Sectieverslag van den Gemeenteraad en Antwoord van B. en W. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 27 November 1931 Derde Blad No. 21992 ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. II. Finantiën. 'n Stijve nek is pijnlijk Kloosterbalsem FEUILLETON. Het Kostbare Meesterstukje 12ste Jaargang X Bü de besprekingen omtrent den finan- cieelen toestand der gemeente brachten verschillende leden dank aan B. en W., dat het College onder de bestaande moei lijke omstandigheden er in geslaagd was een sluitende begrooting samen te stellen. Een lid wees erop, dat de gemeente be langrijke vaste bronnen van inkomsten heeft, waarvan is aan te nemen, dat zij in de toekomst op hetzelfde peil zullen blijven, en wel in de eerste plaats uit de verschillende belastingen (de uitkeering uit het gemeentefonds, de opcenten op de gemecntefondsbelasting, de personeele be lasting en de opcenten daarop, de straat- belastmg, de belasting op de vermakelijk heden, de grondbelasting en de opcenten daarop, de opcenten op de vermogensbe lasting en die op de dividend- en tan tièmebelasting welke laatste intusschen wel eenige daling zullen vertoonen). Daar naast staan de steeds grooter wordende winsten van de bedrijven (Gas- en Elec- triciteitsfabriek, Endegeest, Slachthuis), terwijl bovendien beschikt wordt over een reserve van f537.000, Uit een en ander trok het aan het woord zijnde lid de con clusie, dat de financieele toestand der gemeente niet al te somber behoeft te worden ingezien en dat al gaf hij toe, dat eenige voorzichtigheid wel geboden is er toch geen reden was voor de Raads leden om zich te onthouden van het doen van voorstellen, welke financieele elschen aan de gemeente zouden stellen. Ditzelfde lid zeide voorts, dat zijn fractie voornemens was verschillende voorstellen in te dienen, in verband waarmede het naar middelen tot versterking van de fi nanciën der gemeente heeft omgezien. Als zoodanig acht dit lid gewenscht: lo, verhooging van de opcenten op de vermogensbelasting, hetgeen phn. f. 32.000 zou kunnen opbrengen; 2o. wederinvoering van de zakelijke be drijfsbelasting; 3o. invoering van een belasting op bouw terreinen. Verder zou dit lid het oordeel van B. enW. willen vernemen over: lo, het heffen vam hoogere leges voor bouwvergunningen, waarvoor z.i. alle aan leiding is, omdat de gemeentediensten in dezen naast werk in het algemeen belang, ook werk ten behoeve van de particuliere bclsr.ghebbenden verrichten; 2o. het invoeren van progressie hij de heffing van opcenten op de personeele belasting, hetwelk hij wenscheiijk achtte voor verlichting van de minder gegoeden, een verlichting, welke z.i. niet behoort 'e worden gevonden door opheffing van de straatbelasting, waartegen zijn fractie indertijd weliswaar heeft geageerd, doch die thans h.i. niet gemist zal kunnen wor den, omdat dan geenszins de zekerheid bestaat, dat de toegepaste huurverhoogin- Sen weder ongedaan zullen worden ge maakt; 3o de mogelijkheid van invoering van progressie bij de heffing van opcenten op de gemeentefondsbelasting. Een ander lid maakte tegen bovenstaan de beschouwingen bezwaar: z.i. was inder daad groote voorzichtigheid ten aanzien van de gemeentefinanciën geboden en be hoorden ook de Raadsleden deze bij het doen van voorstellen te betrachten. Dit lid betoogde, dat men tn het bij zonder den middenstand, die het reeds zwaar heeft te verantwoorden, niet verder moest belasten, bijv. door de zakelijke be drijfsbelasting of een gewijzigde regeling van de opcenten op de personeele belas ting. Overigens wees dit lid erop, dat de op- brengst van de opcenten op de vermogens- en de dividend- en tantièmebelasting in de eerstvolgende jaren zeer gering zal zijn. Ook door een ander lid werden de ge opperde belastingvoorstellen, als te zwaar drukkend op verschillende categorieën, onaannemelijk geacht. Dit lid erkende wel, dat de financieele positie der