IDE STADSHUISBOUW IN DEN LEIDSCHEN RAAD. 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 20 October 1931 Derde Blad No. 21959 De Raad in eerste instantie gereed gekomen. Het woord is nu aan B. en W. WAT KIKKER KAREL EN TUIMELT JE BELEEFDEN. FEUILLETON. Het Kostbare Meesterstukje I T,,X Dat had lk ook gedacht, zei Julie ^«nig aanmoedigend. |X?k® -.de P«nt UchteltemtoUd"161' jUffr°UW Ju'ie? Zijn Meerderheid voor Breestraat als terrein en voor meervoudige opdracht - Overigens nog geen bepaalde afbakening van inzichten. 14e. Praeadvies op het voorstel van de Iheeren Wilmer, Huurman en Wilbrink, in het ontwerpen van nieuwe plannen Ivoor den bouw van het nieuwe Raadhuis len de aanwijzing van de plaats voor dat aadhuis. (247) De heer v. ECK zegt, dat het verloop fcïan de Stadhuisbouwkwestie zeer onbe- /redigend is geweest; niet alleen volgens lie raadsleden doch voor iedereen. Toen I de brand had plaats gevonden, toen be- jreep ieder dat er geruimen tijd mee ge moeid zou zijn, maar dat nu na 2'A jaar Jeerst definitieve besluiten genomen zul- |len worden Inzake plannen, dat heeft niemand verondersteld als mogelijk. Het |heeft ons ontbroken aan stevige, krach- leiding van B. en W. en voorts aan het vasthouden door den Raad aan geno men besluiten. Wij voelden, dat B. en W. in een be- aalde richting wilden doch nooit open bijt zoowel van de zijde van B. en W. als van den raad werd een soort slingerpoli- |tiek gevolgd. Ook dit voorstel van B. en W. behelst veer denzelfden geest. Wat tot stand is Jgebracht, moet weer worden afgebroken len plaats maken voor iets anders. Een sterke man moet B. en W. thans te hulp komen in den vorm van den minis ter van O.. K. en W. Of deze zelf is geko ot dat hij is geroepen, weet spre ker niet. B. en W. stellen thans de meervoudige [opdracht voor, loslatend de enkelvoudige opdracht aan den heer Dudok, al blijft diens plan natuurlijk bestaan. Na moei zaam debat viel destijds het besluit met |den heer D. in zee te gaan, doch thans [weer veranderen Mogelijk is de meerderheid van den raad voor meervoudige opdracht, doch dat alleen nog maar een vermoeden, meer biet. Anders zijn B. en W. ook zoo mee gaande niet. B. en W. waren toch zeer sterke voor anders van enkelvoudige opdracht, zie ,de zitting van 9 Dec. 1929, spr. citeert de voorzitter, sprekende namens het College. Die uitlatingen gelden z. i. nu nog. Waar- |om dan nu opeens anders in de veronder - jstelling dat de raadsmeerderheid van [opinie is gewijzigd? Zonder zelfverheffing mag spr. vast leggen, dat zijn fractie nooit mee heeft Vedaan aan deze slingerpolitiek. Vastbe raden heeft zij een groote lijn gevolgd al was ooi; voor haar de kwestie moeilijk. Kiezend voor enkelvoudige opdracht was voor zijn fractie de heer Dudok de aan gewezen persoon, zulks op grond van diens antecedenten. Slaafs volgen behoeft ech ter niet, en daarom ook het S. D. A. P. [voorstel betteffend, de plaats van bouw. Ileder raadslid, dat zijn plaats kent kan lover de plaats zeker oordeelen, zijn frac- [tie blijft er bij. dat de heer Dudok een plan moet maken voor bouw aan de Lam mermarkt. Het voorstel Knuttel inzake een ideeën- irijsvraag kan spr.'s fractie niet steunen, )e raadsleden zijn niet bevoegd tot oor delen. doch welke architecten moeten dan beoordeelen? Daarover zal dan weer strijd komen. Destijds was er misschien |iets voor te zeggen geweest, nu niet meer. Thans iets