Sectieverslag van den Gemeenteraad
en Antwoord van B. en W.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 27 November 1931
Derde Blad No. 21992
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
II. Finantiën.
'n Stijve nek is pijnlijk
Kloosterbalsem
FEUILLETON.
Het Kostbare Meesterstukje
12ste Jaargang
X
Bü de besprekingen omtrent den finan-
cieelen toestand der gemeente brachten
verschillende leden dank aan B. en W.,
dat het College onder de bestaande moei
lijke omstandigheden er in geslaagd was
een sluitende begrooting samen te stellen.
Een lid wees erop, dat de gemeente be
langrijke vaste bronnen van inkomsten
heeft, waarvan is aan te nemen, dat zij
in de toekomst op hetzelfde peil zullen
blijven, en wel in de eerste plaats uit de
verschillende belastingen (de uitkeering
uit het gemeentefonds, de opcenten op de
gemecntefondsbelasting, de personeele be
lasting en de opcenten daarop, de straat-
belastmg, de belasting op de vermakelijk
heden, de grondbelasting en de opcenten
daarop, de opcenten op de vermogensbe
lasting en die op de dividend- en tan
tièmebelasting welke laatste intusschen
wel eenige daling zullen vertoonen). Daar
naast staan de steeds grooter wordende
winsten van de bedrijven (Gas- en Elec-
triciteitsfabriek, Endegeest, Slachthuis),
terwijl bovendien beschikt wordt over een
reserve van f537.000, Uit een en ander
trok het aan het woord zijnde lid de con
clusie, dat de financieele toestand der
gemeente niet al te somber behoeft te
worden ingezien en dat al gaf hij toe,
dat eenige voorzichtigheid wel geboden is
er toch geen reden was voor de Raads
leden om zich te onthouden van het doen
van voorstellen, welke financieele elschen
aan de gemeente zouden stellen.
Ditzelfde lid zeide voorts, dat zijn fractie
voornemens was verschillende voorstellen
in te dienen, in verband waarmede het
naar middelen tot versterking van de fi
nanciën der gemeente heeft omgezien. Als
zoodanig acht dit lid gewenscht:
lo, verhooging van de opcenten op de
vermogensbelasting, hetgeen phn. f. 32.000
zou kunnen opbrengen;
2o. wederinvoering van de zakelijke be
drijfsbelasting;
3o. invoering van een belasting op bouw
terreinen.
Verder zou dit lid het oordeel van B.
enW. willen vernemen over:
lo, het heffen vam hoogere leges voor
bouwvergunningen, waarvoor z.i. alle aan
leiding is, omdat de gemeentediensten in
dezen naast werk in het algemeen belang,
ook werk ten behoeve van de particuliere
bclsr.ghebbenden verrichten;
2o. het invoeren van progressie hij de
heffing van opcenten op de personeele
belasting, hetwelk hij wenscheiijk achtte
voor verlichting van de minder gegoeden,
een verlichting, welke z.i. niet behoort
'e worden gevonden door opheffing van
de straatbelasting, waartegen zijn fractie
indertijd weliswaar heeft geageerd, doch
die thans h.i. niet gemist zal kunnen wor
den, omdat dan geenszins de zekerheid
bestaat, dat de toegepaste huurverhoogin-
Sen weder ongedaan zullen worden ge
maakt;
3o de mogelijkheid van invoering van
progressie bij de heffing van opcenten op
de gemeentefondsbelasting.
Een ander lid maakte tegen bovenstaan
de beschouwingen bezwaar: z.i. was inder
daad groote voorzichtigheid ten aanzien
van de gemeentefinanciën geboden en be
hoorden ook de Raadsleden deze bij het
doen van voorstellen te betrachten.
Dit lid betoogde, dat men tn het bij
zonder den middenstand, die het reeds
zwaar heeft te verantwoorden, niet verder
moest belasten, bijv. door de zakelijke be
drijfsbelasting of een gewijzigde regeling
van de opcenten op de personeele belas
ting.
