N.V. LEIDSCH DAGBLAD De oprichting van het standbeeld v?n Herman Boerhaave in den jare 1872 BIJ BURGEMEESTER G. BULTEN. 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 28 November 1931 Derde Blad No. 21993 steld, die iederen dag de handen vol heeft Buitengewoon veel is gedaan voor een goede volkshuisvesting, het gas- en electri citeitsbedrijf is uitgebreid, het wegennet heeft veel zorg geöischt: U heeft wel de prachtige bitumenwegen gezien; met het oog op het bollenbedrijf was dit een dringende noodzakelijkheid, al heeft het veel gekost. Het gemeentehuis is geheel verbouwd (u zult nog zien hoe keurig het geworden is!), de brand voorziening werd geregeld, het Waterleidingbedrijf ge sticht, dat gedeeltelijk ook N oord wij ker- hout voorziet. Dit wordt als het best ge outilleerde bedrijf, voor wat hot pomp station betreft, van ons heele land be schouwd. Helaas rendeert het, tengevolge van de hooge afschrijvingen der eerste jaren nog niet. Wij hopen dan ook op een intensievere aansluiting. Dit alles kwam tot stand zonder hooge belastingen. We hebben daarenboven, als gezegd, nog een mooi zuiver overschot 't Komt mij dan ook onbillijk voor om alle gemeenten over één kam te scheren: daar mee wordt aan de zuinig beheerde, on recht gedaan. Op het oogenblik geschiedt er door middel der werkverschaffing veel: de mooie trottoirs ,de goten langs de wegen, de rioleering, het is alles in de laatste jaren door de werkloozen tot stand ge komen. Wat werkverruiming betreft: wij subsidieeren het cultuurrijp maken van diverse gronden, indertijd door ons tegen niet te hoogen prijs aangekocht De kleine handelaren, die 't anders stellig niet zouden kunnen doen, profiteeren hiervan". Dat is misschien 't eenige lichtpunt der malaise, peinst de Interviewer. „Als conclusie kan ik u dus mededeelen, j dat de tegenwoordige financieele toestand I zeer bevredigend is, maar dat het gemeente bestuur met gerechtvaardige bezorgdheid J de toekomst inziet. In den zomer zullen hier, als in de heele streek door de bollenhandelaren belangrijke besparingen worden toegepast, met de gevolgen van diien: minder loon en minder werkkrachten.. Moge er voor onze inwoners spoedig betere tijden aan brekenWij zullen steeds scherp en waakzaam op alle verschijnselen letten en er op uit zijn, de verarming, die stellig dreigt, te voorkomen. Een ongunstige factor tenslotte is nog, dat de werkgevers reeds het arbeidscontract in de geheele bollen streek hebben opgezegd: nieuwe onder handelingen zullen moeten plaats vinden, ongetwijfeld op de grondslag van een aan merkelijk verlaagd loonpeil. Maar hierdoor zijn in de toekomst werkelijk heel groote moeilijkheden te voorzien. Met deze woorden was het, ten deele sombere onderhoud, ten einde. Gaarne maakten we van zijn uitnoodiging gebruik om het raadhuis te bezichtigen. Werkelijk, men had ons niet te veel gezegd! Wel zelden zagen wij in een kleine gemeente 2ulk een smaakvol, artistiek ingerichte raadzaal, zonder dat ook maar eenigszins van overdadige weelde kan gesproken worden. De commissiezaal, de kamers voor den gemeente-opzichter en de politie, ten slotte de secretarie; alles sprak van dege lijkheid en practischen zin. Hoe mooi was het uitzicht: het welverzorgde, kortgeleden aangelegd.e park met de muziektent, aan de achterzijde in de verte onder hoog geboomte verscholen, het rustieke geboorte huis van Boerhaave, de tegenwoordige Ned. Hen-, pastorie. Uit velerlei spreekt de activiteit van B. en W. en de Raadsleden: niet slechts de prachtige