over het schrijven van den minister. Daarmede wil hij geen rekening houden, de minister gaat het geval niet laan. De raad alleen is bevoegd te oordee- llen waar gebouwd en hoe gebouwd zal Iworden. Iets anders is of de gevel behou- Iden moet blijven. Maar verplichten •daarachter een raadhuis te bouwen gaat Iniet aan. Trouwens de minister is vaag |in dit opzicht evenals inzake de terug- lgang van steun. Beslist beloofd wordt er Inlets, en of Ged. Staten bereid zijn tot Isteun. betwijfelt spr. ook, waar hij den I neer Borghols kent. Als de minister beoogt dat het raad huis alleen gebouwd mag worden met ouden gevel, dan zegt hij: minister, daar mede hebben wij niets te maken, dat is het recht van den raad. Volgt het plan der S. D. A. P. fractie, dat niet de waardeering vond die het verdient, alleen onverdiende bestrijding. Het plan verdient de voorkeur wegens de mogelijkheid van uitbreiding. Leiden neemt niet sterk in bevolking toe doch straks zal de gemeente zich uitbreiden en dus ook de bevolking, afgezien nog van het toenemen der diensten in omvang. Op de Breestraat zal iedere M. ontzet tend veel geld kosten. Is dat gewenscht? Een raadhuis bouwt men voor eeuwen. De heer KNUTTEL: is er dan nog pri vaat-bezit? De heer v. ECK: in ieder geval bou wen wij, nu het er nog wel is, en wij moe ten vooruitzien. In de 2e plaats moet een raadhuis lig gen in de ruimte opdat het gemakkelijk bereikbaar is voor ieder verkeer. De Bree straat is geworden een smalle straat. Het plan der S. D. A. P. voldoet daaraan vol komen. Het derde argument: (Spr. wijst in dit verband op de onbehoorlijke wijze van behandeling door B. en W. en een ge deelte van den raad). Het is verreweg het goedkoopste en daaraan is totaal geen aandacht geschonken. Bij de begrooting zullen wij het de heeren wel inpeperen, want dan heet het, dat wij met geld smij ten! Toch zijn wij geen tegenstanders van gelduitgeven voor een goed raadhuis, doch geen gelden, die onnoodig zijn. In de Breestraat komen kosten van afbraak, kosten van aankoop van winkelhuizen plus bedrijfsschade. Daarvan is op de Lammermarkt geen sprake. En was de Breestraat nu alleen geschikt, doch daar van is geen sprake, dit heeft spr. reeds aangeroerd. De socialisten willen afzien van vele plannen opdat er geld beschikbaar kome voor leniging van den nood. Nu, nu doen ze een bezuinigingsvoorstel en hoort men niets daarover. Zoo onbehoorlijk is de S. D. A. P. behandeld dat zij zich aan een voorstel van rechts waarmede zij het niet eens was, moest vastklampen om het eigen voorstel niet direct onder den voet te zien geloopen. Op één zaak wil spr. nog wijzen, n.l. dat de heer Dudok op bijzonder onbillijke wijze door B. en W. is behandeld. Met moeite hebben B. en W. diens keuze er door gekregen, en opeens laten zij hem los, daar zij meenen dat de meerderheid van den raad anders wil. Valt het voorstel van de S. D. A. P. dan heeft ook spr. bezwaar tegen het plan Dudok, doch deze is toch bereid tot overleg? Wij zouden gaarne den heer Dudok zijn volle kracht zien ontplooien in een plan zonder ouden gevel die hem ontzaggelijk beperkte. Met kracht Depleit spr. h»t S.D.A.P.