gemeente Leiden onder de be staande omstandighieclen niet ongunstig kon worden genoemd, doch dit beteekende z.i. niet. dat men zich in 1932 veel zou kun nen veroorlooven. Juist de stabiliteit van de inkomsten, waarop boven is gedoeld, geeft immers tevens een zekere bevroren heid. Dit lid wees er voorts op, dat de post werkloosheidsuitkeering z.i. te laag is ge raamd. Overigens meende dit lid dat men geen al te groote verwachtingen moest koesteren van de schamele reserve van phn. 5 ton, welke de gemeente intusschen zal kunnen behoeden voor tekorten en voor de lasten van een crisisdienst. Ten slotte wees dit lid op het z.i. gelukkige feit, dat mede dank zij de voortvarendheid van B. en W. veel gebouwd is in den laatsten tijd, waardoor de opbrengst van de per soneele belasting in gunstigen zin beïn vloed is. Twee leden ontwikkelden verder met name bezwaren tegen wederinvoering van de zakelijke bedrijfsbelasting, terwijl een dezer leden zich kantte tegen het heffen van hoooere leges voor bouwvergunnin gen, waardoor zi. het particuliere initia tief te zeer zou worden belemmerd, èn tegen een wijziging van de opcenten op de personeele belastingen, welke speciaal drukkend zou zijn voor hen, die wegens de grootte van hun gezin of wegens hun bedrijf een groot huis behoeven. Een ander lid meent, dat de groote ge meenten, zooals Rotterdam en s-Graven- hage, van de uitkeeringen uit het ge meentefonds meer profiteeren dan de klei nere, zooals Leiden. Hij geeft B. en W. in overweging reeds thans de bezwaren tegen de geldende regeling te formuleeren ten einde daarna bij het Rijk op een betere regeling aan te dringen. Een lid eindelijk betreurde het. dat B. en W. ook thans weer in hun geleidebrief een discussie ontketenen over de in 1930 plaats gehad hebbende belastingverlaging. Dit zal helaas niet strekken tot bekorting van de discussies, aangezien het stand punt van het College in dezen, dat naar de meening van dift lid geheel onjuist is, bij de behandeling van de begrooting we der moet worden bestreden. Ten slotte sprak een der andere leden er zijn leedwezen over uit. dat verschil lende huiseigenaren bij de invoering van RECLAME. 8828 Het Is een ongemak en Ge gaat er niet dood aan. maar pijn doet het. Elke beweging kan U de tranen in de oogen doen ko men. Als Gij 's morgens wakker wordt met een stijven nek. neemt dan dadelijk Akkers Kloosterbalsem. Vanaf de eerste behandeling zal de pijn minder worden en morgen vroeg is het leed weer vergeten. Gij haalt toch dadelijk een pot. AKKER's ,Geen goud zoo goed" S de straatbelasting een grootere huurver- hooging hebben toegepast dan door hun aanslag in die belasting was gerechtvaar digd. B. en W. antwoorden hierop: B. en W. zijn zeer erkentelijk voor den gebrachten dank en vooral als een blijk van juist in zicht ten aanzien van het groote belang van evenwicht in de gemeentefinanciën. Dat evenwicht is inderdaad van zeer groote beteekenis. G-old het voor het Col lege steeds als een der voornaamste doel einden van bestuursbeleid, de gebeurte nissen van de laatste maanden op econo misch en financieel gebied hebben de overtuiging van de noodzakelijkheid tot terugkeer c,q. behoud van sluitende be grootingen allerwege zeer verbreid en ver sterkt, zoodat thans wel van een commu nis opinio mag worden gesproken. Tegenover de uitlatingen van het Col lege, dat handhaving van het evenwicht een gebiedende noodzakelijkheid is; dat de toestand der financiën zorgeischend is in de dringende beteekenis van het woord en dat beperking van de uitgaven tot het inderdaad noodige en nuttige daarom on voorwaardelijke eisch is, stelt een lid, dat de toestand niet al te somber behoeft te worden ingezien; hij acht slechts „eenige" voorzichtigheid geboden en ziet geen re den voor de raadsleden, om zich te ont houden van voorstellen, die financieele eischen aan de gemeentekas zouden stel len. De indiening van dergelijke voorstel