Humor uit het Buitenland.
INDIE IN ONS MIDDEN.
HISTORISCHE FIGUREN.
Vrouw (tot haar man die Juist op een konijn heelt
geschoten, terwijl er een schoorsteen wordt opgeblazen):
„O, Piet, kijk nou eens wat Je gedaan hebt I"
(London Opinion),
Mary: „Je man heeft Plet verteld dat hij een honden
leven had."
Wllly,4a. hij komt thuis met modderige voeten,
maakt het zich gemakkelijk op het haardkleedje, wacht
tot hij gevoed wordt en gromt dikwijls," (Humorist).
Verstrooide onderwijzer, de nota naziende: „Alweer/
_kee Schrijf me voor morgen maar een twee
honderd strafregels." (Passing Show)..
„D zult zelf ook wel merken, dat uw kleintjes veel
vlugger de dingen aanleeren als u ze zelf ze maar laat
.uitvinden." (Life).
„Ik moet hier wel den heelen tijd buiten staan als ze
tudeert, anders denken de menschen dat lk haar sla."
- (Judge).
Twee vrienden hadden met groote moeite na een
klimpariu van zes uur. den top van de nevtg rooacnde
vulkaan bereikt. De een ging net schouwspel Bewonde
ren. de ander draait het zUd rug toe Alom", zegt nlj,
Jaten we naar net hotel teruggaan"
„Wat" roept de ander we sUn hier eindelijk en ten
laatste en le wilt onmiddellijk alweer terug Je bent
zeker bang hé
_Dat niet" reet de eerste maar Ik kan het niet aan
zien dat die krater maar rookt terwijl IS luist merk
dat lk mm tabak ln het hotel heb laten liggen
'-(Tlt Bits),
De Japansche acrobaat houdt
baby zoet. (London Opinion)
In de bioscoop„Dat brengt me
te binnen. Alfred, dat Je nu toch
eindelijk eens met vader over ons
engagement moest spreken." (Llle)
De Indische regeering heeft onlangs be-
skten tot de sluiting van het bedrijf op
Poeloe Laoet e.'n enand vsan bij den zuid-
ccstclijken hoek van Borneo. De winning
van steenkool daar heeft een kleine ge
schiedenis, die hier niet in extenso kan
worden verhaald doch waarvan enkele
hoofdzaken toch van belang zijn te achten.
Veertip jaar geleden was op het eiland
een concessie v^r.eend tot delving van kolen,
maar de moeite was groot, het gemak
germg en het kwam niet tot een bedrijf.
In 1902 werd de concessie ingetrokken en
vervolgens uitgegeven aan een ander
lichaam. dat krachtig aanpakte maar toch
ook het bedrijf niet volhield. Toen nam
het gouvernement het over en betaalde
een ruim bedrag, waarvan de afschrijving
steeds op de uitkomsten van het gouver-
nementsbedrijf heeft gedrukt.
Was dat verkwisting van 'sLands geld?
Eer in schijn dan in wezen, want Poeloe
Luwt met zijn kolen kon ook waarde
When voor andere mogendheden. Van
flritsche zijde was al wel beweerd, dat
d? particu i:re maatschappij met Duiisch
kapitaal werkte en wellicht de Duitsche
mar'ne in oorlogstijd er voorraad zou vin
den. Verder waren er in 1912 Japansche
gegadigden voor het overnemen van de
winning Toen heeft het gouvenerment er
zich maar van verzekerd, wat vermoedelijk
wijs beleid mocht heeten.
Over het geheel is de exploitatie niet
voordeelig geweest, omdat vooreerst de
calorische waarde van de kolen maar matig
is en tweedens omdat men er herhaaldelijk
cvcilast had van water. De scheepvaart
wac niet belust op kolen van Poeloe
Laoet en alleen in de oorlogsjaren, toen de
kolen van buiten niet meer werden inge
voerd had Poeloe Lao^t goede zaken en
zag zijn Sêlagen-kolen (Sê'.agen is het punt
waar de steiger werd gebouwd) grif ge
haald.