-voorstel; dat geeft een goed raad huis op een goede plaats. De heer SCHiiLLER, zegt dat de heer v. Eek meer in 't algemeen de zaken heeft gesteld, doch dat is z. i. niet voldoende. De heele gang van zaken dient bezien en dit wil spr. doen. Welke geheime machten zijn aan het werk geweest om B. en W. in het stof te doen buigen en te stamelen: „hoe wilt ge?" Van B. en W. zijn we veel gewend, doch nog niet, dat ze zich als harlekijnen laten gebruiken. Spr. gaat dan over tot een zeer uitvoerig relaas van den gang van zaken tot dusverre. Spr. noemt het praeadvies van B. en W. inzake meervoudige opdracht al zeer weinig-zeggend. De C. v. P. wist nimmer, van wie de nota's kwamen, van het col lege of van den wethouder, waarop advies 83. Tuimelt je piepte en kreunde en de koning werd er zelfs bang van. Tot overmaat van ramp gingen de bloe men heltig heen en weer en besloot de koning weg te gaan. Nauwelijks had hij het vertrek verlaten of Tuimeltje klemde zich aan den rand van de vaas vast en wilde er uitspringen, doch de pot viel om en alles lag midden in de zaal. De aanwezige bedienden wilden zoo gauw moge lijk u«eg zien te komen, doch toen ze Tuimeltje herkenden moesten ze hartelijk lachen en gingen hem vlug helpen. 84. Ook kikker Karei kwam toen te voorschijn en Tui meltje smeekte op zijn knieën om toch niets aan den koning te vertellen. Als je ons vanmiddag gezellig ver maakt, antwoordden de bedienden, dan zullen we alles opruimen en niemand zal ooit weten, dat jij f^e,vaff zat". „Kom maar mee", zei Tuimeltje en in stilte dacht hij er over, wat hij nu eens uit zou halen. werd gevraagd. Hoe komen B. en W. er toe, dat er in de raad thans een meer derheid is voor meervoudige opdracht? Die was er destijds toch ook, doch toen kwamen niettemin B. en W. met een voor stel tot eenvoudige opdracht, 18 Nov. 1929. Spr. citeert dit sterk uitvoerig om deze enkelvoudige opdracht nader te verdedi gen, die door den raad destijds ook werd aanvaard, spr. gaat uitvoerig den gang van zaken daarbij na, telkens citeerend, hoe toen door het college en niet uit den raad werd geageerd voor deze enkelvoudige opdracht. Dat zullen de heeren allemaai wel moeten terugnemen. Welke opdracht heeft de heer Dudok gehad? Een toren is hem niet opgedragen volgens het vertrouwelijk stuk daarover en toch kwam hij daarmede (Geroep: die hoort er toch bij!) Is er sprake van traineeren dan is dat j alleen de schuld van B. en W. niet van den raad. 5 maanden hebben B. en W. noodig gehad voor het indienen van het voorstel betreffende de terreinkeus! Alleronbehoorlijkst is het voorstel der S.D.A.P. behandeld door B. en W.; rechts moest helpen opdat het niet eenvoudig werd afgemaakt. En hoe is getraineerd na de publicatie van het plan Dudok met be houd van den ouden gevel! 10 maanden lang hebben B. en W. noodig gehad om het plan Dudok in het openbaar te laten afmaken en achter de schermen te kunnen werken. Toen vroegen B. en W. nog een commissie van advies, De S.D.A.P. heeft gestemd voor prae advies over het voorstel van rechts (Wil mer, Huurman en Wilbrink) betreffende meervoudige opdracht om het eigen voor stel niet totaal te zien begraven worden, ook al was zij niet voor meervoudige op dracht. Blijkbaar was die meervoudige opdracht toen echten al in kannen en kruiken, gelet op den gang van zaken, ook al werd dit toen ontkend en steunde wet houder Splinter dit idee toen nog niet, spr. citeert, zonder de gevraagde com missies hebben B. en W. nu het plan Dudok beoordeeld. Wethouder SPLINTER: dat moet nog gebeuren, U loopt vooruit De heer SCHüLLER: dus nog een nieuw bedrijf straks van het treurspel! (De raad wordt ietwat rumoerig en ge