De Eerstesteenlegging van de Chr. School op Ger. grondslag te Voorschoten. 72'" Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 16 November 1931 Derde Blad No. 21982 UIT DE OMSTREKEN. FEUILLETON. Het Kostbare Meesterstukje EEN INDRUKWEKKENDE PLECHTIGHEID. AALSMEER. Bevestiging en intrede van Ds. W. Heerma. Ds. W. Heerma. Nadat in den morgendienst ds. W. Heerma, de nieuwe voorganger der Chr. Geref. Kerk alhier, in zijn ambt was be vestigd door professor Lengkeek, hield de nieuwe predikant in den avonddienst zijn jnlree-predikatie. Bij den aanvang werd gezongen Pslalm 119 65, waarna voorlezing van de Belijde nis des Geloofs volgde. Tot tekst zijner predikatie koos de 'predikant uit den eersten Zendbrief van den Apostel Paulus aan Ccrinthlërs, hoofdstuk 1, verzen 18—31. De predikant wilde allereerst de ge meente er op wijzen, dat zij nu een eigen dienaar heeft gekregen, hem die zich zwak voelt ,doch die zijn hulp en kracht Van Zijn Zender verwacht N'jdat gezongen was Psalm 19, ver 1 en 4 en de predikant in het gebed was voorgegaan, bepaalde hij zijn gehoor meer in het bijzonder bij het 21ste vers van voornoemden Brief van Paulus: „Want ïiariemaal in de wijsheid Gods de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zoo heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking zalig te maken die gelooven". Corinthe ,een stad, welke veel overeenkomst had, wat haar leven betreft, met onzen tijd; de kunst werd er beoefend, men vond er groote redenaars, sportspelen, zwaard- en stierengevechten vor.den er plaats. Iedere Griek wist, wat liet zeggen wilde op zijn Corintsch te leven. Evenals in die dagen, heeft de wereld den mensch in haar greep. Wetenschap en kunst bloeien nu nog meer dan in Corinthe, en de vraag rijst: Wat doet gij in deze wereld nog met de zaak des Kruises? En dan is het antwoord dat, wat Paulus zegt in 21ste vers van voornoemden Zend brief. Het heelal toch spreekt van de wijs heid Gods. Het onverstandig hart weet deze dingen niet, is verduisterd geworden bij den zondenval van Adam. Daar is de rampzalige bron, waaruit alle ellende is voortgekomen. Elk menschkind dwaalt op het stuk der verlossing, ondanks dat hij |Gca steeds weer tegenkomt in zijn zuchten en zijn tranen. Doch nademaal de wereld God niet wil kennen en Zijn wijsheid, nu komt Hij met de dwaasheid van het Evangelie; het heeft Gode toch behaagd door de dwaasheid der prediking zalig te maken die gelooven. De wereld zoo 2eide de predikant make u zoodanig, dat ge zult ervaren de dwaze wijsheid des Krr.iswegs, waarin des Heeren welbehagen vccrspoediglijk zal voortgaan, opdat gij verzuchten zult tot Hem: „O, Heere, leer mij mijn dagen tellen". De Heere zal door de dwaasheid der prediking de wereld wijsheid breken en Zijn Zoon tot Koning maken. Hierna werd gezongen Ps. 47 2. In het slot zijner predikatie wees de predikant de Gemeente er op, dat er van Golgotha een enistige prediking tot haar uitgaat. Veroordeel eigen wijsheid door ernstig te trachten schaduw te vinden in Gods wijs heid en bekeert u tot den God Uws levens. Dan richtte den predikant zich allereerst tct Prof. Lengkeek, dien hij dankte voor het van hem genoten onderwijs en belopfde voor zijn gemeente te zullen staan als een trouwe wachter op Sion's muren. Dan tot de broeders van den kerkeraad, die dominee d ank bracht voor het in hem gesteld vertrouwen en de genegenheid ook aan zijn echtgenoote betoond. Ook de Gemeente zelve, de vereeniging, het hoofd der gemeente, de