Stemmen tot sluiting van het bedrijf gin
gen na den oorlog meer en meer op, ook
uit de kringen van particuliere steenkool
winning. En thans kan inderdaad de win
ning op Poeloe Laoet worden gemist, ter
wijl bovendien het uitzicht bestaat, dat
do gouvemements-kolenwinni.-.g op Sumatra
voorlaan in de behoefte van het gouverne
ment zelf ruimschoots kan voor_ien.
Onder de slui.ing lijdt vooral het ei'and
Laoet, dat nu zal terugzinken in een on
beduidendheid welke het tot den aanvang
van onze eeuw heeft gehad. Maar indien
men ooit mocht overgean tot winning van
het ijz:rerts, dat aan de overzijde op den
vasten wal van Borneo ligt, en men tevens
het erts zou smelten, dan zal de kolen-
voorraad van Poeloe Laoet weer de aan-
dach* trekken.
Het is meikwaardig, hoe in een halve
eeuw de kobnwlnning in Indië is opge
groeid De Ri.kdom van de b k:nde Öm-
h h>velden in de Padangsche tovenla den
werd in 1870 ontdekt, in 1892 begon de
cxp.oitatie en bleef s:d rt dien de be ang-
rnkste winning in PalembanT, d° Boekit
Asscm-ontginr.ing, waar men b sc ikt over
een terrein dat gedeeltelijk koen van
iicogcre calorische waarde, dan elders in
indii werd b vonden, opl:v:rfc. M ar de
hoeveelheid van de winning blijft overal
ver bij dje van Ombillin ten achter.
Buit n de gouv;rn:ments koler.bedrijven,
inn"- van drip °P twce teruggebracht, telt
inan nog enkie parliculiere instellingen
oor rie kobnwlnning. In de jongste jaren
n er e k le kl ine worden g s aakt,
cwt name in zuid-oost Borneo De grootere
'ggen in Oost Borneo en wel die van de
ost-Borneo-M j, aan de Mahakam boven
Sa?/ a en dte van de Parapatan-Mij.
-zit van de Kon Paketvaart M i in het
ï£c 31 B a e D Par pn a i M vi idt
rt» n olzet voor dc KPM-stoom rs terwijl
^u.-Borneo-Mij haar kolen op de markt
tong*1 ,n te Singapore en te Hon-
g+P.tolen'iandel in Indië werd in de jong
er -P^kt M?n vergete niet, dat
Ai-dr aanbod was van Japansche en
dero v C 0 ^olen die z k r niet de niin-
ziin u van 0n7e 'nd '-che D1 Australische
mL:|fiden handel gngnan wegens de
beoft n me* arb-iders, Singapore
do A«A00rraden kolen, steeds gevoed uit
onderscheiden landen. Ook uit Indië.
Zelfs het gouvernement (departement van
gouvernementsbedrijven) biedt er kolen te
koop en treedt derhalve daar op als mede
dinger van de Indische partial iere hande
laars. Dat zou niet te gispen zijn, indien
het gouvernement er met winst kon ver-
keepen Maar de prijzen zijn een paar jaar
al zoo laag, dat het verlies heeft bij zijn
kobnverkoop en het mag verwondering
baren, dat daarop nog steeds geen aan
merking is vernomen van officieele zijde.
Het verbruik van kolen voor industrieele
doeleinden is in indië betrekkelijk gering;
scheepvaart en spoor zijn de groote af
nemers. Vandaar dat men ook de gouveme-
mentskolen ging aanbieden buiten Indië,
terwijl de vraag naar Australische en
Japansche kolen berustte op de qualiteit
en den prijs, niet zoozeer op bepaalde be
hoefte. Indië kan zelf ruim in de behoefte
voorzien en is in staat buiten-af vrij aan
zienlijke hoeveelheden te leveren. HJaas
is de vraag van buiten allengs verminderd
en men kan niet voorspellen wanneer zij
zal toenemen. Een lichtpuntje van heden
is het, dat de verwik kelingen in Mant-
chourije het kolersbedrijf daar tot stilstand
hebben gebracht waardoor de markt in
Oost-Azië voor Indische kolen ruimer zal
zijn.
DENGAN HORMAT.
UIT ANGSTIGE DAGEN.
Voor de tweede maal heb ik het belang
rijke boek van Aldanov gelezen, dat als
eerste eener historische trits onder den
titel. De negende Thermidor in een Neder-
landsche vertaling van dr. Boris Rapt-
Schlnsky verleden jaar het licht zag.
