iectieverslag van den Gemeenteraad en Antwoord van B. en W. [2* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 28 November 1931 Zesde Blad No. 21993 ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. III. Bedrijven en Diensten. SPORT. X Een lid dringt aan op het zooveel moge- k uitvoeren van werken in eigen beheer om die uitvoering zooveel mogelijk te .jpoedlgen, met name op het evenals _>t vorige Jaar doen uitvoeren van schil- .jwerk in eigen beheer, waarmede een listige ervaring is opgedaan; het werk In tegenstelling met het door particu- ■e schilderspatroons uitgevoerde werk, IjioorUjk en goed uitgevoerd, idere leden verklaren zich tegen uit deling van het eigen beheersysteem. Het eerst aan het woord zijnde lid zou ime het oordeel van B. en W. vernemen 1 het overbrengen van den dienst der Idsontwlkkeling van Gemeentewerken jr Bouw- en Woningtoezicht en laatst- noemden dienst dan te noemen: „Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisves- Aan dien dienst ware dan behalve 'behandeling van bouwvergunningen kop te dragen het beheer van het grond drüf en de werkzaamheden verband ndende met de vaststelling van rooi- len en van het uitbreidingsplan. Naar meening van dit lid zou aldus een meer snomische wijze van werken worden •rkregen. Een ander lid meent, dat het thans niet igelUk ls voldoende te controleeren, oi op de begrooting ter beschikking ge lde gelden wel op de meest doeltreffen- wijze worden besteed: met name, wat i dienst der Gemeentewerken betreft, jigt dit lid of het niet mogelijk is door idere werken te laten uitvoeren of wel de uit te voeren werken door verander- uitvoering (uit de hand) of andere leeling meer arbeiders te werk te stel- j of ook om de werken zoodanig te laten itvoeren, dat dit meer den plaatselijken idel en de industrie ten goede komt; dienst zou dan mogelijk wat duurder :rden, doch aan den anderen kant zou .trdoor besparing op de werkloozenon- ïrsteunmgen worden verkregen. In dit trband vraagt dit lid, of het niet wen selijk is over te gaan tot instelling van a bezuinigingsdienst, welke ook bij alle insten en bedrijven een nauwlettend Kicht houdt op een economische beste van de gelden. ■en lid drong aan op verlaging van de iittarieven of vermindering van het utrecht voor winkeliers gedurende de lermaanden, omdat de étalageverlich- j voor den winkelier denzelfden dienst 1 als het stroomverbruik voor den fa- ant en die verlichting mede ten goede ;t aan de straatverlichting, la ander lid vroeg nadere inlichtingen de tactiek van de Lichtfabrieken om rsformatorinrichtingen onder te bren- In particuliere panden, waarbij echter mg wordt uitgeoefend om de noodige ante kosteloos af te staan. Pk wees men op het onbillijke, dat een aiseigenaar, indien hij zijn pand van be- 'imming wil doen veranderen, de leidln- der Lichtfabrieken, waarvoor veelal ge jaren huur is betaald, eerst moet een alvorens ze te kunnen verwijderen, iljziging van de desbetreffende verorde nen op dit punt achtte dit lid gewenscht Een lid meende ofschoon vroeger op ander standpunt gestaan hebbende van de voorgenomen verlaging van de ichthuisrechten de slagers in de eerste lts zouden moeten profiteeren, en niet «Is betoogd wordt, de vleeschwaren- ibrleken. Een der andere leden vroeg nadere ver- ring ,van de stijging der uitgaven van tn Reinigingsdienst, waar toch vroeger i verband met den vuilafvoer naar Nieuw stip is medegedeeld, dat de uitgaven Mden dalen. Een lid bepleitte de ofhefflng van het Gemeentelijke Waschbureau. Aangedrongen weid op de inrichting U) een Centrale autogarage met herstel- bats. Iedere gemeentedienst heeft nu In eigen garage; dat is duur en onge- enscht, vooral