Prof. dr. K. Martin wordt heden 80 jaar.
De nieuwe schutsluis voor polder „Reyneveld" te Alphen
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 24 November 1931
Derde Blad
No, 21989
De grondlegger der palaeontologie in Nederknsch-lndië.
o
Groele verbetering voor kwoebers en fendboowers - Vermoedel^t ia 1932 gebee! geree
FEUILLETON.
Het Kostbare Meesterstukje
O
1 o
Hierboven de situatre-teekening van de nieuw te bouwen schutsluis ten behoeve van den polder Reyneveld te Alpben
den Rijn.
hei "oog gezien en berekeningen gemaakt
voor een nieuw te bouwen sluis. Men stuitte
echter op velerlei vragen, ais op wetke
plaats moest de sluis komen, hoe groot
moest deze worden en moest het een
enkele of dubbele sluis zijn. De commissie
het bestuur en ingelanden van den poeder
lieten hun plannen niet los. Plotseling wer
den de voorbereidingen weer anders to n
de provincis kwam met plannen voor den
Provincialen weg. De Provincie wilde mee
werken en zegde zelfs subsidie toe. Thans
moest dus het bestuur bes.uiten. Het moest
echter zijn plannen weer wijzigen daar
de Provincie subsidie toezegde als er een
voorhaven kwam waarop men niet had
gerekend. Zoo kwamen dan 1 Oct. j.l.
de plannen m ds Ingelanden vergadering.
Dank zij de subsidie van Rijk en Provincie
kwam thans het plan voor den Polder
op zulk een bedrag, dat dc polderlasten
slechts in geringe mate behoefden te worden
verhoogd. Tot stichting van een nieuwe
schutsluis met voorhaven kon worden
overgegaan.
Hoe de sluis zal worden.
Wij verwijzen hiervoor naar bovenstaande
situatie teekening. Hiervan krijgt men een
duidelijk beeld, hoe de bestaande toe
standen zich ter plaatse door den bouw
van deze sluis zullen wijzigen.
Ir. den nieuw te maken Provincialen weg
langs de Gouwe komt een vaste brug met
een doorvaartwijdte van 6 M. en t-en
doorvaarthoogte van 2.10 M bij normalen
waterstand van de Gouwe. Direct aeiker
deze brug die door de Provincie zal
worden gesteld, wordt door den poldék
„Reyneveld" een voorhaven gemaakt breed
10 M. en lang 30 M„ terwijl achter deze
voorhaven de eigenlijke sluis zal worden
gebouwd. De sluis verkrijgt een doorvaart
wijdte van 3 M., zoodat schuiten tot 15
ton kunnen worden doorgeschut. Achter
de sluis wordt de bestaande Groeneweg
doorgegraven en zoodoende een openver
binding te water met den Reyneveldsche-
polder verkregen.
Over deze doorgraving komt een geoon-
strueerd ijzeren loopbrugje, terwijl de rij,1
weg langs de Zuidzijde van de sluis wordt
gelegd met een verharde breedte van 5
Meter. Het gedeelte Groeneweg ten Noor
den van sluis en voorhaven zal als over
scheping tusschen voorhaven en Reynevekl-
schen polder dienst kunnen doen. Sluis
en voorhaven worden vervaardigd- van ge
wapend beton, slagdorpels en stijlen als
mede hoeksteenen en dekplaten van Noorsch
graniet, terwijl de sluisdeuren en z.g.
rinketschuiven van Demarara-Greenheart
zullen worden vervaardigd.
Naar men ons mededeelde zal waar
schijnlijk met de werkzaamheden van een
en ander in Februari 1932 een aanvang
kunnen worden gemaakt, terwijl de uit
voering der werken ongeveer 6 maanden
zal vorderen, zoodat een en ander onge
veer Augustus, September 1932 geheel ge
reed zal zijn.
Prof. Martin.