catechisanten werden door den predikant hartelijk toegesproken. Nu sprak Prof. Lengkeek nog een enkel woord, waarbij hij hoopte, dat de school van den nieuwen predikant geen dominee (heer) gemaakt had. doch een slaaf der Gemeente in de beste 'beteekenis, die in de kracht des Heeren zijn weg zou zoeken. Tot slot sprak de heer J. v. d. Meer Pzn.t namens Kerkeraad en Gemeente har telijke woorden tot den nieuwen predikant en zijn -echtgenoote. Voorts dankte hij den koster, den heer De Vos. dat deze in de lzl o jaar, dat de Gemeente zonder predi kant was geweest, meer dan 400 keer een voorganger steeds weer op zoo'n lof waardige wijze heeft geherbergd, dal daar door een goeden roep door den lande van onze Gemeente is uitgegaan. Spr. verzocht staande te zingen Ps. 119 19. De predikant ging nu in dankgebed voor, waarna gezongen werd Ps. 72": 11. Na het uitspreken van den zege, verliet de groote schare het kerkgebouw. Ook des morgens bij de bevestiging was het kerkgebouw geheel bezet. KATWIJK AAN DEN RITN. Zilveren Jubileum. De heer G. van Beelen. Hierboven plaatsen wij een foto van den lieer G. v. Beelen, die heden den dag her denkt, waarop hij 25 jaren geleden werd benoemd tot besteller aan de Posterijen. De heer v. Beelen, die mede uit hoofde van zijn functie in de geheele plaats be kend is, zal het voorzeker niet aan belang stelling ontbreken. Je Tuinbouw. In dezen tijd van het jaar gaat de aan voer aan de groentenveiling in den regel zoodanig verminderen dat inplaats van 3 maal, met 2 maal per week kan worden volstaan. Ook het koude weer werkt er toe mede, dat de producten langer kunnen worden overgehouden. Vandaar dat ook van nu af aan de Tuinbouwver. „Katwijk en Omstreken" tweemaal per week veiling gaat houden, n.l. Dinsdags en Vrijdags n.m. 2 uur. Voor de vacante betrekking aan de O. B. v. W. v. C. school alhier, hebben zich 81 sollicitanten aangemeld. KATWITK AAN ZEE. Portretten van predikanten. De wanden van de nieuwe consistorie van de Ger. Kerk zijn dezer dagen ver sierd met een zevental portretten van de veertien predikanten, die deze gemeente achtereenvolgens gediend hebben. Het zijn de portretten van D. H. op 't Holt 27 Nov. !85T—1861; J. H. Schoenma kers 19 Dec. 1861—30 April 1865; J. H. Vos 1 Oct. 1865—27 Sept. 1870: A. Verheij 25 Juni 1871—5 Sept. 1875; J. Alting 24 Sept. 1877—1890; D. Tibben 7 Febr. 1892—12 Sept. 1897; J. J. Impeta 19 Juni 189827 Juni 1926 Uit het Engelscli door mej. C. M. G. de W. 29) Dat zal wel! Sir Arthur had blijkbaar geen twijfel op dat punt, maar indien er naar gevraagd mocht worden, zou het verstandig wezen dat alles goed te heb ben bepaald voor dat men bezit nam van het stuk. Dat was Oom Si met hem eens. Denkt u mijnheer, dat het zeer veel waard is? Ja, dat denk ik zeker. Zoo vluchtig oesehouwd lijkt het mij het werk van een goed schilder. Ik herinner mij dat toen indertijd L'Automne uit het Louvre ver dwenen was, men zei dat het op zijn minst :^ee honderd vijftig duizend francs waard was en sedert dien tijd wordt voor Van Roon's dubbel zooveel betaald, trim dat Beval, mijnheer er was een va üS van echte aandoening in de stem an den ouden koopman moet men niet ï-fl? ven dat dit prachtige stukje het land uit ging. m.T Ongelukkig zou dat door de Fransche hïo ëeeischt worden. En de oude JÏÏ" zuchtte terwijl hij met een zekere tederheid het schilderstukje aanraakte. Nu sprak S. Gedge op beslisten toon meening uit. 5!f gelo°* nooit dat dit L' Automne is. ic o zou willen zeggen dat het 't wel e'fe voorzichtige Sir Arthur, en men ^willen zeggen dat het het niet is. dpr, zal we^ opgezonden moeten wor- anaar het Louvre, zou ik denken. 