Uit den Leidschen Raad,
72sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 11 December 1931
Derde Blad
No. 22004
DE BEGROOTING VOOR 1932.
DE REPLIEKEN.
WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN.
T'LEEUWARDEN'
FEUILLETON.
Het Kostbare Meesterstukje
SOCIALISME EN COMMUNISME.
De heer v. ECK vervolgt zijn repliek.
Tot op zekere hoogte is spr. het eens,
dat een motie inzake de annexatie niet
geheel op haar plaats is. Hij stelde deze
voor om spoed te doen betrachten en om
den raad eens haar meening te doen
uiten, hetgeen totdusver niet geschiedde.
Verwerping van zijn voorstel lijkt hem on
tactisch en daarom trekt hij zijn motie
in. Wel dringt spr. aan op aandrang bij
Ged. Staten.
Wethouder GOSLINGA: Kunt u daar
aan niets doen?
De heer v. ECK is ontstemd en ongerust
over de aankondiging van een rantsoe-
neeringsvoorstel, dat dan gericht zou zijn
tegen spr.'s partij, vreest hij. (De voorzit
ter zegt: u vergist u). In ieder geval is
spr. tegen rantsoeneering. Gaarne zag spr.
ingetrokken door den voorzitter de uiting
van verdachtmaking ten aanzien van de
beschuldigingen van mevr. Braggaar, die
toch ernstig de zaak heeft behandeld. Die
uitdrukking gaat toch te ver.
Spr. komt dan tot den heer Knuttel. Spr.
erkent, dat de S.D.A.P. in menig land in
een moeilijk parket zit en verliest aan het
communisme. Van achteruit hollen is
echter geen sprake. Iedere partij heeft
ups and downs. Voor debat-avonden met
communisten voelt spr. niets, daarin is
niets geen heil gelegen. (Met den heer
Knuttel ontstaat een fel debat)In tegen
stelling met het communisme heeft zijn
partij hier in Leiden veel bereikt. De
communisten drijven op menschen in
wanhoopss temming.
Spr. stelt dan de soc.-dem. tactiek tegen
over de communistische. De laatste stuurt
regelrecht op den burgeroorlog at. die,
daar blijft hij bij, veel wreeder is; ge
bruikt daarvoor straatbetoogingen, tegen
de orde in: de beste propaganda voor den
Vrijw. Landstorm. Hier strijden de com
munisten met ons voor vrijheid van druk
pers etc., doch zie naar Rusland. Waar
zij de macht hebben, vernietigen zij al die
mooie dingen juist. Dat geeft later der
halve niets dan teleurstelling.
De heer KNUTTEL: in Rusland toch
niet.
De heer v. ECK: daar kom ik nog wel op.
De VOORZITTER: Rusland is niet aan
de orde.
De heer v. ECK wraakt de meening. dat
Nederland en Rusland op één lijn zijn te
stellen. Ethisch en anders heeft hij ernstig
bezwaar tegen de methodes daar. maar hij
heeft er toch respect voor daar. Hier
te lande zijn die methodes ondenkbaar.
(De heer WILBRINK: dan zou ik eerst
nog eens een robbertje met den heer
Knuttel vechten!) Spr. stelt hiertegen
over de strijd der S.D.A.P. om de macht,
(iien hij uitvoerig schildert. Het socialisme
zal het winnen van het kapitalisme, dat
zelfs losgelaten wordt in kringen, waar
dit totnutoe niet gebeurde, zie Amelink.
Geheel te vermijden zullen z.i. echter
misschien botsingen en conflicten niet
zijn. als de S.D.A.P. groeit en mee achter
de groene tafel zit.
Weth. GOSLINGA: welnee, dan wordt ze
makker.
De heer v. ECK wijst dan op de verant
woordelijkheid voor het overnemen van de
macht. De wanorde van het kapitalisme
mag daarom niet vergroot worden.
Geleidelijk zal het kapitalisme moeten
overgaan in het socialisme.
Ais remedie voor de crisis oordeelt spr.
het beste de productie te bevorderen van
Woningbouw, Zuiderzee-demping etc. daal
de normale productie een overvloed heeft
gegeven waardoor de crisis is ontstaan.
Brengt de crisis het kapitalisme ten val
dan is er nog niets verloren.
