INSTALLATIE VAN HET NATIONAAL
CRISIS-COMITÉ.
I2ile Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 23 November 1931
Derde Blad
No. 21988
A\ LEVENS-
(VERZEKERING
MAATSCHAPPIJ
„ARNHEM"
FEUILLETON.
Het Kostbare Meesterstukje
Redevoeringen van Prinses Juliana en jhr. Van Citters
Het doel is het lenigen van individueelen nood.
In de Trèves-zaal te 's-Gravenhage vond
hedenmiddag de plechtige installatie
plaats van het Nationaal Crisis-Comité,
dat in het leven is geroepen op initiatief
van H. K. H. Prinses Juliana. Er werden
toespraken gehouden door de Prinses en
d?n voorzitter, jhr. Van Citters, welke
heide per radio werden uitgezonden.
H. K. H. Prinses Juliana.
De Prinses zeide ongeveer het volgende:
Het is mij een groot voorrecht, op dit
oogenblik een woord te mogen spreken bij
den aanvang van het werk van het Na
tionaal Crisis-Comité: U hartelijk welkom
te heeten, en tevens door middel van de
radio in ruimen kring, de hoofdzaak van
ons werk mede te deelen.
Het nemen van het initiatief tot de uit
voering van dit nationaal opgezette plan
liet mijn Moeder over aan mij: ik stel het
ten zeerste op prijs. Haar in dezen drukken
tijd ter zijde te mogen staan, door dit op
mij te nemen. Een blijk van daarom niet
minder groote belangstelling gaf mijn
Moeder onder meer door zich als Be
schermvrouwe aan dit Comité te verbin
den.
Ik ben zeer verheugd, u allen hier te
mogen begroeten en dank te zeggen, dat
u in het Comité "wel zitting hebt willen
nomen. Door uw rijke ervaring en uw per
soonlijkheid en voor het grootste aan
tal der leden door uw vertegenwoordi
gen van belangengroepen, met wier or
ganisaties wij samenwerking zoeken, is een
Comité gevormd op breede basis, dat het
vertrouwen zal wekken.
Bijzondere gevoelens van erkentelijkheid
moge ik hierbij uitspreken jegens u,
mijnheer Van Citters. in wiens waardige
handen het voorzitterschap berust. Het
was een reden tot groote vreugde, toen u
verklaarde, dat u deze zware en verant
woordelijke taak op u wilde nemen. Reeds
heeft u het Comité veilig door de moei
lijke eerste phase heengebracht, die der
oprichting.
De groote nood maakt zijn bestrijding
tot een groote noodzaak. Ons doel is aldus
omschreven
„Het lenigen, zooveel mogelijk in samen
werking met bestaande corporaties, van
individueelen nood, welke het gevolg is van
crisis, ook in gevallen waarin die corpo
raties niet of niet in voldoende mate kun
nen voorzien.
Wij doen daarmee een beroep op de be
staande corporaties: op hun welwillende
medewerking en op hun organisme. En
wij bieden hun hulp aan voor hun ver
zwaarde taak.
Ons streven is in de eerste plaats naar
tfe individueele behoefte gericht, dus
daarheen, waar de nood persoonlijk gele
den wordt of steun ontbeerd. Of wij nog
op ruimer basis kunnen gaan werken, zal
de ondervinding weldra uitwijzen, als
blijkt welke middelen ons ten dienste
staan.
Wij beleven thans een periode van ma-
terieelen zoowel als moreelen druk Het
comité zal. wat deze laatste betreft, zeker
de gevaren niet uit het oog verliezen, die
voortkomen uit het teveel aan vrijen tijd,
dat huns ondanks voor velen bestaat. Het
blijkt velen nu haast niet meer doenlijk,
misschien in de eerste plaats den jonge
ren, hun tijd te besteden op een manier
die hunner waardig is. Wij zullen hieraan
tegemoet moeten komen, door het brengen
van nuttige ontwikkeling en sympathieke
ontspanning te steunen. Moge op haar
beurt de toekomst daar de vruchten van
plukken.