aankleeding der Raadzaal, getuigend van durf en aanpakken, doch ook het mooie St. Agnesgesticht voor Ouden van Dagen, waarin tevens de lagere school voor meisjes en de bewaarschool zijn gehuisvest. Tenslotte bij de entree der ge meente, het vroegere Klein-Seminarie, thans de Bisschoppelijke Nijverheidsschool, waar ongeveer 300 jongens zeer degelijk onder wijs ontvangen. „Gelukkig is in onze gemeente de ver houding tusschen alle gezindten uitstekend. Er heerscht bij de bevolking een prachtigen geest. Wij trachten hier ook in menig opzicht opvoedend te werk te gaan: weet. Voorhout kan bogen op een groote en belangwekkende geschiedenis; reeds in het jaar 1061 wordt onze gemeente ver meld. Door het geven van belangwekkende namen, als Jacoba van Beyerenlaan, Frank van Borselenstraat e.a. trachten wij de interesse voor hetgeen hier in vroeger eeuwen gebeurd is, bij de inwoners te verlevendigen. Slechts één wensch van ons Gemeente bestuur is nog niet in vervulling gegaan, n.l. de verbetering van den weg langs de Leidsche vaart, den toegang tot ons dorp. Leiden werkt in dit opzicht nog niet mee, maar Ged. Staten zijn ons ter wille: we hebben 't nu toch al zóó ver ge kregen, dat deze weg op het Provinciaal wegen plan geplaatst is. In 't algemeen kunnen wij dus over de situatie in onze gemeente tevreden en dankbaar zijn: als nu de tijden ook maar willen opklaren! Uiterst voldaan over de zoo welwillend door Burgemeester Bulten verstrekte mede- deelingen, af en toe nader belicht door secretaris van Elk, namen wij afscheid en verlieten het vriendelijke dorpje Voor hout, waar de „vroede vaderen" zoo nauw gezet hun taak volvoeren. Vol waardeering tevens over het uitstekende beleid op de gemeentefinanciën, met als resultaat de hierboven geschetste gezonde balans. Voorhout's gemeentebestuur, inzonderheid den heer Bulten, wenschen wij de kracht toe. om aan de komende moeilijkheden het hoofd te bieden. DE KANTOREN DER zijn iederen werkdag geopend vanaf half 9 des morgens tot half 6 namiddags. Zaterdags vanaf 8 uur 's morgens tot 4 uur 's middags Zondags den geheelen dag gesloten. De verplaatsing van het standbeeld van Boerhaave wekt de belangstelling op voor de omstandigheden, waaruit indertijd de oprichting is voortgekomen en voor de personen, waaraan onze stad dit kostelijk monument te danken heeft. Het plan van deze oprichting heeft niet te Leiden zijn bakermat, maar is voort gekomen uit den boezem der Algemeene Vergadering der Nederlandsche Maat schappij tot bevordering der geneeskunst, in 1867 gehouden. De afdeeling Tilburg deed toen het voorstel om „op te rigten een standbeeld voor den beroemden hoog leeraar in de Geneeskunde, Hermanus Boerhaave, binnen de gemeente Leiden", hetwelk met algemeene stemmen werd aangenomen. De keuze dezer stad werd nader met redenen omkleed, als zijnde „de plaats zelve, die getuige is geweest van Boerhaave's rusteloos streven tot de verheffing der geneeskundige weten schap". Nog in hetzelfde jaar kwam een hoofd commissie tot stand, samengesteld uit ongeveer dertig leden, waarvan het dage lijks oh bestuur berustte bij prof. dr. J. A. Boogaard, hoogleeraar te Leiden, als voor zitter, dr. W. C. van den Brandeler, bur gemeester van Leiden, als tweede voor zitter, dr. M. J. Godefroi, geneesheer te 's-Hertogenbosch, als secretaris, prof. dr. G. C. B. Suringar, hoogleeraar te Leiden, als penningmeester en mr. W. A. Baron Schimmelpenninck van der Oye, lid der Eerste Kamer der Staten-Generaal. Door hun leiding werden alom in den lande en