Intree-Rede van
prof. mr. J. M. van Bemmelen.
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 2 October 1931
Derde Blad No. 21945
De beteekenis van het Strafrecht voor den normalen mensch.
HEERENBAAI
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Hei Geheim van de Oude Kast
0
Iii het groot-auditorium der Universiteit
heeft hedenmiddag prof. mr. J. M. van
Bemmelen benoemd tot hoogleeraar in het
strafrecht en de strafvordering, als opvol
ger van prof. mr. A. J. Blok, zijn ambt
aanvaard met het uitspreken van een rede
over „De beteekenis van het Strafrecht
voor den normalen mensch".
Prof. van Bemmelen.
Het volgende is er aan ontleend:
Op de vragen naar oorzaak en norm is
alle wetenschappelijk onderzoek gericht.
Wij verdeelen de wetenschappen zelfs in
causale en normatieve. De criminalist
heeft zich echter, vooral in de laatste
eeuw, tot taak gesteld om niet slechts naar
de behoorlijkheid en vooral onbehoor
lijkheid der menschelijke handelingen
te vragen, doch tevens om de oorzaken
van het verrichten dier onbehoorlijke
daden bloot te leggen. Zoowel in de nor
matieve als in de causale vakken trachten
wij allereerst de grondstellingen te vin
den. Zoeken wij nu naar de grondstellin
gen in het strafrecht dan is er althans
één, die Sauer aldus kort geformuleerd
heeft: onrecht schuld straf. Indien
echter een wiskundige voorstellingswijs
van deze stelling wordt gegeven, zou spre
ker liever zeggen: onrecht x schuld is
straf, immers alsóf het onrecht óf de
schuld komt te ontbreken, vervalt ook de
straf. Straf is derhalve het product van
onrecht en schuld. Wij moeten thans dus
weten, wat onrecht en wat schuld is.
Onrecht heeft nu, naar sprekers overtui
ging, in het strafrecht dezelfde beteekenis
als in het burgerlijke recht en op dat ge
bied zijn wij, sedert 1919, er wat betreft
de formuleering van het begrip onrecht
sterk op vooruitgegaan.
Onrecht is volgens het bekende arrest
van den Hoogen Raad niet meer alleen,
wat inbreuk maakt op eens anders recht
of in strijd is met des daders rechtsplicht,
maar ook datgene, wat indruischt, hetzij
tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorg
vuldigheid, welke in het maatschappelijk
verkeer betaamt t. a. v. eens anders per
soon of góed. De nieuwe omschrijving van
onrechtmatig is ook voor het strafrecht
van groot belang. Het begrip onrecht is
daarmede vastgesteld. Thans de factor
schuld. Tot voor kort stond de strafrechts
wetenschap op het standpunt: Er is schuld,
wanneer een toerekeningsvatbare mensch
willens of wetens, of terwijl hij het had
kunnen en behooren te weten iets on
rechtmatigs doet. Er is echter in de afge-
loopen kwarteeuw meermalen getwijfeld
aan de volledigheid van bovenstaande defi
nitie. Spreker maakt aan een voorbeeld
van noodweerexces duidelijk, waarom die
twijfel kan rijzen. De strafwet heeft dit
geval van de hevige gemoedsbeweging bij
noodweerexces voorzien. De vraag rijst of
er meer dergelijke gevallen zijn, waajin
aan een toerekeningsvatbaar mensch, die
iets onrechtmatigs doet, terwijl hij wist
of redelijkerwijze geacht mocht worden te
moeten en te kunnen voorzien, dat zijn
handeling een onrechtmatige was, die han
deling in het speciale geval toch niet mag
worden verweten, en hij derhalve ook geen
schuld heeft. In de Duitsche litteratuur en
jurisprudentie zijn een aantal gevallen
vermeld. Men kan in sommige dezer ge
vallen zeggen: objectief had naar de
goede zeden en het maatschappelijk ver
keer anders moeten zijn gehandeld, doch
subjectief was in deze niet te vergen, dat
de dader anders handelde. Te verontschul
digen is dan de rechtens of zedelijk niet
gerechtvaardigde handeling: er ontbreekt
schuld. Zeker echter niet te spoedig zal dit
moeten worden aangenomen. In het alge
meen leggen wij aan de menschen een
objectieven maatstaf aan. Hoe echter is
dit te rijmen met dien anderen rechts
regel, dat men niemand rechtens tot