Het Comité zal, lettend op de verschei
denheid van den nood, en op de verschil
lende vormen waarin hij in de deelen van
het land voorkomt, met groote soepelheid
moeten werken, en zal vrijheid moeten
hebben om, ondanks breede samenstelling
zich zoo noodig nieuwe leden toe te voe
gen. Evenwel in hoeverre het Comité zijn
doel zal naderen of bereiken, is afhanke
lijk van de geldelijke middelen, die het
daarvoor ontvangt van de landgenooten.
Wij allen voelen in tijd van nood of
van vreugde saamhoorigheid en het zal
ons persoonlijk ieder een voldoening zijn,
door een daad van medeleven te kunnen
uiten in den nood van het oognblik. Wij
mogen door de algemeene ongunstige om-
standighedlen, allicht geen groote gaven
verwachten. Maar wij rekenen uit, hoe
juist de kleine en de kleinste giften, te
zamen opgeteld een som zijn, die gecon
centreerd in de hand van dit Nationale
Comité, een machtig middel is, om op het
groote terrein aan zijn arbeid met hulp
gereed te staan. In ons land wordt altijd
ruim gegeven wanneer ergens geleden
wordt.
Nu zullen allen die zich nog iets ontzeg
gen kunnen het waarschijnlijk des te lie
ver doen, waar zij het met eigen oogen in
eigen omgeving overal noodig zien, allicht
naast de eigen deur.
Mochten zij. die schroom gevoelen voor
het ontvangen van hulp, verstaan, hoe de
buitengewoon ernstige omstandigheden
het geven tot een buitengewoon groot ge
noegen maken.
Wanneer het Comité zich geroepen zal
voelen tot het verleenen van steun in
natura, zal het met het afnemen dier
producten, naar de mate van zijn koop
kracht, een brug te meer trachten te
slaan van de overproductie naar de on
derconsumptie en zal pogen daarvoor het
punt uit te zoeken, dat voor beide oevers
het meest deugdelijk is.
Het ligt in zijn karakter, zich daarbij te
bepalen tot het kieken van producten
van eigen bodem's nijverheid en op die
wijze mede te werken tot het veroorzaken
van normalen arbeid binnen nationaal
verband.
Aan het Comité blijve de wijze van
werken en werkverdeeling zelf te regelen.
Ten slotte verklaar ik thans dit Comité
geinstalleerd, en eindig met het uitspre
ken van den wensch dat het Nederland-
sche volk het vertrouwen moge schenken
en door daad en gezindheid zijn arbeid,
die dezen middag zal worden aangevan
gen. steunen.
Hierna hield de voorzitter van het Co
mité jhr. S. van Citters een rede.
In de sombere bladzijden van de ge
schiedenis der crisis, welke land en volk
thans doorworstelen, zoo. zeide hij, zal de
dag van heden een lichtpunt blijven, wijl
daadwerkelijk tot uitvoering wordt ge
bracht, het zoo schoone initiatief door
Prinses Juliana genomen, om te komen
tot verzachting van leed, tot leniging van
nood aan diegenen, welke het hardst ge
troffen worden, doordat het noodigste
dreigt te gaan ontbreken om in onmis
bare behoeiten voor zich zelf en gezin te
voorzien.
Koninklijke Hoogheid, laat mij ter
wijl ik U tevens oprecht dank voor Uwe
vriendelijke woorden tot mij gericht, van
Uwe treffelijke daad dit moge zeggen:
zij zal in breede kringen van ons volk in
ruime mate voldoening hebben geschon
ken en in niet mindere mate blijdschap
hebben gewekt, omdat het een daad is,
waaruit zoo schitterend blijkt, dat de
Oranje-aanleg in U voortleeft, om in
voor- en tegenspoed één te willen zijn
met heel het volk. U te danken en U de
verzekering te geven, dat wij allen hier
tegenwoordig ons zullen inspannen om,
voor zooveel van ons afhangt, de taak
welke ons is opgelegd te doen slagen, is
een voorrecht welk mij als voorzitter
ten deel valt en waarvan het mij een eer
is mij te kwijten.