Overigens wees dit lid erop, dat de op-
brengst van de opcenten op de vermogens-
en de dividend- en tantièmebelasting in
de eerstvolgende jaren zeer gering zal zijn.
Ook door een ander lid werden de ge
opperde belastingvoorstellen, als te zwaar
drukkend op verschillende categorieën,
onaannemelijk geacht.
Dit lid erkende wel, dat de financieele
positie der gemeente Leiden onder de be
staande omstandighieclen niet ongunstig
kon worden genoemd, doch dit beteekende
z.i. niet. dat men zich in 1932 veel zou kun
nen veroorlooven. Juist de stabiliteit van
de inkomsten, waarop boven is gedoeld,
geeft immers tevens een zekere bevroren
heid.
Dit lid wees er voorts op, dat de post
werkloosheidsuitkeering z.i. te laag is ge
raamd. Overigens meende dit lid dat men
geen al te groote verwachtingen moest
koesteren van de schamele reserve van
phn. 5 ton, welke de gemeente intusschen
zal kunnen behoeden voor tekorten en
voor de lasten van een crisisdienst. Ten
slotte wees dit lid op het z.i. gelukkige feit,
dat mede dank zij de voortvarendheid van
B. en W. veel gebouwd is in den laatsten
tijd, waardoor de opbrengst van de per
soneele belasting in gunstigen zin beïn
vloed is.
Twee leden ontwikkelden verder met
name bezwaren tegen wederinvoering van
de zakelijke bedrijfsbelasting, terwijl een
dezer leden zich kantte tegen het heffen
van hoooere leges voor bouwvergunnin
gen, waardoor zi. het particuliere initia
tief te zeer zou worden belemmerd, èn
tegen een wijziging van de opcenten op
de personeele belastingen, welke speciaal
drukkend zou zijn voor hen, die wegens
de grootte van hun gezin of wegens hun
bedrijf een groot huis behoeven.
Een ander lid meent, dat de groote ge
meenten, zooals Rotterdam en s-Graven-
hage, van de uitkeeringen uit het ge
meentefonds meer profiteeren dan de klei
nere, zooals Leiden. Hij geeft B. en W. in
overweging reeds thans de bezwaren tegen
de geldende regeling te formuleeren ten
einde daarna bij het Rijk op een betere
regeling aan te dringen.
Een lid eindelijk betreurde het. dat B.
en W. ook thans weer in hun geleidebrief
een discussie ontketenen over de in 1930
plaats gehad hebbende belastingverlaging.
Dit zal helaas niet strekken tot bekorting
van de discussies, aangezien het stand
punt van het College in dezen, dat naar
de meening van dift lid geheel onjuist is,
bij de behandeling van de begrooting we
der moet worden bestreden.
Ten slotte sprak een der andere leden
er zijn leedwezen over uit. dat verschil
lende huiseigenaren bij de invoering van
RECLAME.
8828
Het Is een ongemak en Ge gaat er niet dood aan. maar pijn
doet het. Elke beweging kan U de tranen in de oogen doen ko
men. Als Gij 's morgens wakker wordt met een stijven nek.
neemt dan dadelijk Akkers Kloosterbalsem. Vanaf de eerste
behandeling zal de pijn minder worden en morgen vroeg
is het leed weer vergeten. Gij haalt toch dadelijk een pot.
AKKER's
,Geen goud
zoo goed" S
de straatbelasting een grootere huurver-
hooging hebben toegepast dan door hun
aanslag in die belasting was gerechtvaar
digd.
B. en W. antwoorden hierop: B. en W.
zijn zeer erkentelijk voor den gebrachten
dank en vooral als een blijk van juist in
zicht ten aanzien van het groote belang
van evenwicht in de gemeentefinanciën.
