non wé 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 December 1931 Vierde Blad No. 22011 BOUWKUNSTIG SCHOON. ÜQÜÜ till r lr-J VOOR ONZE P0ST7FGEL- VERZAMELAARS. mj|!ü rrn tn J±njjtL Mrmj &-£/u>^lo &n,L ic-e.i.-ju GRAVENSTEIN. VI. Mij is gevraagd: Als op het „Groene Zoodje", het verhoogde door een gracht en lagen muur omgeven voorplein van Gravenstein executies werden uitgevoerd, hoe verklaart u dan het bestaan van het z.g. Galgenveld aan het Galgewater? Van Mieris, die in tal van zaken zoo sterk gedocumenteerd is, kan hieromtrent geen inlichtingen geven. Wel vertelt hij, op gezag van Simon v. Leeuwen, dat de Baljuw van Rijnland, Jan van Berendrecht, „op den 22 Dec. 1523 met den zwaarde heeft doen executeeren twee misdadigers omtrent het scheiden van de twee Rijnen buiten de Hoogewoerd- sche poort, op 't Zuidoosteinde van 't land, daar Jan v. Arkel poortaarde bracht en stalen maakte." Er werden dus ook wel op de uiterste punt van de Waard bij Leiderdorp vonnis sen ten uitvoer gebracht. Eveneens werd later geëxecuteerd buiten de Morschpoort. Van Mieris heeft daar in zijn jonge jaren, dus in het begin der 18de eeuw, een drie kante Putgalg zien staan. En men beweer de toen, dat deze driekant was, omdat zij er geplaatst was wegens een overeenkomst door de drie lichamen Rijnland, Leiden en Oegstgeest. Dat men in de 17de eeuw speciaal de galg buiten de stad bracht, kan men aan nemelijk aldus verklaren. Het was in sommige streken gewoonte, het boek Samuel geeft er een klassiek voorbeeld van, de lijken van gehangenen een tijdlang In de hoogte te laten benge len tot voedsel voor aasvogels. Dat men dit weerzinwekkend schouwspel met zijn onwelriekende gevolgen liever niet in 't hartje der stad dulde, is te begrijpen. Of dit nu ook het bestaan verklaart van het Leidsche galgenveld naast het bestaan van het „Groene Zoodje", zou ik niet kunnen zeggen. Doch het is althans zoo te ver klaren. De laatste terechtstelling met den strop, die sommige heel oude Lêidenaars zich wellicht nog zullen herinneren, vond plaats op Gravenstein, omstreeks 1853. Het betrof hier een inwoner van Leiden, Janus van der Blom, die ergens onder Rijpwete- ring of Hoogmade een boerenmeisje op gruwelijke wijze had vermoord. In ieder geval weten we positief, dat er op Gravenstein in de 17de eeuw executies plaats hadden, zooals die van 1623, waar over we den vorigen keer schreven. Over de vergrooting van Gravenstein in 1599, waarvoor ook Goossen Corn. Stam in 1598 zijn huis in de Houtstraat had moe ten afstaan spraken we reeds. In' 1604 zal dit alles voltooid zijn ge weest. Men vindt althans dit jaqrtal ge beiteld in den middelsten sluitsteen van het raam boven de loggia. Eveneens spraken we over de nieuwe plannen van twee bouwkundigen Van Bil- derbeeck en Van Seyst in 1612. We weten dat deze plannen nimmer zijn uitgevoerd, waarschijnlijk om de kosten. Toch was herbouw en bijbouw noodza kelijk, want men zag zich in Nov. 1612 zelfs genoodzaakt, een deel der tuchtelin- gen te ontslaan vanwege „d'ongelegen- heyd van de plaatse, daer de tuchtelingen tot dese tijt toe onderhouden syn geweest ende de disordre en ongeregeltheyden daer uyt gevolcht." De hoofdzaak was. 