter natuurlijk
geen kijk!
Op één enkeleschool na, voldoen nu alle
scholen aan de wettelijke elsch, die op 1
Jan. 1936 van kracht wordt, n.l. dat een
geschikt gymnastieklokaal aanwezig moet
zijn; aan de St Jozefsscholen werd nog
verleden jaar een zeer ruim en modern
gymnastieklokaal bijgebouwd, waarvan
ook de leerlingen der Christelijke School
met den Bijbel gebruik maken. Ik kan u
zeggen, dat wij er op uit zijn alle richtin
gen zoo objectief mogelijk te behandelen
en dat niemand behoeft te denken ten-
achtergesteld te worden. Gelukkig laten de
verhoudingen dan ook niets te wenschen
over
Tenslotte deel ik nog mee. dat eenlge
jaren geleden de brandweer geheel gemo
derniseerd werd: er is hier een goed
brandweercorps en goed materiaal en wij
beschikken nu o.m. over een naar de
eischen des tijds ingerichte automobiel-
brandspuit (capaciteit 1000 L. p. minuut).
Op dit gebied bestaat er een voortreffelijke
samenwerking met Hillegom, Lisse, Sas-
senheim, Noordwijk en Warmond, die al
leen ook over een automobiel- of motor-
spuit beschikken en zich jegens elkander
verbonden hebben om elkaar bij brand
kosteloos te helpen.
Ik moge u eindelijk nog wijzen op den
woningbouw: door architect Kropholler
is met behulp van ir. Siebers een mooi
complex aangelegd: alle huizen zijn vol
gens één stijl opgetrokken. Ook deze wo
ningen hebben de bewondering van vele
bezoekers opgewekt!
Wij zijn er dus op het oogenblik nog
over het geheel genomen goed aan toe,
maar ik heb, gelijk in het begin van ons
gesprek gezegd, reden om de toekomst
zeer zorgvol in te zien!"
Dit waren de belangrijkste punten, die
burgemeester Van Iersel ons op zulk een
uiterst welwillende wijze mededeelde.
Noordwijkerhout blijkt dus weer een
voorbeeld van een gemeente waar
werkelijk niet roekeloos met de financiën
is omgesprongen! Dit stemt tot des te
meer waardeering, omdat in zekeren zin
„een gulden periode" achter den rug ligt,
die zoo licht tot royaliteit aanleiding had
kunnen geven. Het is zeker voor een ge
meentebestuur, dat zóó sober met zijn be
schikbare geldmiddelen heeft gewoekerd,
dat bezuinigingen op de begrooting hoe
graag ook ingevoerd welhaast niet mo
gelijk waren, een hard gelag, om even
tueel van hooger hand aan banden gelegd
te worden en reeds de dupe te zijn ge
worden van de wet op de fin. verhouding
zooals de heer Van Iersel ons uit
legde. Wij kunnen ons dan ook de
wrevel van den burgemeester, die steeds
met zooveel nauwlettendheid en zorg te
werk ging wél indenken!
„Hadden wij er maar wat ruimer op los
geleefd, dan zouden wij nu over f32.500
méér kunnen beschikken", klonk het nog
lichtelijk bitter.
Maar neen, wij weten, dat ook in de
toekomst zijn hand op dezelfde voorzich
tige wijze te werk zal gaan, temeer omdat
hij diep den ernst van de komende tijden
inziet!
RECLAME.
H. P. H.KEEREWEE
BEGRAFENISSEN Tel. e
AUTO-TRANSPORT
Aalmarkt 16.
CREMATIE
4762
Naar het Engelsch van MORICE GERARD
door Emma A. H.
1)
BOEK I.
..OOFDSTUK I.
Vreemd bezoek.
Een ochtend in Augustus.
Van de breede, eikenhouten trap op
Grangeland Abbey trippelde een meisje
van een jaar of negen, tien; slank, met
fijn. aristocratische trekken, violetblauwe
oogen en blond haar, dat tot op de
schouders golfde.
De groote halldeur stond open. Halver
wege bleef zij staan, op een punt, van
waar zij juist den hall met den ingang
kon overzien.