roepen wordt of de heer Schüller haast klaar is. Deze zegt, dat hij na de 10 maan den van B. en W. toch wel 1V« uur te mogen nemen.) En dan komt opeens de brief van den minister. Hij vraagt den voorzitter op den man af: is deze brief een uitvloeisel van bezoeken van hem aan den minister of is deze geheel los van alles tot B. en W. gericht? Zijn partijgenoot wees reeds op het on behoorlijke van behandeling van het voor stel der S.D.A.P. Spr. licht dit nog nadei toe door den gang van zaken te schetsen in de C. v. F. Zijn nota is behandeld bij het schunnige af. Geen kik zelfs hebben B. en W. er over gegeven. Dat is een hoon. door het college de S.D.A.P.-fractie aan gedaan. Zoo'n behandeling zal de fractie echter niet langer gedoogen. Zij wil ern stig werken, doet dit ook, doch men schenkt er totaal geen aandacht aan. (Geroep: wethouderszetels.) De heer SCHÜLLER: dat is nog slechts een woord. Spr. gaat daarop nog kort even in, vechtend met de heeren v. Es en Wil brink, die interrumpeeren. •- Het voorstel der SJD.A.P. Is met geen enkel argument bestreden. Waarom is het uitbreidingsplan nog onbekend? Veel te genstanders zouden z.i dan voorstanders zijn, in ieder geval tegen bouw op de Breestraat. Nu het vraagstuk der kosten. B. en W. vragen nu een plan „zoo noodig met het gedeelte Koornbrugsteeg", doch wat geeft dat aan ruimte? Vrijwel niet meer. En voor zulke ontzaggelijke kosten, want die win- wels zullen duur komen. (De wethouder maar 't is mooier!) Dat is finaal wegge smeten geld. Nu hoort men wethouder Goslinga heelemaal niet. Stel dat het raadhuis op de Breestraat komt, dan ten eerste, wie moet om plan nen gevraagd worden. (Geroep: dat is al lang bekend!) En dan de beoordeeling. Eerst weer een commissie! Zeker een jaar gaat daarmede heen. En zijn de huizen dan leeg, als men wil gaan bouwen? Een onteigeningsprocedure lijkt hem geenszins onmogelijk. De gevel had in 1929 al afge broken kunnen worden, want dat moet toch gebeuren. Het argument van den minister van spoed, zich beroepend op den gevel, is er daarom geheel naast. Op een schandalige wijze is hier door B. en W. gesaboteerd, geheime krachten zijn aan 't werk geweest voor behoud van den ouden gevel. Z.i. is de ontwerper er al die alle leeken eenvoudig meesleept met allerlei tierlantijntjes. Hebben B. en W. zich er echter van overtuigd dat de heer Dudok meedoet als dit voorstel wordt aangenomen? De heer Dudok zou anders achtergesteld worden, daar hij niet tot aan de Koornbrugsteeg mocht gaan. Als de wethouder zegt „dat weet ik niet", roept spr.: dan is de heer Dudok al vermoord. De heer MEYNEN, gedachtig aan de spreuk woorden zijn genoeg gewisseld daden wil men ook wel eens zien, zal niet terugtreden in de voorgeschiedenis. In dit stadium heeft de idee van den heer Knut tel geen zin meer al had het in 1929 zin kynnen hebben. Het zou slechts opnieuw traineeren. De heer v. Eek heeft geklaagd over de weinige vastheid in het beleid van B. en W., thans is er een voorstel, waarin beslist de meening van B. en W. uitkomt. (Ge roep: eindelijk!) Spr. vraagt of het be paald onmogelijk is, dat de raadsleden, die een ander plan hebben daarvan af stand doen. Dat zou z.i. zijn een belang der gemeente. Spr. vraagt de heeren Wiil- brink, Wilmer en Huurman of zij niet zouden kunnen besluiten om, nu B. en W. hun commissie overnamen eenige toe nadering te betoonen door los te laten het denkbeeld