Voorstellen, die practisch onuitvoerbaar
zijn, heeft de SD.AP. niet gedaan en
zulke voorsteilen zal zij ook niet steunen.
De 7-uren-dag zou slechts de tegenzin in
overheidsbemoeiing versterken en al kan
de S.D.AP. principieel met dit voorstel ac-
coord gaan, daarover zal tegenstemmen
ook waar deze regeling alleen zou gelden
voor hej overheidsbedrijf. Eveneens om
practische redenen zal de S.D.AP. niet
stemmen voor het voorstel Knuttel inzake
gas en electriciteit, daar dit zou leiden tot
onbestuurbaarheid onzer stad, en tot groo-
te schade juist voor de arbeidersklasse.
(Weth. GOSLINGA: daarvan neem ik
acte
Komt men aan de salarissen boven de
f. 6000 dan ligt daarin het recht, ook te
komen aan die beneden de f. 6000 en spr.
wil juist dat recht betwisten. Het voorstel-
Knuttel, hoezeer gaande in spr.'s richting,
zal zijn fractie daarom niet steunen.
Spr. geeft den heer Wilmer dan een
uiteenzetting van het begrip kapitalisme.
De heer WILMER: 't Staat ook in de
encycliek van den Paus!
De heer v, ECK: Jawel, maar op steun
van de R.-K. kunnnen wij nooit rekenen,
zelfs niet van de R.-K. arbeiders. Voor de
werkloozen stelt zijn fractie voor wat h.L
mogelijk is.
De heer WILMER: Dat doen wij ook.
De heer v. Eek: Daarvan blijkt niets.
Men gaat juist het voor hen verslechteren.
De heer Bosman ziet blijkbaar heil in
loonsverlaging. Dat geeft voor de werk
loosheid niets, zie naar de landen met
lage loonen, hier bijv. de landarbeiders.
Bovendien welk een betrekkelijk geringen
invloed oefenen alleen de loonen uit? Het
consumptievermogen daalt door loonsver
laging en juist het tegenovergestelde is
noodzakelijk vooral in deze crisis. Spr.
wijst naar de meening van den econoom
Keynes.
Op den duur kan rationalisatie goed zijn
thans is zij z.i. schadelijk, naar hij nader
uiteenzet.
De heer v. Es toont zich zoo voor hand
having van het gezag, zou hij dat ook zijn
in Rusland? Als het gezag maar in A.-R.
geest gaat! Spr, komt voorts er tegen op
aan soc.-dem. wethouders te wijten, dat
plaatsen als Rotterdam het zwaar te ver
antwoorden hebben. Dat is niet hun
schuld.
Medezeggenschap verdedigt spr. tegen
wethouder Tepe. Ieder weet nu wel, wat
daarmede bedoeld wordt. Ook voor het
bedrijf zelf oordeelt hij het noodig en op
den duur voordeelig.
Met de toezegging van den wethouder
kan hij genoegen nemen, zoo wordt toege
zegd, het G. O. te hooren.
Zijn voorstel inzake de Duinwater Mij.
stelt niet de personeel-belangen op den
voorgrond. Spr. bedoelt het gemeentebe
lang te dienen. Denk aan de tarieven (spr.
herinnert aan de Kooi!). Het is een mono
polie, dat aan de gemeente hoort. De 1 '/s
aandeelhouders kan het niet tegenhouden.
Er zijn bezwaren door ligging buiten de
gemeenten etc., doch zijn die moeilijkhe
den niet te overwinnen? Het andere voor
stel betreffende het bestuur der Mij. wil
hij terugnemen.
Een levensmiddelendienst vanwege de
gemeente blijft hij in het belang der stad
oordeelen.
Zooals de heer Goslinga niet zuinig wil
zijn ten aanzien van raadhuisbouw. wil
spr.'s fractie niet zuinig zijn in het belang
der werkloozen. In de eerste plaats dienen
geholpen degenen, die zijn aan den rand
van het gebrek. Dat kan alleen door aan
tasting van de gegoeden. Hier weigert
men zelfs de zeer bescheiden voorstellen
zijner partij daartoe.
Misschien heeft de SD.AP. over 4 jaar
de goedkeuring van den heer Wilmer voor
2 wethouderszetels niet meer noodig.
De heer KNUTTEL: Die illusie moet ik
u ontnemen.