meer mag verplichten dan hij kan? De
verklaring hiervan is in ons land bij de
bestudeering van de schuld bij onrecht
matige daad gegeven door Segers. Wij
moeten niet vergeten, dat er normale
menschen bestaan en men deze kan be-
oordeelen naar eèn objectieven maatstaf,
tevens voor hen. omdat zij normaal zijn,
de subjectieve maatstaf, die aangelegd
moet worden. Dat is voor onzen tijd inder
daad een verlossend woord. Heusch, er
bestaan nog normale menschen. Ook ech
ter onder misdadigers? Moeilijke, doch
tevens voor het strafrecht hoogst belang
rijke vraag. Om die vraag op te lossen
moeten wij weten, wat normaal is. Het
antwoord op deze vraag hangt af van wat
men als norm beschouwt. Het gemiddelde
of het optimum? De norm is hier het ge
middelde. Begaat nu ook de gemiddelde
mensch misdaden? Het antwoord is: ja,
wij allen begaan strafbare feiten. Wat is
dan echter nog het normatieve in het
normale. Naar de meening van spreker is
de oplossing van de moeilijkheid deze: De
normale de middelmatig aan zijn oir/
geving aangepaste mensch bereikt deze
aanpassing alleen door voortdurend te
streven naar betere aanpassing. Normaal
is nu, dat hem dit maar al te vaak niet
gelukt. Normaal is echter ook, dat hij het
constant weder beproeft.
De normale mensch poogt voortdurend
een goed voortreffelijk mensch te zijn,
maar slaagt daarin niet. In dezen zin zijn
ook vele misdadigers normale menschen.
Hun misdaad spruit gewoonlijk voort uit
hun verkeerde neigingen. Mogen wij die
verkeerde neigingen dan beoordeelen?
IJdele vraag, wij doen het per sé.
Een geheel andere vraag is of wij aan
ons oordeel over iemands neigingen en
daden wel een leed mogen verbinden in
den vorm van een op te leggen straf. Daar
zijn wij aangeland bij de eigenlijke vraag
in de philosophic van het strafrecht.
Mogen wij vergelden? Moeten wij vergel
den? Laatstelijk heeft Polak, voortbou
wend op Aristoteles, Spinoza en Hcgel ge
poogd op deze vraag het antwoord te
geven in zijn objectiveeringstheorie. Hij
zegt: Het mag den misdadiger niet ten
voordeel strekken kwaad te hebben ge
daan. Hij moet niet slechts zooveel moge
lijk goed maken, wat hij misdaan heeft;
hij moet er ook evenveel verdriet over
hebben als van den gemiddelden recht
vaardigen mensch gevorderd zou kunnen
worden. Deze theorie .heeft veel aantrek
kelijks. Het bezwaar is echter, dat de ge
middelde, de normale mensch juist niet
steeds voldoende verdriet over zijn slechte
neigingen en daden heeft. Aan den mis
dadiger moet daarom worden aangedaan
het leed, dat een voortreffelijk mensch
over zijn daad zou gevoelen. Daarmee doen
wij geen onrecht aan den gemiddelden,
den doorsnee-mensch, immers de normale
mensch streeft voortdurend er naar een
voortreffelijk mensch te zijn, doch dit ge
lukt hem niet. Hem helpt het slechts, als
hij in de straf gelijk gesteld wordt met den
voortreffelijken mensch, als hij zich het
leed realiseert, dat deze van de daad zou
hebben. Tusschen vergelding en verbete
ring bestaat dan ook niet zulk een groot
verschil. Beide zijn verantwoordelijkstel
ling, geprojecteerd in verleden en toe
komst.
De straf moet echter voor normale men
schen zoo min mogelijk in de gevangenis,
zooveel mogelijk in de vrije maatschappij
worden tenuitvoergelegd. Immers alleen in
de normale samenleving bestaat de moge
lijkheid een normaal mensch te vormen en
te behouden.
Dat zulks veel vaker mogelijk is dan
thans nog geschiedt meent spreker uit
ervaring te kunnen zeggen. Ruimere en
vroegere mogelijkheid van voorwaarde
lijke invrijheidstelling is eisch.
De toekomst is bij de bestraffing der
normale misdadigers aan de tusschenvor-
men tusschen de voorwaardelijke en de
onvoorwaardelijke veroordeeling. Naast de
normale menschen loopen er in dit leven
vele abnormalen rond. Aan deze abnor
male menschen leggen wij ook leed op. Het
is een noodweerhandeling der maat
schappij.