daarbuiten subcommissies opgericht om finantieele belangstelling voor dit sympa thieke plan op te wekken. Wel vloeiden de bijdragen niet zoo snel en overvloedig toe, als men gewenscht had, maar toch kon „de Hoofdkommissie tot oprichting van een standbeeld voor Boerhaave" in April 1871 aan de subcommissies melden, dat een som van ruim acht duizend gulden wa-s bijeengebracht, waarbij giften waren van Z.M. den Koning, H.H. K.K. H.H. Prins Frederik en Prins Hendrik, het Deidsch Studentencorps, de verschillende subcommissiën en de redacteurs van het Nederlandsch Tijdschrift voor Genees kunst. Bovendien had de Gemeenteraad van Leiden den 19den Januari 1871 beslo ten, om voor het voetstuk uit hardsteen 900 gulden uit de gemeentekas beschik baar te stellen. Ten slotte steeg het be drag der bijdragen in 1872 tot ruim ëlf en een half duizend gulden. Om een keuze te doen uit verschillende ontwerpen gaf de Hoofdcommissie gele genheid aan Nederlandsche en buiten- landsohe kunstenaars, uiterlijk den eer sten Juli 1869 een model in pleister, ter grootte van 70 a 80 Nederlandsche duimen, van het beeld met voetstuk in te zenden, voorstellende Boerhaave als hoogleeraar aan de Leidsche hoogeschool. Een prijs van 1500 gulden werd uitgeloofd voor het beste model en een premie van 250 gulden voor het naast beste. Twaalf ontwerpen kwamen in; aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam was verzocht eenige van hare leden aan te wijzen om de Hoofdcommissie in de be oordeeling van deze modellen voor te lichten. Deze jury dienden den 24sten October 1869 een gemotiveerd rapport In en droeg het kunstwerk, vervaardigd door den beeldhouwer J. Th. Stracké te Am sterdam, tot bekroning voor, waarmede de Hoofdcommissie den 19den December een parig instemde. Het rapport der jury over dit werk luid de aldus: „Het model" verdient te worden geroemd als een kunstwerk van groote verdienste, waardig van opvatting, edel van uitdrukking en voortreffelijk van lijnen en drapeering; op grond waarvan het ten volle waardig is, behoudens de eenige gemaakte opmerking, in het groot te worden uitgevoerd. Ook de eenvoudige piëdestal acht de kommissie in overeenstemming te zijn met de edel-ernstige houding van het beeld. De kommissie houdt zich overtuigd, dat dit standbeeld een der schoonste voort brengselen der beeldhouwkunst in Neder land, der stad Leiden een zeer te waar- deeren cieraad zal zijn". Die eenige gemaakte opmerking betrof n de „draperie aan de achterzijde, waar de stijve plooyen noodwendig moeten wor den verlevendigd". Ook de premie werd aan denzelfden kunstenaar toegekend voor een ander door hem ingezonden ontwerp. Aan den beeldhouwer J. Th. Stracké werd nu opgedragen zijn bekroond model op de grootte van 3.36 meter over te bren gen, welke maat voor het op te richten standbeeld was vastgesteld. Om een ge trouwe gelijkenis te verkrijgen werd aan hem, op zijn verzoek, door Curotoren der Hoogeschool voor eenige dagen het be kende portret van Boerhaave, op doek ge schilderd door Cornells Troost, aanwezig in de Senaatskamer, afgestaan. November 1870 was het groote model in gips vol tooid. Dezelfde juryleden uit de Ko ninklijke Academie van beeldende kun sten hadden nu weder de goedheid om de Hoofdcommissie voor te lichten; zij brachten den 19den November 1870 rap port uit, hetwelk aldus luidde: „Zij heb ben het model, vervaardigd op de ware grootte, bij nauwkeurige vergelijking ge trouw overeenkomstig het bekroonde model gevonden, met slechts zeer geringe wijziging in de