Prof. dr. K. Martin wordt heden 80 jaar. De nieuwe schutsluis voor polder „Reyneveld" te Alphen 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 24 November 1931 Derde Blad No, 21989 De grondlegger der palaeontologie in Nederknsch-lndië. o Groele verbetering voor kwoebers en fendboowers - Vermoedel^t ia 1932 gebee! geree FEUILLETON. Het Kostbare Meesterstukje O 1 o Hierboven de situatre-teekening van de nieuw te bouwen schutsluis ten behoeve van den polder Reyneveld te Alpben den Rijn. hei "oog gezien en berekeningen gemaakt voor een nieuw te bouwen sluis. Men stuitte echter op velerlei vragen, ais op wetke plaats moest de sluis komen, hoe groot moest deze worden en moest het een enkele of dubbele sluis zijn. De commissie het bestuur en ingelanden van den poeder lieten hun plannen niet los. Plotseling wer den de voorbereidingen weer anders to n de provincis kwam met plannen voor den Provincialen weg. De Provincie wilde mee werken en zegde zelfs subsidie toe. Thans moest dus het bestuur bes.uiten. Het moest echter zijn plannen weer wijzigen daar de Provincie subsidie toezegde als er een voorhaven kwam waarop men niet had gerekend. Zoo kwamen dan 1 Oct. j.l. de plannen m ds Ingelanden vergadering. Dank zij de subsidie van Rijk en Provincie kwam thans het plan voor den Polder op zulk een bedrag, dat dc polderlasten slechts in geringe mate behoefden te worden verhoogd. Tot stichting van een nieuwe schutsluis met voorhaven kon worden overgegaan. Hoe de sluis zal worden. Wij verwijzen hiervoor naar bovenstaande situatie teekening. Hiervan krijgt men een duidelijk beeld, hoe de bestaande toe standen zich ter plaatse door den bouw van deze sluis zullen wijzigen. Ir. den nieuw te maken Provincialen weg langs de Gouwe komt een vaste brug met een doorvaartwijdte van 6 M. en t-en doorvaarthoogte van 2.10 M bij normalen waterstand van de Gouwe. Direct aeiker deze brug die door de Provincie zal worden gesteld, wordt door den poldék „Reyneveld" een voorhaven gemaakt breed 10 M. en lang 30 M„ terwijl achter deze voorhaven de eigenlijke sluis zal worden gebouwd. De sluis verkrijgt een doorvaart wijdte van 3 M., zoodat schuiten tot 15 ton kunnen worden doorgeschut. Achter de sluis wordt de bestaande Groeneweg doorgegraven en zoodoende een openver binding te water met den Reyneveldsche- polder verkregen. Over deze doorgraving komt een geoon- strueerd ijzeren loopbrugje, terwijl de rij,1 weg langs de Zuidzijde van de sluis wordt gelegd met een verharde breedte van 5 Meter. Het gedeelte Groeneweg ten Noor den van sluis en voorhaven zal als over scheping tusschen voorhaven en Reynevekl- schen polder dienst kunnen doen. Sluis en voorhaven worden vervaardigd- van ge wapend beton, slagdorpels en stijlen als mede hoeksteenen en dekplaten van Noorsch graniet, terwijl de sluisdeuren en z.g. rinketschuiven van Demarara-Greenheart zullen worden vervaardigd. Naar men ons mededeelde zal waar schijnlijk met de werkzaamheden van een en ander in Februari 1932 een aanvang kunnen worden gemaakt, terwijl de uit voering der werken ongeveer 6 maanden zal vorderen, zoodat een en ander onge veer Augustus, September 1932 geheel ge reed zal zijn. Prof. Martin. Op 25-jarigen leeftijd hoogleeraar in de Geologie en aanverwante vakken aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Een jaar later directeur van het Rijksmuseum van Geo logie en Mineralogie. Grondlegger van de Palaeontologie van Nederlandsch Inüië. Onderneemt studiereizen naar Oost- en West-Indië. Verwerft zich door publicaties hierover tevens een wereldnaam als na tuuronderzoeker. Treedt in 1922 af als hoogleeraar en directeur. Verricht nu, op 80-jarigen leeftijd, nog met evenveel ener gie zijn wetenschappelijken arbeid als een halve eeuw geleden. Zie hier, in het kort, de levensgeschiede nis van hem, wien het boek