Spreker wilde echter in deze rede den
nadruk leggen op het feit, dat het straf
recht in de eerste plaats voor den norma
len mensch groote beteekenis heeft, en
ons streven moet zijn voor iederen misda
diger, die niet al te ver van het normale
afwijkt, het vonnis te laten voldoen aan
het ideaal, neergelegd in het woord van
Goethe: 1st gerichtet ist gerettet.
Hierna volgden de gebruikelijke toespra
ken.
RECLAME.
ECHTE FRIESCHE
20-50 cf per ons
•verschaft 71 urvTk&t vort pencf-f
4983
DE NOORDZEEVISSCHERIJ.
Een overzicht der afgeloopen negen
maanden.
Van de Katwijksche en Scheveningsche
vloot hebben dit jaar tot eind September
aan de treilvisscherij deelgenomen:
van Katwijk: 62 motorioggers, welke
1276 reizen deden en f. 827.879 besomden
aan versche visch, tegen verleden jaar
tot dien tijd 1 zeillogger in 7 reizen f 1889,
60 motorioggers in 1215 reizen f. 765.968,
en 1 stoomtreiler in 9 reizen f. 15.844;
van Scheveningen: 53 motorioggers,
welke 746 reizen deden en f. 462.815 be
somden aan versche visch, tegen tot en
met September 86 motorioggers in 1113
reizen f. 652.283.
Van Vlaardingen wérd dit jaar niet aan
de treilvisscherij deelgenomen.
De motortreilers van Katwijk en Sche
veningen besomden dit jaar tot eind Sepr
tember gemiddeld per reis f. 638, tegen tot
dien tijd f. 609. Eind Augustus 1931 be
droegen deze cijfers respectievelijk f.634
en f. 608.50.
In de gegevens omtrent de stoombeug-
visscherij. welke alleen van Vlaardingen
wordt uitgeoefend, is geen verandering
gekomen. Deze visscherij is begin Juli ge
ëindigd.
Van de haringvisscherij zijn dit jaar tot
en met September binnengekomen te
Vlaardingen: 169 stoomschepen met
85,494 kantjes, 19 motorbooten met 9665
kantjes en 138 motorioggers met 56,230
kantjes haring, tegen verleden jaar tot
dien tijd 156 stoomschepen met 64,552
kantjes, 19 motorbooten met 8432 kantjes,
123 motorioggers met 42,778 kantjes en 1
zeillogger met 204 kantjes haring; te
Maassluis niets, tegen 1 st. met 204 k. en
3 motorioggers met 782 kantjes; te Sche
veningen: 372 motorioggers met 168,832
kantjes haring, tegen 325 motorioggers
met 116.386 kantjes en 1 zeillogger met
357 kantjes haring; te IJmuiden: 27 st.-
schepen met 14.994 kantjes en 95 motor-
loggers met 45,297 kantjes haring, tegen
29 stoomschepen met 12,330 kantjes, 85
motorioggers met 28,347 kantjes en 2 zeil-
loggers met 391 kantjes haring.
Van de drijfnetharingvisscherij op de
Noordzee kwamen dus dit jaar tot en met
September in Nederlandsche havens bin
nen; 820 haringschepen met een geza
menlijke vangst van 380,542 karjtjes ha
ring, tegen verleden jaar tot en met Sep
tember 745 haringschepen met 274,763
kantjes haring. Met inbegrip van de door
de beugers aangebrachte haring (z.g. kol-
haring) bedraagt de totale vangst dit
jaar tot eind September 390,024 kantjes,
tegen 232,165 kantjes, dat is dus bijna
108.000 kantjes meer. De opbrengst be
draagt thans echter, globaal geschat
f. 100.000 minder dan verleden jaar, het
geen de met de haringvisscherij verkregen
financieele resultaten voldoende teekent.
Komt daarin niet spoedig verbetering, dan
zullen de schepen dit jaar vroeg „behou
den teelt" hebben, hetgeen de werkloos
heid zal doen toenemen, niet alleen voor
de zeevisschers, doch ook voor de werk
nemers in de aanverwante bedrijven.