Op 25-jarigen leeftijd hoogleeraar in de
Geologie en aanverwante vakken aan de
Rijksuniversiteit te Leiden. Een jaar later
directeur van het Rijksmuseum van Geo
logie en Mineralogie. Grondlegger van de
Palaeontologie van Nederlandsch Inüië.
Onderneemt studiereizen naar Oost- en
West-Indië. Verwerft zich door publicaties
hierover tevens een wereldnaam als na
tuuronderzoeker. Treedt in 1922 af als
hoogleeraar en directeur. Verricht nu, op
80-jarigen leeftijd, nog met evenveel ener
gie zijn wetenschappelijken arbeid als een
halve eeuw geleden.
Zie hier, in het kort, de levensgeschiede
nis van hem, wien het boek gewijd is, dat
heden Eduard IJdo's drukkerij verlaten
heeft.
De „Feestbundel K. Martin" vormt het
5e deel van de Leidsche Geologische Mede-
deelingen, het tijdschrift, dat uitgegeven
wordt door het Rijksmuseum van Geologie
en Mineralogie, en dat onder redactie
staat van deszelfs directeur, Prof. Dr. B.
G. Escher.
Pit boek" zoo zegt ons de eerste blad
zijde „zou niet mogen worden een samen-,
bindsel van heterogene onderwerpen, doch
de bijdragen behoorden één geheel te
vormen". „Nadat dit principe eenmaal
vastgesteld was", lezen we verder, „was de
keuze van onderwerp niet lastig. Natuur
lijk viel ze op de geologie van Oost- en
West-Indië. Er zou kunnen ontstaan een
werk, dat van groot practisch belang kon
zijn voor geoloog, palaeontoloog en strati-
graaf en dat één geheel zou vormen, even
als de wetenschappelijke taak, die Gij
Uzelf gesteld hebt, tot één groot homogeen
wrk is uitgegroeid".
Het boek belicht eenerzijds Martins
maatschappelijk werk, anderzijds zijn
wetenschappelijke arbeid.
Zoo zien we allereerst Prof. Escher een
schets geven van zijn voorganger in de
hoedanigheid van directeur van het Rijks
museum van Geologie en Mineralogie.
cher doet ons in gedachten teruggaan
naar het jaar 1878, toen de jonge Olden-
burger, Johann Karl Ludwig Martin, op
trad als directeur van de geologische ver
zamelingen. Hoort Martin vertellen over
den toestand, waarin hij de collectie's aan
trof. Tal van voorwerpen stonden boven op
de kasten, bedekt met stof en spatten van
de witterskwast. Twee interessane, later
door hem beschreven diamanten, ontdekte
hij in een pillendoos in een kist op zolder.
Een excursie naar de verzamelplaats van
afval, onder de vloer, leverde een prachtige
smaragd op, die nu nog steeds een dei-
sieraden van het museum vormt. De be
roemde collectie van Junghuhn vond Mar
tin geëtiketteerd als „Versteeningen uit de
omstreken van Aken". Zijn scherpe vor
men kennis deed hem toevallig in het
voorbijgaan een schelp er onder herkennen
waarvan hij als jongen reeds wist, dat het
oen tropische vorm was.
En hoe zien we onzen directeur gehuis
vest! Als werkkamer had hij het portaal.
Maar telkens als er iemand binnenkwam
waaiden zijn papieren van tafel. Toen
verhielpen curatoren dit euvel door het
ooen bouwen van een houten schot aan
Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W.
36)
HOOFDSTUK XXXVIII.