len wordt dan ook aangekondigd. Door welk een optimistischen bril het hier aan het woord zijnde lid de zaken wil bezien, blijkt wel uit de keuze van ar gumenten en de aangeprezen middelen tot versterking van inkomsten. Hij voert n.l. aan, dat de gemeente belangrijke vaste bronnen van inkomsten heeft, waar van is aan te nemen, dat zij in de toekomst op hetzelfde peil zullen blijven. Als voor beelden van die bronnen worden dan, behalve de uitkeering uit het gemeente fonds, zoo goed als alle belastingen ge noemd. Nu kan de straatbelasting, evenals de grondbelasting (met de opcenten), werke lijk een belasting worden genoemd met een vrij vaste opbrengst; ook de perso neele belasting (met de op opcenten), hoewel een verteringsbelasting en daarom volstrekt niet onbeweeglijk, willen wij nog gaarne tot de belastingen met een tame lijk stabiele opbrengst rekenen. Onbegrij pelijk is echter voor het College, hoe men van de opcenten op de gemeentefondsbe- belasting, ja zelfs van die op de vermo gensbelasting en op de dividend- en tan tièmebelasting kan spreken als vaste bronnen van inkomsten, die in de toe komst op hetzelfde peil zullen blijven. De gemeentefondsbelasting is ook een inkomstenbelasting en de opbrengst is dus evenzeer afhankelijk van de grootte der inkomens. Over de belastingjaren 1931/32 en 1932/33 geschiedt de heffing naar het inkomen over resp. 1930 en 1931, terwijl van eerstgenoemd belastingjaar 4 maan den en van laatstgenoemd belastingjaar 8 maanden tot de begrooting 1932 behooren. Waar nu de toestand sedert 1929 steeds slechter werd, zoo, dat men 1930 zelfs een gunstig jaar zou kunnen noemen in ver gelijking met den toestand op het oogen- blik, daar is het duidelijk, dat deze gang van zaken niet zonder invloed op de grootte der inkomens, d.w.z, op de op brengst, zal blijven. De vermogensbelas ting zal de nadeelige gevolgen ondervin den van de groote koersdalingen van de fondsen, terwijl de dividend- en tantième- belastinf een conjunctuur-belasting bij uitnemendheid is. Ook de opbrengst van de vei-makelijkhcidsbelastmg staat niet los van de tijdsomstandigheden. Ten aanzien van de uitkeering uit het gemeentefonds wezen wij er reeds her haaldelijk op. dat de uitkeering telkens voor slechts 5 jaren op een vast bedrag wordt bepaald. Dat ook zelfs dit vaste be drag niet onaantastbaar kan worden ge acht, bewijst de indiening van het wets ontwerp bij de Staten- Generaal inzake korting op de Rijksuitkeering aan de ge meenten. Over de maatregelen, die bij aanneming van dit wetsontwerp doenen te worden genomen, moet het College zich uiteraard nog beraden. De middelen, die in verband met de in te dienen voorstellen door hetzelfde lid ter versterking van de inkomseen worden aanbevolen, hebben even weinig practi- sche waarde. Over de vermogensbelasting kunnen wij, na onze opmerking inzake de daling van vermogens, kort zijn. Vóór de totstand koming van de nieuwe regeling van de financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten werden alhier ook 15 opcenten geheven. Daarna werden echter ten be hoeve van het gemeentefonds 50 opcenten ingesteld, zoodat de heffing reeds be langrijk werd verzwaard. De zakelijke belasting op het bedrijf is bij uitstek geschikt, om de werkloosheid te doen toenemen, afgezien nog van an dere bezwaren, waarvoor wij verwijzen naar vroegere antwoorden. En de bouw terreinen-belasting zou zoo weinig op brengen, dat zij de wenschelijkheid van invoering in het midden latende gerust buiten beschouwing kan blijven. Het is thans net de tijd om door nieuwe heffingen de lasten van de bur gerij te verzwaren en haar dientengevol ge te belemmeren in de uitoefening van haar werkzaamheden, die ten slotte de belastingbron vormen. Deze tijd heeft geen behoefte aan verzwaring van lasten en zeker niet aan een voor de nijverheid nadeelige belasting als de zakelijke be lasting op het bedrijf. Noodig zijn midde len