Wie de lijst van leden waaruit dit Co
mité gevormd is nagaat, zal den aan de
samenstelling ten grondslag liggenden
gedachtengang niet onduidelijk zijn. Ge
tracht is de leidende personen van corpo
raties en vereenigingen, saam te bren
gen, welke op agrarisch, commercieel en
industrieel gebied, vooral wat de kleinere
bedrijven betreft, zoomede op dat van
maatschappelijk hulpbetoon, georgani
seerd optreden; daarbij is aan organisa
ties, aan werkgevers en werknemers ge
lijke aandacht geschonken. Hiermede is
beoogd, voor het Comité, contact te krij
gen met die over het geheele land wer
kende organisaties, om ook door hare
voorlichting het meest juiste inzicht te
krijgen in bestaande nooden en in de
wijze waarop hulp en steun daarin op de
beste wijze waren bij te brengen.
Uit de leden zal een Werkcomité moe
ten worden gevormd, waaromtrent straks
voorstellen zullen worden gedaan. Om
deze kern blijven dan gegroepeerd een
aantal leden uit verschillende deelen des
lands, die door hun persoon en maat
schappelijke positie, het vertrouwen der
ingezetenen in hun streek bezitten; een
vertrouwen hetwelk naar wij hopen, via
hen op ons Comité zal worden overge
bracht. Hunne deelname aan dit Comité
is daarvoor van te meer beteekenis, om
dat het in hen raadslieden zal mogen
zien, wier adviezen door persoonlijk ge
zag en bekendheid met locale toestan
den, van groote waarde zullen kunnen
zijn.
De nooden welke gelenigd zullen moe
ten worden, eischen dat de uitgaven
anders dan voor steunverleening tot
het uiterst noodzakelijke beperkt blij
ven; het moet het streven zijn. wat de
krijgen tot het volle pond voor steunver
leening aan te wenden.
Het is mij dan ook een voorrecht thans
reeds te kunnen mededeelen, dat het H.M.
de Koningin, die reeds door het optreden
als Beschermvrouw zooveel belangstel
ling in dit werk toonde, met groote vrij
gevigheid behaagd heeft, in het Paleis op
den Kneuterdijk de noodige localiteit voor
het Bureau van het Comité af te staan;
beide daden van groote beteekenis voor
dit werk, waarvoor H. M. hier zeer eer
biedig warme dank wordt gebracht.
Verder heeft de Minister van Binnen-
landsche Zaken en Landbouw goedge
vonden de noodzakelijke Bureau- en reis
kosten der leden voor rekening van zijn
Departement te nemen, terwijl bereids
twee secretarissen, mr. van Ogtrop en dr.
Baron de Vos van Steenwijk zich geheel
belangloos beschikbaar hebben gesteld
om al hun tijd en werkkracht ten dienste
van dit werk te stellen. Beide heeren be
tuig ik hiervoor dank en roep hun het
welkom toe in ons midden.
Niet minder memoreer ik met groote er
kentelijkheid de bereidverklaring van mr.
dr. Frederiks, secretaris-generaal aan het
Departement van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw om nevens zijn omvattende
bezigheden zich wel met de algemeene
leiding van het secretariaat te willen be
lasten.
In de zooeven door H. K. H. uitgesproken
rede is de taak der commissie uiteengezet.