Keiler maakte ruimte voor het vuur
n zette heel handig een tweede scherm
eer, versierd met naakte figuren, zooals
Juue opmerkte.
kn~ Zle 200ze* kij. daar kunt u geen
Jh vat-ten en als u op een bankje gaat
kiSp!? het vuur, dan kan u u
rif,?e,ren als een J°ng katje. Leg dan een
reisdeken over uw knieën.
woord W6rd doodsbleeki maar ze zei geen
?ou u nu maar niet dadelijk begin-
n, hoe gauwer hoe beter. Wilt u heusch
et een klein beetje whisky? Weder wees
U 7iatar flesch, die op de tafel stond,
dighebt 11 bePaa*d een stokje noo-
h^edeLbedankte Julie met een stem, die
zelf heel flauw in de ooren klonk.
hH K jammer! zei mr. Keiler, terwijl
leven aan keek. Ik wou graag wat
daar - uw Sezicht brengen. En toen,
kwam noS steeds sprakeloos bleef,
beleefdhkeeiSman V°°r 31
uuT 'k betaal altüd een souvereign per
Noel u' voor een model' zooals ik
Jiiï!oin kwam er een angstige blik in
zii ,,„F00te °ogen. Beteekent dat, vroeg
ooepn en onhandig, terwijl zij de
^Üeedenó1™1 aIwe"dde, dat ik mij moet
Ja natuurlijk, zei hij op eenvoudige
merkte best op dat zij heel ver
■f
de deur. Eindelijk werd het museum ech*
ter uitgebreid door het huren vanhet
naastgelegen koetshuis van de familie
Bierens de Haan aan de Papegracht. Er
werd een houten trap aangelegd naar het
bovengedeelte van het koetshuis, dat tot
collegekamer voor onzen jeugdigen profes
sor diende. „Er was echter eerst nog een,
gelukkig in liet begin gestikte, brand 1100-
dig" zoo schrijft Escher, „om de overheid
wakker te schudden. In 1892 kon het
nieuwe gebouw in het Van der Wcrfpark
worden betrokken, de helft van een ont
worpen gebouw, waarvan de andere helft
nooit werd uitgevoerd".
Ieder, die nu door het Van der Werfpark
gaat en naast het oude gebouw het nieuwê
ziet voltooien, zal beseffen hoe een heu
gelijke dag het zoowel in het leven van
den voorganger- als van den opvolger
directeur zal worden, als dit straks ge
opend wordt. Dan zullen eindelijk colleges
„in eigen huis" gegeven kunnen worden.
En dan zal, door de mogelijkheid van een
betere opstelling, eerst goed uitkomen, wat
^Martin voor het museum is geweest. De
middelen voor aankoop van nieuwe stuk
ken waren gering. Maar het door Martin
gehuldigde principe van slechts voorwer
pen te koopen „waar wat aan te zien is"/
heeft gemaakt, dat de kwaliteit van het
tentoongestelde op een hoog peil staat.
In een tweede artikel: „K. Martin als.
docent" is Dr. Ph. H. Kuenen, de geoloog
van de Snellius-expeditie, aan het wóórd.
Toen Martin in 1877 zijn colleges begon,
was het een zware taak, die hem wachtte.
Leerboeken, waren er zoo goed als niet. De
docent moest bijna alle gegevens uit tijd
schriftartikelen vergaren. En dat, terwijl
hij niet minder dan 4 vakken te doceeren
kreeg. Hulpmiddelen ontbraken bijna ge
heel. Want vóór Martin was het onderwijs
in de mineralogie, nolens volens, opgedra
gen aan den hoogleeraar in de zoölogie.
Deze had een collectie mineralen gekocht
en de etiketten in een boek geplakt. Moest
hij college geven, dan bestond dit hierin,
dat hij de voorwerpen onder de studenten
liet rondgaan en uit zijn boekje de namen
der mineralen voorlas.
„Het was niet alleen, doordat Martin
zoo'n goed raconteur was" schrijft Kuenen
„dat zijn colleges zoo'n aparte plaats in
namen. Alleen met redenaarstalent kan
men een vak niet zöö voordragen, dat hoe
wel het uur omvliegt, de herinneringen
hardnekkig blijven hangen. Ik geloof, dat
het geheim van zijn succes als docent
vooral schuilt in het feit, dat hij in het
mededeelen van zijn kennis aan anderen
zulk een genot vond. Dit was, omdat deze
kennis hemzelf een zoo kostbaar bezit is".