gewijd is, dat heden Eduard IJdo's drukkerij verlaten heeft. De „Feestbundel K. Martin" vormt het 5e deel van de Leidsche Geologische Mede- deelingen, het tijdschrift, dat uitgegeven wordt door het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie, en dat onder redactie staat van deszelfs directeur, Prof. Dr. B. G. Escher. Pit boek" zoo zegt ons de eerste blad zijde „zou niet mogen worden een samen-, bindsel van heterogene onderwerpen, doch de bijdragen behoorden één geheel te vormen". „Nadat dit principe eenmaal vastgesteld was", lezen we verder, „was de keuze van onderwerp niet lastig. Natuur lijk viel ze op de geologie van Oost- en West-Indië. Er zou kunnen ontstaan een werk, dat van groot practisch belang kon zijn voor geoloog, palaeontoloog en strati- graaf en dat één geheel zou vormen, even als de wetenschappelijke taak, die Gij Uzelf gesteld hebt, tot één groot homogeen wrk is uitgegroeid". Het boek belicht eenerzijds Martins maatschappelijk werk, anderzijds zijn wetenschappelijke arbeid. Zoo zien we allereerst Prof. Escher een schets geven van zijn voorganger in de hoedanigheid van directeur van het Rijks museum van Geologie en Mineralogie. cher doet ons in gedachten teruggaan naar het jaar 1878, toen de jonge Olden- burger, Johann Karl Ludwig Martin, op trad als directeur van de geologische ver zamelingen. Hoort Martin vertellen over den toestand, waarin hij de collectie's aan trof. Tal van voorwerpen stonden boven op de kasten, bedekt met stof en spatten van de witterskwast. Twee interessane, later door hem beschreven diamanten, ontdekte hij in een pillendoos in een kist op zolder. Een excursie naar de verzamelplaats van afval, onder de vloer, leverde een prachtige smaragd op, die nu nog steeds een dei- sieraden van het museum vormt. De be roemde collectie van Junghuhn vond Mar tin geëtiketteerd als „Versteeningen uit de omstreken van Aken". Zijn scherpe vor men kennis deed hem toevallig in het voorbijgaan een schelp er onder herkennen waarvan hij als jongen reeds wist, dat het oen tropische vorm was. En hoe zien we onzen directeur gehuis vest! Als werkkamer had hij het portaal. Maar telkens als er iemand binnenkwam waaiden zijn papieren van tafel. Toen verhielpen curatoren dit euvel door het ooen bouwen van een houten schot aan Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W. 36) HOOFDSTUK XXXVIII. Keiler maakte ruimte voor het vuur n zette heel handig een tweede scherm eer, versierd met naakte figuren, zooals Juue opmerkte. kn~ Zle 200ze* kij. daar kunt u geen Jh vat-ten en als u op een bankje gaat kiSp!? het vuur, dan kan u u rif,?e,ren als een J°ng katje. Leg dan een reisdeken over uw knieën. woord W6rd doodsbleeki maar ze zei geen ?ou u nu maar niet dadelijk begin- n, hoe gauwer hoe beter. Wilt u heusch et een klein beetje whisky? Weder wees U 7iatar flesch, die op de tafel stond, dighebt 11 bePaa*d een stokje noo- h^edeLbedankte Julie met een stem, die zelf heel flauw in de ooren klonk. hH K jammer! zei mr. Keiler, terwijl leven aan keek. Ik wou graag wat daar - uw Sezicht brengen. En toen, kwam noS steeds sprakeloos bleef, beleefdhkeeiSman V°°r 31 uuT 'k betaal altüd een souvereign per Noel u' voor een model' zooals ik Jiiï!oin kwam er een angstige blik in zii ,,„F00te °ogen. Beteekent dat, vroeg ooepn en onhandig, terwijl zij de ^Üeedenó1™1 aIwe"dde, dat ik mij moet Ja natuurlijk, zei hij op eenvoudige merkte best op dat zij heel ver ■f de deur. Eindelijk werd het museum ech* ter uitgebreid door het huren vanhet naastgelegen koetshuis van de familie Bierens de Haan aan de Papegracht. Er werd een houten trap aangelegd naar het bovengedeelte van het koetshuis, dat tot collegekamer voor onzen jeugdigen profes sor diende. „Er was echter eerst nog een, gelukkig in liet begin gestikte, brand 1100- dig" zoo schrijft