drapeering, door de groo- tere schaal van uitvoering noodwendig gevorderd en waardoor trouwens de hoofdvorm van het beeld in schoonheid van lijnen zelfs nog heeft gewonnen. Behoudens eene enkele opmerking, van zeer ondergeschikten aard en door den kunstenaar volkomen gedeeld, oordeelen zij de hem opgedragen taak op voortref felijke wijze door hem volbragt". Nu kwam de vraag aan de orde, zal het standbeeld gegoten worden in metaal brons of in koper worden overgebracht door galvanoplastiek, zooals het monu ment van 1813 te 's-Gravenhage? Tot het eerste werd door de leden der Hoofdcom missie besloten, waartoe vooral de be proefde duurzaamheid van reeds bestaan de gegoten standbeelden den doorslag gaf, alsook het advies van den directeur der koninklijke gieterij te München, den heer von Miller, waarmede ook de beeldhouwer Stracké het eens was. De kosten voor het gieten van een bronskoperen standbeeld zouden 6575 gulden beloopen, terwijl die van een galvanoplastiek beeld op 4800 gulden zouden komen. Het gieten van het bronskoperen stand beeld werd Juni 1871 opgedragen aan den heer L. I. Enthoven en Co. te 's-Graven hage, die ook de standbeelden van Rem brandt in gegoten ijzer, van Lourens Janszoon Coster en van Joost van den Vondel in bronskoper hadden vervaar digd; het zou uiterlijk binnen een jaar gereed moeten zijn. Nadat het gipsen model te Amsterdam in het Paleis voor Volksvlijt eenigen tijd ter bezichtiging was gesteld, werd het naar 's-Gravenhage vervoerd, waar de gieting den lOden Fe bruari 1872 plaats had, bijgewoond door drie leden der Hoofdcommissie. Intusschen had de Hoofdcommissie ook alle toebereidselen laten nemen, welke noodig waren voor de plaatsing van het beeld. Een terrein werd verkregen in de nabijheid van het nieuwe Academisch Ziekenhuis, de aangewezen plaats voor het beeld van hem, die als de voorname grondlegger van het klinisch geneeskun dig onderwijs aan de Leidsche hooge school, geeerd moet worden. In April 1871 werd een aanvang gemaakt met de grondwerken, die gegund waren aan den aannemer P. Verbruggen, voor de som van 945 gulden. De fondeering zou be staan uit 25 heimasten, ter lengte van 10 meter, waarop een bouten vloer zou be vestigd worden, en daarboven een bemet- seling. Het maken en plaatsen van een hardsteenen voetstuk werd den 29sten November 1871 aanbesteed vanwege de Hoofdcommissie en voor 875 gulden ge gund aan den Leidschen steenhouwer Josephus Steyger. Zoo naderde na vijf jaren de voltooiing van het groote plan. Den 26sten Juni heeft de onthulling plaats. Het in wit lijnwaad omhuld beeld, vóór het met bloemen en vlaggen ge tooide hekwerk van het in aanbouw zijnde nieuwe Ziekenhuis, wordt aan schouwd door een menigte van afgevaar digden en genoodigden, van professoren De heesr G. Bulten, Burgemeester der gemeente Voorhout, in zijn werkkamer op het Ra adhuis. Er zullen slechts weinig Leidenaars zijn, die 't aardige, rustige, landelijke plaatsje Voorhout niet kennen.... Na een tooht langs de Leidsche Vaart, bij het vroegere Klein-Semmarie rechts af7.