De heer v. ECK erkent, dat er reden kan
zijn voor loonsverlaging, doch spr. be
strijdt hetgeen wethouder Romijn daar
over zeide en haalt op zijn beurt citaten
aan uit het soc.-dem. propagandablad.
Tenslotte richt spr. een waarschuwend
'woord tot den raad. Er heerscht ontstem
ming en verbittering. Mogen daarom
kleine voorstellen tot bemoediging worden
afgewezen? De regeering werkt al zeer
verderfelijk, ver als zii staat van het volk.
Zal deze raad haar leiding volgen of zich
daarboven stellen? Z.i. moet de raad zich
schrap zetten. Anders verdwijnt het ver
trouwen der massa in den weg van het
parlementarisme.
«W/T,
171. De ooievaar was al zoo hoog en zoo ver, dat ze
hem onmogelijk konden inhalen. Ze hoorden den koning,
die aan den snavel van den ooievaar hing, luidkeels
schreeuwen. Tuimeltje riep den koning nog zoo hard hij
kon toe, dat hij zou trachten hem te redden en toen
zonken kikker Karei en Tuimeltje van aandoening op
den grond.
172. Toen ze weer opgeknapt waren, begonnen ze
plannen te beramen om den ooievaar te vangen. In de
verte hoorden ze het heele dorp huilen. De torenwachter
blies op zijn trompet, ten teeken dat er onheil in het
land was gekomen en dat gaf Tuimeltje en kikker Karei
des te meer reden, maar direct op zoek te gaan naar
den ooievaar.
DE VOORZITTER HANDHAAFT
ZIJN WOORDEN.
Den VOORZITTER spijt het, als mevr.
Braggaar zich gegriefd voelt over zijn uit
lating verdachtmaking over haar beschul
digingen aan het M. H.. doch hij gelooft
deze uitdrukking toch juist en kan ze
niet terugnemen. Moet niet door haar den
indruk zijn gewekt dat M. H. slecht haar
taak verricht, terwijl deze commissie al
zal ook zij wel fouten maken, haar uiterste
best doet.
NAAR RUSLAND.
De heer KNUTTEL wijst er op, dat nie
mand heeft gezegd, dat het kapitalisme
deze crisis weer te boven zal komen. Hij
vindt dat zeer belangrijk. Ten overvloede
geeft ook hij nog eens een verklaring van
het begrip kapitalisme!
Er behoort moed toe te zeggen, dat er
nog geen bouwmeester is voor een nieuwe
maatschappij. Spr. verwijst naar Rusland.
Hij geeft de heeren Wilbrink, Huurman en
Wilmer den raad, de communisten niet
te onderschatten. Feitelijk is de gods
dienstvrijheid in Rusland grooter dan
hier, want hier is deze voor de niet-gods-
dienstigen al heel gering. Zie de Zondags
wettoepassing, het optreden tegen de Da
geraad etc. Zeker, er zijn in Rusland ker
ken gesloten, omdat er geen geloovigen
meer zijn, nu de staat geen cent meer
geeft voor de kerk. Er worden ook kerken
afgebroken, o.a. de kerk van den Heiligen
Verlosser, waardeloos uit kunstoogpunt,
voor betere doeleinden. Van ophanging is
geen sprake, wel van fusilleeren. (Gelach).
Bij sabotage of samenspanning wordt op
getreden, doch dat is een politieke strijd.
Hier leven we onder dictatuur van het
kapitalisme, daar onder die van het pro
letariaat.
Smoesjes is het zich te beroepen op de
burgerlijke en soc.-dem. pers, hoewel ook
daar kentering komt. Zie de groote trek
naar Rusland uit dep vreemde.
Weth. GOSLINGA: stuur,f£r de werkloo
zen heen.
De heer KNUTTEL: dat zop kunnen als
de regeering hier maar oëfrekkingen met
de sovjets wilde.
In Rusland zijn we nog in het stadium
van staatssocialisme, waarbij het begrip
winst is uitgesloten. Van slavengeest is
gesproken, waar is het leger van slaven
drijvers dan?
De heer v. EECKE: mitrailleurs om de
fabrieken.
De heer KNUTTEL: onzin, lees wat per
sonen, die er geweest zijn, schrijven.