als men bedenkt dat de imeente reeds vrij veel auto's bezit. Er is nu een nieuwe garage bij de Licht- brleken gebouwd, maar ais het lid hier u het woord, zich niet vergist, dan is he nu reeds te klein, vervolgens bepleit een lid de instelling n arbeidsreserve. De werklieden woraen hun bedrijf gehaald en werken dan er. dan daar. Beter acht hij dan oproe- uit de arbeidsreserve. Ook een ander lid geeft in overweging 1' f.vena,s 'n andere gemeenten, een heidsreserve In te stellen, waarin o.a. de sistent-brugwachters konden worden genomen. Ten slotte dringt een lid met klem aan 1 de stichting van een gemeentelijk te ts voor ouden van dagen. m m n tnj'W' antwoorden: ook ditmaal zullen daarvoor in aanmer- J8 komende schilderswerken in eigen ■Mer worden verricht, terwijl het, met ,,°?S °P de werkloosheid, welke voor het 3'Persbedrijf speciaal in den wintel ln onze bedoeling ligt in het alge- «wiiiv .voh'lderswerken, voor zooveel mtf. in den komenden whiter te doen De met het uitvoeren van schil- varü n 'n elsen beheer opgedane er- P® wat de deugdelijkheid van het J? hetreft, niet ongunstig te noemen. SL het door particuliere patroons nmJÏ schilderwerk minder behoorlijk loegegeven11 Z^n kan n'et worden v.?,,'1-ollege is met de leden, die zich èh n tegen uitbreiding van het eigen- 'nitk syS em van meening, dat zoodani- biv.ii. ng over het algemeen geen aan- ,?s verdient, zulks op gronden, welke Eiteeld r en "Mvoerig zijn mede- 0nze meen|hg is er geen aanleiding, starts... aamheden betreffende de b rti. ng ovor te brengen naar aiensk v-s»-. v-i r verdeel |encie€l> eene doelmatige werk- leden 3 ,brenS"t mede, dat die werkzaam- ililvvn Üen dleftst van Gemeentewerken m" ondergebracht,. van het Bouw- en Woningtoe- Aangezien bij het opdragen van deze werkzaamheden aan het Bouw- en Wo ningtoezicht, die dienst afzonderlijk zou moeten beschikken over teekenaars, op zichters, enz., die ook uit anderen hoofde bij den dienst van Gemeentewerken noodig zijn, zou o.i. de geopperde verandering het tegendeel van economisch zijn. Slechts indien de groei van de gemeente van zoodanigen omvang werd, dat behoeft* zou kunnen worden gevoeld ten deze wij ziging in de bestaande organisatie te bren gen, zou overwogen kunnen worden een afzonderlijken dienst voor Stadsontwikke ling, los van Gemeentewerken, in het leven te roepen. Het behoeft geen betoog, dat vorenbe doelde groei van de gemeente hier voorals nog niet bereikt zal worden. Ook ons College voelt de wensehelijkheid van een meer intensief en deskundig toe zicht op de besteding van de op de be grooting toegestane gelden voor openbare werken. Den Raad zal dan ook een voorstel bereiken, om op den Dienst van Gemeente- werpen een controle tn te stellen door een accountant die niet enkel cijfers verifieert, maar bovenal met ruimen blik een veelzij dige ervaring de gestie van den dienst zijne organisatie, en alles wat verder de bedrijfsvoering betreft, beziet. In aanslui ting hierop kunnen wij voorts mededeelen, dat de instelling van een bezuinigings dienst, die algemeen werkzaam zal zijn en dus ook bij andere diensten en bedrij ven, dan Gemeentewerken, een nauwlet tend toezicht houdt, onze volle aandacht heeft. De vraag inzake de uitvoering van wer ken op zoodanige wijze, dat meer werk lieden noodig zijn, dan bij uitvoering op normale wijze, geeft, ons aanleiding op te merken, dat bij het doen uitvoeren van alle werken, ook die bij wijze van werkver schaffing ondernomen, zoo rationeel als mogelijk is moet worden gehandeld. Het zou o.i. niet te verdedigen zijn wer ken te doen uitvoeren op een wijze, welke daarmede in strijd is. Alsdan zouden op ondoelmatige wijze gelden