7pnrif v skllig Maar voordat ge het weg- epIpLa aoop ik dat ge mij nog eens in de Jgenheid zult stellen het weer te zien. onri» bescheiden verzoek wreef de q,? ,man .zijn neus. Hij was niet bij «"-me, zei hij zeer geheimzinnig, dat te Foto Bleuzé. Zaterdagmiddag omstreeks drie uur ver zamelden zich vele belangstellenden op het bouwwerk aan de Wijngaardenlaan te Voorschoten, waar de eerste-steen-legging van de nieuwe Ger. School plaats vond. Reeds goed viel te zien, welke grondvorm deze zal krijgen. Met wat sparregroen waren enkele slin gers aangebracht en bovendien had de aannemer gezorgd voor een stevig plan kier, die velen kon dragen. In een verbor gen hoekje stond een nieuwe speciebak, gevuld met kalk. Parmantig er bovenuit stak een truffeitje, versierd met 'n oranje lint. De gele steen, de eerste, die zou wor den vastgemetseld, lag nabij den toekom- stigen ingang. De voorzitter van de schoolvereeniging, de heer D. J. van Cuilenburg gaf uiting aan zijn vreugde, dat zoovele belangstellenden in het Chr. onderwijs met het bestuur aan wezig waren om bij de eerste-steen-leg ging aanwezig te zijn. Spr. hoopte, dat God de Heere deze ar beid, de bouw der school, voorspoedig zou maken. Hij ging in gedachten 64 jaren terug, toen door enkele personen den arbeid werd aangevangen om een Chr. School te stich ten en schetste hun liefde en vertrouwen voor dien arbeid. Er is geworsteld, gebeden om vo^rt te zetten. Er was teleurstelling, scherpe tegenwerking, maar 't heeft nooit aan Gods hulp ontbroken. Wij staan hier als nageslacht om te danken en on; te gedenken, de éénmans- school die zóó is uitgegroeid, dat uitbrei ding noodig was. Sedert 1920 is het aantal Chr. Scholen met 60°/n en het aantal leerlingen met 50%. geklommen. Daarvoor mogen wij God dan ken. Er dreigen echter ook gevaren van buiten. De historie waarschuwt ons dat na de overwinning, de malaise komt. Na een resultaat van inspanning verkregen, volgt zoo dikwijls verslapping. Spr. besloot zijn rede met de aanwezigen te verzoeken de school in hun gebed te gedenken en het werk op te dragen aan God. Hierna verdeelde de voorzitter de kalk- specie en onder het uitspreken van een zegenbede plaatste hij den eersten steen. Na deze plechtigheid richtte de Ger. predikant ds. J. C. Houtzagers zich tot de aanwezigen. Wanneer Jacob op zijn sterfbed ligt, al dus spr., dan denkt hij, hoe zal het gaan met de kinderen van Jozef. Jozef was een kind van God, maar zijn zonen waren Egyptische prinsen en op zijn sterfbed houdt Jacob zich bezig met zijn huis. Zijn laatste macht gebruikt hij om ceze kinderen te ontrukken aan Egypte en te brengen aan het hart van God Deze daad, aldus spr., wordt in den Bijbel de schoonste geloofsdaad genoemd. Jacob zegt: „deze kinderen zullen mijne kinderen zijn." Het zijn verbondskinderen, en dat ligt ten grondslag aan den bouw van iedere Chr. School Na het uitspreken van de beste wen schen voor beide Chr. Scholen, werd door de aanwezigen gezongen Ps. 138 vs. 1 en was deze voor de Ger. gemeente te Voor schoten zoo gewichtige plechtigheid ten einde. o OEGSTGEEST. Auto-botsing. Aan den Haagschen Straatweg had een aanrijding plaats tusschen een auto, be stuurd door C. G. K. te Amsterdam en een auto van G. v. d. S„ wonende te Hilversum, doordat eerstgenoemde bestuurder werd verblind door de lichten van een tegen komende auto. Beide auto's liepen belang rijke schade op; een der wagens moest door een kraanwagen, van de firma Van den Ameele worden weggesleept. Een der inzittenden, de heer G. v. d. L. en wonende te Amsterdam, kreeg een snijwond aan het voorhoofd. De politie stelt een onder zoek in. SASSENHEIM. GEEN GELDLEENING GEVRAAGD. Toelichting Van de Ned. Herv. Kerkvoogdij. Naar aanleiding van de j.l. gehouden gemeenteraadszitting, waarin gesproken werd van een voorstel, alsof de N.