De tetralogie zal „De denker" heeten
naar het beeld, de chimère wel bekend
van de Notre-Dame te Parijs, een demo
nische figuur, die het hoofd ter nadenking
doet rusten in de dooden elleboog gesteun
de hand en van den torentrans spiedt over
de groote stad. De drie deelen hebben
historische onderzoekingen en documen
ten, betrekking hebbende op de Fransche
geschiedenis, om te beginnen met een
tijdvak van de Revolutie, tot basis. Deel I.
het door Raptschinsky vertaalde, houdt
zich bezig met den tijd voorafgaande aan
den val van Robespierre en met dien val
zelf. De schrijver laat een jongen man een
diplomatieke opdracht ontvangén, die hem
naar Engeland en vandaar naar Frankrijk
brengt, waar hij ln de omwentelingsbewe-
glng valt en o.m. de laatste dagen van
Robespierre's schrikbewind mede beleeft.
De schrijver is romancier; dit maakt dat
zijn boek zich als een roman en een
zeer boelenden laat lezen, doch het
maakt tevens op mij den Indruk zóó goed
gedocumenteerd te zijn en na een zoo
nauwgezet napluizen van de geschiedenis
en zich indenken in de ziel der handelende
personen te zijn geschreven, dat ik het als
historisch werk waardevol beschouw. Met
den ooggetuige ziet men velerlei kringen
en personen in Rusland, in Engeland, in
Frankrijk van een gezichtspunt uit, dat
ons zelden wordt geboden. Daarbij heeft
het machtige talent van den schrijver en
kele episodes zoo uitgebeeld, dat zij een
niet licht uit te wisschen indruk achter
laten. Wie belang stelt in den tragisch-
heroïschen tijd, waarin de politiek van
Europa zich op haar scharnieren begint
om te draaien, zal in Aldanov's boek reek
sen bladzijden vinden van scherp typec-
rende schildering. Veel zal hem duidelijker
worden, veel zal hij begrijpen in elk ge
val zal veel door hem gereconstrueerd kun
nen worden en zijn blik op dien bewogen
tijd verhelderen. Zoo zal de beschrijving
van de gruwelijke plek waar zoovele
rechtgestelden en ook Robespierre
in den grond worden gestopt, terwijl zij,
die dit lugubere werk hadden aangenomen
te weinig eeld ontvingen om behoorlijke
hoeveelheden kalk aan te brengen, ln haat
strenge soberheid een niet te vergeten
onderdeel zijn van het aangrijpende stuk
verleden, dat l'danov voor ons doet her
leven Voor de Noderlandsche lezers hoop
Ik, dat ook de twee andere deelen van De
denker ln onze taal worden oververteld in
een even keurig verzorgde uitgave als De
negende Thermidor.
Ik kwam tot het herlezen van Aldanov's
werk door het bladeren ln andere geschrif
ten over de Fransche Revolutie. Onwille
keurig grijpt men daarnaar ln dezen tijd,
waarin een andere revoltie, de Russische,
haar Invloed doet gevoelen op de economie
van Europa. Bovendien hadden eenige
aanteekeningen uit een zeer bijzonder dag
boek mij verlokt om eenige vermelde
feiten te controleeren. En lk was weer aan
geland bii een der figuren, die mij reeds
vroeger bezig hielden: Danton, den
harstochtelijke. Ruim twee jaar geleden
schreef ik hier over hem. Men sta mij toe
nog iets over hem mede te deelen.
Den 30en Maart 1794, laat in den avond
werd er hevig gebonsd op de deur van
Danton's woning te Parijs. De groote „con-
ventlonel" was bij Robespierre ln verden
king gekomen van te groote gematigdheid.
Had hij er niet op aangedrongen, dat geen
onschuldlgen met schuldigen verward
moesten worden en dat alleen met straffe
hand mocht worden Ingegrepen, indien
het belang des lands zulks eischte? Dit
pleidooi voor bezadigheld zou Danton's
doodvonnis beteekenen: „bezadigd" „ge
matigd" m die dagen wilde voor Robe-
spieire zeggen: ..te' bezadigd, „te" gema
tigd. .lus doodigevaarlijk. En zoo kwam
een der gezworenen nem. Darton, waar-
schuven, dat er tegen hem een bevel van
h.i.fchtenisneming was uitgevaardigd en
hij neg dienzelfclec pacht zou worden ge
vangen enomen.