De heer v. EECKE: die zien alleen wat
men hen wil laten zien.
De heer KNUTTEL ontkent dit perti
nent.
De heer v. EECKE: hoe weet u dat?
De heer Knuttel: dat weet ieder die lo
gisch denkt. Spr. geeft dan een pracht-
oorstelling van den gang van zaken in
Rusland.
De rede van den heer Vallentgoed stond
op het laagste peil: klinkklare nonsens.
Waardeering voor politieke tegenstanders
bewijst het los-staan van den klassestrijd!
Vechten komt in de beste families voor.
Met den heer v. Eek is het moeilijk te
debatteeren, want hij is een naïeve opti
mist. Vroeger eischte hij zelf debat, nu is
hij er tegen. Bij de communisten is achter
uitgang geweest, doch volgens spr. is deze
voorgoed overwonnen, mede door het ver-
raad-optreden der S. D. A. P zooals in
Duitschland.
Dan de kwestie van tactiek. Alsof spr.
zoo is voor burgeroorlog! Alleen, hij wil de
arbeiders daarop voorbereiden, terwijl de
heer v. Eek hen weerloos wil houden, hoe
wel erkend wordt, dat de mogelijkheid van
botsingen bestaat. De strijd om de geesten
moet geschieden door daden.
Het verschil tusschen den linkervleugel
der Chr. partijen en de S. D. A. P. is te
gering dan dat de Chr. naar de S. D. A. P.
zullen overgaan. Dat zullen zij doen direct
naar het communisme. De S. D. A. P. gaat
steeds op zij, daar zij de revolutie meer
vreest dan het kapitalisme, zie naar Enge
land en Duitschland. Iedere economische
actie wordt door de S. D. A. P. geremd, zie
nu Twente weer. Dat gaan de arbeiders
doorzien. De S. D. A. P. is geworden een
partij van arbeiders-aristocraten, die de
ongeorganiseerden wegtrapt.
Nu zich te werpen op groote openbare
werken is utopisme. Dan moet er eerst
revolutie komen! En al zou het mogelijk
zijn, dan verschuift het de crisis een paai*
jaar, meer niet. Het kapitalisme moet
dood!
Den toestand van Leiden ziet spr. ook
niet zoo best in, doch zoo erg als weth.
Goslinga het voorstelt, is het nog niet, al
kan het misschien zoover komen. Leiden
kan nog -leenen, waar andere plaatsen
meer moeite mee hebben.
Weth. GOSLINGA: omdat hier maar één
Knuttel is.
De heer KNUTTEL: er is nog 'n reserve.
Nu is het tijd om in te teren. Leiden kan
ook nog bij zichzelf leenen: het stadhuis
potje.
Wethouder Romijn heeft het M. H. ver
dedigd, doch daar wordt zeer onwillekeurig
en op de meestf onjuiste gegevens ge
werkt en de ondersteuningen zijn schan
delijk. Het M. H. moet verdwijnen, gelijk
iedere steun.
Diverse voorstellen der S. D. A: P. zal hij
steunen, andere laten hem koud. Beslist
noodzakelijk is een Gem. Tehuis voor
ouden van dagen.
M. H. is z. i. bij B. en W. volstrekt niet in
betere handen en de raad is in dit opzicht
ook niet te vertrouwen. Dat is geen uitweg
voor de arbeiders, die moeten demonstree-
ren. Ook voor medezeggenschap, zooals
voorgesteld, voelt hij niet.
De voorstellen der S. D. A. P. krijgen be-
teekenis door het aantal; wethouders bui
ten de wethouders om.
De heer VALLENTGOED: percentsgewijs
minder dan u indiende.
De heer KNUTTEL: het is richting
tegen richting. Spr's voorstellen zijn alleen
ingediend ter demonstratie (behalve tand-
onderzoek op school). Spr. verdedigt deze
voorstellen nader. Gewerkt moet worden
in de richting van nivelleering.
Om kwart vóór zes wordt de zitting ge
schorst.
AVONDZITTING.
De heer KNUTTEL vervolgt de verdedi
ging van zijn voorstellen, speciaal wat be
treft woningbouw. Uitwerking van zijn
voorstellen verwacht hij niet, alleen hoopt
hij, dat de arbeiders daarin aanleiding
mogen vinden tot grootere actie tot den
val van het kapitalisme.