Hoofddoel zal zijn het lenigen van indivi
dueelen nood, welke gevolg is van de crisis
en wel, in samenwerking met bestaande
corporaties. Hier zal het comité dus aan
sluiting hebben te zoeken aan het maat
schappelijk werk, dat ook onder gewone
omstandigheden recht van bestaan heeft,
maar toch zal er een wezenlijk verschil
bestaan tusschen dat gewoon maatschap
pelijk werk in net bijzonder de armen
zorg in het algemeen er hetgeen van
dit comité moet uitgaan.
Men kan het werk van dit Comité wel
licht het best karakteriseeren als zijnde
„aanvullend en opheffend". Aanvullend in
dien zin. dat geholpen wordt daar waar
bereids in verband met de bijzondere om
standigheden steun verschaft wordt, doch
aanvulling daarvan gewettigd is; en op
heffend daar waar het zoodanigen be
treft, die zich tot dusver uit eigen mid
delen konden staande houden, maar die
thans niet in het noodige zouden kunnen
voorzien.
Verder zal nagegaan moeten worden cf.
en in hoeverre 't mogelijk is zoogenaamde
kleine zelfstandigen, die sprekend door
Jhr. van Citters.
crisis in moeilijkheid zijn geraakt, te hel-
jn, wellicht dooi het werk van bestaande
instellingen te steunen of uit te breiden.
Ik moet echter hierbij op één punt het
licht laten valler, ook al moge dit hier en
daar teleurstelling brengen. Uit talrijke
bereids door mij ontvangen brieven is mij
gebleken, dat de voorstelling bestaat, alsof
dit Cömité geroepen zou zijn in den ruim-
sten zin allerlei geldelijke gevolgen van de
crisis weg te nemen. Het verschaffen van
werk, liefst een vaste betrekking, aan ont
slagenen, het tourneeren van bedrijfska
pitaal, het doen van opdrachten bijwijze
van werkverschaffing, het vereffenen van
schulden, het verstrekken van hypotheek,
ziedaar slechts enkele aangelegenheden,
"rvoor men bij dit Comité uitkomst zou
willen vinden. Kortom men draagt de il-
lussie met zich alsof in dit Comité het
middel ware gevonden om de financieele
lasten door crisis opgelegd van anderen af
te wentelen en op zich te nemen; wie zoo
groot van dit Comité denken zullen niet
don teleurgesteld uitkomen. Maar al zul
len vele v/enschen onvervuld moeten wor
den gelaten, het veld van arbeid blijft er
niet minder ruim cm, en is zelfs niet ge
makkelijk uit te meten.
Men heeft hier toch niet te doen met
leniging van' de gevolgen van een ramp.
waarvan omvang na eenigen tijd vrijwel is
te overzien, maar met een proces, dat die
per invreet naarmate de ziekte langer
duurt, waardoor hulpverleening op steeds
wijder gebied gevorderd wordt.
Het was derhalve een goede gedachte
thans tot instelling van het Comité over
te gaan. vóói de noocien verdere uitbrei
ding kregen, ook om zich behoorlijk te
organiseeren, teneinde onder komende
omstandigheden paraat te zijn. Zij in ons
midden wier werkzaamheden zich op het
gebied van maatschappelijk werk en
steunverleening beweegt zullen zich zeker
niet verontrusten dat het Comité te vroeg
is gekomen.
Nog een ander punt ook in de rede
van H. K. H. vermeld zal zeer de aan
dacht vorderen, nl. voorziening in moree
len nood. Er dreigt, vooral onder de jeug
dige werkloozen zooveel gevaar voor ver
wildering en voor afglijden tut een diepte,
vaarop de kenmerken van eer en deugd,
welke den mensch sieren, onherroepelijk
dreigen verloren te gaan. In het bevorde
ren van ontwikkeling en ontspanning ligt
een veld. waarvoor gelijk reeds in som
mige gemeenten blijkt wel de krachten
aanwezig zijn. indien bij materieele be
hoeften hulp wordt geboden.