'dat het Tuchthuis een zeer nadeelige post op de begrooting was. Men had zich voorgesteld, dat de tuchtelingen door productieven ar beid de onkosten zouden vergoeden en wellicht nog iets meer. Men had evenwel niet met volwaardige arbeidskrachten te doen. doch met menschen. die gewoonlijk eiken arbeid nog moesten leeren terwijl er natuurlijk vrij vele lichamelijk of geeste lijk minderwaardigen onder waren, die het nooit tot een normale productie konden brengen. Het schijnt dus gedurende de eerste helft van de 17de eeuw met het Leidsche tuchthuiswezen een lijdensgeschiedenis te zijn geweest. Tegen het midden der eeuw, de gouden eeuw voor Holland die ook wat van haar weelde op Leiden neer deed dalen, kwam er nieuwe bedrijvigheid. Arend van 's Gravensande voltooide in 1640 de Lakenhal, in 1645 de Doelenpoort, in 1649 de Marekerk. In 1656 bouwde Pie- ter Post de Waag en in 1658 het Pesthuis. In 1667 en 1669 bouwde Willem van der Hebn Zijlpoort en Morschpoort. Tal van particuliere woningen tusschen 1640 en '70 verrezen, leggen getuigenis af van welvaart. Zoo ontwierp Pieter Post ook in 1654 het Rasphuis en werd het volgend jaar door hem de Zuidgevel aan het Pieters kerkhof voltooid. Op het archief vond ik twee ontwerpen, van den Zuidgevel waarvan het oudste in de behandeling van het middengedeelte, wat afwijkt van het tweede, dat werd uit gevoerd. Ik heb naar het eerste ontwerp dat niet gesigneerd was. doch waarschijn lijk wel van Pieter Post zal zijn. een tee- kening vervaardigd, die u hierboven vindt afgedrukt. Door de plaatsing en den vorm der ramen spreekt in het middengedeelte de eigenlijke tuchthuisbestemming nog beter, dan uit het project dat werd uitgevoerd. We zien dat middenstuk geflankeerd door vlakke pilasters met basement en Jonisch kapiteel. In 't fronton daarboven het gekroonde wapenschild van Leiden door twee leeuwen vastgehouden en op den top van het fronton het beeld der Gerechtigheid met zwaard en weegschaal De muurvlakken der zijvleugels zijn voorzien van drie rijen blinde nissen, over eenkomend met het aantal der achterlig gende verdiepingen. In de werkelijkheid heeft men volgens het tweede ontwerp in elke rij om de beurt rond- en een rechthoekig afgedekte nissen gemaakt. Thans zijn hier en daar in de nissen ramen in gebroken. Dat is gebeurd, toen het gebouw in 1889 door het Rijk werd gehuurd om dienst te doen voor de Garni- zoens-administratie en magazijn van oor logstuig. - Merkwaardig is, dat we hier twee deu ren vinden geprojecteerd, beide nog al flink geaccentueerd. Het kalf versierd met guirlandes en de stijlen met afhangende festoenen. De situatie van het achterliggende oude gebouw liet niet toe één deur in de mid denpartij aan te brengen, en daarom bracht de ontwerper ook volgens het 2de plan, twee deuren aan. al waren die wat eenvoudiger dan de eerst ontworpene. Thans is alleen de linker toegang nog maar aanwezig. De rechter is verdwenen om plaats te maken voor gewoon muur werk Dat is natuurlijk weer gebeurd in een tijd toen elk stijlbesef zoek was ge raakt. Want die tweede deur is er volgens een paar oude gravures wel geweest. Pieter Post was volbloed klassicist en de geheele gevel draagt dan ook een streng klassiscisttsch karakter. Een der kenmerken is wel. behalve aller lei motleven als pilasters, fronton met blokwerk, enz., de strenge symmetrie, welke werd toegepast. Door het verdwij nen van de linkerdeur is de symmetrie ge broken. En mocht men ooit tot restaura tie van het complex overgaan, dan zou ik bescheidenlljk in overweging willen ge ven, de zaak weer te herstellen volgens de bedoeling van den bouwmeester, die Leiden in de vijftiger jaren der 17de eeuw verrijkte met een drietal monumentale bouwwerken. Voor de volledigheid herinner ik er nog aan, dat de schoorsteenen versierd zijn met zonnewijzers en op de uiteinden van de timpan zware vazen zijn. Een jaar vroeger in 1654 werd het Rasphuis gebouwd mede door Pieter Post en eveneens de gevel van het gebouwtje aan de Houtstraat, dat dienst doet als brandspuithuisje. (h jo;..