uitgegeven worden, die voor doel matige werkverschaffing zouden kunnen worden aangewend. Bij de uitvoering van werken wordt zoo veel mogelijk getracht de plaatselijke in dustrie en handel te steunen, doch ook hier mag niet gehandeld worden tegen hetgeen een rationeele wijze van handelen voorschrift. Ten opzichte van de vragen met betrek king tot de Lichtfabrieken gesteld, zij hel volgende opgemerkt: Bij de eerstvolgende algemeene tariefs herziening, zal de geuite wensch met be trekking tot het winkeltarief eveneens in overweging worden genomen. Wanneer eene particuliere aansluiting, wat het te verwachten stroomverbruik be treft, te groot is voor het laagspannings net. dient de aanvrager aan de Electrici- teitsfabriek een ruimte ter beschikking te stellen voor het onderbrengen van de toe stellen (transformator met kabel en be veiligingen), noodig voor het maken van een aansliuting op het hoogspanningsnet. Dit is overeenkomstig de bepalingen van de Electriciteitsverordening (Art. 4), aan welke bepalingen tevens de bevoegdheid wordt ontleend, om van de in een derge lijke ruimte geplaatste toestellen ook ge bruik te maken voor stroomlevering aan andere installaties. Zulks leidt niet tot meerdere kosten voor den aanvrager, om dat de inrichting van het in de eerste plaats voor hem dienende hoogspannings station in den regel geheel voor rekening van de Electriciteitsfabriek wordt genomen Met de derde vraag worden blijkbaar bedoeld de vanwege de fabrieken gelegde electriciteitsleidingen, (z.g. huurbinnen- leidingen). welke in bepaalde omstandig heden door betrokkenen (huiseigenaren) dienen te worden afgekocht. De bevoegdheid, om den afkoop van een i voor rekening van de gemeente gelegde huurbinnenleiding te verlangen, wordt ontleend aan het bepaalde in art. 6, laat ste lid, der Electriciteitsverordening, en daarvan wordt Inderdaad gebruik ge maakt in gevallen, dat het perceel, waarin de leiding is gelegd, van bestemming ver andert. De maatregel dient, om de fabrie ken te vrijwaren voor kapitaalverlies, dat door vernietiging van de leidingen tenge volge van verbouwing als anderszins zou ontstaan. Door betaling van de huur, weike oorspronkelijk 7'/i cent per lichtpunt per maand bedroeg, doch later op 5 cent werd teruggebracht, dragen betrokkenen, voor al van de leidingen in den duursten tijd (1917/1918) gelegd, slechts gedeeltelijk bij in de aanlegkosten van de leidingen. Er dient derhalve de noodige waarborg te zijn, dat de kapitaalverliezen door ver wijdering van de binnenleidingen niet nog worden vergroot. Overigens wordt de desbetreffende be paling zoo soepel mogelijk toegepast en wordt in gevallen, dat betaling van de huurtermijnen verzekerd blijft, van den eisch tot afkoop afgezien. Het bij de begrooting van 1931 door den heer Groeneveld ingediende en om prae- advies in onze handen gestelde voorstel, om een onderzoek te doen instellen naar de inrichting en resultaten van Gemeen telijke Centrale Garages ln andera plaat sen en aan den Raad daarvan rapport uit te brengen, is nog ln behandeling, zoodat wij meenen op deze aangelegenheid thans niet te moeten ingaan. Wel kunnen wij nu reeds mededeelen, dat het lid, hetwelk van meening is, dat de nieuwe garage van de Lichtfabrieken nu al te klein is, zich inderdaad vergist. De nieuwe garage is nier te klein. Met betrekking tot de verlaging van de slachthuisrechten, heeft de Commissie van Beheer over het Ooenbaar Slachthuis al leen de noodzakelij khéld van eene verla ging van de tarieven voor de vleeschwaren 1 fabrikanten betoogd. Met deze verlaging j heeft ons College zich in beginsel ver- cenigd. Of, en zoo ja, in hoeverre, het mo gelijk zal zijn daarnaast ook nog andere tarieven te verlagen, zal bij de wijziging van de desbetreffende verordening kunnen worden overwogen. Ter toelichting van de verschillen tus- schen de ramingen van den Reinigings dienst voor 1931 en 1932, brengen wij het navolgende onder de aandacht. Over 1931 werd een nadeelig saldo uitge trokken van f. 221.049.en voor 1932 van f. 23S.109.gevende een verschil van f. 17.060.