van een stadhuis zonder ouden gevel. Dat zou de Leidsche raad vandaag een belangrijke schrede vooruitbrengen want dan is het vraagstuk veel beperkter geworden. De heer BOSMAN: waarom maar niet direct een opdracht gegeven? De heer MEYNEN: als ik wist, dat de heer Dudok tegemoet zou willen komen aan de bezwaren geuit tegen toren en gevel, Vischmarkt, dan zou ik niet aarze len. Ter overweging van de vraag door hem tot de drie genoemden gericht, geeft hij het volgende: le. wat we over net plan Dudok denken, dit staat vast, dat op het terrein aan de Breestraat een goed Stad huis kan worden gebouwd in ruimte en in- deeling. 2e. Ook staat vast (al is het plan der S.D.A.P. goedkooper, doch de plaats staat spr. niet aan, dat dit terrein goed kooper is dan plan met nieuwe gevel, daar z.i. ongetwijfeld het terrein dan breeder zou moeten worden. 3e. er zijn in en bul ten den raad velen' die op den ouden gevel prijs stellen, ook in universiteits- regeeringa en cultureele kringen. Misschien zou als 4e argument nog zijn toe te voegen, dat wellicht bijgedragen zal worden in de kos ten, doch daarover weet spr. te weinig. Is het Stadhuis eenmaal weer op de Breestraat, ook volgens den heer Dudok de historische plaats, dan is z.i. de ge meente een groote dienst bewézen en een maal klaar, zullen velen zeggen: 't is toch maar goed, dat de oude gevel er weer staat. De heer BEEKENKAMP meent, dat de brief van den minister ongetwijfeld veei zal bijdragen tot een spoedige oplossing en daarvoor is hij hem dankbaar. De minister bepleit den ouden gevel en ook spr. wil Git doen. Er zijn hier in ons land toch al zoo weinig nationale gedenkteekenen. Uit pieteit voor onze .voorouders hebben wij tot plicht te sparen wat te sparen is. Ook de A.-R. zijn voorstanders van de gemeentelijke autonomie, doch zij zijn tegen iedere willekeur. De heer KNUTTEL: ieder is er voor en toch blijft er niets van over. De heer BEEKENKAMP meent, dat een rechtsgrond voor vernietiging van het raadsbesluit gevonden wordt in art. 185 der Gemeentewet als de raad besloot tot bouw zonder ouden gevel op een anderen plaats. Spr. geeft voorbeelden, dat de Kroon in bewaring van historische objec ten een algemeen belang ziet. Spr. citeert in dezen ook prof. Oppenheim. Afgezien van de vraag of de oude gevel niet alleen zijn groote waarde heeft als stadhuisgevel hetgeen spr. bevestigend beantwoordt, verdedigt spr. ook overigens de keuze van de Breestraat, zelfs al zou het zijn tegen het verkeersbelang, waar voor niet alles heeft te wijken; spr. geeft wederom voorbeelden, dat de historie niet altijd voor het verkeer moet wijken. Verder dan vage aanduidingen over steun kon de minister niet geven; meer is ook niet te verlangen. Spr. meent, dat trouwens ook minister Waszink zich reeds met onze Stadhuis kwestie had ingelaten. Minister Terpstra geeft duidelijk zijn ideeën, doch de raad RECLAME. Zorg dagelijks voor Uw keel gorgel droog met hét behoort tot de hygiëne, nét ols 't poetsen van Uw tanden! Alléén fh ortglneele doorefl 25.45 en 65 ets, 6129 llit het Engelsch door mejC. M. G. de W. HOOFDSTUK VII. Den volgenden avond omstreeks een inaif uur voor het avondeten klom Julie |0e zoldertrap op en klopte flink op de I deur van het atelier. ,7" Binnen, riep een vriendelijke stem. i s. J1 stuk)e watten in de eene hand en ISjiu6 ®e "est;h 'n de andere, was verdiept in zijn werk om een IÏÏ j- te zoeken. Hij moest beken- jnen, die dwaze jongen, dat vooralsnog I kroond"derzoek niet met succes was be- Maar er zijn wel hoornen. Willem een mes en legde de punt op een ter J, v!n het doek, dat reeds veel lich ter was dan gisteren. I onven .