- i i' "X.««/Val*' 1 or rt- in» t Xcrf-Uu [- 1 E Jj £.3 5.*, r*T7" q.u n De platte grond van het Rasphuis laat zien, dat de ruimteindeeling hoogst een voudig was. Aan de Zuidzijde het werk huis, waar de gevangenen hout moesten raspen. In de midden boven de oude ge vangeniskelders de binnenplaats, waar ze af en toe werden gelucht. Aan de Noord zijde het Rusthuis. Het plan van de ver diepingen is hetzelfde als het grondplan. Aan de zijde van het Gerecht zijn weer drie rijen blinde nissen, welke om de an dere rond en rechthoekig zijn afgesloten. Alleen aan de binnenplaats had men ra men van stevig traliewerk voorzien. Het dak van het Rasphuis wordt in de midden bekroond door een forschen schoorsteen terwijl vroeger op de make laars, volgens de heldere gravure van Del fos in Van Mieris II, vazen stonden. Den volgenden keer hopen we ons te wijten aan het gebouw van de Vier schaar. dat thans door het Instituut Kern wordt ingenomen. Gevaarlijke en onheilspellende postzegels. Minder griezelig maar toch wel goed gelukt, zijn de voorstellingen, die men meent te kunnen zien op sommige Beieische postzegels. Vooral zijn het die van het jaar 1911 met de beeltenis van den prins regent Luitpold in jagercostuum. Bekijkt men n.l. de guirlandes rechts en links ©enigen tijd, dan zijn het opeens geen guirlandes meer. Die verdwijnen spoorloos en de gedeelten van die band, die om de bladeren geslingerd is, worden opeens vvilte heeren halskragen, waaruit de wonderlijk ste koppen steken, die alle wat min of meer hoonend grijzend den niets kwaad vermoedenden- vorstelijk :n jager aankijken. Deze karikaturen zijn zoo opvallend, dat ze, wanneer men ze eenmaal ontdekt heeft, buitengewoon duidelijk zijn. Wanneer men zich de gelaatstrekken van vroegere Duit- sche vorsten nog herinnert, en wanneer men bovendien nog wat phantasie heeft, dan kan men zich zelfs voorstellen, dat de spottend© gezichten op de zegels, die van die vorsten zijn. Het duidelijkste en meest boosaardig grijnzend is de kop rechts boven. Die kijkt onder den jagershoed uit naar den prins regent, en laat zelfs iets wat minder netjes is, zijn tong zien, hier voorgesteld door een heel onschuldig schijnend streepje. Op de herinneringsz^gels, ui'.g g.ven ter gelegenheid van het 25 jarig regentschap van prins Luitpold, zijn tal van karikaturen te vinden in de krans, die zich om het portretmedaillon bevindt. Wanneer men bovendien het zegel zoo draait, dat de jubilaris naar boven kijkt, dan lijkt de geweldige haard op den kop van een hazenwindhond. Houdt men de zegels van Pruisen, uit gave 18611S67 met den adelaarskop naar beneden, dan ontdekt men tusschen den kop en de vleugels van dien vogel, twee phan- tastische kereltjes met zeer eigenaardige hoeden, die met elkander aan Ijet vechten zijn. Iets zeer interessants ontdekt men ook op de zegels van Tsjecho-Slowakiie die een allegorische voorstelling (het breken van een keten) van de republiek doen zien of wel een knielende vrouwengestalte. Op deze zegels zouden, men stelle zich voor, de gezichten van Lloyd George en Wilson voorkomen. Om ze te vinden moet men de zegels met den linkerkant naar beneden leggen. De driedeelige kleine berg aan den voe* van de vrouw (rechts boven) zou dan eer. karikatuur van Lloyd George