Hoever het comité zal kunnen gaan,
hangt in de eerste plaats af van onze land
genooten. Organiseeren en steunen ziedaar
ons doel. Maar steun verleenen bestaat
niet in woorden. Het is aan onze landge
nooten ons in staat te stellen den wil in
daden om te zetten. Straks zal een oproep
om geldelijken steun worden gepubliceerd.
Het behoeft niet gezegd te worden dat
de tijden niet gunstig zijn om te geven.
Zeker, die tijden zijn niet gunstig daarvoor
indien men dit zóó verstaat, dat het geven
kan geschieden zonder dat het daadwer
kelijk opoffering vraagt; maar dit staat,
vast. als allen die nog wat kunnen missen
gevers worden, dan zal kunnen worden
beschikt om hier kommer en gebrek te
lenigen, daar om voor ondergang te behoe
den Als ik reken, dat er in het Rijk in
Europa acht millioen inwoners zijn, en ik
aanneem, dat een vierde of twee millioen
absoluut niet in staat is, iets bij te dragen
zou het dan voor die zes millioen over-
blijvenden te veel zijn, om dooreen eens
één cent zegge één cent per week voor
zich zelf en voor ieder hunner niet-ver-
dienende gezinsleden te besparen dat
zou maken zestig duizend gulden per week,
of ruim drie millioen gulden in twaaii
maanden, en dan zijn er nog velen die
meer kunnen en zeker ook zullen geven.
Als men ziet hoeveel er dagelijks voor
vermaak en genot wordt uitgegeven
men raadplege b.v. de opbrengsten van
vermakelijkheidsbelasting en van die op
sigaren en sigaretten, zou daarnevens dan
niet iets kunnen worden terzijde gelegd,
om anderer nood te lenigen, terwijl er dan
nog genoeg voor vermaak, althans voor
gepast vermaak zou overblijven
Landgenooten. Uw gaven moge aller
eerst uiting zijn van medegevoel, van
naastenliefde, van christenplicht, maar
daarnaast behooren ze ook uiting te zijn
van het besef, dat het een groot nationaal
belang is, om ons volk als geheel genomen,
zoo ongerept mogelijk door de crisis heen
te helpen, opdat het, wanneer weer betere
tijden aanbreken, het moreel en physiek
ongebroken en allicht door lijden ge
louterd, een nieuwe periode van voorspoed
moge tegemoet gaan.
Ik wanhoop niet dat steun zal uitblijven,
en aangenaam is het mij hier te kunnen
mededeelen. dat de firma de Gruyter te
's Hertogenbosch, door tusschenkomst van
aen burgemeester dier gemeente, ter be
schikking van het comité stelt honderd
duizend bons, elk ter waarde van één
gulden, welke in haar verschillende in
Nederland gevestigde winkels tegen levens
middelen kunnen worden ingeruild, voor
waar een grootsch niet alledaagsch ge
baar, waarbij commercieel belang, op ge
lukkige wijze in dienst van practische
steunverleening wordt gesteld en waarvoor
een woord van hulde en dank, hier zeker
niet misplaatst is, en gaarne wordt geuit.
Landgenooten schenk aan dit comité de
middelen om zijn taak onbekrompen te
mogen vervullen; schenk het de dubbele
vreugde van veel te ontvangen om veel te
kunnen geven; denk U goed in dat hon-
derde handen zich om hulp zullen uit
strekken. stelt het Comité in staat de hel
pende hand te bieden en smaak daarbij
voor U zelf de voldoening om door Uw
gave te mogen zeggen: „die helpende hand
was ook mijn hand".
Medeleden. Ik acht het een groot voor
recht. dat wij hier bijeen zijn, als vrou
wen en mannen van zeer uiteenloopende
beginselen ook allicht van opvattingen,
omtrent de beste en meest aanbevelens
waardige wijze van steunverleening. De
meesten onzer staan in het volle maat
schappelijke leven en een rijke schat van
ervaring zal hun ten dienste staan.