°°senblik stilte. Julie spande haar moert in tVu" deskundige, en bij gevolg znnrior aar sP«t bekennen, dat er waren eemgen twijfel boomen te zien wij bij het water, ziet I kalm genot ",onge man op €en toon van is J1®* water? van een minnaar liet van het mes langs het de teederheid gaan delijk°Nu' vfrL™lieVHet ls water. heel dui- I u zy niet meer te probee- ren niet onder den indruk te zijn. Nu, dat noem ik nog eens knap! Ik wist zeker, dat het daar moest wezen. En als je weet dat het er is, dan zul je het ook vinden. Weet u wat ik er van denk? De verrukte toon van zooeven daalde eensklaps tot iets geheimzinnigs. Julie had geen flauw idee van wat Wil lem er van dacht, maar zij wou het heel graag weten wat het ook wezen mocht, want hij was op eens een heel eind gere zen in haar achting. Het zou mij in het geheel niet ver wonderen als dit tenslotte eenHij zweeg plotseling met een ontstellend glim lachje. Wat zou het tenslotte wezen? Ach! 't is misschien beter het niet te zeggen. Deze woordep zoo ernstig en om zichtig, maakten het slimme meisje nieuwsgierig. Zij begon eigenlijk tegen haar zin eerbied te krijgen voor dezen zonderlingen Jongen man. Denkt u dat het iets heel goeds kan wezen? Het zou iets al te goeds kunnen wezen. Willem's stem trilde. Indien alles voor den dag komt en lijkt op dit, dan kan het wonderlijk mooi zijn. Ziet u die wolk? Julie keek zoo scherp als ze maar kon, maar zij zag geen zweem van een wolk. Neem het microscoop. Zelfs met het microscoop was geen enkel wolkje voor haar oogen zichtbaar. Ik ben er zoo zeker van als van iets ter wereld, zei Willem. Er is daar een wolk o ja! De toon waarop hij dit zei, klonk als muziek in de ooren. En daar is de lucht! Een straal van de ondergaande najaarszon maakte zulk een merkwaar- digen indruk in de opgeheven oogen van den jongen man, dat Julie er eigenlijk meer aandacht voor had dan voor het schilderijtje. Heeft Oom Si die boomen gezien? vroeg zij plotseling. Ja, de baas is een paar minuten ge leden boven geweest om te kijken. En wat zei hij? Hij wreef over zijn wang en verzette zijn bril. Heeft u hem verteld wat u zooeven aan mij verteld hebt? De jonge man knikte. En geloofde Oom Si het? Hij zei, dat hij zou wachten tot dat hij het zelf zag. Nu, de boomen kan hij in ieder geval niet ontkennen. Neen, dat deed hij ook niet. Maar, het schilderstukje begint pas voor den dag te komen, zooals u ziet. En toch heeft hij mij al een bod gedaan, zelfs in den toestand zooals het daar staat. Als door een plotselinge ingeving riep Julie: Ik hoop, dat u dat toch niet hebt aangenomen! Neen, dat spreekt van zelf, zei Wil lem, kalm. Ik ben overtuigd, dat ik het voor mij zelf moet houden totdat ik heb gevonden wat het eigenlijk is. Ja, dat is verstandig. En als de vraag niet al te indiscreet is, wat bood Oom Si er voor? Vijf gulden. Maar dat is voor de lijst alleen. t Julie kreeg iets meesterachtigs. U mag er niet aan denken er afstand van te doen. Met een onschuldigen eenvoud, haast ongeloofelij k voor een zoo verstandigen jongen man, vroeg hij waarom. Waarom! Julie snoof bijna. Omdat als Oom Si u vijf gulden biedt voor een ding, dat u voor f. 3.50 gekocht