„lis n'oseraient", was zijn antwoord: „ze
zouden het niet durven". Met die ge
dachte legt hij zich ter ruste, doch de
waai schuwing was gegrond. Robespierre
sloeg zijn slag: Danton, Camllle Desmou-
lins. Philippeau, Hérault-Séchelles en
Lacroix werden in hun huizen opgelicht
en naar de gevangenis gebracht in het
Luxemburg-palels. ZIJ, die daar reeds op
gesloten zitten, verdringen zich voor de
tralies om den beroemden Danton en den
sympathieke Camille Desmoullns te zien
voorbijkomen.
Dan begint het proces. De beschuldigden
zijn overgebracht naar de donkere holen
van de Conciergcrie. Behalve de genoem
den staan gelijktijdig terecht Chabot,
Bazire, Delaunay, Fabre d'Eglantlne en de
twee zwagers van Chabot: Junius en Em
manuel Frey. Voorts Westerman d' Espag
nac, de Spanjaard Gusman en de Deen
Diederlchs. Het proces heeft merkwaardige
oogenblikken. waarin Danton veeleer be
schuldiger dan beschuldigde is. De Presi
dent van het Revolutlonnaire Tribunaal,
Fouquler Tinville de rechters en de ge
zworenen staan soms min of meer ver
legen tegenover den man, die hen omhoog
gebracht heeft en Danton's geweldige
stem maakt soms die van den President
en zijn rinkelende bel onhoorbaar. Tot de
orde geroepen antwoordt Danton:
t „De stem van een man, die zijn eer en
zijn leven verdedigt, is sterker dan het ge
luid van uw bel".
Vier dagen duurt het proces. Zonder aan
de beschuldigden tijd en gelegenheid te
laten repliek te geven op de beschuldigin
gen, vraagt de Jury sluiting der debatten.
Op hun verontwaardiging wordt niet gelet.
De beraadslaging van de jury duurt kort.
Haar voorzitter. Triochard, treedt spoedig
binnen en brult vol woede de uitspraak der
gezworenen uit:
„Allen ter dood veroordeeld".
De ten-uitvoer-legging van het vonnis
had plaats den XVI Germinal, 5 April 1794.
De beruchte „charrettes" rijden voor. wor
den met de ter dood veroordeelden geladen
en daarachter dringt een bende betaalde
schavuiten op. die tijdens den tocht naar
het guillotine-plein en bij het schavot de
slachtoffers moeten hoonen. Danton is
zichzelf volkomen gelijk. Hij herinnert er
aan, dat hij juist twaalf maanden vroeger
het revolutlonnair tribunaal, dat hem nu
ter dood veroordeeld heeft, heeft Inge
steld. Hij vraagt daarvoor God en men
schen vergiffenis. In een vreeselijke wan
orde laat hij zijn land achter. Hij voor
spelt
..Robespierre zal hetzelfde lot ondergaan
als lk; lk sleep Robespierre mede".
Er zijn over dien laatsten rit van Danton
en zijn mede-veroordeelden en over de
laatste oogenblikken dezer voor het mee-
rendeel bijzondere mannen nauwkeurige
aanteekeningen, van niemand minder dan
van „monsieur de Paris", den beul van
Parijs, Samson. Deze „burger" heeft een
soort dagboek gehouden, waaraan het vol
gende ls ontleend:
„Ieder der veroordeelden werd tusschen
twee gendarmes geplaatst. De overige gen
darmes vormden een soort van lijfwacht
om hen heen Zoo vertrokken we.
De Representanten en Westermann ste
gen in den eersten wagen. Ik ging voorin
zitten. Henri en een helper achterin. In
den tweeden wagen waren vier helpers met
de andere veroordeelden. De troepen waren
even talrijk als bij de koningin en de bur
gers van de Gironde.
Danton stond achter mij in de eerste
rij; naast hem stond Hérault de Séchelles,
dan kwamen Fabre, Camille en Philippeau.
Chabot was de eenige. die zat. Hij scheen
erg te lijden en onderweg zakte hij ineen.