Aan veelheid van beschouwing, aan het
voordragen van uiteenloopende stelsels,
zal het in ons midden niet ontbreken; ons
streven zal moeten zijn die veelheid van
denkbeelden, zooveel mogelijk tot zooda
nige eenheid te brengen dat doeltreffend
werken mogelijk wordt; ieder zal daarbij
wel wat prijs moeten geven van wat eigen
opvatting als het beste heeft leeren aan
zien; ook in dit opzicht zullen persoonlijke
offers wel moeten worden gebracht.
Als voorzitter zal ik er ernstig naar
streven, ieders zienswijze gelegenheid te
geven tot uiting te komen, elk denkbeeld
naar eigen verdienste te beoordeelen.
Het vertrouwen, welk gij mij bij voor
baat geschonken hebt. om onder mijn
voorzitterschap in dit comité zitting te ne
men legt op mij een verantwoordelijkheid
waarvan ik de zwaarte ten volle besef.
Schenk mij ook bij de uitvoering onze?
taak uw steun, medewerking en vertrou
wen, dan zullen we iets tot stand kunnen
brengen tot heil van heel het volk.
En naast en boven deze vraag rijst mij
uit het diepst van het hart de bede, dat
God op dit werk Zijn onmisbaren zegen
moge schenken, dat Zijn Geest ons leide
en dat dit werk voleindigd moge worden
Zijn naam ter eer.
RECLAME.
beschermt Uw gezin in moeilijke jaren.
4597
Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W.
Ik ben juffrouw Gedge, Julie's toon
was een beetje stijf, want dat scheen in
gegeven omstandigheden zoo te
nooren.
Juffrouw Gedge o ja zeker,
bom van mij dat te vergeten. Hij vestigde
een blik. glimlachend en vroolijk, op deze
zonderlinge bezoekster.
Ik heb een ellendig geheugen, ik kan
pen naam onthouden. Het doet mij in-
tusschen heel veel genoegen u bij mij te
jufrouw Gedge.
Hij ging zitten op den stoel tegenover
"aar, met een kalm en opgewekt gezicht,
als een modelgastheer.
Heel aardig van u op zulk een don-
u1!' mistisen avond te komen.
get was meer de toon dan de woorden
ph. die Julie noopten verklaring te geven
*an haar komst. Zij deed het, maar wel
vat, onhandig, een beetje „zenuwachtig".
voordat zij er toe over ging pre-
7nrie vertellen waarom zij gekomen was,
w ze wel het pakje ergens neer te
2iphtnb' 200 ver mogelijk buiten zijn ge-
entskring, en aan den kant van haar
eigen stoel.
T J heeft mij den vorigen keer gezegd
jT uet was haar onmogelijk te maken dat
ppn 1>m niet eenigszins beefde dat u
iiiit+Hj* no°dig had en dat mijn haar
11 Tde kleur had, die u zocht,
i»"T zeker! riep hij lachend. Uw haar
kiani?c e.- Er kwam een enthousiaste
twÜ, llï zbn stem -Het is de kleur, die ik
dertnf I liet een blik van bewon-
n| langzaam over haar gaan.
u w! wat haast van evenveel belang is,
leett zulk een massa haar!
Ja, ik heb dik haar. zei Julie en ze
deed haar best even luchthartig te spre
ken als hij.
Het is zeker wel van belang voor een
schilder om een model te hebben met
lang en dik haar.
Dat zal waar zijn! Toen hij haar van
terzijde aankeek, eenigszins met een
schuin oog, scheen zijn toon wel eenigs
zins te veranderen; en toen stond hij
vlug op en was weer geheel een model
gastheer.
Ik vrees, dat ik u niet veel kan aanbie
den. Ik heb niets anders dan whisky. Als
u mij een oogenblik wilt excuseeren, dan
zal ik even een ander glas halen.