\venkend, herademt men diep, na alle sombere berichten uit binnen- en buiten land, die tijdens de eerste ochtenduren als een lawine weer het Redactiebureau zijn ingestroomd. Waarlijk: het is weinig op wekkend, wat een journalist tegenwoordig door te lezen en te hooren krijgt Hoe vredig en lieflijk ligt hier het land schap voor ons gespreid, hoe zindelijk en verzorgd zien de huizen en wegen er uit. De winkeltjes prijken met sierlijk opge tuigde St. Nicolaasétalages, de klank der kerkklok tinkelt wijdt over de velden. rust omgeeft den vreemdeling aan alle kanten. Maar.... de ervaring heeft ons geleerd, dat men niet altijd de schijn voor het wezen moe* nemenImmers, we zitten hier plotseling in het hartje van de bloem bollenstreek en daarover weten we reeds ger.oeg, dan dat we nu opeens optimistisch 20uden kunnen worden. Met vreeze be treden we dus het Gemeentehuis, waar Burgemeester Bulten ons reeds opwacht om. voor wat betreft zijn gemeente, de schijn van het wezen te leeren onder scheiden. Onmiddellijk zitten we er alweer midden in.Uit is het met de poëtische be spiegelingen, die ons even omgaven en in dezen St. Nicolaastijd de dichtader voor een oogenblik beroerden 't Prozaïsche en verontrustende thema de werkloosheid.is 't eerste onderwerp var. het gesprek. De vette jaren zijn voorbij, een droog, doch welsprekend cijfer is 't eerste, wat wij van den heer Bulten hooren: 106. „Zegge honderd en zes werkloozen zijn er in onze kleine gemeente van 3300 inwoners, een cijfer dat nog nooit bereikt is. Verleden jaar was het 40, dat werd toen reeds als buitengewoon hoog be oordeeld. Vroeger vonden wij 20 25 normaal. En ik verzeker u, dat er van nu al aan iederen dag 10-tallen bijkomen. Het cijfer groeit onrustbarend t Is dan ook in het bloembollenvak droevig gesteld. Vooral de „kleine luyden" kunnen zich onmogelijk meer handhaven, hebben zelfs niets meer voor het aller noodzakelijkste levensonderhoud. Zij klop pen nu bij het Gemeentebestuur om hulp aan. Daarover zullen B. en W. zich spoedig moeten beraden. Hun eenige hoop blijft slechts nog ge vestigd op een goede uitslag van de broeierij der tulpen etc. De grootbedrijven, waarvan de eigenaars meestal elders wonen, ontslaan hun arbeiders meer en meer; zij allen komen ten laste der gemeente. In dit opzicht zie ik de toekomst met groote bezorgdheid tegemoet. Ik woon reeds meer dan 40^ jaren in deze streken, „ups" en ..downs" zijn er altijd geweest, maar zóó •ets heb ik nog nooit beleefd!" Natuurlijk doen we zooveel als ln onze macht is, om de misère te verzachten. Voor de noodige werkverschaffing is ge zorgd, wij laten de werkloozen drie dagen per week arbeiden tegen 4 gulden per dag voor zoover zij niet trekken van de organisatie's. ontvangen ze steun van de gemeente, gedurende de overige dagen welke gebaseerd is op een bedrag van f. 10.20 Per week, ongeacht diverse kindertoesla gen. Dit geldt voor kostwinners en huis aders de bedoeling is de „gezinnen" voor ondergang te behoeden, 't Is werkelijk geen sinecure om tegenwoordig burgemeester te i]n. Zooveel vraagstukken om op te lossen! laar t meest urgente voor ons, is wel 16 ontstellend groeiende werkeloosheid.... Hegin van het gesprek was dus weinig uSvj Maar godachtig aan het spreek woord „Achter de wolken schijnt toch de jon al gaai dat in deze tijden maar e,nig op, vraag ik den burgemeester: Üjer ,niet iets verkwikkelijkers uit deze gemeente te berichten?" Z1^: het onderhoud wordt gelukkig P ens heel wat optimistischer. „Onze kaspositie is buitengewoon gun stig" zegt Burgemeeste Bulten. De inter viewer denkt: „Er zijn verschillende ge meenten die diep in de put zitten, hun financiën sloegen wellicht totaal uit het evenwicht, maar hier is dat dus gelukkig anders. Misschien zijn de aanhangige kracht- middelen van Minister de Geer niet voor alle gemeenten noodigZoo oppervlak kig bezien voor Voorhout toch zeker niet! „Want.en nu laten we Burgemeester Bulten weer spreken: hier is steeds een uiterst zuinig beheer