—. Van deze stijging komt een be drag van f. 3497.— voor rekening van den vuilafvoer naar Nieuwkoop. Weliswaar wordt thans ter zake een bedrag van f. 37.334.52 geraamd, tegenover f. 28.973.88 in 1931, of f. 8.360.64 meer, doch aan den anderen kant komt, in verband met dezen vuilafvoer, als pachtsom voor de bagger- werk c.a. f. 4 864.minder op de begroo ting voor, zoodat ten slotte, in vergelijking met 1931, de meerdere uitgave slechts f. 8.360.64—f. 4.864.— rond f. 3.497.— bedraagt. De uitgaven over 1930 bedroegen f 28.099.25. Uit het enkele feit, dat het nadeelig saldo van den Reinigingsdienst hooger is geraamd, mag men niet concludeeren, dat het vervoer van het vuilnis naar Nieuw koop, in strijd met de daaromtrent ge koesterde verwachtingen, duurder is, dan het verbranden van het vuil. In de eerste plaats heeft, zooals bleek, het overgroote deel van de stijging geen betrekking op den vuilafvoer naar Nieuwkoop. In de tweede plaats brengen wij in her innering, dat de voormalige gemeentelijke vuilverbranding over 1927 een nadeelig saldo opleverde van f. 44.200.Dit na deelig saldo zou echter in de toekomst nog aanmerkelijk hooger zijn geworden, door dat bij instandhouding van de vuilver- tuancüng in de jaren 1929—1931 geleidelijk verschillende voorzieningen hadden moe ten worden getroffen, welke een kapitaal zouden hebben verelscht van f. 89.300.—. Het boven becijferde Jaarlljksch nadeelig saldo van f. 44.200.— was dan van 1931 af gestegen tot f. 52.000.—. Hieruit blijkt dus, dat het nieuwe sy steem aanzienlijk goedkooper is. De raming voor 1932 ad f. 37.334.52. welke bedrag fei telijk nog met f. 4.864.moet worden ver minderd, is immers nog belangrijk lager, dan de werkelijke kosten van de vuilver branding in 1927. Integendeel kan zonder eenig voorbe houd worden verklaard, dat vuilverbran ding duurder is, dan de thans gevolgde methode van vuilverwijdering. Als factoren voor de toeneming van het nadeelig saldo van den Reinigingsdienst in zijn geheel kan verder nog worden gewe zen op het algemeen voorkomend ver schijnsel, dat het quantum af te halen huisvuil, b.v. door vermeerdering van de straatoppervlakte, elk jaar grooter wordt, terwijl voorts het schoonhouden van sloo- ten ln verband met de eischen van de Brandweer tegenwoordig een belangrijk hooger bedrag vordert. Behalve de vuilverwijdering moesten o.a. hooger worden begroot: Straatreiniging en diepwerk f. 6834. Onderhoud en vernieuwing van materiaal „2550. Schoonhouden van slooten 1975. Diverse benoodigdheden 1675. De werkzaamheden betreffende het Gemeentelijk Waschbtireau werden bij het optreden van het College in zijn nieuwe samenstelling overgebracht naar den Wethouder van Financiën, die thans de behandeling van het bekende voorstel- Farmentier. de Reede en Bergers verder voorbereidt. Zooals reeds meerdere malen is opge merkt, wordt de behoefte aan een ge meentelijke inrichting voor ouden van dagen dezerzijds niet gevoeld. Voor wat de instelling van een arbeids reserve betreft, verwijzen wij naar ons afwijzend praeadvies op een voorstel van die strekking van den heer van Eek, dat werd verworpen. De assistent-brugwachters zouden van een eventueel hier in te stellen arbeids reserve alleen al hierom geen deel uit kun nen maken, omdat zij te allen