Aan de drijf netharingvisscherij op de
Noordzee nemen dit jaar deel: van Vlaar
dingen 49 stoom- en 24 motorschepen;
van Maassluis 1 stoomschip en 3 motor
schepen; van Scheveningen 127 motor
schepen; van Katwijk 3 stoom- en 72 mo
torschepen; van IJmuiden: 6 stoom- en
3 motorschepen en van Zoutkamp 1 mo-
torlogger, in totaal 59 stoom- en 230 mo
torschepen, tegen 60 stoom-, 229 motor- en
2 zeilschepen. Enkele Katwijksche motor
schepen, welke verleden jaar ter haring
voeren, zijn dit jaar blijven treilen.
N. R. Crt.
INSTELLING VAN EEN RESERVEFONDS.
Een wetsontwerp ingediend.
In de Millioenen-nota kondigde de
minister van Financiën het voornemen
der regeering aan om de voordeelige saldi
van den gewonen dienst der begrooting
voor 1929 en 1930, nadat daarop m min
dering is gebracht het verwachte tekort
over 1931, ten goede te doen komen aan
de dienstjaren 1932, 1933, 1934. Ter uitvoe
ring van dit voornemen is thans een wets
ontwerp ingediend, waarbij wordt ingesteld
een reservefonds, waarin de batige saldi
van den gewonen dienst der rijksreke
ningen, aanvangende met die van het
dienstjaar 1929. kunnen worden afgezon
derd. In het reservefonds wordt gestort
het batig saldo van den dienst 1929 bedra
gende f. 58.207.904 82 en ten laste van dit
fonds wordt een bedrag van 18 millioen
gulden toegevoegd aan de middelen van
den gewonen dienst voor 1932.
In de Memorie van Toelichting wordt
nog opgemerkt, dat, aangezien het batig
saldo van den dienst 1930 nog niet wette
lijk is vastgesteld, voorloopig alleen het
batig saldo van den dienst 1929 in het
fonds kan worden gestort, terwijl wat de
bestemming betreft, voorshands alleen het
ten bate van den dienst 1932 te brengen
gedeelte kan worden bepaald.
Over de bestemming van het nog niet
vastgesteld batig saldo van de rekening-
1930 en over het gebruik van het fonds ten
bate van volgende begrootingen kan eerst
later door den wetgever een beslissing
worden genomen.
HET TELEFOONVERKEER IN DE
BLOEMBOLLENSTREEK.
Vragen van een Kamerlid.
De heer Van den Heuvel, lid der Tweede
Kamer, heeft den minister van Water
staat gevraagd:
Is de minister bereid mede te deelen, of
hij voornemens is steun te geven aan het
blij kbaar bij het bestuur der Posterijen
en Telegrafie bestaande voornemen om
streeknetten, o.a. die te Arnhem en in de
Bloembollenstreek, in kleinere netten te
splitsen?
DE NEDERLANDSCH—BELGISCHE
ONDERHANDELINGEN.
Heden is door een vijftigtal personen
van alle staatkundige richtingen en uit
alle deelen van het land, een schrijven
gezonden aan het Nationaal Comité in
zake een Overeenkomst met België, waarin
verzocht wordt in verband met de ge
ruchten over den aanleg van een Rijn
Schelde-Kanaal, al de stappen te doen om
te voorkomen dat wederom onnoodige en
onheilvolle beroering over ons land wordt
gebracht. Bedoeld is hier een kanaal
rechtstreeks loopend van de Antwerpsch^.
dokken naar het Hollandsche Diep langs
Willemstad.
DE KOLONIALE TENTOONSTELLING
TE PARIJS.
Het Belgische koningspaar naar ons
paviljoen.
Gisteren heeft het Belgische konings
paar. dat incognito te Parijs vertoeft, een
bezoek gebracht aan het Nederlandsche
paviljoen op de Koloniale Tentoonstelling,
dat na 2 uur voor het publiek gesloten
was.
Koning Albert en zijn gemalin arriveer
den om vier uur voor het paviljoen, verge
zeld door de leden van het gevolg en den
Belgischen gezant te Parijs, baron Gaif-
fier d'Hestroy. Zij werden verwelkomd
door onzen gezantschapsraad. den heer
Carsten, die onzen gezant, jhr. Loudon,
verving en door de commissarissen Swart
en Moojen benevens enkele genoodigden
van het gezantschap en het secretariaat
van ons paviljoen.
Aan H. M. de Koningin werden bloemen
aangeboden door mej. Biezeveld.