Dat evenwicht is inderdaad van zeer
groote beteekenis. G-old het voor het Col
lege steeds als een der voornaamste doel
einden van bestuursbeleid, de gebeurte
nissen van de laatste maanden op econo
misch en financieel gebied hebben de
overtuiging van de noodzakelijkheid tot
terugkeer c,q. behoud van sluitende be
grootingen allerwege zeer verbreid en ver
sterkt, zoodat thans wel van een commu
nis opinio mag worden gesproken.
Tegenover de uitlatingen van het Col
lege, dat handhaving van het evenwicht
een gebiedende noodzakelijkheid is; dat
de toestand der financiën zorgeischend is
in de dringende beteekenis van het woord
en dat beperking van de uitgaven tot het
inderdaad noodige en nuttige daarom on
voorwaardelijke eisch is, stelt een lid, dat
de toestand niet al te somber behoeft te
worden ingezien; hij acht slechts „eenige"
voorzichtigheid geboden en ziet geen re
den voor de raadsleden, om zich te ont
houden van voorstellen, die financieele
eischen aan de gemeentekas zouden stel
len. De indiening van dergelijke voorstel
len wordt dan ook aangekondigd.
Door welk een optimistischen bril het
hier aan het woord zijnde lid de zaken
wil bezien, blijkt wel uit de keuze van ar
gumenten en de aangeprezen middelen
tot versterking van inkomsten. Hij voert
n.l. aan, dat de gemeente belangrijke
vaste bronnen van inkomsten heeft, waar
van is aan te nemen, dat zij in de toekomst
op hetzelfde peil zullen blijven. Als voor
beelden van die bronnen worden dan,
behalve de uitkeering uit het gemeente
fonds, zoo goed als alle belastingen ge
noemd.
Nu kan de straatbelasting, evenals de
grondbelasting (met de opcenten), werke
lijk een belasting worden genoemd met
een vrij vaste opbrengst; ook de perso
neele belasting (met de op opcenten),
hoewel een verteringsbelasting en daarom
volstrekt niet onbeweeglijk, willen wij nog
gaarne tot de belastingen met een tame
lijk stabiele opbrengst rekenen. Onbegrij
pelijk is echter voor het College, hoe men
van de opcenten op de gemeentefondsbe-
belasting, ja zelfs van die op de vermo
gensbelasting en op de dividend- en tan
tièmebelasting kan spreken als vaste
bronnen van inkomsten, die in de toe
komst op hetzelfde peil zullen blijven.
De gemeentefondsbelasting is ook een
inkomstenbelasting en de opbrengst is dus
evenzeer afhankelijk van de grootte der
inkomens. Over de belastingjaren 1931/32
en 1932/33 geschiedt de heffing naar het
inkomen over resp. 1930 en 1931, terwijl
van eerstgenoemd belastingjaar 4 maan
den en van laatstgenoemd belastingjaar 8
maanden tot de begrooting 1932 behooren.
Waar nu de toestand sedert 1929 steeds
slechter werd, zoo, dat men 1930 zelfs een
gunstig jaar zou kunnen noemen in ver
gelijking met den toestand op het oogen-
blik, daar is het duidelijk, dat deze gang
van zaken niet zonder invloed op de
grootte der inkomens, d.w.z, op de op
brengst, zal blijven. De vermogensbelas
ting zal de nadeelige gevolgen ondervin
den van de groote koersdalingen van de
fondsen, terwijl de dividend- en tantième-
belastinf een conjunctuur-belasting bij
uitnemendheid is. Ook de opbrengst van
de vei-makelijkhcidsbelastmg staat niet
los van de tijdsomstandigheden.
Ten aanzien van de uitkeering uit het
gemeentefonds wezen wij er reeds her
haaldelijk op. dat de uitkeering telkens
voor slechts 5 jaren op een vast bedrag
wordt bepaald. Dat ook zelfs dit vaste be
drag niet onaantastbaar kan worden ge
acht, bewijst de indiening van het wets
ontwerp bij de Staten- Generaal inzake
korting op de Rijksuitkeering aan de ge
meenten. Over de maatregelen, die bij
aanneming van dit wetsontwerp doenen te
worden genomen, moet het College zich
uiteraard nog beraden.