Bazire knielde naast hem neer en hielp
Henri zooveel mogelijk om hem te onder
steunen en te bemoedigen.
Op het oogenblik, dat de karrijder zijn
paard aanzette, riep Danton:
„Die vervloekte schaapskoppen zullen,
als zij ons voorbij zien rijden, roepen:
„Leve de Republickl" Binnen twee uur zal
de Republiek zonder hoofd zijn!"
Fabre klaagde nog steeds over het ver
lies van zijn blijspel. Toen Danton dat
hoorde, zeide hij lachend tot hem met een
woordspeling:
„Je klaagt over je verzen (vos „vers"),
voordat er acht dagen voorbij zullen
zijn, zal je meer wormen (des „vers")
maken dan je lief is en wij ook"
Danton had gelijk. Hij had gemakke
lijker steenen kunnen vermurwen. Toen we
uit de Conciergerle kwamen, werd de be
waking door een menigte mannen en
vrouwen van de guillotine, die ons op
wachtten, omringd; deze menigte sloot
zich nauw aanéén, bleef naast ons voort-
loopen en stiet een zoo luid geschreeuw
uit, dat de burgers, die aan de vensters
of langs de hulzen stonden, onmogelijk de
woorden van de veroordeelden konden
verstaan.
Danton's stem beheerschte alle overige.
Zijn gezicht, dat altijd rood was, werd
blauwachtig. Zijn mond schuimde en zijn
oogen fonkelden als gloeiende kolen.
„Robespierre", zoo riep hij uit, „het is te
vergeefs, dat ge u verbergt. Ook uw beurt
zal komen en de schim van Danton zal in
zijn graf van vreugde beven, wanneer gij
op deze plaats staat."
Hij voegde nog grove beleedigingen
daaraan toe.
Tot bij de guillotine bleef Danton zich
zelf gelijk door, zonder den overgang voor
te bereiden, van de heftigste opwinding te
vervallen in de rustigste opgewektheid; nu
eens was hij brutaal, dan weer eenvoudig
schetsend, doch steeds zoo manhaftig, dat,
wie hem alleen had gezien, het miserabele
voertuig, waarin hij werd weggebracht,
voor den wagen van een trlumphator zou
hebben gehouden. Op het oogenblik, dat
wij het guillotine-plein inbogen, kreeg hij
het schavot in het oog. Zijn gezicht werd
kleurloos en ik zag zijn oogen vochtig
worden. De opmerkzaamheid, waarmede lk
naar hem keek, was hem zeker onaange
naam. Hij stiet mij ongeduldig met zijn
elleboog aan en vroeg mij woedend:
„Heb Jl] geen vrouw en kinderen?"
lk antwoordde bevestigend; daarop voer
hij ln denzelfden toon voort:
„Ik ook. Nu, toen lk aan hen dacht, werd
lk weder mensch."
Hl) Het het hoofd zakken en we hoorden
hem mompelen:
„MUn lieve vrouw, lk zal je niet weer
zien. Mijn kind, ik zal Je niet weerzien."
Toen de kar stilhield, hervatte hij zich
weer, schudde krampachtig het hoofd, als
wilde hij zich van een lastige gedachte be
vrijden en hij steeg uit, terwijl hij zeide:
„Niet zwak zijn, Danton!"
Delaunay, Chabot, Bazire, de twee Frey's,
Gusman, Dlederichs en d'Espagner stier
ven eerst. Toen CamtUe Desmoullns op het
platform steeg, bleef hij een oogenblik voor
mij staan en vroeg hij mij of Ik hem nog
een laatsten dienst wilde bewijzen. Waar
schijnlijk las hij op mijn gezicht, dat hij
op mij kon rekenen; hij verzocht mij, een
haarlok, die hij in de hand had, te nemen
en die aan de moeder zijner vrouw, ma
dame Duplessls, te doen toekomen Bij deze
laatste woorden weende hij en ik was er
dicht aan toe, hetzelfde te doen. Op dat
oogenblik werd het mes, dat Chabot ont
hoofd had, in de hoogte getrokken; hij
zag het staal met bloed bevlekt en zei
halfluid;
„Dat ls mijn belooning! Dat ls mijn be-
loonlngl"
Daarop keek hij naar den beul en Het hU
zich naar de val-plaats voeren, terwijl hij
herhaaldelijk den naam Luclle uitsprak
Ik gaf het teeken en het mes viel.