Koning Albert zeide zich gelukkig te ge
voelen zich in het Nederlandsch paviljoen
te bevinden, hetwelk hij het eerst
heeft willen bezoeken voor de vreemde
paviljoens, direct na het Belgische en die
van Frankrijk.
Hij sprak zijn leedwezen uit over het af
branden van het eerste paviljoen, maar
tevens zijn groote bewondering voor het
bewijs van energie, dat geleverd werd
door onmiddellijk een nieuwen bouw te
ondernemen, die zoo prachtig geslaagd is
en opnieuw van Nederlands koloniale
grootheid getuigenisgeeft.
Het bezoek duurde ongeveer twee uur.
De hooge gasten spraken tijdens hun
bezoek uitsluitend Nederlandsch.
ONEENIGHEID IN HET KABINET?
Gaat minister De Geer heen?
De katholieke ..Residentiebode" gewaagt
van oneenigheid in het kabinet; van een
mogelijk aanstaand aftreden van het kabi
net, op te volgen door een kabinet-Van
Schaik; van de moeilijkheid alsdan een
opvolger voor den minister van financiën
te vinden: van een gerucht dat mr.
Romme te Amsterdam als zoodanig zou
worden aangezocht; van een steeds meer
te wenschen overlatende gezondheid van
den minister van financiën, zoodat hij de
vorige week reeds eenige dagen rust heeft
moeten houden en op medisch bevel zijn
werkzaamheden aan het departement
heeft moeten onderbreken.
De minister van financiën deelde hier
omtrent aan „de Nederlander" mede, dat
hij aan het neerleggen van zijn taak om
gezondheidsredenen, of om welke andere
reden ook. geen oogenblik gedacht heeft,
wat echter niet wegneemt, dat hij ten
allen tijde bereid is. zijn taak aan een
ander over te dragen.
KON. NED. IND. LUCHTVAART
MAATSCHAPPIJ.
Te Amsterdam is gisteren de jaarver
gadering gehouden van de K. N. I. L. M.
onder leiding van dr. C. J. K. van Aalst.
Aan den heer N. H. ter Kuile werd op
zijn verzoek, in verband met zijn aftreden
als directeur der Handelsvereeniging
„Amsterdam" ontslag verleend als com
missaris.
In zijn plaats werd de heer E. Dennink,
directeur der H.V.A. benoemd.
De aftredende commissarissen, de hee-
ren ir. A. G. Böeseken, J. D. Brand en C.
T. Stork, werden herbenoemd.
Het aan de beurt van aftreden zijnde
lid van den raad van bestuur, den heer
mr. D. A. Delprat, werd herbenoemd.
DE STORING OP DE 298.8 METER.
De Minister van Waterstaat heeft op
voordracht van de Union Internationale
de Radiodiffusion te Genève machtiging
gegeven om met ingang van heden, de
golflengte van 298.8 Meter te veranderen
in 296.1 Meter in verband met de storingen
van het Engelsche station North National.
Deze golflengtewijziging zal alleen door
gaan. wanneer geen storingen worden on
dervonden van het station Turijn, dat met
ingang van gisteren op zijn oorspronke
lijke golf van 291 Meter is teruggekeerd.
Deze golflengte-wijziging is een proef ge
durende één maand, terwijl Nederland zijn
rechten op de oude golf van 298.8 Meter
volledig handhaaft.
Oorspronkelijke schets in ouden trant
door A. DUYTS—GAYDOU.
9)
Zijn liefde voor haar was steeds inniger
geworden. De dagen dat hij in haar on
middellijke nabijheid had doorgebracht
als haar eenige beschermer, waren zalige
dagen geweest en zij had hem veel ver
trouwen geschonken. Zij had hem raad
gevraagd en minzaam tegen hem ge
sproken
O, die stem, die zachte welluidende
stem, die klonk in zijn oor als muziek, als
engelenzang. Hij zou alles hebben ge
geven. als hij bij haar had mogen blij
venmaar Gualtiero bezat een nobele
ziel. Silvia was zijn Madonna, hij eerbie
digde, hij aanbad haar, en gehoor
zaamde.
Zij mocht geen argwaan hebben Eer
biedig kuste hij haar hand; hij boog diep
en ging waar zij hem zond.
De uren gingen langzaam voorbij zon
der merkbare verandering te brengen in
den toestand van Alfonso. Hij verbeterde
noch verergerde en Silvia bleef trouw
op haar post als een schildwacht, die te
gen een vijandelijken inval waakt.