Escher, „om de overheid wakker te schudden. In 1892 kon het nieuwe gebouw in het Van der Wcrfpark worden betrokken, de helft van een ont worpen gebouw, waarvan de andere helft nooit werd uitgevoerd". Ieder, die nu door het Van der Werfpark gaat en naast het oude gebouw het nieuwê ziet voltooien, zal beseffen hoe een heu gelijke dag het zoowel in het leven van den voorganger- als van den opvolger directeur zal worden, als dit straks ge opend wordt. Dan zullen eindelijk colleges „in eigen huis" gegeven kunnen worden. En dan zal, door de mogelijkheid van een betere opstelling, eerst goed uitkomen, wat ^Martin voor het museum is geweest. De middelen voor aankoop van nieuwe stuk ken waren gering. Maar het door Martin gehuldigde principe van slechts voorwer pen te koopen „waar wat aan te zien is"/ heeft gemaakt, dat de kwaliteit van het tentoongestelde op een hoog peil staat. In een tweede artikel: „K. Martin als. docent" is Dr. Ph. H. Kuenen, de geoloog van de Snellius-expeditie, aan het wóórd. Toen Martin in 1877 zijn colleges begon, was het een zware taak, die hem wachtte. Leerboeken, waren er zoo goed als niet. De docent moest bijna alle gegevens uit tijd schriftartikelen vergaren. En dat, terwijl hij niet minder dan 4 vakken te doceeren kreeg. Hulpmiddelen ontbraken bijna ge heel. Want vóór Martin was het onderwijs in de mineralogie, nolens volens, opgedra gen aan den hoogleeraar in de zoölogie. Deze had een collectie mineralen gekocht en de etiketten in een boek geplakt. Moest hij college geven, dan bestond dit hierin, dat hij de voorwerpen onder de studenten liet rondgaan en uit zijn boekje de namen der mineralen voorlas. „Het was niet alleen, doordat Martin zoo'n goed raconteur was" schrijft Kuenen „dat zijn colleges zoo'n aparte plaats in namen. Alleen met redenaarstalent kan men een vak niet zöö voordragen, dat hoe wel het uur omvliegt, de herinneringen hardnekkig blijven hangen. Ik geloof, dat het geheim van zijn succes als docent vooral schuilt in het feit, dat hij in het mededeelen van zijn kennis aan anderen zulk een genot vond. Dit was, omdat deze kennis hemzelf een zoo kostbaar bezit is". En verder heet het: „Martin's colleges waren geen opeenstapeling van feiten, het merkwaardige was juist, hoe hij zooveel kon vertellen, dat als algemeen principe bleef hangen in het geheugen, zonder dat hij daartoe de kapstok noodig had van ingëhamerde feiten. Deze clementie voor het overladen studentenhoofd moet al bij zonder geapprecieerd worden in iemand, die zelf zoo'n uitstekend geheugen heeft". „Er is voor mij", schrijft Kuenen tenslotte, „bij de herinnering een zekere overeen komst tusschen het volgen van zoo'n col lege van Martin en het bijwonen van een concert of het zien van een schilderij. Men voelt zich na afloop een kostelijke ondervinding rijker: een kunstenaar heeft iets van zijn dieper inzicht aan ons mee gedeeld". Ook H.M. de Koningin behoorde tot Martin's leerlingen. Zij heeft vanaf haar prilste jeugd een groote interesse voor mineralogie aan den dag gelegd, waarvan c.a. een belangrijke collectie in Haar bezit getuigt. Dat Martin slechts weinig eigenlijke geologen heeft opgeleid, is geheel aan de omstandigheden toe te schrijven. Zoolang er geen petroleum in Indië ontgonnen werd, was de belangstelling voor geologie uiterst miniem. Ook ons land leent er zich niet. toe de aandacht van jongelieden op dit vak te vestigen. Daarbij kwam nog, dat de H. B. S.'er eerst nog een aanvullend Staatsexamen moest doen om tot de studie toegelaten te worden, terwijl het candi- daatsexamen niet minder dan 10 vakken (sinds 1921 vier en sinds 1930 vijf) om vatte. Eindelijk was het gebrek aan geolo gische literatuur hier in Holland zoo groot, dat eigen studie vrijwel onmogelijk was. Bekijken we thans het wetenschappelijk legen was, maar dat hij dit merkte, zou