En verder heet het: „Martin's colleges
waren geen opeenstapeling van feiten, het
merkwaardige was juist, hoe hij zooveel
kon vertellen, dat als algemeen principe
bleef hangen in het geheugen, zonder dat
hij daartoe de kapstok noodig had van
ingëhamerde feiten. Deze clementie voor
het overladen studentenhoofd moet al bij
zonder geapprecieerd worden in iemand,
die zelf zoo'n uitstekend geheugen heeft".
„Er is voor mij", schrijft Kuenen tenslotte,
„bij de herinnering een zekere overeen
komst tusschen het volgen van zoo'n col
lege van Martin en het bijwonen van een
concert of het zien van een schilderij.
Men voelt zich na afloop een kostelijke
ondervinding rijker: een kunstenaar heeft
iets van zijn dieper inzicht aan ons mee
gedeeld".
Ook H.M. de Koningin behoorde tot
Martin's leerlingen. Zij heeft vanaf haar
prilste jeugd een groote interesse voor
mineralogie aan den dag gelegd, waarvan
c.a. een belangrijke collectie in Haar bezit
getuigt.
Dat Martin slechts weinig eigenlijke
geologen heeft opgeleid, is geheel aan de
omstandigheden toe te schrijven. Zoolang
er geen petroleum in Indië ontgonnen
werd, was de belangstelling voor geologie
uiterst miniem. Ook ons land leent er zich
niet. toe de aandacht van jongelieden op
dit vak te vestigen. Daarbij kwam nog,
dat de H. B. S.'er eerst nog een aanvullend
Staatsexamen moest doen om tot de studie
toegelaten te worden, terwijl het candi-
daatsexamen niet minder dan 10 vakken
(sinds 1921 vier en sinds 1930 vijf) om
vatte. Eindelijk was het gebrek aan geolo
gische literatuur hier in Holland zoo groot,
dat eigen studie vrijwel onmogelijk was.
Bekijken we thans het wetenschappelijk
legen was, maar dat hij dit merkte, zou
men niet zeggen aan zijn toon.
Julie huiverde eenigszins. Maar die
lichte huivering sprak voor haar.
Dat kan ik niet doen, zei ze.
Waarom niet? Hij stak een sigaret
op. Zij had een gevoel of zij bezwijken
zou door alles, wat zij ondervonden had.
En daarenboven deden haar schouders,
die zij zoo vreeselijk bezeerd had in den
strijd met haar oom, haar ondragelijk
veel pijn.
Zelfs zonder dat innerlijk gevoel van
kiesheid zou het op dit oogenblik onmo
gelijk geweest zijn zich voor dien man te
vertoonen.
Neen, zei zij. ik voel me niet goed.
Zoo sprekende kon zij zich haast niet
bedwingen in tranen uit te barsten. Maar
haar vrees voor dien man was eensklaps
geweldig toegenomen. Hoe overspannen zij
ook was, begreep zij hoe noodzakelijk het
was zich goed te houden. Zij wist niets,
absoluut niets van haar gastheer, behalve
dat hij heel vriendelijk in zijn spreken
was. Zoo oppervlakkig beschouwd zou
men zeggen: het is een gentleman, maar
toen hij haar nu stond aan te kijken, zag
zij een gloed in zijn donkere oogen. die
alles kon beteekencn.
Weder huiverde zij. Dat gevoel van
machteloosheid was verlammend. Het was
of een afgrond zich plotseling voor haar
voeten opende. Zij was in zijn macht.
Maar zoo lang zij nog een sprankje wils
kracht had, moest zij niet denken aan de
mogelijkheid zich in dien afgrond te
werpen
Hij stond haar maar steeds aan te kij
ken, terwijl zij streed tegen een toene
mende zwakheid, die slechts al te duide
lijk zichtbaar was. En toen alsof hij niet
recht raad met haar wist, ging hij een
glas halen uit een ander gedeelte van het
atelier. Hij goot er wat druppeltjes in en
bracht het haar.