Op een van de treden van het bordes,
dat naar de oprijlaan voerde, stond Lu-
cille's vader, sir Evelyn Lee, een man van
een lange, slanke gestalte, waardig en ge
biedend. Met gebogen hoofd luisterde hij
naar enkele woorden, die hem ingefluis
terd werden door een man te paard. Lu
cille kon haar vaders gelaat niet onder
scheiden, maar de schaduw, die zij zoo
even van hem gewaar werd, deed ver
moeden, dat er een zware last van angst
en zorgen op de gewoonlijk zoo fier opge
heven schouders rustte. Het profiel van
den ruiter kon zij duidelijk zien; diep
over het voorhoofd getrokken, droeg hij
een hoed met breeden rand, versierd met
een enkele veer; het gelaat daaronder
bard en stroef ;de hooge jukbeenderen ge
tuigden van Schotsche afkomst. De ruiter
was gekleed in leeren tunica, die hem
over de knieën viel, tot waar de hooge
laarzen begonnen; zijn uitrusting was
berekend op een verren rit.
Lucille was in den nacht wakker gewor
den door het geluid van mannenstem
men; de een was die van haar vader, de
ander die van een vreemde. Sir Evelyn
had gesproken uit een venster van de bo-
I venverdieping, naast het vertrek, waar
j het ledikantje van het kind en het bed
1 van haar gouvernante, mademoiselle Le-
vrier, stonden Mademoiselle sliep vast en
was niet wakker geworden door het ge-
j sprek. Lucille daarentegen ontwaakte bij
het minste geluid; ze twijfelde er niet
aan, of de man, die nu afscheid nam van
haar vader, degene was, die midden in
den nacht ook was gekomen en die haar
in haar slaap had gestoord.
Lucille was eenig kind; dus was zij
voortdurend samen met haar moeder,
I vrouwe Marjorie Lee; deze kameraad
schap had al vroeg haar geest en karak
ter gerijpt; in haar prille jeugd was zij al
iets gaan vermoeden van den last en den
druk van het leven; iets gaan begrijpen
van de wolken, die aan den horizont dre-
ven, of die zich verzamelden aan het
zenith van den hemel en haar schaduwen
wierpen op het gelaat van sir Evelyn en
I lady Lee.
Het was in het jaar 1651, een periode,
I waarop de menschen jaren daarna nog
I vol droefheid terug zagen.
De hand van master Oliver Cromwell
rustte zwaar op den rug van de natie en
noodzaakte tot buigen degenen, die an-
I ders wel overeind zouden zijn gebleven.
Vrouwe Marjorie Lee was van afkomst
een De Saumarez, een adellijk Fransch
geslacht, met uitgestrekte bezittingen in
Picardië. Toen sir Evelyn trouwde, had hij
nog niet het goed Grangeland Abbey ge-
erfd, of den titel, die daarmee samen
ging. Het jonge paar had zich gevestigd
op de bezitting in Picardië, die hoog noo
dig had het voortdurend toezicht van den
eigenaar, daar ze, tijdens de minderjarig
heid van zijn vrouw, eenigszins verwaar
loosd was; bij gevolg was hij niet in Enge
land aanwezig gedurende de troebele tij
den, toen het land verwoest werd door
burgeroorlog; toen koning en parlement
een hazardspel speelden met het leven
van Engelsche burgers als dobbelsteenen
en de heerschappij over het schoonste
land ter wereld als inzet.
Master Cromwell had gewonnen. Ko
ning Karei had het onderspit gedolven.
Evelyn Lee had meer dan eens zichzelven,
zijn zwaard en zijn fortuin mee willen
laten deelnemen aan den strijd, zich
scharend aan de zijde van den koning,
maar zijn vrouw had hem weerhouden.
Was hij aan den overkant van het Ka
naal geweest, dan zou die taak haar
moeilijker zijn gevallen, maar op het
goed De Saumarez in Picardië had men
maar weinig gelegenheid, nieuws uit
Engeland te hooren, voordat dit al een
paar maanden oud was.
De familie woonde nu ongeveer een
jaar op de Abbey, toen het land ander
maal tot in zijn grondvesten schudde.
Schotland ontving den jongen Karei met
open armen. Cromwell haastte zich om
dit dreigend gevaar af te wenden. De har
ten van de getrouwen aan het vorsten
huis klopten sneller; alom in den lande
werden zwaarden, die in de wapenzalen
hingen, afgehaakt en geslepen. Sir Evelyn
hoorde ook tot degenen, die het zwaard
aangordden en. geprikkeld door een
hoopvol uitzicht, was hij ook bereid zijn
leven en zijn vermogen, zoo noodig, prijs
te geven voor den vorst, dien hij be
schouwde als zijn rechtmatigen heer.