men niet zeggen aan zijn toon. Julie huiverde eenigszins. Maar die lichte huivering sprak voor haar. Dat kan ik niet doen, zei ze. Waarom niet? Hij stak een sigaret op. Zij had een gevoel of zij bezwijken zou door alles, wat zij ondervonden had. En daarenboven deden haar schouders, die zij zoo vreeselijk bezeerd had in den strijd met haar oom, haar ondragelijk veel pijn. Zelfs zonder dat innerlijk gevoel van kiesheid zou het op dit oogenblik onmo gelijk geweest zijn zich voor dien man te vertoonen. Neen, zei zij. ik voel me niet goed. Zoo sprekende kon zij zich haast niet bedwingen in tranen uit te barsten. Maar haar vrees voor dien man was eensklaps geweldig toegenomen. Hoe overspannen zij ook was, begreep zij hoe noodzakelijk het was zich goed te houden. Zij wist niets, absoluut niets van haar gastheer, behalve dat hij heel vriendelijk in zijn spreken was. Zoo oppervlakkig beschouwd zou men zeggen: het is een gentleman, maar toen hij haar nu stond aan te kijken, zag zij een gloed in zijn donkere oogen. die alles kon beteekencn. Weder huiverde zij. Dat gevoel van machteloosheid was verlammend. Het was of een afgrond zich plotseling voor haar voeten opende. Zij was in zijn macht. Maar zoo lang zij nog een sprankje wils kracht had, moest zij niet denken aan de mogelijkheid zich in dien afgrond te werpen Hij stond haar maar steeds aan te kij ken, terwijl zij streed tegen een toene mende zwakheid, die slechts al te duide lijk zichtbaar was. En toen alsof hij niet recht raad met haar wist, ging hij een glas halen uit een ander gedeelte van het atelier. Hij goot er wat druppeltjes in en bracht het haar. Onlangs hebben wij melding gemaakt van het besluit van den polder „Reyneveltf" te Alphen a. d. Rijn om voor de over scheping aan het Reyneveld een nieuwe schutsluis te stichten. Gelet op b.et .belang hiervan voor de vele kweekers en landbouwers, wier be drijf in dezen polder ligt en reeds tal van jaren enorme last ondervonden van het feit, dat deze polder is afgesloten van de Gouwe, waardoor zij steeds al hun pro ducten bestemd voor uitzending en aan- v.er van veengrond, mest en materialen steeds moesten overschepen, ongerekend dat het tijdverlies groote kosten met zich mede bracht, hebben wij gemeend ons van deze plannen nader op "de hoogte be moeten stellen. Dadelijk vonden wij den opzichter van den polder den heer ,J Dekker, architect te Hazerswoude (Dorp) bereid ons de noodige inlichtingen te verstrekken. De voorgeschiedenis. Reeds talrijke jaren heeft de last, die wen veroorzaakt door de overscheping van alle mogelijke producten en aanvoer van materialen in het polderbestuur, een belangrijk punt van bespreking uitgemaakt. Vcoral toen ook de boomkweekerij in dezen polder zich steeds meer en meer begon uit te breiden. Van de ruim 300 H.A. is op het oogenblik ruim 200 H.A. in gebruik voorliet boomkweekorsbedrijf. Men heeft reeds jaren geleden deze kwestie onder gedeelte van den Martin-feestbundel, dan zien we, dat dit gesplitst is in twee dee- len. resp. getiteld: „De Palaeontologie en Stratigraphie van Nederlandsch Oost-In- die" en „De Palaeontologie en Geologie van Nederlandsch West-Indie." Deel I be vat als eerste hoofdstuk een overzicht van alle fossielen, die tot op heden uit Oost- Indië vermeld zijn met opgave van hun stratigraphische verspreiding en de lite ratuur, w:aar de beschrijving te vinden is. Ik heb niet geteld hoeveel het er zijn, doch ruwweg schat ik het aantal op ca. 9000. Als men nu weet. dat Martin decen niën lang zoo goed als de eenige en daarna steeds een van de voornaamste onderzoekers der Indische fossielen is ge weest, dan krijgt men een idee. wat een enorm werk er reeds op dit gebied door hem verricht is. Wanneer de Utrechtsche hoogleeraar Rutten in zijn „Voordrachten over de geologie van Nederlandsch Indië" dan ook over