-H. Gem. alhier een geldleening zou wenschen aan te gaan met de Burgerlijke Gemeente. Dit is. aldus meldt ons de kerkvoogdij van de N.-H Gem., totaal onjuist. Ter toelichting diene het volgende; De Herv. Gemeente is door de Burger lijke Gemeente in het bezit gesteld van de voormalige openbare, later Hervormde School, welke school tot vóór 1866 eigen dom was van de Herv. Gemeente, terwijl vanwege de toenmalige Kerkvoogdij op het gebouw en omgeving een servituut werd geplaatst, het welk ongeveer inhield, dat, werd de School opgeheven, het ge heele eigendom practisch voor geen ajider doel kon worden gebruikt. En waar het gebouw vlak voor de kerk staat,, aan de Dorpsstraat, wilde de Kerkvoogdij het van de Burgel. Gemeente terug koopen. ten einde hetzelve te amoveeren en de omge ving voor en om de Ned. Herv. Kerk vrij te maken, mede met het oog op vergroo ting van die Herv. Kerk. en de sterk groeiende gemeente van een Verenigings gebouw te voorzien. Onlangs besloot de Gemeenteraad het Gebouw voor de getaxeerde waarde aan de Herv. Gemeente te verkoopen, met be taling per 1 Januari 1932. Voorheen nu werd een transactie als deze door de le den der Kerk onderling geregeld met deelname van een of meer duizend gulden terwijl dit later werd terugbetaald. Wa ren de tijden materieel beter, dan zou zulks zekerlijk wederom zijn geschied, doch dit zit nu niet zoo glad. De druk der tijden laat ook hier zijn invloed gelden. En hypotheken zijn schaarsch en duur. Rede nen, waarom den Burgemeester werd ver zocht, het daarheen te leiden, de betaling van de koopsom wat uit te stellen, b.v. tot het voorjaar en tegen vergoeding van 5 pCt. rente. Is hier nu wat tegen? Moet dat een geldleening beteekenen? 't Is te dwaas, om te veronderstellen en de Herv. Gemeente zelve zou een geldleening van de burgerlijke gemeente niet wenschen te aanvaarden, want het is volkomen juist, dat van de burgerlijke gemeente niet moet worden geleend. In het onderhavige geval is dan ook geen sprake van een geldlee ning, doch een mogelijk uitstel van de betaling van de koopsom tot het voorjaar, wanneer eigen leden van de Herv. Kerk uit eigen middelen hun kerkvoogdij van de piiddelen te voorzien. En voor dat moge- lijke uitstel werd 5Vs rente geljoden, tot de koopsom zou zijn voldaan. Eigenaardig is intusschen, dat in 1866,w blijkens de documenten op deze zaak be trekking hebbende, het de burgerlijke ge meente was, welke de toenmalige kerk voogdij verzocht om een vol jaar uitstel van betaling van de gekochte school. Het was toen vanzelfsprekend, dat zulks gaar ne werd verleend; terwijl uit deze zaak blijkt, dat ook hierin niets nieuws onder de zon is Wij vernemen in verband met boven staande nog dat het aan kerkvoogden reeds gelukt is een bedrag; van f8000 bijeen te brengen, terwijl voor het ontbre kende nog tijd is tot Januari a.s. beloven, maar hij zou zijn best doen aan het verlangen van Sir Arthur te voldoen. Dank u, mijnheer Gedge. Indien het stuk niet opgeëischt wordt door