Fabre, Lacroix, Westermann riepen ver
scheidene malen:
„Leve de Republiek!"
Fabre zeide tot zichzelf: „We zullen
weten te sterven."
Maar zijn zenuwachtigheid was groot en
hij had moeite die te beheerschen. Lacroix
wüde het volk toespreken. Wij hadden ech
ter bevel gekregen, dat niet toe te laten
en de helpers sleepten hem mede.
Toen besteeg Hérault de SécheUes het
schavot en Danton met hem, zonder dat
hij afwachtte opgeroepen te worden en
zonder door iemand te worden gehinderd.
De helpers hadden Hérault reeds aange
grepen, toen Danton op hem toetrad om
hem te omhelzen. Maar Hérault, die naar
de plank gestooten werd. kon hem geen
laatst vaarwel meer zeggen en Danton
riep:
„Stommelingen, meent ge dan te kun
nen verhinderen, dat onze hoofden elkaar
ln de mand omhelzen!
Hij zag zijn vriend sterven met een
koelbloedigheid, die niet past bij 't men-
schelijk geslacht. Geen spier van zijn ge
zicht vertrok. HU scheen niet alleen de
vrees voor den dood maar den dood zelf
te braveeren. De mand was nog niet ge
leegd en het halsblok nog niet gereinigd
of hu trad reeds naar voren. Ik hield hem
terug en verzocht hem achteruit te gaan
totdat het Ujk was weggebracht. Hij trok
met minachting de schouders op:
„Wat doet het er toe of er meer of
minder bloed aan Je machine kleeft",
zeide hU. „maar vergeet niet, mün hoofd
aan het volk te laten zien; zulke hoofden
krijgt het niet alle dagen te zien."
Toen, naar zUn wensch, het hoofd van
Danton aan alle zUden van het schavot
den omstanders werd getoond, riep men:
„Leve de RepubUek!"
Maar het geroep bleef beperkt tot de
naaste omgeving van de guiUotine.
Aangezien het Magdalena-kerkhof, waar
de koning, de koningin en de girondins
liggen, bU besluit van het gouvernement
gesloten was, werden de vUftlen Hjken
der Dantonisten 's nachts naar het kleine
kerkhof gebracht, dat bU de barrière van
Monceaux ln den ouden tuin voor de te-
rechtgestelden ls aangelegd geworden."
Tot zoover het dagboek van den beul
van Parijs over het Schrikbewind.
De vreemdeling, die nu over den Boule
vard Saint-Germain wandelt en er het
forsche bronzen standbeeld van Danton
ziet met, als opschrift. zUn den len Sep
tember na de bestorming der Tuilerieën
gesproken woorden: „De l'audace, encore
de l'audace, toujours de l'audace!" (2) zal
aUlcht daarvan den indruk meenemen,
dat Danton niet anders was dan een
volkstribuun van ongetemde kracht. Wie
het karakter van Danton uit zijn leven
bestudeert, zooals lk dat ln 1929 heb
trachten te doen, zal echter daarin de
elementen van zachtheid en teerheid ont
dekken. die ook eenige regels uit Samson's
dagboek doen vermoeden. En ln weerwil
van al het ostentatieve, dat zUn dooden-
rit op de wreede kar van de guillotine te
zien geeft een ostentatie, die begrijpe-
Hjk is bU geëxalteerde mannen, die hun
land èn de wereld meenen te hervormen
in weerwil van al dat uitcrlUk vertoon
ls toch het oordeel van een ernstig, be
zadigd en kundig historicus als Thiers
niet te vergeten:
„Danton had een geest, die onbe
schaafd was, doch groot, diep en vóór alles
eenvoudig en vast. HU vermocht er zleh
slechts van te bedienen voor zUn eigen
behoeften en nimmer om te schitteren;
hU sprak dan ook weinig en versmaadde
het, te schrijven".
A. J. BOTHENIUS BROUWER.
(1) M. Aldanov. De negende Thermidor
uit het Russisch door Dr. B. Raptschinsky
Zutphen W. J. Thieme en Co.
(2) Durf! Nog eens durf! AltUd maar
durf!"
3—4