O neen, dank u, niet voor mij, zei
Julie dadelijk. Zij was heel moe en voelde
zich ellendig, maai' ze had een goede op
voeding gehad en wist hoe het hoorde.
De gastheer was een weinig verbaasd
over haai' heftigheid. Hij had er plezier in.
Hij keek haar goed aan met een paar
merkwaardige, kleine doch bij elkaar
staande oogen die nu evenmin in Julie's
smaak vielen, zelfs minder dan toen zij
hem den eersten keer ontmoet had.
Nu, wilt u dan een sigaret? Er zijn
heel onschuldige en zachte bij. En hij
bood haar een doosje aan.
Julie bedankte eveneens voor de sigaret
op dienzelfden onrustigen toon. die hem
deed glimlachen en zijn blik maakte haar
nog zenuwachtiger.
Niet. kom ga nu wat op uw gemak
zitten. Trek den stoel dicht bij het vuur.
Zij bedankte hem met een stem, die wel
wat gemaakt klonk, zij kon er niets aan
doen en gaf hem de verzekering, dat zij
het warm genoeg had. De gemakkelijk
heid en vlotheid van zooeven was geheel
verdwenen; zij kreeg iets angstigs, een ge
voel óf er ergens een gevaar verborgen
was, echter zonder eenige reden. Maar de
toestand op zich zelf was wat verontrus
tend ofschoon mr. Keiler tot nu toe niets
gedaan had om haar onbestemde vrees te
wettigen. Tot nu toe was hij beleefd en
aardig geweest; maar Julie, hoe weinig
wereldwijs ook. had een soort ingeving,
haar sexe eigen, en dat gevoel beheérschte
haar. Zij begreep, dat er achter die vrien
delij kheidjes meer verborgen kon wezen.
En toch was zij hem dankbaar op dit
oogenblik: ze had behoefte aan zorg en
koestering na alles wat was voorafgegaan.
Toen mijnheer Keiler weer in zijn
schommelstoel ging zitten, een paar meter
van haar van daan. begon Julie een ge
voel van matheid, dofheid te krijgen. De
warmte van het vuur, het lamplicht, de
klank van een bijzonder rustige stem wa
ren voor haar een soort van tooverdrank,
iets bedwelmends. Hoe op haar qui vive
zij was tegen gevaar, het was moeilijk om
aan den invloed van dat alles weerstand
te bieden Zulk een toestand was zeer ge
vaarlijk, want zij gaf zich zelve op genade
en ongenade over aan een man, die vrij
wel een onbekende voor haar was; maar
wat moest zij kiezen?
Hindert een pijp u niet? De beleefde
stem uit den stoel tegenover haar was niet
bepaald ironisch; alleen maar beleefd en
vriendelijk, toch sidderde zij; het was of
zij op den drempel stond van een avon
tuur; hoe gemakkelijk kon zulk een vrien
delijke toon tot iets anders overgaan.
O neen. ga uw gang, ik kan er best
tegen Weer trachtte zij den juisten toon
aan te slaan, maar haar lach. dien zij niet
kon bedwingen, klonk heel onnatuurlijk.
Een minuut lang misschien zat mijn
heer Keiler stilzwijgend te rooken. Toen
zij hij met een zachte stem:
Uw haar is mooi, bepaald heel mooi!
Julie mompelde wat zenuwachtig, dat
zij blij was dat te hooren.
Èn u heeft zooveel haar, dat weet u
niet. Ik heb het op het oogenblik heel erg
noodig Dat het zoo dik ls, is haast even
veel waard als de kleur Reikt het niet
haast tot uw middel als u het los maakt1
Julie antwoordde niet zonder een gevoel
van trots, dat het een heel eind over haar
middel viel.
Prachtig! zei mijnheer Keiler
lachend. Dat is nu juist iets wat ik noo
dig heb. U zou een prachtige Andromeda
wezen.