Martin spreekt als de „Lin naeus van het Indische Tertiair", dan is daar geen woord te veel mee gezegd. En nu spreek ik nog slechts van de kwantiteit. Doch uit eigen ondervinding, kan ik be- oordeelen. hoe enorm hoog de kwaliteit van Martin's werk staat. Een door Martin opgestelde beschrijving is af, in alle op zichten. Om een soort te determineeren, Kom, drink dit op, het zal u goed doen. Nu voor het eerst sprak hij op een toon van gezag Hij hield het glas aan haar lippen, maar alsof het iets docdelijks be vatte, deinsde zij er voor terug. Wees nu geen zottin. Zijn scherpe toon was haar als een zweepslag. Waarom doet u niet wat ik u zeg? Zij had niet de kracht zich boos te ma ken over dat bevel, al was zij in staat hem weerstand te bieden. Maar luister eens meisje, zei hij, cp het punt zijn geduld te verliezen. Wat is u hier komen doen? Wat is er eigenlijk aan de hand? Vertel mij dat eens. Zij bleef zwijgen. Er was niets dat zij hem kon vertellen. Onderkomen voor den nacht, voedsel, raad, berscherming, dat was het wat zij zocht. Al was zij er haast toe gedrongen door de harde noodzake lijkheid, zij durfde dien mijnheer Keiler niet te vertrouwen. De verandering, die in hem gekomen was nadat hij dat scherm was gaan halen en de whisky met water ingeschonken, vervulde haar met één verlangen: weg komen, hier vandaan. Niettegenstaande haar toenemende zwak heid. die dreigde haar te doen flauw val len, waren de fijne voelhorens van haar geest eenig gevaar op het spoor. Met een zwakke poging van haar wils kracht trachtte zij kracht te putten en op te staan uit haar gemakkelijken schommelstoel. Maar zijn volgende op merking scheen haar eenigszins uit haar verdooving op te wekken. Als ge niet van plan zijt voor mij te zitten als model, moest u toch met een paar woorden even zeggen wat u hier doen kwam? Zijn stem was nu niet langer zacht en vriendelijk; er was zelfs een scherpe klank in, een klank, die Julie pijn deed. Ik wou u een sovereign ter leen vragen. Dat was de zuivere waarheid. Maar de spaart hij tijd noch moeite. Eischen de vergelijkende studiën het. dan reist hij naar Londen of Berlijn om de daar aan wezige collecties in zijn onderzoek te be trekken. Dat Martin voor ons al dat minutieuse werk heeft willen doen, danken we in de eerste plaats aan zijn hooge opvatting van zijn plicht. Toen hij n.l. in Leiden kwam, gingen alle fossielen, die in Indië gevon den werden ter onderzoek naar het bui tenland en bleven daar. Op initiatief van Martin heeft toen de Minister van Kolo niën bepaald, dat alles naai' Leiden ge zonden moest worden. Hierdoor kwam ons Museum in het bezit van schitterend ma teriaal. Maai' de consequentie, die er voor Martin aan vast zat, was, dat hij de bewerking van het materiaal op zich moest nemen. En wat Martin op zich neemt, dat gebeurt niet alleen, maar dat wordt ge daan met een ijver en een conscientieus- heid, die aan het ongelooflijke grenzen. Doch niet alleen door deze met zooveel zelfopoffering voor Holland verkregen In dische collecties heeft Martin zijn liefde voor zijn tweede vaderland getoond. Overal waar het de verdediging van Hol- landsche belangen betrof, vond men Mar tin op de bres. Het is daarom, dat de re dactie gemeend heeft in de geest van Mar- ondoordachte woorden vielen haar uit den mond voordat zij er over had nage dacht. Onmiddellijk begreep zij hoe on verstandig ze waren. Een sovereign kunt u krijgen als dat alles is wat ge verlangt. Nu kwam er weer iets luchthartigs in zijn toon. Maai' het is niet meer dan billijk, en zooals het hoort, als u hem eerst verdiend heeft. Tot haar groote ergernis kon zij er niets aan doen dat er tranen in haar oogen kwamen. U hoeft alleen het lijf van uw japon uit te doen, als dat het is waar u bezwaar tegen maakt. Met die gekneusde schouders kon zij toch niet voor den dag