zijn. Het gezicht van Wilson wordt gevormd door het gedeelte aan het eind van den linker voet. Verder ziet men op het op den linker kant liggend zegel in den rechterbeneden hoek, ook nog het naar links gekeerde gezicht van Wilson. De drie golvende ver hevenheden zijn de wenkbrauwen en de neus, de heuvel is de kin. Onder de neus stelt een kleine streep den mond voor. Het gelaat ligt scheef naar den toeschouwer en is door den rechterhand van het zegel (dus eigenlijk de onderkant) midden door gesne den, zoodat het achterhoofd ontbreekt. Edwina Booth, Duncan Renaldo en Harry Carey, de hoofdvertol kers in de film „Trader Horn." EEN FILM DER WILDERNIS. Alfred Aloysius Horn, werd geboren te Liverpool, in welke stad hij ook de lagere school bezocht. Meer dan van zijn leeraren leerde hij van zijn kameraden. Onder zijn mede-leerlingen was een jongen uit Vene zuela. een uit Peru. twee half-bloeds uit Haïti enkelen uit Brazelië en een Spaan- sche graaf. Zijn leeraren brachten hem de grondbe ginselen bij van Latijn en Grieksch en Wiskunde maar van zijn kameraden leer de „Trader Hom" Soaansch Portugeesch en Fransch en bovenal leerde hij het groote verlangen kennen andere landen te zien. de landen vanwaar zijn vrienden kwamen en waarheen zij weer zouden te- ruekeeren. Toen hij nauwelijks 18 jaar was, verliet hij Engeland en probeerde in de koloniën een bestaan te vinden Voor een groote Engelsche firma koch+ hij ivoor en dieren huiden van de inboorlingen van Afrika's west-kust De eenie bekende manier van zaken doen in deze landen was de ruil handel daar de wilde negerstammen toch niet-s met geld zouden kunnen beginnen Hij gaf hen geweren en kruid bedrukt katoen en schoenen voor hun waardevol ivoor en ruw rubber De inboorlingen brachten ook dikwijls levende dieren. Chim pansé's, jonge gorilla's, kleine olifanten die aan de dierentuinen van Europa ver kocht werden. Wat Alfred In dezen tijd leerde, kwam hem later zeer goed te pas; hij leerde het handelen de manier om den inboorlingen voor hun waardevolle producten de goed koopst mogelijke waren in ruil te geven. Voor zijn firma sloot l.ij zeer goede zaken af. maar toch beviel dit werk hem niet. Hij verlangde te veel naar avonturen, hij wilde vrij zijn eigen luimen volgend, door het land trekken. Spoedig nam „Trader Horn" ontslag bij de firma en begon voor eigen rekening te handelen, sloot vriendschap met de wild ste stammen van Afrika werd als broeder aangenomen door de kannibalen, nam d°el aan groote jachten en trok in alle richtingen door de wildernis. De wilden kenden hem en wisten hem te waardeeren Bij hen was hij bekend als .Trader Hom" (de handelaar Horn) die mooie verhalen kon vertellen en hen steeds met raad en daad bijstond. Slechts eenmaal gedurende de 65 iaren, die hij in de wildernis doorbracht werd door hem een reis naar Engeland gemaakt waar hfi zich echter niet op zijn gemak gevoelde de vrtiheid en de gevaren miste .Trader Hom" was zijn leven lang een in Afrika bekende en gevreesde avonturier geweest: oud geworden werd hij een phi- losoof Hij kon niet meer op jacht gaan en de binnenlanden doortrekken had geen connecties met Engeland meer om ruil waren te koopen, maar hij had veel be leefd en een goed geheugen. Hiervan maakte de man gebruik, om op zijn ouden dag in zijn onderhoud te voorzien; vlocht zeven, sneed lepels en andere huishoude lijke benoodlgdheden en trok hij van huis tot huis Hij probeerde zijn waren te ver- koopen maar bovenal vertelde hij waar gebeurde geschiedenissen