Zij tuurde maar aldoor naar de zee en
telde de booten, die de haven binnen
vielen en uitvoeren.
Den vierden dag. toen zij in de och
tendschemering wakker werd. voelde ze
den blik van haar zoontje op haar ge
richt en ze merkte op. dat die niet meer
zoo strak was.
Mamma riep hij met een zwak
stemmetje Mamma mia en zij sloeg
haar armen om haar kind heen; hij was
gered! God zij geloofd, de kleine bleef
voor haar gespaard; zij was niet meer ge
heel alleen. Zij bracht den kleinen jongen
buiten op het balkon, de frissche zeelucht
was als een balsem voor zijn vermoeide
longen, en hij vroeg om melk.
Zoo gaat het met de kinderen, als met
de bloemen, een heete luchtstroom doet
haar verwelken. Men denkt dat het ge
daan is met de teere plantjes; maar met
den morgendauw richten zij zich weer op
om in de eerste weldadige zonnestralen
zich te koesteren en te laven, en te bloeien.
Den volgenden dag ging Silvia langs het
strand wandelen; zij zette zich neer met
Alfonso in haar schoot op een van de
kleine rotsen, die tusschen andere groo-
tere rotsen den schoonen keten vormen
van de Rivièra di Ponente.
Zij rustte uit en bedacht tevens wat ze
nu met Alfonso beginnen zou. Hij was te
zwak om weder te reizen; zij had trou
wens in haar haast om iets van haar man
te vernemen, Gualtiero weggezonden en
hij was misschien nu al te Turijn aange
komen. Terug te keeren naar Montignoso,
daar zag zij ook tegen op. al voelde zij
zich weer Vol moed en kracht, maar zij
vreesde de Villanova te zeer om hem te
ontmoeten. In Genua kon zij ook niet lang
meer blijven en overal waren de wegen
onveilig. Met den vrede van de Pyreneën
(1659) was de oorlog tusschen Frankrijk
en Spanje die in Italië gewoed had, ge
ëindigd. zonder dat de toestand in Italië
echter verbeterde. Overal armoede bij het
volk. dat onderdrukt werd door de Spaan-
sche Gouverneurs, die hooge belastingen
eischtcn. Waar het leenstelsel heerschte,
werd het strenger gehandhaafd, en waar
het bijna was verdwenen, werd het op
nieuw ingesteld. De kleine tyrannen met
hun trawanten waren sterker geworden
dan de regeering zelf en geweld en mis
daad vierden hoogtij. De regeering (Spaan
sche overheersching in Italië 15981700)
vervolgde de moordenaars, door andere
moordenaars tegen hen uit te zenden.
Zoo luidden de kronieken van dien tijd.
Silvia koesterde echter nog één hoop.
Genua als zeehaven zag natuurlijk veel
volk voorbijtrekken. Krijgslieden, die uit
het zuiden van Frankrijk huiswaarts keer
den; anderen die uit Vlaanderen kwamen
met hun schepen om de handelswaren
langs de Fransche en ItaliaanscheWcust te
voeren, of naar het verre Oosten. Iederen
dag zat zij bij de haven en hoopte eenige
tijding omtrent Walfried te kunnen in
winnen. De zoon van markiezin Spinola
zou ook terugkeeren, mogelijk gaf hij haar
het zoo verlangde gericht. Alfonso was nu
geheel hersteld en de zeelucht versterkte
hem bij den dag.
Gualtiero was sedert een paar weken
vertrokken, toen een koerier op een och
tend het paleis Spinola binnenreed en
naar Silvia vroeg. Haar hart bonsde; zij
beefde over al haar leden, en kon nauwe
lijks de marmeren trap bereiken, die naar
het hof leidde.
De koerier was van zijn paard gestegen
en kwam Silvia tegemoet. Hij groette haar
eerbiedig en overhandigde haar een brief.
Het was van Gualtiero; hij schreef haar,
dat hij zich te Turijn had opgehouden en
naar het huis van den markies d*Este,
een verwant van Walfried. was gegaan.
Daar hoorde hij. dat Walfried en zijn
meester, een broeder van den markies,
daar aangekomen waren.
Walfried was nog ziek; zijn wond wilde
maar niet genezen en zijn meester, die
naar Modena terug moest keeren, was ver
trokken. hem aan zijn broeders zorgen te
Turijn toevertrouwend.