komen, al had ze het gewild. Zij zat maar heel stil, terwijl hij steeds voor haar bleef staan. Haar eenige wensch was weg te komen van hier, weg van dien leelijken uitdagenden blik en die harde stem. Laat mij heengaan, kreunde zij bijna. Plotseling voelde dat ze geen weer stand meer kon bieden. Het was nu een toestand geworden, als het geval van de slang en den vogel. Er kwam een ontevreden trek op zijn gelaat toen hij zich de eerste ontmoeting met dit meisje herinnerde. Hij trachtte zich hun gesprek te herinneren in den theewinkel een paar dagen geleden. Toen had 't hem zeer geïnteresseerd, maar daar had hij zich zelf om uitgelachen. Hij be sloot er niet meer over te denken. Zij had hem iets over een schilderstuk verteld. Hij herinnerde het zich niet piecies meer; het was een weinig geloofwaardig ver haal, niet de moeite waard om over te denken. Het was iets over een stuk van Rembrandt. Neen, niet van Rembrandt. Een van Roon! Met toenemende nieuwsgierigheid keek Adolf Keller naar het opgejaagde schep tin te handelen door aan de lijst van me dewerkers een zooveel mogelijk nationaal karakter te geven. Dat men er ook de na men van nog zeer jonge geologen en pa- laeontologen in aantreft, is een bewijs, dat het zaad, dat Martin gezaaid heeft-, wortel heeft geschoten. Een schare van jonge enthousiaste werkers staat klaar om op de grondslagen van den grooten voorganger, met zijn voorbeeld voor oogen, voort te bouwen. Het palaeontologisch gedeelte bestaat uit 16 artikelen, systematisch gerangschikt De foraminiferen worden behandeld door prof. Umbgrove uit Delft, een oud-leer ling van prof. Martin, alsmede door den Japanschen hoogleeraar H. Yabe en zijn assistent S. Hanzawa. Dr. Tan Sin Hok, palaeontoloog bij den Indischen Geologi- schen Dienst bespreekt de Discoasteridae, Coccolithinae en Radiolaria. De Amster- damsche hoogleeraar H. Gerth, vroeger conservator bij Martin, schrijft over Pori- fera en Coelenterata. Een andere oud-con- servat-or van den jubilaris. Prof. dr. E. Freiherr Stromer von Reichenbach (Mün- chen) beschrijft de Vermes, prof. Victor v, Straelen. directeur van het Natuurhisto risch Museum in Brussel, de Arthropoda, ondergeteekende met zijn assistent, den heer W. F. Krijnen, de Mollusca, met uit- seltje, dat nu wegdeinsde van zijn oogen. Waarlijk, zij zag er uit of zij het kwaad gehad had. Zij had zeker iets heel ellen digs ondervonden. Maar waarom was zij bij hem gekomen? Het schilderijtje, waarover zij gesproken had, maakte hem met zijn werkzamen geest aan het nadenken. Zij was naar hem toegekomen, omdat zij geld noodig had. Dat was tenminste duidelijk. Zij zag er uit of zij op staanden voet ergens het huis uitgezet was. Zeker een dienst meisje; veel aanzienlijker zag zij er niet uit. ofschoon haar toilet hoe gehavend ook. wel van eenigen smaak getuigde en daarbij haar beschaafde manieren een bewijs waren, dat ze zich boven haar stand wilde verheffen. Te midden van die overdenkingen zag Adolph Keiler het pakje in bruin papier liggen. Daar had het jonge meisje het neergelegd, toen zij ging zitten. Hij merkte op, dat zij het behendig met het achtergedeelte van haar stoel achteruit geschoven had zoodat het niet dadelijk in het oog viel. Kellers hand popelde, maar hij wou toch niet laten merken dat hij het ont dekt had Weder wendde hij zich tot zijn gast. Nu geen zweem meer van iets be velend in zijn stem. Hij draaide zijn don kere snor door de sterke, maar goed ge vormde vingers en op vriendelijken, haast te zoeten toon zeide hij: Ik zie u niet graag zoo somber kij ken. Werkelijk niet. Die onverwachte toon, misschien zelfs meer dan de vriendelijkheid zelve, ont roerde Julie, zoodat de tranen haar weer in de oogen -kwamen. Waarom vertelt u mij niet wat de reden is van uw ontroering? (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9