REPLIEK VAN DEN HEER WILMER.
De heer WILMER heeft met waardeering
den heer Vallentgoed gehoord, het op prijs
stellend, dat deze van de R.-K. economie
studie had gemaakt. Ook al was deze er
z.i. naast, waarop hij kort ingaat. Zoowel
de heer Bosman als de heer Knuttel mee-
nen al heel eenvoudig de economische
kwesties te kunnen oplossen, doch zoo een
voudig is het niet
Wat de opcenten op de vermogensbelas
ting betreft, deze zou een zich onttrekken
aan liefdadigheid niet rechtvaardigen,
doch waar B. en W. deze niet noodig oor
deelen, een sluitende begrooting aanbie
dend, zal hij nu niet daarvoor stemmen,
al hoopt hij, dat het college, dat tot Mei
tijd heeft, nog ernstig zal onderzoeken, of
de voorzichtigheid niet gebiedt alsnog er
mede te komen.
Voorts acht spr. het ongemotiveerd, dat
B. en W. de woningbouwverenigingen een
tip geven de straatbelasting te verhalen
op de huurders, zoo haar begrootingen
niet sluiten. Dat behoort zA. geen regel te
zijn.
Weth. GOSLINGA: daarmede zijn wij
het eens.
De heer WILMER: het gebeurt toch ook
bij de gemeentewoningen en dit maakt
den indruk, alsof het zoo hoort. Vaste
aanstelling na eenige jaren lossen dienst
steunt spr. gaarne.
Als spr. dan de Kerstgave te berde
brengt, zegt de VOORZITTER, dat B. en
W. terugnemen de zin over goedkeuring
van den minister. (De heer v. Stralen: de
minister heeft dus al goedgekeurd).
De heer WILMER gelooft niet dat de
S. D. A. P. alle voorstellen zou hebben ge
daan, zoo zij de macht hadden, daar zij
onbetaalbaar zijn.
DE HEER V. STRALEN VOLGT.
De heer v. STRALEN gelooft, dat zijn
hoop, dat B. en W. mede zouden werken
aan werkverruiming, de bodem is ingesla
gen. Het veemarktplan is opgeborgen, dito
het uitbreidingsplan. Sportvelden oor
deelt hij practisch voorloopig ook van de
baan, al zou verhuren z.i. nog wel wat
opleveren, afgezien van belasting.
Zelfs demping van het Levendaal loopt
z.i. gevaar gezien wat de wethouder van
financiën zeide, die blijkbaar baas is in
het college. Toen de belastingfactor werd
verlaagd, was het college nog niet zoo
warm voor demping, toen werd het steeds
vastgeklonken aan uitbreidings- en rio-
leeringplan. Het is wel zeer teleurstellend,
vooral voor de bewoners.
De heer KNUTTEL: jullie verliezen er
je grootste propaganda-middel mee.
De heer v. STRALEN vindt het beter,
dat B. en W. dan maar erkennen, dat aan
bestrijding der werkloosheid niet meer
gedaan wordt.
Weth. GOSLINGA: en je zegt altijd, dat
wij niets doen.
De heer v. STRALEN: ik zei toch in
RECLAME.
3024
Uit het Engelsch door me]. C. M. G. de W.
51)
Julie huiverde bij deze gedachte. En
Willem, die zeer onder den indruk was
van haar zwakheid, bracht haar dadelijk
naar een stoel, zonder naar de oorzaak
van haar huiveren te vragen, 't Kon ook
de uitwerking zijn van al het schoone,
dat zij om zich heen zag.
Hij zag dat zij nog zeer zwak was en
bracht haar dadelijk naar een ouderwet-
schen stoel, zonder er op te letten, dat zij
nu vlak bij den Hoodoo zat.
7- Je moet je niet te veel vermoeien,
zei hij op zeer vriendelijken toon: Ik ben
bang dat je wat te veel geloopen hebt.
Weder huiverde het meisje. Het oude
ongelukkige gevoel dreigde haar te over
stelpen.
.0, wat wou ik graag dat dat ding niet
hier gekomen was, zei ze droevig. Het
was niet noodig het beeld aan te wijzen.
Zij was zeker dat hij begreep wat zij be
doelde.
Maar voor dien verwonderlijken jongen
toan was dit toch onbegrijpelijk.