tot opleving. Om deze reden zal o.a. het heffen van hoogere leges voor bouw vergunningen nog ter dege dienen te worden overwogen. Behalve over deze leges wordt ons oor deel gevraagd over invoering van progres sie bij de heffing van opcenten op de per soneele belasting en op de gemeentefonds- belasting. Wij moeten eerlijk verklaren, dat wij deze vraag thans, zoo kort na de behan deling van het nieuwe belastingstelsel niet hadden verwacht. Zoowel bij de schriftelijke voorbereiding, als bij de be spreking in de raadszitting is toch ten duidelijkste en op overtuigende wijze aan getoond, dat progressie hier verwerpelijk en practisch ook niet mogelijk is. Wij herinneren er slechts aan, dat practisch nog maar een marge van 20 opcenten be staat en dat het karakter van de belas ting meebrengt, dat de opcenten zoo laag mogelijk worden gehouden. Zelfs indien de waarde van elk opcent zich op het geraamde bedrag van f. 6500 zou hand haven, is een aantal van 60 opcenten fei telijk dus reeds te hoog. Aan progressie in de opcenten op de personeele belasting behoeven wij even min een uitvoerig betoog te wijden. Ook hier is het aantal opcenten, dat op alle aanslagen moet worden geheven, om de vereischte opbrengst te verkrijgen zóó hoog, dat progressie practisch uitgesloten is. Teneinde dezelfde opbrengst te be houden om van een meerdere opbrengst niet eens te spreken zou in verband met het betrekkelijk geringe aantal hooge huurwaarden een schaal moeten worden gemaakt met een zeer hoog aantal opcen ten als maximum, hetgeen derhalve neerkomt op een zeer zware belasting van de hooge huurwaarden. Evenals bij dc op centen op de gemeentefondsbelasting kan, zooals destijds werd aangetoond, progres sie slechts ten gevolge hebben, dat het juist voor den kleinen man en den mid denstand moeilijker wordt. Niet alleen, dat op zich zelf reeds de opcenten voor de middelmatige huurwaarden hooger zouden moeten worden gesteld, maar ver zwaring van den belastingdruk door der gelijke maatregelen en door verhooging van de opcenten op de vermogensbelas ting vergroot ook het gevaar van belas- tingvlucht naar de omliggende gemeenten met haar meestal lagere tarieven: het hieruit ontstane verlies zou onvermijde lijk op de middenklasse en tenslotte ook op den kleinen man moeten worden ge legd. Het nieuwe belastingstelsel, dat inder tijd met zorg werd gekozen, is er op ge richt het gros van de bevolking in de belastingen te betrekken. Dit is, zooals de wethouder van financiën in de raadszit ting van 25 Augustus 1930 betoogde, in een werkstad als Leiden, waar 95%> van de aangeslagenen minder dan f. 5000 inkomen per jaar heeft, onafwendbaar. Elke poli tiek, die tot doel heeft den druk te ver leggen naar de hoogstaangeslagenen zal voor hen. die de stad niet kunnen ver laten. funeste gevolgen hebben; zij maakt de stad metterdaad onbewoonbaar. Het nieuwe belastingstelsel vormt daarenbo ven één geheel; het onderling verband tusschen de onderscheidene onderdeelen zou worden verstoord, indien op zichzelf- staande maatregelen, als b.v. invoering van nieuwe belastingen, invoering van progressie in een bepaalde categorie van opcenten of verhooging van opcenten, werden genomen. Om een optimistischen kijk op den financieelen toestand verder te rechtvaar digen. wordt nog gesproken van „de steeds grooter wordende winsten van de bedrij ven." In het bijzonder worden genoemd de Gas- en Electriciteitsfabriek, Endegeest en Slachthuis. De vermelding van de beide RECLAME. 8827 laatste instellingen moet op een vergis sing berusten, aangezien over 1927 de winst van de Gestichten en van 't Slacht huis resp. f100.000 en f. 50.000 bedroeg, en de raming volgens de ontwerp-begroo- ting voor 1932 onderscheidenlijk f. 75.000 en 1. 