De middelen, die in verband met de in
te dienen voorstellen door hetzelfde lid
ter versterking van de inkomseen worden
aanbevolen, hebben even weinig practi-
sche waarde.
Over de vermogensbelasting kunnen wij,
na onze opmerking inzake de daling van
vermogens, kort zijn. Vóór de totstand
koming van de nieuwe regeling van de
financieele verhouding tusschen Rijk en
Gemeenten werden alhier ook 15 opcenten
geheven. Daarna werden echter ten be
hoeve van het gemeentefonds 50 opcenten
ingesteld, zoodat de heffing reeds be
langrijk werd verzwaard.
De zakelijke belasting op het bedrijf is
bij uitstek geschikt, om de werkloosheid
te doen toenemen, afgezien nog van an
dere bezwaren, waarvoor wij verwijzen
naar vroegere antwoorden. En de bouw
terreinen-belasting zou zoo weinig op
brengen, dat zij de wenschelijkheid van
invoering in het midden latende gerust
buiten beschouwing kan blijven.
Het is thans net de tijd om door
nieuwe heffingen de lasten van de bur
gerij te verzwaren en haar dientengevol
ge te belemmeren in de uitoefening van
haar werkzaamheden, die ten slotte de
belastingbron vormen. Deze tijd heeft
geen behoefte aan verzwaring van lasten
en zeker niet aan een voor de nijverheid
nadeelige belasting als de zakelijke be
lasting op het bedrijf. Noodig zijn midde
len tot opleving. Om deze reden zal o.a.
het heffen van hoogere leges voor bouw
vergunningen nog ter dege dienen te
worden overwogen.
Behalve over deze leges wordt ons oor
deel gevraagd over invoering van progres
sie bij de heffing van opcenten op de per
soneele belasting en op de gemeentefonds-
belasting.
Wij moeten eerlijk verklaren, dat wij
deze vraag thans, zoo kort na de behan
deling van het nieuwe belastingstelsel
niet hadden verwacht. Zoowel bij de
schriftelijke voorbereiding, als bij de be
spreking in de raadszitting is toch ten
duidelijkste en op overtuigende wijze aan
getoond, dat progressie hier verwerpelijk
en practisch ook niet mogelijk is. Wij
herinneren er slechts aan, dat practisch
nog maar een marge van 20 opcenten be
staat en dat het karakter van de belas
ting meebrengt, dat de opcenten zoo laag
mogelijk worden gehouden. Zelfs indien
de waarde van elk opcent zich op het
geraamde bedrag van f. 6500 zou hand
haven, is een aantal van 60 opcenten fei
telijk dus reeds te hoog.
Aan progressie in de opcenten op de
personeele belasting behoeven wij even
min een uitvoerig betoog te wijden. Ook
hier is het aantal opcenten, dat op alle
aanslagen moet worden geheven, om de
vereischte opbrengst te verkrijgen zóó
hoog, dat progressie practisch uitgesloten
is. Teneinde dezelfde opbrengst te be
houden om van een meerdere opbrengst
niet eens te spreken zou in verband
met het betrekkelijk geringe aantal hooge
huurwaarden een schaal moeten worden
gemaakt met een zeer hoog aantal opcen
ten als maximum, hetgeen derhalve
neerkomt op een zeer zware belasting van
de hooge huurwaarden. Evenals bij dc op
centen op de gemeentefondsbelasting kan,
zooals destijds werd aangetoond, progres
sie slechts ten gevolge hebben, dat het
juist voor den kleinen man en den mid
denstand moeilijker wordt. Niet alleen,
dat op zich zelf reeds de opcenten voor
de middelmatige huurwaarden hooger
zouden moeten worden gesteld, maar ver
zwaring van den belastingdruk door der
gelijke maatregelen en door verhooging
van de opcenten op de vermogensbelas
ting vergroot ook het gevaar van belas-
tingvlucht naar de omliggende gemeenten
met haar meestal lagere tarieven: het
hieruit ontstane verlies zou onvermijde
lijk op de middenklasse en tenslotte ook
op den kleinen man moeten worden ge
legd.