tijde ter beschikking van één dienst, den Markt- en Havendienst moeten staan. IV. C-EMEEHTETERSONEEL. Een lid vraagt of van B en W. een voor stel is te verwachten tot het doen verval len van artikel 11 der algemeene salaris verordening. Naar de meening van dit lid ls het bestaan van een commissie ad hoe naast het georganiseerd overleg onge- wenscht en komt dit laatste daardoor niet voldoende tot zijn recht. Een ander lid sluit zich hierbij aan en stelt de belde volgende vragen: lo. Achten B. en W. het niet onjuist, dat naast het G.O.. ook nog om de 5 jaar een commissie ad hoe wordt benoemd om ad vies te verstrekken over de salarisregeling van het Gemeentepersoneel? 2o. Zijn er van B. en W. voorstellen te verwachten om het artikel voorkomende in de salarisregeling, welke de benoeming van genoemde commissie voorschrijft, te doen vervallen? Dit lid vestigt er vervolgens de aandacht op, dat door de hoofden van diensten tn bedrijven herhaaldelijk wordt gehandeld in strijd met hei, Raadsbesluit van 15 Nov. 1920, volgens hetwelk het minimum loon der algemeene salarisverordening in het algemeen als limiet zal gelden voor het loon der losse werklieden. Niet alleen wordt aan het losse personeel niet het minimum loon van de toongroep, waarin het thuis behoort, gegeven, doch het wordt inge deeld in de laagste loongroep, terwijl dan bovendien ten onrechte nog art. 9 van de salarisverordening er op wordt toegepast, zoodat het ten slotte een loon ontvangt van 4/5 X f.27— f. 21.60. Voorts verzoekt dit lid B. en W., ter handhaving van de 48-urige arbeidsweek en tot bestrijding van de werkloosheid, maatregelen te willen treffen, die het maken van overuren tot de volstrekt on vermijdelijke beperken. Het groot aantal overuren, dat bijv. bij Gemeentewerken wordt gemaakt, doet de vraag rijzen, of het overwerk niet stelselmatig wordt ge zocht. Naar de meening van dit lid moe ten de niet te vermijden overuren niet in den vorm van loon, maar zooveel mogelijk in dien van vrijen tijd worden terugge geven, zooals ook als regel bij de Licht fabrieken reeds geschiedt. In een Sectie werd het door vrijwel alle leden onjuist geacht, dat aan het Gemeen tepersoneel nog zooveel overuren worden opgedragen; speciaal in dezen tijd van werkloosheid is dit verkeerd, aangezien het beteekent een beperking van werk gelegenheid. Indien er niet genoeg personeel is, zoo werd betoogd, moet dit worden aangevuld met losse, of desnoods vaste krachten. In verband met het feit, dat een groot aantal ambtenaren en werklieden (resp. 76 en 178) hetzij ln tijdelijken dienst, hetzij krachtens arbeidsovereenkomst ln dienst der gemeente werkzaam is, van wie velen met een groot aantal dienstjaren, zou een lid gaarne van B. en W. vernemen, of zij bereid zijn te bevorderen, dat die ambte naren en werklieden, wier arbeid blijkens hun langen staat van dienst niet kan wor den gemist, in vasten dienst worden aan gesteld. Een ander lid vraagt: Volgen B. en W. bij aanstelling in vasten dienst een bepaalde stelregel en zoo ja welke; met andere woorden, blijft het gemeentepersoneel een bepaalden tijd in lossen dienst en hoelang is die tijd? Voorts vraagt een lid, of ook B. en W. het niet dringend noodig achten, dat de geheel verouderde en onvolledige bepalin gen omtrent minimum-loon en maximum- arbeidsduur in bestekken van gemeente werken, zooals die zijn vastgesteld wor den gewijzigd. Zoo ja, wanneer ls dan een voorstel van B, en W. daartoe te verwach ten? Ten slotte bespreekt een der andere leden het georganiseerd overleg in het bijzonder bij de politie, hetgeen z.l. erg stroef werkt. Er worden verschillende be sluiten genomen, die niet worden uitge voerd. Den