49.000 bedraagt, terwijl bovendien de winst der Gestichten nog van zeer be- trekkelijken aard is, in verband met het groote aantal patiënten, dat aldaar ge heel of gedeeltelijk voor rekening van de gemeente Leiden wordt verpleegd. Wel kan worden toegestemd, dat de winst van de Lichtfabrieken In den loop der jaren zeer belangrijk is gestegen; deze stijging is echter, wij betoogden het herhaaldelijk, een zeer gelukkige omstandigheid, die in staat stelt aan de toeneming van uitga ven voor sociale en andere voorzieningen tot nog toe het hoofd te bieden. Ook hier zijn ten slotte grenzen; het is geenszins onmogelijk, dat de economische toestand de winst doet verminderen. Intusschen moeten wij beslist tegen spreken. dat de begrooting sluitend is ge maakt door het opvoeren van de winsten der bedrijven of door een te lage raming van de posten: ondersteuning van uitge trokken werkloozen en van behoeftigen. Zelfs werd gesproken van bezuiniging op den steun hoewel in de geheele begroo- ting met geen enkel woord van een der gelijke bezuiniging wordt gerept. Ook moeten wij bezwaar maken tegen de uit drukking, dat de begrooting alleen fic tief sluit, of dat in de begrooting specu latieve elementen zitten; beter ware ge weest te spreken van elementen van on zekerheid. Evenals elke begrooting Is ook deze een zoo goed mogelijke raming van de ver moedelijke inkomsten en uitgaven ten tijde van haar samenstelling. Sedert het opmaken van de ontwerp-begrootlng, nu al weer enkele maanden geleden, heeft echter de crisis zich zeer verscherpt en uitgebreid en vooral de laatste weken heeft de toestand een ernstig aanzien ge kregen. Het is duidelijk, dat onder deze omstandigheden ramingen, die enkele maanden geleden naar beste weten ge schiedden, thans met reserve moeten wor den beschouwd. Ook het College acht het daarom zeer wel mogelijk, dat met name de inkomsten uit de belastingen en de be drijven, alsook de uitgaven voor onder steuning van werkloozen en behoeftigen tegenvallers zullen opleveren. Waar hand having van het evenwicht een belang is van alle groepen der bevolking, stelt de onzekere toekomst daartegenover den drin genden eisch om bij gebruikmaking van de toegestane credieten slechts ingeval van hooge noodzakelijkheid tot de grens van het maximum bedrag te gaan. Wij kunnen ons dan ook geheel aansluiten bij die leden, welke ln plaats van „eenige" voorzichtigheid, groote voorzichtigheid ge boden achtten en van oordeel waren, dat ook de leden van den raad zoowel bij de belastingpolitlek als bij het voteeren van uitgaven ter dege rekening moeten hou den met de financieele mogelijkheden van de gemeente. Want al kan men wellicht in vergelijking met eenige andere gemeenten die nu reeds in bijzonder moeilijke om standigheden verkeeren, den toestand ten onzent nog niet verontrustend achten, dat neemt niet weg dat in onze gemeente op zichzelf beschouwd, ook hier, en vooral in dezen tijd, dringende noodzakelijkheid be staat tot een uiterst zuinig beheer. Wij hebben daarom nog eens nauwkeurig na gegaan, in hoeverre uitgaafposten nader zouden kunnen worden verminderd en ontvangposten verhoogd, teneinde met het aldus vrijkomende bedrag den post „On voorziene uitgaven" te versterken als re serve voor mogelijke tegenvallers. Mocht de toestand onverhoopt zoodanig ZACHT EN TOCH PITTIG frisch en tóch ver warmend van bin nen. - Wondere eigenschappen, In Lake rol veree- nigd Neem óók Lókerol voor de hoestl Lókerol wordf alleen verkocht door erkend Apothekers en Drogisten. Groote doos (blik) 50 ct. Kleine doos (carton) 30 ct. Lókerol „Smoker" Pastilles 30 ct. p. d. t Uit het Engelsen door mej. C. M. G. de W. Zonder meer lucifers af te strijken liep Keiler door naar den uitgang, en dat was een heerlijke rust voor Julie en werkte weldadig zoowel op haar hart aLs haar joofd. Het was of zij met nieuwe geest kracht werd bezield. Keller was het huis nauwelijks uit en verdwenen in de mist, Julie, zonder zich een bepaald voorne men bewust te zijn, begon hem te volgen. Toen ze eenmaal macht gekregen had ®ver haar ledematen, was het of ook