gevoerd. Het resul taat: een kassaldo van f. 35.000 terwijl er toch in den laatsten tijd heel wat ver beterd is en wij totaal geen opcenten heffen, behalve de grondbelasting. Wij hadden clan ook voor korten tijd in het geheel geen moeite geld te verkrijgen: enkele weken geleden sloten wij nog een leening van f. 150.000 bij de Mij. voor Gemeentecrediet te Amsterdam, terwijl ver schillende andere aanbiedingen ons be reikten Men weet wel, dat onze financieele positie buitengewoon goed is. Ik ben er zeker van, dat ook de rekening 1931 niet met een nadeelig saldo zal sluiten Misschien zullen we nu eindelijk in de toekomst, tengevolge va nde werklooshe'd, genoodzaakt zijn opcenten te heffen, want de steun vereischt heel wat geldelijke offers, terwijl het belastbaar inkomen ge weldig daalt en allerwegen de lasten groo- ter worden. De gemeente kèn dat zoo riict langer volhouden. We ondervinden hier tevens veel invloed van de gedaalde Engelsche valuta en de hcoge tariefmuren in andere landen, be halve nog Engeland. Maar als men ook daar"en juist op het oogenblik, dat ik deze regelen neertik, valt m'n oog op het bericht, dat in het Engelsche Parlement een voorstel is gedaan, een invoerrecht op bollen te heffen van 100 pet Dót ziet er dus voor Voorhout donker uit „Nog iets, aldus Burgemeester Bulten: men heeft hier gronden tegen zeer duren prijs aangekocht: gemiddeld f. 20.000 per H.A.; o.a. betaalde iemand voor 4 H.A. de som van f. 133.000. En wat zijn ze nu waard? „De 3 pet. aftrek der Regeering, Burge meester?' Was het eigenlijk wel noodig geweest, deze vraag te stellen: immers, de heer Bulten, die tevens voorzitter der R.K. Centrale van Burgerlijk Overheids personeel en oud-Kamerlid is, had juist den vorigen avond daaromtrent in de ge combineerde vergadering te Rotterdam zijn meening uiteen gezet. En wat hij daar verklaarde, n.l. dat het ontwerp een brute aanranding betreft van de .gemeentelijke autonomie, kwam ook hier naar voren. Wij weten, dat de Burgemeester op dien avond nog andere bezwaren geopperd heeft even als verschillende Kamerleden in het •Voorloopig Verslag maar gaan daarop in een intervieuw als dit niet nader in: „qua gemeente, zijn we er tegen, zeide de Burgemeester, omdat we zeer gekant zijn tegen den geest van de in te voeren wet. Zij tast de zelfstandigheid der gemeente aan.De eigen zeggings- schap gaat er door verloren De aftrek als zoodanig speelt geen rol, maar er zijn hooge stadsrechtelijke belangen mee ge moeid. De uitkeering voor ons is nu 41000 gulden, de aftrek zal ongeveer 250 gulden bedragen. Dat is van weinig beteëkenis en een salarisverlaging der ambtenaren zal er zeker niet van afhankelijk zijn. Trouwens, de raad heeft reeds vóór het het voorste* de Geer, besloten niet tot salaris-verlaging over te gaan, daar de tractementen hier absoluut niet te hoog zijn. Volkomen in overeenstemming met ons zuinig beheer is overigens de geringe bezetting van de secretarie: één secretaris, één ambtenaar en één typist is toch werke lijk geen weelde! We zijn hier ongetwijfeld zeer spaarzaam voorzien van goede werk krachten. Temeer, omdat er, al is de gemeente klein, toch veel te doen valt". „Ja Burgemeester, u sprak ook straks daarover.Kunt u ons hieromtrent nog wai med d. len?" Allereerst is de dienst van publieke wer ken zoodanig uitgebreid, dat er zelfs een gemeente-opzichter moest worden aange X Voorhout's uiterst gunstige financiën. 'O Groote bezorgdheid over groeiende werkeloosheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9