Onlangs hebben wij melding gemaakt van
het besluit van den polder „Reyneveltf"
te Alphen a. d. Rijn om voor de over
scheping aan het Reyneveld een nieuwe
schutsluis te stichten.
Gelet op b.et .belang hiervan voor de
vele kweekers en landbouwers, wier be
drijf in dezen polder ligt en reeds tal van
jaren enorme last ondervonden van het
feit, dat deze polder is afgesloten van de
Gouwe, waardoor zij steeds al hun pro
ducten bestemd voor uitzending en aan-
v.er van veengrond, mest en materialen
steeds moesten overschepen, ongerekend dat
het tijdverlies groote kosten met zich mede
bracht, hebben wij gemeend ons van deze
plannen nader op "de hoogte be moeten
stellen. Dadelijk vonden wij den opzichter
van den polder den heer ,J Dekker,
architect te Hazerswoude (Dorp) bereid ons
de noodige inlichtingen te verstrekken.
De voorgeschiedenis.
Reeds talrijke jaren heeft de last, die
wen veroorzaakt door de overscheping
van alle mogelijke producten en aanvoer
van materialen in het polderbestuur, een
belangrijk punt van bespreking uitgemaakt.
Vcoral toen ook de boomkweekerij in dezen
polder zich steeds meer en meer begon uit
te breiden. Van de ruim 300 H.A. is op
het oogenblik ruim 200 H.A. in gebruik
voorliet boomkweekorsbedrijf. Men heeft
reeds jaren geleden deze kwestie onder
gedeelte van den Martin-feestbundel, dan
zien we, dat dit gesplitst is in twee dee-
len. resp. getiteld: „De Palaeontologie en
Stratigraphie van Nederlandsch Oost-In-
die" en „De Palaeontologie en Geologie
van Nederlandsch West-Indie." Deel I be
vat als eerste hoofdstuk een overzicht van
alle fossielen, die tot op heden uit Oost-
Indië vermeld zijn met opgave van hun
stratigraphische verspreiding en de lite
ratuur, w:aar de beschrijving te vinden is.
Ik heb niet geteld hoeveel het er zijn,
doch ruwweg schat ik het aantal op ca.
9000. Als men nu weet. dat Martin decen
niën lang zoo goed als de eenige en
daarna steeds een van de voornaamste
onderzoekers der Indische fossielen is ge
weest, dan krijgt men een idee. wat een
enorm werk er reeds op dit gebied door
hem verricht is. Wanneer de Utrechtsche
hoogleeraar Rutten in zijn „Voordrachten
over de geologie van Nederlandsch Indië"
dan ook over Martin spreekt als de „Lin
naeus van het Indische Tertiair", dan is
daar geen woord te veel mee gezegd. En nu
spreek ik nog slechts van de kwantiteit.
Doch uit eigen ondervinding, kan ik be-
oordeelen. hoe enorm hoog de kwaliteit
van Martin's werk staat. Een door Martin
opgestelde beschrijving is af, in alle op
zichten. Om een soort te determineeren,
Kom, drink dit op, het zal u goed
doen.
Nu voor het eerst sprak hij op een toon
van gezag Hij hield het glas aan haar
lippen, maar alsof het iets docdelijks be
vatte, deinsde zij er voor terug.
Wees nu geen zottin. Zijn scherpe
toon was haar als een zweepslag. Waarom
doet u niet wat ik u zeg?
Zij had niet de kracht zich boos te ma
ken over dat bevel, al was zij in staat
hem weerstand te bieden.
Maar luister eens meisje, zei hij, cp
het punt zijn geduld te verliezen. Wat is
u hier komen doen? Wat is er eigenlijk
aan de hand? Vertel mij dat eens.