Het nieuwe belastingstelsel, dat inder
tijd met zorg werd gekozen, is er op ge
richt het gros van de bevolking in de
belastingen te betrekken. Dit is, zooals de
wethouder van financiën in de raadszit
ting van 25 Augustus 1930 betoogde, in
een werkstad als Leiden, waar 95%> van de
aangeslagenen minder dan f. 5000 inkomen
per jaar heeft, onafwendbaar. Elke poli
tiek, die tot doel heeft den druk te ver
leggen naar de hoogstaangeslagenen zal
voor hen. die de stad niet kunnen ver
laten. funeste gevolgen hebben; zij maakt
de stad metterdaad onbewoonbaar. Het
nieuwe belastingstelsel vormt daarenbo
ven één geheel; het onderling verband
tusschen de onderscheidene onderdeelen
zou worden verstoord, indien op zichzelf-
staande maatregelen, als b.v. invoering
van nieuwe belastingen, invoering van
progressie in een bepaalde categorie van
opcenten of verhooging van opcenten,
werden genomen.
Om een optimistischen kijk op den
financieelen toestand verder te rechtvaar
digen. wordt nog gesproken van „de steeds
grooter wordende winsten van de bedrij
ven." In het bijzonder worden genoemd
de Gas- en Electriciteitsfabriek, Endegeest
en Slachthuis. De vermelding van de beide
RECLAME.
8827
laatste instellingen moet op een vergis
sing berusten, aangezien over 1927 de
winst van de Gestichten en van 't Slacht
huis resp. f100.000 en f. 50.000 bedroeg,
en de raming volgens de ontwerp-begroo-
ting voor 1932 onderscheidenlijk f. 75.000
en 1. 49.000 bedraagt, terwijl bovendien de
winst der Gestichten nog van zeer be-
trekkelijken aard is, in verband met het
groote aantal patiënten, dat aldaar ge
heel of gedeeltelijk voor rekening van de
gemeente Leiden wordt verpleegd. Wel
kan worden toegestemd, dat de winst van
de Lichtfabrieken In den loop der jaren
zeer belangrijk is gestegen; deze stijging
is echter, wij betoogden het herhaaldelijk,
een zeer gelukkige omstandigheid, die in
staat stelt aan de toeneming van uitga
ven voor sociale en andere voorzieningen
tot nog toe het hoofd te bieden. Ook hier
zijn ten slotte grenzen; het is geenszins
onmogelijk, dat de economische toestand
de winst doet verminderen.
Intusschen moeten wij beslist tegen
spreken. dat de begrooting sluitend is ge
maakt door het opvoeren van de winsten
der bedrijven of door een te lage raming
van de posten: ondersteuning van uitge
trokken werkloozen en van behoeftigen.
Zelfs werd gesproken van bezuiniging op
den steun hoewel in de geheele begroo-
ting met geen enkel woord van een der
gelijke bezuiniging wordt gerept. Ook
moeten wij bezwaar maken tegen de uit
drukking, dat de begrooting alleen fic
tief sluit, of dat in de begrooting specu
latieve elementen zitten; beter ware ge
weest te spreken van elementen van on
zekerheid.