Gualtiero had dus Walfried gevonden,
meer zei hij niet van zijn tegenwoordigen
toestand; hij zou hem niet verlaten en in
dien Madonna zich naar Turijn kon bege
ven, zou hij haar tegemoet reizen. Hij
wenschte haar goeden moed toe en groette
haar ook uit naam van Walfried.
Silvia zweeg: zij onderdrukte haar ge
voel. Zij gaf den koerier een goede be
looning en liet hem door Elisa. haar
trouwe kamenier, spijs en drank voorzet
ten. Hij moest wat rust gaan nemen, ter
wijl zij zich gereed maakte om de reis
naar Turijn te aanvaarden.
De markies Spinola. die uit Vlaanderen
was teruggekeerd, deed haar uitgeleide
tot buiten de stadspoort. De reis werd met
spoed voortgezet en zonder hindernissen,
volbracht.
Turijn (Torino is de oude Taurasia van
de Taurins, een Keltisch-ligurische stam;
in 218 werd de stad door Hannibal ver
woest en werd later de Augusta Taurino-
rum van de Romeinen. Ze is aan de Po
gelegen in een vruchtbare vlekte, in het
oosten begrensd door de Graijsche en
Cottische Alpen en in het westen door de
heuvels van den rechter Po-oever. In de
middeleeuwen werd Turijn de hoofdstad
van het graafschap Piëmont en later in
1418, de tijdelijke residentie van de her
togen van Savoye, nadat deze Piëmont
hadden veroverd. In 1720 werd Turijn de
hoofdstad van het koninkrijk Sardinië
en van 1859 tot 1865 van het koninkrijk
Italië.
In die stad werd de eenheid van Italië
uitgeroepen, en de bedrijvigheid van haar
inwoners is er sedert in geslaagd, de aan
zienlijke verliezen, geleden door het ver
plaatsen van de hoofdstad (eerst naar
Florence in 1865 en later naar Rdme in
1870) te herstellen. Turijn is de zetel ge
bleven van een hoogeschool. van een mi
litaire academie en van het opperbevel
van het 1ste legerkorps van Italië.
In tegenstelling met de andere groote
steden van Italië is Turijn naar een
rechtlijnig plan gebouwd. Haar straten
zijn breed, lang en met rechte hoeken. Zij
bezit mooie pleinen en vele openbare
plantsoenen. Dit plan is ontworpen tij
dens de kolonisatie van Augustus. Turijn
begon in de 17de eeuw zich uit te brei
den onder de prinsen van Savoye. In 1706
werd de stad door de Franschen belegerd;
Turijn bood, het 40.000 man sterke leger
der vijanden vier maanden lang een held-
haftigen tegenstand. De hertog Victor
Amadeus van Savoye en zijn neef Prins
Eugenio kwamen de Pieonontezen ter
hulp. Om den slag te volgen kampeerden
zij op den heuvel Superga, waar Amadeus
de belofte aflegde na de overwinning een
kerk ter eere van de Heilige Maagd te
stichten.
De Franschen hadden intusschen op de
bolwerken van de citadel een geweldigen
aanval gedaan, doch waren steeds terug
geslagen; daarop trachtten zij op een
andere wijze de stad binnen te dringen;
zij lieten zich in de gracht, die de bol
werken omringde, neerglijden en drongen
daarna langs de loopgraven de citadel
binnen De onderneming gelukte maar
onder de loopgraven waren mijnen ge
legd waarbij Piétro Micca di Andorno met
een kameraad had post gevat. De held-
halftige soldaat beveelt zijn makker zich
te verwijderen, ontsteekt de lont, doet
drie compagnieën Fiansche grenadiers in
de lucht vliegen, en redt Turijn met op
offering van zijn eigen leven.
Voor de oude citadel bevindt zich nu
een prachtig monument van Pietro Micca,
dat aan dat feit herinnert.
Volgens de belofte van Victor Ama
deus H, eersten koning van Sardinië,
werd op de Superga een groote kerk ge
bouwd, die tevens het mausoleum werd
van de Koningin van Sardinië. Victor
Emmanuel II, eerste koning van Italië,
werd in het Panthécn te Rome bijgezet,
evenals Umberto I. zijn zoon.
Uit de hoogte van Superga heeft men
een prachtig uitzicht op de stad en de
rivier met haar sierlijke bruggen, en
vooral op den Mont-Cemis en den Mont-
Rose.