haar pest geheel was ontwaakt. Zoodra zij de oreede straat had bereikt, Keiler ongeveer *ien meter voor haar uit, had de frissche aicnt een invloed op haar als een glas '©rsterkende wijn. Haar spieren begonnen «ch te bewegen, de drang die in haar was tot strijden zette haar aan tot vol houden. Zij voelde zich hoe langer hoe sterker worden. Zij volgde Keiler den hoek langs jaar Manning Square. Het was een dikke JPlst;de weinige lantaarns gaven een licht, maar toch volgde zij zijn S2Ï' loerde als een tijger, die zijn hl?01 in de diepe schaduw der zen en was hog maar vijf meter in i 1 vandaan, toen hij een zijstraat n sloeg. Dit volgde hij een klein eindje WAO liep kij oen vuile, nauwe steeg in, aaraan geen einde was te bespeuren. w-u?/1 j had geen moeite hem te volgen, nenrf ?-or den mist voorzichtig voortloo- hS p zeer langzaam. Voor haar te wnïf mlst dit Bevaar hem uit het oog zieh uï?n wanneer zij hem te ver voor ièn i» i gaan, en toch aan den ande- 2iiL vo!sde zij hem te nabij, kon hij oradraaien en haar- zien,- Eindelijk scheen de oneindig lange straat toch haar einde te naderen. Julie met haar scherp gehoor, nu nog scher per dan gewoonlijk, zag op geringen af stand het zeil voor het station van den ondergrondsclien spoortrein door de mist schemeren. Oogenblikkelijk besefte zij het gevaar, dat haar dreigde. Dit was maar al te zeker het einddoel van Keller's tocht. Wanneer hij daarin verdwenen was, was het laat ste sprankje hoop voor Julie verdwenen. Het moest zijn nu of nooit. Dit besef drong door tot diep in haar hart. Zij wist maar al te wel dat haar hoop zeer gering was, maar in haar uiterste wanhoop be greep zij wat de straf zou zijn voor haar mislukte poging; zij zou alles op de waag schaal leggen. Al dichter en dichter naderde zij haar vijand. Maar de ingang tot den tunnel was zoo dicht bij haar, dat het zekerheid begon te worden dat zij hem uit het oog zou verliezen voordat zij kon probeeren haar doel te bereiken. Plotseling echter, geen tien meter van het doel van zijn tocht, bleef Keiler staan. Hij begon te zoeken in de zakken van zijn overjas naar een doosje lucifers om zijn pijp aan te steken. In dit haastige oogenblik nam bij het pakje van onder zijn rechterarm en zette het vrij ondoordacht onder zijn linkerarm. De Voorzienigheid had Julie bijgestaan. Als een valk op zijn prooi stoof zij voor uit. Ongeloofelijk vlug, op het oogenblik, dat Keiler een lucifer afstreek, en zich boog over zijn pijp, greep zij de Van Roon en maakte zich meester van zijn schat, waar hij geen zorg voor had gedragen. HOOFDSTUK XLIV. Toen Julie zich omkeerde en wegliep hoorde zij een luiden en verschrikten vloek. Voor haar strekte zich de lange en duistere steeg, uit. Maar toch bemerkte zij tot haar onuitsprekelijken schrik dat de mist niet dicht genoeg was om haar geheel aan het oog van haar vervolger te kunnen onttrekken. Zij had door haar plotselinge en snelle daad enkele meters voorsprong op haar vervolger, maar zij begreep al spoedig dat dit niet voldoende zou zijn. Zij rende evenwel voort tot dat haar hart dreigde te barsten. Maar haar bee- nen schenen aan kluisters te liggen zooals men in een droom soms ondervindt. Zij spande al haar krachten in en werkelijk zij droegen haar beter dan zij zelf ver moedde. Er was geen sterveling te zien. Zij kon Keller's laarzen hooren weerklin ken op de natte steenen achter zich. Het zou een kwestie van eenige seconden zijn voordat zij zijn vingers weer aan haar keel voelde. Maar voordat hij haar de Van Roon ontstal, zou hij haar moeten dooden. Nauwelijks had zij zich zelve deze be lofte afgelegd of zij zag aa,n den anderen kant van de straat een flauwe lichtschijn komen. Het kwam uit een huis waarvan de deur openstond. Onwillekeurig vloog zij er op af. Dit was haar laatste hoop. Het scheen dat een man het huis wou uitgaan. Met overjas aan en hoed op stond hij op den drempel en keek naar buiten