Evenals elke begrooting Is ook deze een
zoo goed mogelijke raming van de ver
moedelijke inkomsten en uitgaven ten
tijde van haar samenstelling. Sedert het
opmaken van de ontwerp-begrootlng, nu
al weer enkele maanden geleden, heeft
echter de crisis zich zeer verscherpt en
uitgebreid en vooral de laatste weken
heeft de toestand een ernstig aanzien ge
kregen. Het is duidelijk, dat onder deze
omstandigheden ramingen, die enkele
maanden geleden naar beste weten ge
schiedden, thans met reserve moeten wor
den beschouwd. Ook het College acht het
daarom zeer wel mogelijk, dat met name
de inkomsten uit de belastingen en de be
drijven, alsook de uitgaven voor onder
steuning van werkloozen en behoeftigen
tegenvallers zullen opleveren. Waar hand
having van het evenwicht een belang is
van alle groepen der bevolking, stelt de
onzekere toekomst daartegenover den drin
genden eisch om bij gebruikmaking van
de toegestane credieten slechts ingeval
van hooge noodzakelijkheid tot de grens
van het maximum bedrag te gaan. Wij
kunnen ons dan ook geheel aansluiten bij
die leden, welke ln plaats van „eenige"
voorzichtigheid, groote voorzichtigheid ge
boden achtten en van oordeel waren, dat
ook de leden van den raad zoowel bij de
belastingpolitlek als bij het voteeren van
uitgaven ter dege rekening moeten hou
den met de financieele mogelijkheden van
de gemeente. Want al kan men wellicht in
vergelijking met eenige andere gemeenten
die nu reeds in bijzonder moeilijke om
standigheden verkeeren, den toestand ten
onzent nog niet verontrustend achten, dat
neemt niet weg dat in onze gemeente op
zichzelf beschouwd, ook hier, en vooral in
dezen tijd, dringende noodzakelijkheid be
staat tot een uiterst zuinig beheer. Wij
hebben daarom nog eens nauwkeurig na
gegaan, in hoeverre uitgaafposten nader
zouden kunnen worden verminderd en
ontvangposten verhoogd, teneinde met het
aldus vrijkomende bedrag den post „On
voorziene uitgaven" te versterken als re
serve voor mogelijke tegenvallers.
Mocht de toestand onverhoopt zoodanig
ZACHT
EN TOCH PITTIG
frisch en tóch ver
warmend van bin
nen. - Wondere
eigenschappen, In
Lake rol veree-
nigd Neem
óók Lókerol voor
de hoestl
Lókerol wordf alleen verkocht door erkend
Apothekers en Drogisten.
Groote doos (blik) 50 ct. Kleine doos (carton) 30 ct.
Lókerol „Smoker" Pastilles 30 ct. p. d. t
Uit het Engelsen door mej. C. M. G. de W.
Zonder meer lucifers af te strijken liep
Keiler door naar den uitgang, en dat was
een heerlijke rust voor Julie en werkte
weldadig zoowel op haar hart aLs haar
joofd. Het was of zij met nieuwe geest
kracht werd bezield. Keller was het huis
nauwelijks uit en verdwenen in de mist,
Julie, zonder zich een bepaald voorne
men bewust te zijn, begon hem te volgen.
Toen ze eenmaal macht gekregen had
®ver haar ledematen, was het of ook haar
pest geheel was ontwaakt. Zoodra zij de
oreede straat had bereikt, Keiler ongeveer
*ien meter voor haar uit, had de frissche
aicnt een invloed op haar als een glas
'©rsterkende wijn. Haar spieren begonnen
«ch te bewegen, de drang die in haar
was tot strijden zette haar aan tot vol
houden.
Zij voelde zich hoe langer hoe sterker
worden. Zij volgde Keiler den hoek langs
jaar Manning Square. Het was een dikke
JPlst;de weinige lantaarns gaven een
licht, maar toch volgde zij zijn
S2Ï' loerde als een tijger, die zijn
hl?01 in de diepe schaduw der
zen en was hog maar vijf meter
in i 1 vandaan, toen hij een zijstraat
n sloeg. Dit volgde hij een klein eindje
WAO liep kij oen vuile, nauwe steeg in,
aaraan geen einde was te bespeuren.
w-u?/1 j had geen moeite hem te volgen,
nenrf ?-or den mist voorzichtig voortloo-
hS p zeer langzaam. Voor haar
te wnïf mlst dit Bevaar hem uit het oog
zieh uï?n wanneer zij hem te ver voor
ièn i» i gaan, en toch aan den ande-
2iiL vo!sde zij hem te nabij, kon hij
oradraaien en haar- zien,-
Eindelijk scheen de oneindig lange
straat toch haar einde te naderen. Julie
met haar scherp gehoor, nu nog scher
per dan gewoonlijk, zag op geringen af
stand het zeil voor het station van den
ondergrondsclien spoortrein door de mist
schemeren.