Voorzitter, hiernaar eens ge vraagd, heeft geantwoord dat hij nog eens zal overwegen. Het personeel in overheidsdienst wenscht overleg met de vakbonden, dcch de Voor zitter wenscht niet met hen in overleg te treden. B. en W. antwoorden: Zoodra het rapport van de salariscom missie ad hoe ls verschenen, achten wij den tijd gekomen te overwegen, of art. 11 van de algemeene salarisverordening al dan niet moet worden behouden. De salariscommissie is, naar wij verne men, nagenoeg met haar arbeid gereed: met het redigeeren van het rapport en met de uiteindelijke vaststelling daarvan door de commissie zal echter nog wel eenige tijd zijn gemoeid. Ter uitvoering van het Raadsbesluit van 15 November 1920, volgens hetwelk het minimum-loon van de algem?ene salaris verordening in het algemeen als limiet zal gelden voor het loon van de losse arbeiders in dienst van de gemeente, is door het College bij circulaire van 7 Januari 1921 ter kennis van de hoofden van takken van dienst gebracht, dat onder „minimum loon" in dat besluit moet worden ver staan de wedde, welke ingevolge artikel 9 der algemeene salarisverordening wordt genoten door de ambtenaren ln tijdelijken dienst der gemeente. In verband daarmede mag aan de losse arbeiders in het alge meen geen lager loon worden toegekend, dan 4/5 der aanvangswedde, verbonden aan den rang van de algemeene salaris verordening, waarin zij werkzaam zijn. In 1926 is die circulaire door het College nader in dien zin aangevuld, dat, indien het 4/5 gedeelte van de aanvangswedde van het vaste personeel, dat met overeenkomstige werkzaamheden is belast, minder is dan het normale loon, geldend in het parti culiere bedrijf, of dan het loon, vastge- steld bij een collectieve arbeidsovereen komst, alsdan het normale loon van het 1 particuliere bedrijf of dat collectieve con- 1 tractloon moet worden uitbetaald, tot een 'i maximum van 5/5 van bovenbedoelde aan- vangswedde. Voorzoover ons bekend, houden de hoofden van takken van dienst zich strikt aan de hierboven medegedeelde uitvoe- ringssvoorschriften. Het is ons voorts niet gebleken, dat losse arbeiders, die op grond van hun vakbekwaamheid als anderszins in een hoogere loongroep thuis behooren, niettemin het minimum-loon van de laag- I ste loongroep zouden ontvangen. Met betrekking tot de vaste aanstelling moet onderscheid worden gemaakt tus- schen ambtenaren en werklieden in tijde lijken dienst eenerzijds en die op arbeids overeenkomst anderzijds. Tijdelijk perso neel wordt Ingevolge de desbetreffende voorschriften, indien het bekwaam en ge schikt is, als regel uiterlijk na 2 jaren tijdelijken dienst vast aangesteld; ln uit zonderingsgevallen kan de tijdelijke dienst ook na afloop van de 2 jaren worden ver- 1 lengd. Uit den aard der zaak ls het anders ge steld met het personeel, dat krachtens arbeidsovereenkomst in dienst is. Voor de vaste aanstelling van deze categorie be staan geen vaste regels en kunnen ook be zwaarlijk vaste regels worden vastgesteld. Zij worden toch juist op arbeidsovereen komst in dienst genomen, omdat hetzij ten tijde van hun indienstneming nog niet vaststaat, of de gemeente hunne diensten blijvend zal behoeven, hetzij dat van den aanvang vaststaat, dat aan hun arbeids kracht slechts tijdelijk behoefte bestaat. Hun College kan dan ook bezwaarlijk toe zeggen, dat het bereid is te bevorderen, dat ambtenaren en werklieden, die reeds lang op arbeidsovereenkomst in dienst zijn, in vasten dienst worden aangesteld. In- tusschen zal het mogelijk zijn het aan tal arbeidscontracten te verminderen, in dien de reorganisatie van den plantsoen dienst en van den straatmakersdienst haar beslag heeft gekregen. Ten