uit zijn leven. Dikwijls jaagde men hem weg maar trok er zich niets van aan „Volgende maal beter" was zijn lijfspreuk geworden. Op een morgen, nadat hij tevergeefs aan Ethelreda Lewis getracht had een zeef te verkoopen gevoelde zij zich be schaamd dat de oude handelaar zoo phi- losofisch reageerde op haar korte weige ring. Zij riep hem terug, daar zij zich plot seling herinnerde, toch wel een nieuwe zeef te kunnen gebruiken. ..Trader Hom" vond dit zeer gewoon, hij verwonderde er zich nooit over als zijn klanten van mee ning veranderden. Een uur lang bleef hij bij haar praten en vertelde haar precies hoe men het beste op olifanten kon jagen. Maandenlang kwam de zwerver regel matig terug en de bekende schrijfster Ethelreda Lewis, schreef met hem een boek over zijn herinneringen, dat een enorm succes werd. Metro Goldwyn Mayer's film „Trader Horn" is hierop gebaseerd en werd opge nomen in de Afrikaansche wildernissen, od dezelfde plaatsen waar „Trader Horn" zijn avonturen beleefde. VON STERBERG EN ZIJN WERK. Een beknopte biografie. De bekende regisseur Josef v. Sternberg werd in Weenen geboren, doch op zevenja rigen leeftijd door zijn ouders naar New- York meegenomen, waar hij de lagere school doorliep. Later bezocht hij de Uni versiteiten van Berlfjn en Weenen. Zijn eerste contact met de filmwereld was als ondergeschikt employé in de montage-af- deeling van de World Film. Hij werkte in nractisch iedere branche van de produc tie- en verhuuroveanisatie. en kreeg zoo doende een grondige kennis van het film bedrijf. Met zeer weinig geld. ongeschool de spelers en minderwaardig technisch materiaal maakte hij „Salvation Hunters". Charlie Chaplin zag de merkwaardige film interesseerde zich voor den jongen man en vertrouwde hem de regie toe van „The Exquisite Sinner" een comedie met. Edna Purviance (19251. Op aandringen van Chaplin werd .Salvation Hunters" aange kocht door United Artists. In 1926 werd „Von" geëngageerd door Metro-Goldwvn waarvoor hij de weinig opvallende film „Escape" vervaardigde. In 1927 ging hij over naar Paramount: ztin eerste film voor deze maatschannü was Underworld" met George Bancroft in Nederland uitge bracht als ,De slonnen van Chicago" Met deze film was de aandacht van publiek en producers voorgoed oo hem gevestigd Toen „Underworld" tot een der tien beste films van het jaar gekozen werd, verleng de Paramount zijn contract en Von Sternberg maakte achtereenvolgens: .Drag Net" („Misdadigers der Wereldstad") met Bancroft, „Last Command" (.Laatste De bekende regisseur Josef von Sternberg. Commando") met Jannlngs, „Docks of New York" („Dokken van New York") en „Showdown" „Blanke Ballast")beide met Bancroft, „The Case of Lena Smith" („De Zaak Lena Smith") met Esthr Ralston. Zijn eerste sprekende film. „Thunderbolt" („Zijn Laatste Gang") werd in Nederland als stomme film vertoond. In 1930 werd hij door Paramount „uitgeleend" aan de Ufa voor de regie van een Janninesfilm: ..Der Blaue Engel" („De Blauwe Eneel") met Mariene Dietrich, terug in Hollvwood maakte hij nog ..Marocco" met Mariene Dietrich en Gary Cooper. ..Dishonored" („Onteerd") met Mariene en Victor Mc- Laglen. en zijn nieuwste film .An Ameri can Tragedy" een bewerking van Theo dore Dreisers roman met Philios Holmes, Frances Dee en Silvia Sidney Momenteel is hij bezig met de opnamen voor „The Shanghai Express", opnieuw met Mariene Dietrich ONBEKENDE BEROEMDHEDEN IN HOLLYWOOD. Er zijn maar weinig plaatsen op onze schoone aarde, waar men zooveel interes sante