O, je meent die James, zei hij, wij
tend op een molen aan de overzijde. Het,
!s geen Matthijs, hè? Ik ben zoo blij dat
?e dat ook vindt, want als ge ook van die
opinie zijt dan zal ik Sir Arthur mis
schien kunnen overtuigen dat dit geen
Plaats voor hem is.
Was zij maar een beetje sterker geweest,
dan had zij hem willen schudden.
Ik meen de Hooboo, zei ze treurig.
Haar hart klopte snel en luid toen zij
hem zich zag omkeeren.
O ja, daar heb je gelijk in, zei hij met
zijn hoofd een beetje op zij, een beweging,
die zij hem al meer had zien doen. Ik ben
het geheel met je eens, die oude dwaas
neemt daar veel te veel plaats, meer licht
dan hij recht op heeft.
Julie dacht niet aan dat mooie licht, zij
trilde. Maar hoe kon iemand, zoo verhe
ven als Willem, dan ook weten welke
demonen op haar worden losgelaten.
Wat wou ik graag dat hij ergens
anders stond.
Zijn vroolijke lach werd eensklaps ge
temperd, toen hij de uitdrukking van
haar oogen zag en het volgend oogenblik
zag hij den ouden man dood naast den
Hoodoo liggen.
Het was of er een wolk over de zon trok.
Ook voor hem was het leven de laatste
maanden niet gemakkelijk geweest. Hij
had een harde leerschool doorloopen. Er
waren scherpe trekken in zijn gelaat ge
komen en kringen onder de oogen. Nooit
moest hij het ideaal zoo verre de werke
lijkheid laten overtreffen. En toch, in dit
moeilijke oogenblik hield zijn krachtige
natuur hem staande.
Hij begreep de oorzaak van de doode-
lijke bleekheid op Julie's gelaat. Het was
niet alleen een gevolg van haar zwakheid
of van vermoeienis na een te lange wan
deling. Zij had muizenissen in het hoofd:
met alle kracht, die in hem was, moest hij
die verdrijven.
Wij zullen juffrouw Babraham trach
ten over te halen hem in den tuin te
laten zetten.
Nauwelijks had hij die woorden uitge
sproken of de toovenares uit het sprookje,
gevolgd door den heer Babraham, kwam
de schilderijengalerij binnen.
HOOFDSTUK LX.
Zoo, is u hier?
Maar juffrouw Babraham's vroolijke
toon veranderde al spoedig, toen ze zag
hoe moe Julie er uit zag.
Neen, blijf stil zitten, als je blieft. Ik
zou heel boos zijn op mij zelf als de wan
deling te lang bleek geweest te zijn.
Julie, nog meer verlegen door de te
genwoordigheid van Sir Arthur vond het
heel moeilijk om een woord te zeggen.
Ik hoop dat u veel houdt van een
kippetje en een versch eitje, zei de oude
heer vriendelijk. En ook van een glas wijn
bij uw maaltijd ik zeg altijd dat Enge
land daardoor geworden is wat het thans
is. Maar toen hij zag dat zijn vroolijke
toon minder invloed had dan gewoonlijk,
wees hij op den Hoodoo, in de hoop dat
die een verlegen meisje op haar gemak
zou zetten.
Kijk. daar heeft u een ouden vriend,
u zult hem zeker wel herkennen.
Julie's ellende werd echter hoe langer
hoe erger en Sir Arthur deed een nieuwe
poging.
Ik geloof toch niet, zei hij lachend
tot Willem, dat de oude baas hier kan
blijven staan. Zeg, wat vindt u daarvan?
Wij hebben ook al gedacht mijnheer
of het niet beter zou zijn hem in den tuin
te zetten.
Juffrouw Babraham stemde vroolijk
voor dat plan.
Dat is een uitstekend idée. En mis
schien willen juffrouw Julie en mijnheer
Willem er samen wel een mirt in zetten.
Een mirt, zei Sir Arthur. In dien
vent een mirt? Hij trok aan zijn knevel
en zag Laura, die stond te lachen, aan.
Waarom toch een mirt?
Hé Papa, wat bent u suf!
Een rechtstreeksche mooie terechtwij
zing en Sir Arthur was eerlijk genoeg dat
te bekennen. Zijn eenige verontschuldi
ging was. dat in sommige dingen de sexe,
waartoe hij het ongeluk had te behooren,
niet zoo vlug van begrip was.