Julie had den naam van Andromeda
nooit gehoord. Zij had veel van Dickens
gelezen en ook wel wat van George Eliot
en zij herinnerde zich ook wel stukjes uit
Shakespeare, die ze op school uit het
hoofd geleerd had, maar haar smaak ging
nu juist niet uit naar litteratuur. Zij be
weerde alles van Andromeda af te weten,
maar wat mijnheer Keiler toen verder
zeide. bewees wel, dat hij niet om den tuin
geleid was. Hij had haar doorgrond. Julie
merkte dat echter niet.
Zij is het ideaal van den schilder.
Een klassiek onderwerp.
Ik houd zelf ook veel van klassieke
onderwerpen. Zij herinnerde zich juffrouw
Preese, het vereerde hoofd van de school
voor Middelbaar Onderwijs, waar zij een
jaar op school geweest was.
Ja, ik ook. Mijnheer Keller's stem
klonk heel voldaan. Dat is prachtig.
U schildert zeker geen klassieke
onderwerpen, zei Julie, als poging om het
gesprek over klassieke kunst voort te
zetten.
Weder keek mijnheer Keiler haar aan
met oogen. die haar nu wel wat bang
maakten.
Neen, zei hij, ze zijn zoo grootsch en
zoo diep. En zoo redeneerde hij voort niet
een zekeren eerbied.
Julie luisterde met meer aandacht in
haar geheele wezen dan zij zelf ver
moedde. Het was heerlijk een man van
mijnheer Keller's beschaving zoo te hoo
ren spreken. De stoel.was heel gemak
kelijk en het deed haar zoo goed Dij zulk
een lekker vuur te zittenHet was of haar
zenuwen tot rust gebracht werden als
door een drankje; het gevoel van gevaar
begon te verminderen.
Ik vermoed, zei mijnheer Keiler op
een vriendelijken en rustigen toon. die
haar des te meer kalmeerde, ik vermoed,
dat u al begint te gewennen aan dat ge
voel van „ten voeten uit", nietwaar?
Ofschoon zij nog absoluut niet had-be
grepen. wat hij met die uitdrukking had
bedoeld, vond zij het niet verstandig
haar onwetendheid te bekennen.
Ja, ja, ik geloof het ook. En met een
zwakke poging even joviaal en vroolijk en
intiem te zijn als hij, lachte zij luide.
Prachtig! zei Adolf Keller. U is een
goed gebouwd jong meisje. Hij dronk een
slokje whisky. Uitstekende schouders.
Een goed figuur. Alles net zooals het
hoort.
Zij kreeg een kleur bij de opsomming
van al die dingen. Al was het dan een
schilder en een heer, hij beschouwde je
toch zoo eenigszins als een hond of een
paard.
Ik zal een scherm voor u klaar zet
ten. En dan kunt ge u gereed maken. Hij
nam nog een slokje en stond vroolijk op.
Dicht bij het vuur, het is koud van
avond. Als u poseert, kunt u er vlak bij
gaan zitten Hij deed nog wat meer kolen
in de kachel. We moeten oppassen dat u
geen kou vat. Als u tocht voelt, kunt u
een vacht over uw knieën leggen. Ik wou
maar een ruwe schets maken van de
hoofdlijnen om mee te beginnen; voor
namelijk de schouders. Het zal niet lang
duren. Wilt u nu niet een klein beetje
whisky? Kom, dat fleurt u wat op. U ziet
er zoo mistroostig uit!
Julie wou bepaald geen whisky hebben.
Mijnheer Keiler ging achter het scherm
door naar het eigenlijke atelier om een
tweede scherm te halen. Nu begon Julie
iets te voelen, dat haar ongerust maakte.
Zij begon zich te verzetten tegen het feit
dat ze daar stond als model van een schil
der. En plotseling begon het tot haar
door te dringen, dat ze zich moest ont-
kleeden. (Wordt vervolgd).