slotte zrj medegedeeld, dat ter uit voering van art. 134 der Ambtenarenwet 1929 een regeling wordt ontworpen, hou dende aanwijzing van de gevallen, waarin en van de voorwaarden waaronder in dienstneming van personeel op arbeids overeenkomst mogelijk is. Het maken van overuren houdt voor een groot deel verband met bijzondere werk zaamheden, welke eigenlijk niet tot de gewone werkzaamheden van de werklieden behooren. zooals b.v. brandwachtdiensten in de StadsgehoorzaaL Doch bij de gewone werkzaamheden zijn overuren niet altijd te vermijden, b.v. het afdekken op Zon- en feestdagen van plan ten op de stadskweekerij. De straatmakers werken in den regel in zgn. tariefloon. Aan deze categorie van gemeentewerklieden worden weinig over uren vergoed. Nagenoeg uitsluitend voor strooidiensten bij plotseling invallende vorst, bij assistentie bij verkiezingen en op markten, genieten zij extra-vergoe ding. Bij werkzaamheden aan rioleeringen e.d. komt het nog al eens voor, dat door eenigen tijd langer te werken, om het werk af te maken, bij drooghouden of anders zins, bereikt wordt, dat den volgenden dag niet extra-werk moet worden verricht, waarmede dan veel meer tijd gemoeid zou zijn. en wat dus oneconomisch zou zijn. Voorts dienen in den grond te ver- j richten werkzaamheden, bijv. aan riolen en beerputten, met het oog op de ver- keersbelangen, veelal buiten den normalen werktijd te geschieden, speciaal in nauwe en drukke straten. Het te werk stellen van meer personeel I zou daaraan niets kunnen veranderen, waarbij zij opgemerkt, dat het aantal werklieden, dat bij een zeker werk te went wordt gesteld, niet onbepaald kan worden uitgebreid; de aard van het werk en de wijze, waarop het moet worden verricht, zijn daarop van beslissenden invloed. In een enkel geval worden bij Gemeente werken gemaakte overuren vergoed in den vorm van vrijaf geven op uren, val lende binnen den normalen arbeidstijd Den Directeur der Gemeentewerken zul len wij verzoeken na te gaan, in hoeverre aan dat systeem, in navolging van de usance bij de Lichtfabrieken en het Open baar Slachthuis, voor zijn dienst uitbrei ding is te geven. Intusschen dient er door het opzicht hebbend personeel op te worden toege zien. dat de overuren tot het volstrekt onvermijdelijke worden beperkt Dat per soneel is opnieuw verzocht dat toezicht zoo scherp mogelijk te doen zijn. aangezien ook het College doordrongen ls van de noodzakelijkheid, om aan het maken van overuren, behalve ln bijzondere gevallen, een einde te maken. Inderdaad zijn de bij raadsbesluit van 28 Maart 1901 vastgestelde bepalingen om trent mlnlmum-loon en maximum-arbeids duur voor arbeiders bij door de Gemeente aanbestede werken, zooals zij later werden gewijzigd, thans ten deele als verouderd te achten. Dringende behoelte aan eene herziening is evenwel niet gebleken, hetgeen zijn ver klaring hierin vindt, dat voor de meeste vakken een collectieve arbeidsovereen komst geldt, alsmede in de gedeeltelijke invoering van de Arbeidswet 1919. In de bestekken van de gemeente komt steeds de bepaling voor, dat de bedoelde voorschriften slechts gelden voor zoover zij niet afwijken van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst en van de Arbeidswet 1919. Tenslotte de klacht van een lid over de stroeve wijze van werken van het georga niseerd overleg bij de politie. Uit een door den Burgemeester ingesteld onderzoek is de gegrondheid van deze klacht niet gebleken. De onderwerpen, welke de vakvereenigingen verzoeken op de bijeenkomsten van het georganiseerd overleg te behandelen, worden steeds be handeld. Uit den aard der zaak wordt echter niet alles, waarop de commissie voor georganiseerd