in de mist voordat hij zich naar buiten waagde. Julie vloog letterlijk naar hem toe. Red mij! o red mij! was het eenige wat zij uiten kon. Een man, een man zit mij na! Het was een armoedig huls, de zitkamer kwam direct op de straat uit. Julie had een verward vizioen van een lamp, een brandend vuur, een vuil tafel kleed en verscheidene menschen rondom de tafel. Haar woeste aanval op den man, die op het punt was den drempel over te stappen, dreef hem een eind de kamer in. Op het zelfde oogenblik weerklonk een luide gebiedende vrouwenstem. Doe de deur dicht, Elbert, alsjeblieft. De mist komt binnen en dreigt het vuur uit te doen gaan. De verschrikte Elbert voor en achter door luide vrouwenstemmen aangevuurd gehoorzaamde werktuigelijk aan de woeste stem achter zich, al liep hij gevaar voor een botsing die hem van al zijn gezag zou kunnen berooven. Vlug keerde hij zich om en sloeg de deur dicht voor den neus van het moorddadig gelaat van Keiler, die juist aarzelend bleef stilstaan. Julie stond te trillen op haar beenen en klemde zich aan haar beschermer va-st. Heer in den hemel! wat gebeurt er nu! Algemeene verwarring! Allen schreeuwden door elkaar, maar al heel spoedig klonk een heftige stem boven de anderen uit: Zet haar neer, Elbert. Zie je dat schepsel dan niet? Jawel, zeker, zei Elbert terwijl hij den last dien hij in den arm had op een stoel bij het vuur neerzette. Je moest hem liever naloopen en levend in handen krijgen, sprak een der stemmen aan de tafel. Hij is dezelfde die Kitty Lewis de vorige week te pakken kreeg. Elbert, een jonge man, lang en vrij breed in de schouders was echter geen vrouwen-beschermer. Met een verschrik ten blik op een gezicht dat zelfs in gun stige omstandigheden niet op bijzondere schoonheid aanspraak kon maken ging hij naar de deur en schoof er een gren del voor. Neen, daar ga ik niet op af zei hij knorrig. Ik bemoei mij niet met die wij venzaken dank je. De stem van de vrouw die aan de tafel zat en met den naam „Maw" werd aan gesproken, begon Elbert uit te schelden. Hij was een flauwert, hij was geen man. Zij stond met veel majesteit op. den armen Elbert steeds uitscheldende en kwam naar Julie toe met haar zwaar figuur in een schort die eens wit geweest I was voor en een reuk verspreidende die eigen is aan menschen van haar sexe die jenever drinken uit een theekopje. Er zaten nog drie andere menschen aan tafel; waarop een maaltijd gereed stond bestaande uit geroosterd brood en kaas, rauwe uien en bier. Twee jonge meisjes van zestien jaar ongeveer, met verschrikte, bloedarme gezichten; de derde was een oude vrouw, zonder tan den, van ongeveer negentig jarigen leef tijd, en toen de heele familie, voorafge gaan door Maw, plotseling naar Julie toe kwam zat de verschrikte vluchtelinge op haar stoel bij het vuur te sidderen en wist haast niet welke van haar bevrij ders de meest afzichtelijke was. Julie spande zich in met al de kracht, die zij nog over had om niet flauw te vallen. In haar wanhopige poging om dat onheil af te weren, riep zij het beetje wilskracht dat zij nog over had, te hulp. Maar de inspanning van de laatste uren was te zwaar geweest Voor den tweeden keer binnen één enkel uur verloor zij het bewustzijn. HOOFDSTUK XLV. De gezichten, op één uitzondering na, waren op den achtergrond geraakt, toen Julie langzaam en moeilijk tot besef kwam van hetgeen haar was overkamen. MaW boog zich over haar heen en hield een gebarsten kopje aan haar lippen en door haar krachtige taal hield zij tevens de anderen op een afstand. Misschien had de reuk van den In houd van het kopje evenveel invloed op de lijderes als de geneeskracht van den inhoud. Het was zoo walgelijk voor iemand wie van kinds af aan een afkeer was in geprent voor al wat alcohol bevatte, zoodat een bepaalde walging hielp om haar het bewustzijn terug te doen knjgen» (Wordt vervolg^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9