hebt, u zeker kunt zijn dat hij het beschouwt als iets van waarde. De baas is altijd heel goed voor mij ge weest, zeide de jonge man met grooten eenvoud. Bij deze woorden was het of Julie een pijnlijke steek voelde, zoo groot was het contrast tusschen die twee personen. De een zag de koopwaren alleen uit een oog punt van schoonheid, de andere alleen met het oog op geld. U is te bescheiden. En ofschoon u bijzonder knap bent, toch als u mij niet kwalijk neemt dat ik het zeg, toch bent u in enkele opzichten heel onverstandig, tenminste zoo denk ik er over. Willem nam de beschuldiging zonder tegenspreken aan. Maar zeg eens, zei Julie, terwijl zij hem koel en strak aanzag, zeg mij nu eens waar ge dacht, dat die molen stond? Ach, ik was zoo dwaas te denken, dat die vlek, en hij wees met den vinger van den kunstkenner op een zeker plekje werkelijk een molen was. Maar het is niet zoo. Heeft u er wel eens een gezien? Ja, natuurlijk. De droomerige jongen vroeg waar? Julie had er een gezien in Lincolnshire. O, Lincolnshire! Maar u moet die zien die in het Museum hangt in „The National Gallery. Waar zegt ge? Plotseling kreeg zijn stem weer dien verrukten klank, en de glimlach, waar door zijn heele gezicht straalde. Julie was er verrukt van. Het is er één van Hobbema. Wat? waar! Een Hobbema! Zaterdags wordt de winkel om éen uur gesloten, dan zou ik met u mee kunnen gaan om hem u te laten zien als u er prijs op stelt. Ik wou zoo graag dat u hem zag als u er ten minste belang in stelt. U zult er een in druk van krijgen wat een molen wezen kan. Maar ik bedoelde een echte molen. Echte, wezenlijke dingen, daar stel ik al leen belang in. Een Hobbema is beter dan iets, dat werkelijk bestaat. Beter dan iets werkelijks, zei Julie, heel groote oogen opzettend. Als u het ziet, zult u begrijpen wat ik bedoel. Ik hoop dat u mee wilt gaan om hem te zien. Julie was zulk een practisch persoontje, dat haar eerste indruk was te bedanken om mee te gaan. Maar Haar aangeboren zin voor het practische van het leven werd op den achtergrond gedreven door hetgeen zij pas had ondervonden. Ja, in menig opzicht was deze jonge man, de simpelste man, dien ze ooit gezien had, maar toch bleef het ontmoedigend feit bestaan, dat hij in ieder geval goed zijn verstand had. En die geestelijke hoeda nigheden daargelaten, als je hem goed aanzag en lette op den gloed in zijn oogen, dan was hij ongetwijfeld de knap ste jonge man, dien zij ooit gezien had. En daarom deed ze hem schoorvoetend de belofte aanstaanden Zaterdagmiddag met hem mee te gaan naar het Museum, om te zien wat een molen eigenlijk was. HOOFDSTUK VIH. Het was op Maandagavond dat Julie deze belofte gedaan had, maar er moest nog l\eel wat gebeuren, voordat zij die kon vervullen. De Zaterdag zelf was al uitgesloten, want reeds vroeg in den morgen van dien dag moest Willem naar een verkooping in Essex waar verschei dene dmgen misschien wel goedkoop zou den gaan. En den volgenden Donderdag moest hij weer naar, Tunbridge Wells. Gedurende zijn afwezigheid dien dag was de belangstelling van het jonge meisje in het schilderijtje dat hij te Crowdon ge kocht had. eensklaps zeer toegenomen. Zelfs vóór dit veelbeteekenende evene ment was ze zeer vervuld geweest van dit veel besproken onderwerp. Willem werkte er dagelijks aan met steeds toenemende belangstelling en geestdrift. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9