overleg aandringt, in gewilligd. De besluiten van het georgani seerd overleg zijn toch niet anders dan adviezen aan den Burgemeester of den Commissaris van Politie. Verzoeken, die voor inwilliging vatbaar zijn en niet in strijd met de belangen van den dienst wor den geacht, plegen te worden toegestaan: de andere niet. Over toelating van hoofdbestuursleden of bezoldigde bestuurders tot de bijeen komsten van de commissie beslist de Com missaris van Politie als Voorzitter van de Commissie van Overleg voor de agenten van politie der gemeente Lelden. Ver tegenwoordigers van de plaatselijke ver- eeniglngen acht de Commissaris voldoende ontwikkeld en op vakvereenigingsgebied voldoende geschoold, om op afdoende wijze in de commissie de belangen van het per soneel te behartigen. Van onwil, om de hoofdbestuursleden toe te laten, ls dus geen sprake. (Wordt vervolgd). VOETBAL DE WEDSTRIJD FRANKRIJK—NEDERLAND. DRIE ONTMOETINGEN LEVERDEN EVENVEEL NEDERLANDSCHE OVERWINNINGEN OP. Voor de vierde maal in de geschiedenis zullen morgen de vertegenwoordigende elftallen van Nederland en Frankrijk tegen elkaar ln 't veld komen, maar het is eigen lijk voor het eerst dat men de Franschen een redelijken kans op succes durft te geven. Het contact met Frankrijk dateert reeds van 1908, maar in die lange reeks van jaren hebben er slechts drie wed strijden plaats gevonden, die alle in een stevige en sprekende overwinning voor Oranje geëindigd zijn. Met een doelpun- ten-saldo van 17-2 heeft Nederland een voorsprong, die zoodanig getuigt van onze meerderheid dat alle verdere commentaar overbodig genoemd mag worden. De eerste landen-wedstrijd vond indertijd plaats op het beroemde Schuttersveld te Rotterdam, waar Snethlage, Thomee en Akkersdijk vier doelpunten scoorden, terwijl onze halfback Stempels ln eigen doel trapte en op die manier de Franschen aan een te- genpunt hielp! Het Nederlandsch elftal bestond uit: doel: Beeuwkes: achter: Hey- ting en Colenbrander; midden: Bekker, De Korver en Stempels: voor: Welcker. Snethlage, Akkersdijk. Thomee en Mannus Francken. Doordat Frankrijk een tijd lang geen lid van de F.I.F.A. was, werd er in vele Jaren niet gespeeld en vervolgens brak de wereldoorlog uit, zoodat het in 1921 is ge worden voordat een Nederlandsche ploeg te Parijs de returnmatch van 1908 kon spelen. Ons elftal bestond uit: doel: Van "Tilburg; achter: Pelser en Stevens: midden Hordijk, Denis en Legger; voor: Max Tetz- ner. Rodermond. Van Gendt, Delsen en Dc Natris. Onze later zoo roemruchte aan voerder Harry Denis stond dus midnalf en hij voldeed daar zoo goed, dat men het een volgend jaar nog eens weer op diezelfde plaats met hem probeerde in een wedstrijd tegen België. Daarna werd hij echter rechtsback, om ln die functie schitterende lauweren voor ons land te oogsten. Intus schen was de Nederlandsche ploeg daar in Parijs volkomen de baas en zij won met 50, vooral dank zij de Natris, die in top vorm was en heel de Fransche sportbewe- ging in opschudding bracht door zijn on- geevenaardde spel. Tenslotte in een derden wedstrijd gespeeld in het oude Stadion te Amsterdam, waar de Franschen absoluut faalden en er met een 81 nederlaag nog heel genadig afkwamen. De overwinnaars waren doel Van der Poel; achter Denis en van der Kluft: midden: Lefèvre, van Linge en Kuipers; voor Groos.iohan. Roetert, Jaap Bulder, Addicks en Sigmond. Oranje verdedigt dus morgen een repu tatie en wij hebben vertrouwen dat zij daarin met succes zal slagen. De tegenpar tijen ln de gehouden oefenwedstrijden zijn niet zoo heel sterk geweest wordt er be weerd en er zit misschien een kern van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 19