Zij bleef zwijgen. Er was niets dat zij
hem kon vertellen. Onderkomen voor den
nacht, voedsel, raad, berscherming, dat
was het wat zij zocht. Al was zij er haast
toe gedrongen door de harde noodzake
lijkheid, zij durfde dien mijnheer Keiler
niet te vertrouwen. De verandering, die in
hem gekomen was nadat hij dat scherm
was gaan halen en de whisky met water
ingeschonken, vervulde haar met één
verlangen: weg komen, hier vandaan.
Niettegenstaande haar toenemende zwak
heid. die dreigde haar te doen flauw val
len, waren de fijne voelhorens van haar
geest eenig gevaar op het spoor.
Met een zwakke poging van haar wils
kracht trachtte zij kracht te putten en
op te staan uit haar gemakkelijken
schommelstoel. Maar zijn volgende op
merking scheen haar eenigszins uit haar
verdooving op te wekken.
Als ge niet van plan zijt voor mij te
zitten als model, moest u toch met een
paar woorden even zeggen wat u hier doen
kwam?
Zijn stem was nu niet langer zacht en
vriendelijk; er was zelfs een scherpe
klank in, een klank, die Julie pijn deed.
Ik wou u een sovereign ter leen
vragen.
Dat was de zuivere waarheid. Maar de
spaart hij tijd noch moeite. Eischen de
vergelijkende studiën het. dan reist hij
naar Londen of Berlijn om de daar aan
wezige collecties in zijn onderzoek te be
trekken.
Dat Martin voor ons al dat minutieuse
werk heeft willen doen, danken we in de
eerste plaats aan zijn hooge opvatting van
zijn plicht. Toen hij n.l. in Leiden kwam,
gingen alle fossielen, die in Indië gevon
den werden ter onderzoek naar het bui
tenland en bleven daar. Op initiatief van
Martin heeft toen de Minister van Kolo
niën bepaald, dat alles naai' Leiden ge
zonden moest worden. Hierdoor kwam ons
Museum in het bezit van schitterend ma
teriaal. Maai' de consequentie, die er
voor Martin aan vast zat, was, dat hij de
bewerking van het materiaal op zich moest
nemen. En wat Martin op zich neemt, dat
gebeurt niet alleen, maar dat wordt ge
daan met een ijver en een conscientieus-
heid, die aan het ongelooflijke grenzen.
Doch niet alleen door deze met zooveel
zelfopoffering voor Holland verkregen In
dische collecties heeft Martin zijn liefde
voor zijn tweede vaderland getoond.
Overal waar het de verdediging van Hol-
landsche belangen betrof, vond men Mar
tin op de bres. Het is daarom, dat de re
dactie gemeend heeft in de geest van Mar-
ondoordachte woorden vielen haar uit
den mond voordat zij er over had nage
dacht. Onmiddellijk begreep zij hoe on
verstandig ze waren.
Een sovereign kunt u krijgen als
dat alles is wat ge verlangt. Nu kwam
er weer iets luchthartigs in zijn toon.
Maai' het is niet meer dan billijk, en
zooals het hoort, als u hem eerst verdiend
heeft.
Tot haar groote ergernis kon zij er niets
aan doen dat er tranen in haar oogen
kwamen.
U hoeft alleen het lijf van uw japon
uit te doen, als dat het is waar u bezwaar
tegen maakt.
Met die gekneusde schouders kon zij
toch niet voor den dag komen, al had ze
het gewild.
Zij zat maar heel stil, terwijl hij steeds
voor haar bleef staan. Haar eenige
wensch was weg te komen van hier, weg
van dien leelijken uitdagenden blik en
die harde stem.
Laat mij heengaan, kreunde zij
bijna.
Plotseling voelde dat ze geen weer
stand meer kon bieden. Het was nu een
toestand geworden, als het geval van de
slang en den vogel.
Er kwam een ontevreden trek op zijn
gelaat toen hij zich de eerste ontmoeting
met dit meisje herinnerde. Hij trachtte
zich hun gesprek te herinneren in den
theewinkel een paar dagen geleden. Toen
had 't hem zeer geïnteresseerd, maar daar
had hij zich zelf om uitgelachen. Hij be
sloot er niet meer over te denken. Zij had
hem iets over een schilderstuk verteld.