Oogenblikkelijk besefte zij het gevaar,
dat haar dreigde. Dit was maar al te zeker
het einddoel van Keller's tocht. Wanneer
hij daarin verdwenen was, was het laat
ste sprankje hoop voor Julie verdwenen.
Het moest zijn nu of nooit. Dit besef
drong door tot diep in haar hart. Zij wist
maar al te wel dat haar hoop zeer gering
was, maar in haar uiterste wanhoop be
greep zij wat de straf zou zijn voor haar
mislukte poging; zij zou alles op de waag
schaal leggen.
Al dichter en dichter naderde zij haar
vijand. Maar de ingang tot den tunnel
was zoo dicht bij haar, dat het zekerheid
begon te worden dat zij hem uit het oog
zou verliezen voordat zij kon probeeren
haar doel te bereiken. Plotseling echter,
geen tien meter van het doel van zijn
tocht, bleef Keiler staan. Hij begon te
zoeken in de zakken van zijn overjas naar
een doosje lucifers om zijn pijp aan te
steken. In dit haastige oogenblik nam bij
het pakje van onder zijn rechterarm en
zette het vrij ondoordacht onder zijn
linkerarm.
De Voorzienigheid had Julie bijgestaan.
Als een valk op zijn prooi stoof zij voor
uit. Ongeloofelijk vlug, op het oogenblik,
dat Keiler een lucifer afstreek, en zich
boog over zijn pijp, greep zij de Van Roon
en maakte zich meester van zijn schat,
waar hij geen zorg voor had gedragen.
HOOFDSTUK XLIV.
Toen Julie zich omkeerde en wegliep
hoorde zij een luiden en verschrikten
vloek. Voor haar strekte zich de lange en
duistere steeg, uit. Maar toch bemerkte
zij tot haar onuitsprekelijken schrik dat
de mist niet dicht genoeg was om haar
geheel aan het oog van haar vervolger te
kunnen onttrekken. Zij had door haar
plotselinge en snelle daad enkele meters
voorsprong op haar vervolger, maar zij
begreep al spoedig dat dit niet voldoende
zou zijn.
Zij rende evenwel voort tot dat haar
hart dreigde te barsten. Maar haar bee-
nen schenen aan kluisters te liggen zooals
men in een droom soms ondervindt. Zij
spande al haar krachten in en werkelijk
zij droegen haar beter dan zij zelf ver
moedde. Er was geen sterveling te zien.
Zij kon Keller's laarzen hooren weerklin
ken op de natte steenen achter zich. Het
zou een kwestie van eenige seconden zijn
voordat zij zijn vingers weer aan haar
keel voelde. Maar voordat hij haar de Van
Roon ontstal, zou hij haar moeten
dooden.
Nauwelijks had zij zich zelve deze be
lofte afgelegd of zij zag aa,n den anderen
kant van de straat een flauwe lichtschijn
komen. Het kwam uit een huis waarvan
de deur openstond. Onwillekeurig vloog
zij er op af. Dit was haar laatste hoop.
Het scheen dat een man het huis wou
uitgaan. Met overjas aan en hoed op
stond hij op den drempel en keek naar
buiten in de mist voordat hij zich naar
buiten waagde.
Julie vloog letterlijk naar hem toe.
Red mij! o red mij! was het eenige
wat zij uiten kon. Een man, een man zit
mij na!
Het was een armoedig huls, de zitkamer
kwam direct op de straat uit.
Julie had een verward vizioen van een
lamp, een brandend vuur, een vuil tafel
kleed en verscheidene menschen rondom
de tafel. Haar woeste aanval op den man,
die op het punt was den drempel over te
stappen, dreef hem een eind de kamer
in. Op het zelfde oogenblik weerklonk
een luide gebiedende vrouwenstem.