typen bij elkaar vindt, als in Holly wood. Een deel van Hollywood's beroemd heden is over de heele wereld bekend, maar er zijn velen, wier vermaardheid zich uitsluitend tot de filmstad beperkt. Daar is bijvoorbeeld Peter, de kluize naar. die tot voor kort prat ging op net feit, dat hij in de heele stad de eenlge kluizenaar was. Nu heeft hij een concur rent gekregen in den kluizenaar Herman. Peter kleedt zich in een witte toga. Her man verschijnt slechts in het rood. Zij zijn, hoewel collega's, allerminst vrienden, integendeel voeren zij een verbitterden strijd om den titel „De eenige kluizenaar van Hollywood." Belde flgureeren voor Pa ramount. Dan is er „Dummy", een doofstomme krantenjongen, die tegenover een veelbe zocht Hollywoodsch café op post staat. Hij kent de meeste filmsterren, zonder met hen te kunnen spreken Zijn eenlge vriend is Jack Oakle, de populaire Paramountster. Zij voeren samen lange gesprekken in een moeilijk te begrijpen gebarentaal. Een andere krantenjongen is „Memphis" Ward die als de filosoof onder de krantenjon gens bekend staat. Een bekende figuur is Pedro, een figu rant, die dagelijks te paard In de „casting- offices" verschijnt Bill Rasmussen, een ander" figurant brengt zlin tiid slechts voor de poort van één studio dat der Pa ramount, door. „Big Boy" een baardig, gespierd heer verschijnt op alle uren van den dag voor de leiders der engagements- bureaux, en laat hen zonder een woord te spreken, zijn breede borstkas en krach tige spieren zien. Hoewel slechts weinigen zijn naam ken nen, heeft iedereen in Hollywood wel eens kennis gemaakt met den man. die het hardst lacht van de heele filmkolonie. Zijn lachbuien zijn onbeschrijfelijk en hij heeft haast van iedere Hollywoodsche bioscoop directie de beleefde maar dringende uit- noodiging ontvangen het theater te ver laten. daar zijn lachen de dialoog van een sprekende film onverstaanbaar maakt. Hij moet nu qjn v-ne>n<ipr> vrqcro-n lrqartieS voor hem te nemen, daar de caissières hem geen biljetten mogen verkoopen. Ten slotte moeten wij nog Oscar ver melden, Paramount's zwarte schoenpoet ser, en August Tollaire, die lederen dag zijn eerbiedwaardige witte baard In melk wascht en opstrijkt Ook aan William Tav- lors moeten wij nog denken, de oudste figurant, die nu 102 jaar 19. en kort ge leden snraakles voor de sprekende film is gaan nemen. •7ü -zün in Rnllvwnnd alle nwuilair even populair als de groote sterren, met het kleine onderscheid dat tusschen de sala rissen der beide categorieën een breede kloof gaapt. HAROLD LLOYD WEER AAN 'T WERK. Harold Lloyd heeft eenige ateliers afge huurd in de Hollywoodsche studio's van Unifed Artists, waar hij reeds met zijn heele opname staf ingetrokken is Dat be- teekent dus dat Llovd binnenkort met zijn nieuwe film zal beginnen die als gewoon lijk door Paramount uitgebracht zal wor den. Onderwerp van de film en de namen van mede-spelenden ziin nog niet bekend. MUZIEK VOOR CHEVALIER. Richard Whiting en Leo Robin de be kende Amerikaansche song-comoonlsten, zijn door de Paramount geëngageerd voor het schrijven van. de -liedles in Maurice Chevalier's nieuwe film One Hour with You" Oscar Straus zal. evenals in .De Lachende Luitenant" de instrumentatie verzorgen en het orkest leiden Robin en Whiting hebben reeds een groot aantal liedjes voor Paramount ge schreven. Een van hun grootste successen was de seng „Louise", door Maurice Che valier gezongen In „Innocents of Paris".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 13