Hij herinnerde het zich niet piecies meer;
het was een weinig geloofwaardig ver
haal, niet de moeite waard om over te
denken. Het was iets over een stuk van
Rembrandt. Neen, niet van Rembrandt.
Een van Roon!
Met toenemende nieuwsgierigheid keek
Adolf Keller naar het opgejaagde schep
tin te handelen door aan de lijst van me
dewerkers een zooveel mogelijk nationaal
karakter te geven. Dat men er ook de na
men van nog zeer jonge geologen en pa-
laeontologen in aantreft, is een bewijs,
dat het zaad, dat Martin gezaaid heeft-,
wortel heeft geschoten. Een schare van
jonge enthousiaste werkers staat klaar
om op de grondslagen van den grooten
voorganger, met zijn voorbeeld voor oogen,
voort te bouwen.
Het palaeontologisch gedeelte bestaat
uit 16 artikelen, systematisch gerangschikt
De foraminiferen worden behandeld door
prof. Umbgrove uit Delft, een oud-leer
ling van prof. Martin, alsmede door den
Japanschen hoogleeraar H. Yabe en zijn
assistent S. Hanzawa. Dr. Tan Sin Hok,
palaeontoloog bij den Indischen Geologi-
schen Dienst bespreekt de Discoasteridae,
Coccolithinae en Radiolaria. De Amster-
damsche hoogleeraar H. Gerth, vroeger
conservator bij Martin, schrijft over Pori-
fera en Coelenterata. Een andere oud-con-
servat-or van den jubilaris. Prof. dr. E.
Freiherr Stromer von Reichenbach (Mün-
chen) beschrijft de Vermes, prof. Victor v,
Straelen. directeur van het Natuurhisto
risch Museum in Brussel, de Arthropoda,
ondergeteekende met zijn assistent, den
heer W. F. Krijnen, de Mollusca, met uit-
seltje, dat nu wegdeinsde van zijn oogen.
Waarlijk, zij zag er uit of zij het kwaad
gehad had. Zij had zeker iets heel ellen
digs ondervonden. Maar waarom was zij
bij hem gekomen?
Het schilderijtje, waarover zij gesproken
had, maakte hem met zijn werkzamen
geest aan het nadenken. Zij was naar
hem toegekomen, omdat zij geld noodig
had. Dat was tenminste duidelijk. Zij zag
er uit of zij op staanden voet ergens het
huis uitgezet was. Zeker een dienst
meisje; veel aanzienlijker zag zij er niet
uit. ofschoon haar toilet hoe gehavend
ook. wel van eenigen smaak getuigde en
daarbij haar beschaafde manieren een
bewijs waren, dat ze zich boven haar
stand wilde verheffen.
Te midden van die overdenkingen zag
Adolph Keiler het pakje in bruin papier
liggen. Daar had het jonge meisje het
neergelegd, toen zij ging zitten. Hij
merkte op, dat zij het behendig met het
achtergedeelte van haar stoel achteruit
geschoven had zoodat het niet dadelijk
in het oog viel.
Kellers hand popelde, maar hij wou
toch niet laten merken dat hij het ont
dekt had Weder wendde hij zich tot zijn
gast. Nu geen zweem meer van iets be
velend in zijn stem. Hij draaide zijn don
kere snor door de sterke, maar goed ge
vormde vingers en op vriendelijken, haast
te zoeten toon zeide hij:
Ik zie u niet graag zoo somber kij
ken. Werkelijk niet.
Die onverwachte toon, misschien zelfs
meer dan de vriendelijkheid zelve, ont
roerde Julie, zoodat de tranen haar weer
in de oogen -kwamen.
Waarom vertelt u mij niet wat de
reden is van uw ontroering?
(Wordt vervolgd.)