anderen, en dat zal natuurlijk niet, dan moet er werk van gemaakt worden het* hier te houden. Wij zijn zoo slecht voorzjen van Van Roons. Er is er maar één hier in het land, geloof ik, en ik schaam mij dit te be kennen, zoodat wij niet kunnen toelaten dat het ons door de vingers zou glippen. Dus ik herhaal: voordat gij besluit het te verkoopen, hoop ik, dat ge mij "Zult waar schuwen. S. Gedge bedankte Sir Arthur beleefd. Hij zou die verstandige woorden ter harte nemen. En in dien tusschentijd zou hij dat ding in een mand pakken hij wees precies naai* Julie's oogen en naar Ho- mefield zenden. Bij Byfleet Suney, nietwaar mijnheer? HOOFDSTUK XXIX. Met een buiging liet S Gedge het aan zienlijk bezoek uit En toen keerde S. Gedge met een bezorgd gelaat naar het schilderstuk terug en ook haalde hij den wissel van mijnheer Duponnet uit zijn zakboek. Het was duidelijk dat hij voor een moeilijk raadsel stond. De vogel in de hand was goed en wel, maar de vogel m de lucht waé ontzettend verleidelijk. Eindelijk stak de oude man met een diepen zucht de cheque weer in zijn zak. nam toen heel voorzichtig de losse plank op, legde het schilderstukje er weer in en trok de eikenhouten kast er boven op. Toen schuifelde hij naar de kamer naast den winkel, een kamer vol rommel, waar een sterke reuk hing van olie en vernis. Dadelijk deed Julie een poging om uit haar gevangenis te komen. Maar zij zag al heel spoedig in wat zij had gevreesd Er in te komen zonder hulp was al een heele toer, er uit te kruipen op dezelfde manier was onmogelijk Ze zat zoo vast binnen in het beeld, dat ze haar handen en armen niet kon bewegen. En daar ze zich wrin gen moest, was er alle kans, dat het ding onderste boven viel. En als dat gebeurde, waren de gevolgen niet te overzien. Al wrong en wroette zij in de kaken van het afgodsbeeld, het hielp niets, haar pogm- gen waren totaal vruchteloos. En de angst voor oom Si. die aan het scharrelen was in de aangrenzende kamer, waardoor zij geen leven mocht maken, maakte haar wanhoop nog gTOoter. Zij was gevangen als een muis in de val. Zij begreep maar al te goed, dat er slechts één middel op zat. Zij moest wachten tot Willem terugkwam. Hoe las tig en vernederend haar toestand ook was, het was duidelijk dat zij er zonder hulp niet uit kon. Zou Willem dan nooit komen? De mi nuten gingen maar voort en haar gevan genschap werd ellendig. Zij begon pijn te krijgen in schouders en voeten, zij had een gevoel, of ze nauwelijks adem kon halen, haar hoofd bonsde van opgewon denheid. het scheen te zullen barsten. Het was een aller ellendigste toestand. Hoe ontzettend zij ook moest lijden, zij begon zich in het onvermijdelijke te schikken. Er was eenvoudig niets aan te doen. Het was een gevangenschap onder de ongunstigste omstandigheden. Zij be- dachY dat het misschien nog uren kon duren. Al kwam Willem terug, het was heel goed mogelijk, dat hij door de ach terdeur het huis in kwam. Die gedachte was zoo vreeselijk, dat zij dacht flauw te vallen van akeligheid. Dit was echter een geval dat nog al mee liep. Julie deed haar best om ook die mo gelijkheid zonder vrees af te wachten, toen de winkeldeur eensklaps openging en Willem binnentrad. Groot was haar vreugde en toch diende zij zich wat kalm te houden, ze moest voorzichtig zijn. Het gelukte haar haar lippen te brengen op de hoogte van den mond van het beeld en zijn naam te fluis teren. Toen hij haai* hoorde en zich omdraai de, voegde zij er even fluisterend bij: In 's hemelsnaam