Doe de deur dicht, Elbert, alsjeblieft.
De mist komt binnen en dreigt het vuur
uit te doen gaan.
De verschrikte Elbert voor en achter
door luide vrouwenstemmen aangevuurd
gehoorzaamde werktuigelijk aan de woeste
stem achter zich, al liep hij gevaar voor
een botsing die hem van al zijn gezag
zou kunnen berooven. Vlug keerde hij zich
om en sloeg de deur dicht voor den neus
van het moorddadig gelaat van Keiler,
die juist aarzelend bleef stilstaan.
Julie stond te trillen op haar beenen
en klemde zich aan haar beschermer va-st.
Heer in den hemel! wat gebeurt er
nu! Algemeene verwarring! Allen
schreeuwden door elkaar, maar al heel
spoedig klonk een heftige stem boven de
anderen uit:
Zet haar neer, Elbert. Zie je dat
schepsel dan niet?
Jawel, zeker, zei Elbert terwijl hij
den last dien hij in den arm had op een
stoel bij het vuur neerzette.
Je moest hem liever naloopen en
levend in handen krijgen, sprak een der
stemmen aan de tafel. Hij is dezelfde die
Kitty Lewis de vorige week te pakken
kreeg.
Elbert, een jonge man, lang en vrij
breed in de schouders was echter geen
vrouwen-beschermer. Met een verschrik
ten blik op een gezicht dat zelfs in gun
stige omstandigheden niet op bijzondere
schoonheid aanspraak kon maken ging
hij naar de deur en schoof er een gren
del voor.
Neen, daar ga ik niet op af zei
hij knorrig. Ik bemoei mij niet met die
wij venzaken dank je.
De stem van de vrouw die aan de tafel
zat en met den naam „Maw" werd aan
gesproken, begon Elbert uit te schelden.
Hij was een flauwert, hij was geen man.
Zij stond met veel majesteit op. den
armen Elbert steeds uitscheldende en
kwam naar Julie toe met haar zwaar
figuur in een schort die eens wit geweest
I was voor en een reuk verspreidende die
eigen is aan menschen van haar sexe die
jenever drinken uit een theekopje.
Er zaten nog drie andere menschen
aan tafel; waarop een maaltijd gereed
stond bestaande uit geroosterd brood en
kaas, rauwe uien en bier. Twee jonge
meisjes van zestien jaar ongeveer, met
verschrikte, bloedarme gezichten; de
derde was een oude vrouw, zonder tan
den, van ongeveer negentig jarigen leef
tijd, en toen de heele familie, voorafge
gaan door Maw, plotseling naar Julie toe
kwam zat de verschrikte vluchtelinge op
haar stoel bij het vuur te sidderen en
wist haast niet welke van haar bevrij
ders de meest afzichtelijke was.
Julie spande zich in met al de kracht,
die zij nog over had om niet flauw te
vallen. In haar wanhopige poging om dat
onheil af te weren, riep zij het beetje
wilskracht dat zij nog over had, te hulp.
Maar de inspanning van de laatste uren
was te zwaar geweest Voor den tweeden
keer binnen één enkel uur verloor zij het
bewustzijn.
HOOFDSTUK XLV.
De gezichten, op één uitzondering na,
waren op den achtergrond geraakt, toen
Julie langzaam en moeilijk tot besef kwam
van hetgeen haar was overkamen. MaW
boog zich over haar heen en hield een
gebarsten kopje aan haar lippen en door
haar krachtige taal hield zij tevens de
anderen op een afstand.
Misschien had de reuk van den In
houd van het kopje evenveel invloed op
de lijderes als de geneeskracht van den
inhoud. Het was zoo walgelijk voor iemand
wie van kinds af aan een afkeer was in
geprent voor al wat alcohol bevatte,
zoodat een bepaalde walging hielp om
haar het bewustzijn terug te doen knjgen»
(Wordt vervolg^