Ditmaal zou de invloed van vrouwe
Marjorie Lee waarschijnlijk niets uitge
werkt hebben, al had zij hem dan ook
weerhouden; maar er kwam iets anders
tusschenbeide, dat tot werkloosheid
dwong: sir Evelyn vatte koude, wat geel
zucht tengevolge had; hij was nog maar
even van het ziekbed herrezen en was nog
lichamelijk ongeschikt voor de vermoeie
nissen van een veldtocht; dit feit behoed
de hem ongetwijfeld voor de gevolgen van
die dagen van rampspoed.
De man te paard reed weg: sir Evelyn
keerde in huis terug. Zooals Lucille dit
gewoon was, ging zij haar vader begroe
ten; deze twee waren 's morgens altijd
het eerste beneden. Maar ineens bleef zij
staan, getroffen door den zorgvollen blik,
die op zijn gelaat te lezen stond, terwijl
aan de uitdrukking van zijn oogen duide
lijk viel waar te nemen, dat zijn gedach
ten verre waren van den ruimen hall,
waar hij stond, met de geweien aan den
wand en een gewreven vloer onder zijn
voeten.
Lucille wist, dat haar vader vervuld was
van angst; de man, die daar zoo juist
weggereden was, had hem iets medege
deeld, dat hem tot in het diepst van zijn
gemoed geschokt had, hem misschien een
waarschuwing was geweest van komende
ellende.
Het kind liep nu stil verder en ging
naar de ontbijtkamer; haar vader had
haar niet gezien.
Gedurende de dagen en zelfs de nach
ten, die volgden, hing er iets in de lucht,
iet-s, waarop men met verlangen of met
angst kon uitzien. Lucille werd méé? al
leen gelaten dan anders; ze voelde zich als
het ware uitgesloten van den omgang met
haar ouders, die zich veel samen terug
trokken. Soms ging het kind met made
moiselle Levrier in het park wandelen, of,
wat nog meer voorkwam, maakte zij een
ritje in galop met haar ruigharigen Dart-
moorpony; als haar tocht zich nog ver
der uitstrekte dan het park, dat een op
pervlakte van een drie a vier mijlen be
sloeg, werd zij vergezeld door een groom;
over het geheel reed Lucille liever alleen
en galoppeerde dan over het zachte gras
veld tusschen de hooge muren van Gran
geland Abbey.
Op vreemde uren kwamen er boden aan
huis; sir Evelyn ontving ze altijd zelf. Lu
cille zou zoo graag zoo „groot" zijn ge
weest, dat haar ouders haar in hun ver
trouwen hadden genomen.
Op een middag, ongeveer een week la
ter, keerde zij terug van een onderzoe
kingstocht naar in het wild groeiende
bloemen. Mademoiselle Levrier lag met
hoofdpijn te bed. De namiddagzon ver
spreidde een waas over het landschap;
dien vorigen dag was er een zware regen
gevallen; nu lagen de dalen en de kreu-
pelboschjes in een warmen nevel gehuld,
die er iets onwezenlijks aan gaf.
De Abbey was prachtig gelegen; een
vijftig meter achter de moestuinen, aan
den achterkant van het huis, stroomde
de rivier de Avon; aan de voorzijde was
een met kiezel bestrooide oprijlaan, die
aan beide kanten om het park heenboog;
hiervóór was weer een weide, waarop de
herten zich naar hartelust te goed deden
en ten noorden daarvan strekte zich een
schilderachtige wildernis uit van boomen
en kreupelhout. Tusschen dat geboomte
had Lucille het bouquetje geplukt, dat zij
in de rechterhand hield; met de linkef
hield zij de linten van haar zonnehoed
vast. Zoodra ze uit het bosch trad, zag ze
het groote blok van gebouwen, behoo-
rende tot de Abbey, vóór zich liggen; het
huis was met grijs mos overdekt, droeg
een torentje op de gevelspits, terwij 1 de
vleugels, van schietgaten en kanteelen
voorzien, met klimop waren begroeid.
(Wordt vervolgd.)