geef geen geluid! Wat! Juffrouw Julie! zei hij hijgend van verbazing. Waar is u? Stil, stil! fluisterde zij. Hij merkte waar het geluid vandaan kwam en naderde. Hij was aan den grond vastgenageld van verbazing en schrik, zoowel door haar tragische stem als door den zonderlingen toestand, waarin hij haar vond. Help mij er uit beval zij. En maak niet het minste geluid. Oom Si is hier vlak bij en als hij mij hier vindt, zal er iets vreeselijks gebeuren. Haai* bevelende toon en haar angst had den tenminste een van de resultaten die ze gewenscht had. Hij deed geen nuttc- looze vragen. Ieder oogenblik was kost baar indien haar invrijheidstelling ge lukte. Willem toonde alweer een flinke brave jongen te zijn. Zijn zin voor humor was groot, maar hij onderdrukte zijn lachlust. Daarbij kwam, dat hij door en door nieuwsgierig was, maar hij vroeg niets en ging stilzwijgend voort haar bevelen op te volgen. Maar zelfs met zulk een krach tige hulp was Julie zich bewust, dat het niet gemakkelijk was uit het beeld te ontsnappen. Zonder een woord te durven zeggen klom Willem op het tafeltje en stak de gevangene zijn beide handen toe. Maar het bezwaar was, dat ze zoo beklemd zat, dat zij haar handen niet omhoog kon krij gen om hem te vatten. En het was duide lijk, dat zoo lang het beeld overeind stond, het onmogelijk was, haar er uit te krijgen. Na verscheiden vergeefsche pogingen zei Julie hijgend: Zou je denken dat je het ding voorover kon houden, hem heel zachtjes laten zakken, zonder leven te maken? Dit vond Willem een goed idee, hoe moeilijk en gevaarlijk het ook was. Geluk kig was hij een lange jongen en sterk. Maar er was oneindig veel tact noodig om den Hoodoo op te lichten en langzaam, zachtjes te laten zakken. Hij hield het ding heel stevig vast en waarlijk het ge lukte hem hem te laten neerdalen tot aan de winkeldeur, heel behoedzaam om vooral geen leven te maken. Zulk een daad was bepaald een triomf. Julie was echter niet in een stemming om aan de wet der zwaartekracht te denken al was haar hart met groote dankbaar heid vervuld voor Willem, die er zoo veel toe had bijgedragen. Toen het afgodsbeeld eenmaal plat op den grond lag, was zij in staat er uit te kruipen, zonder angst voor ongelukken. Enkele moeilijke bewegingen van haar lichaam en zij was vrij. Weldra was zij zoover tot zich zelf ge komen, dat zij Willem kon helpen cm het monster weer overeind te zetten en toen zei ze fluisterend en met groote moeite haar zenuwachtigheid bedwin gend: Niet spreken, geen woord als je blieft. Maar ga regelrecht naar de keuken net of je mij niet gezien hebt. En denk er aan. wat er ook mocht gebeuren, als oom Si er naar vraagt, je hebt mij niet gezien hoor! Hij denkt dat ik uit ben om naar een betrekking uit te kijken. Begrijp je mij goed? Zeggen dat Willem haar begreep, zou een dwaas compliment voor hem zijn: toch gedroeg de brave jongen zich alsof deze heele verwonderlijke historie zoo klaar was als de dag. De persoonlijkheid van Julie had zoo iets overweldigends, dat hij, toen hij den winkel verliet, wel ge hypnotiseerd leek. Opgewonden vragen trilden op zijn lippen, maar tegenover deze gebiedende stem waagde hij het niet er uiting aan te geven. Hij deed echter één poging, een zwakke poging. Maar juffrouw Julie! Het eenige antwoord van juffrouw Julie was hem haar hand op den mond te leg gen en hem met de andere hand naar de deur te wijzen die naar het achterhuis leidde. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9