Nu was het. Willem's beurt om het
denkbeeld toe te juichen. Die dwaze jon
gen kreeg een vuurroode kleur en zei:
Ja, juffrouw Babraham, wij zullen
een mirt in den mond van het monster
planten.
Allen lachten, behalve Julie. Ze wist
niet dat de mirt in een bruidsbouquet
hoorde. Het meisje dacht op dat oogenblik
dat zij nooit in haar leven meer
lachen zou.
Sir Arthur zag wel dat hij het meisje
wat moest opvroolijken.
Heeft mijn dochter u verteld, vroeg
hij, wat wij ons voorstellen met uwe Van
Roon te doen? Natuurlijk als u het goed
vindt.
Julie had dolgraag willen zeggen dat zij
het niet was die permissie moest geven,
daar de Van Roon niet aan haar toebe
hoorde. Maar het was of zij nog in een
droomtoestand leefde, een toestand,
waarin èn spreken èn handelen haar on
mogelijk was. Het eenige wat zij kon doen
was lijdelijk luisteren naar de stem van
Sir Arthur, terwijl hij voor haar als het
ware sprookjes vertelde.
Ik moet u vertellen, zei hij, natuur
lijk alleen als u het goed vindt. Wij heb
ben een comité gevormd om deze schil
derij van u te koopen. Drie of vier van
ons houden het voor een stuk dat aan
het land moest toebehooren, maar het is
natuurlijk de vraag voor hoeveel het aan
gekocht zou kunnen worden. Wanneer we
het in het openbaar te koop laten aan
bieden, zou het misschien meer opbren
gen dan wij er voor kunnen geven. Dat
mag nu een gevoelskwestie zijn, maar wij
vinden dat het aan den staat moest toe
behooren, aan de „National Gallery", dat
museum, waar we noodig een tweede Van
Roon moeten hebben, 't Is misschien ook
mogelijk dat het van minder waarde ge
taxeerd zou worden omdat het stuk niet
onderteekend is. Nu begrijpt u de moei
lijkheid. waarin wij ons bevinden. Indien
de staat het stuk wil koopen. dan brengt
het misschien een belachelijke som op. En
wij willen toch ook al weer niet dat het
voor minder dan de werkelijke waarde
verkocht wordt. Dus nu is de vraag wat
wilt u er mee doen?
Juüe luisterde en volgde de redeneering
zoo nauwkeurig mogelijk, maar barstte
eindelijk in tranen uit.
Het schilderstuk is niet van mij,
snikte zij. Het hoort mij niet toe.
Het was een heel moeilijk oogenblik.
Mijnheer Arthur, die van het begin af aan
getwijfeld had, kon men haast niet kwa
lijk nemen dat hij weer begon te twijfe
len. Zulk een uitbarsting was de beste
bevestiging van zijn eerste vermoeden dat;
hij door d£ latere omstandigheden hem
misschien te gemakkelijk had vergeten.
Maar Laura's geloof was nog steeds rots
vast. Voor haar was de kwestie van
eigendomsrecht beslist.
Kom, Papa, zei Laura, terwijl zij
haar vader berispend aanzag. Als wij nu
niet dadelijk heengaan om naar dien
bloemenrand te kijken, dan komen wij
veel te laat voor de lunch.
HOOFDSTUK LXI.
Toen zij weer samen waren, was het
Willem's taak Julie te troosten in haar
verdriet. In plaats van voort te praten
over de kwestie aan wie de Van Roon
toebehoorde of over dien akeligen Hoo
doo, begon hij over Matthijs Maris uit te
weiden.
Wat Julie betreft, voor haar kon hij
even goed praten over de maan. In de
eerste plaats omdat ze nooit iets van
dien Matthijs Maris had gehoord en
vooral omdat ze niets liever wenschte dan
nu eenmaal voor goed te beslissen aan
wie die Van Roon toebehoorde. Want dat
vraagstuk hinderde haar als een pijnlijke
wond Dit was een heel gewichtig oogen
blik; een gewichtige beslissing wordt
soms verwonderlijk snel genomen, een
heel leven kan soms van één oogenblik
afhangen.
(Wordt vervolgd.)