Intree-Rede van prof. mr. J. M. van Bemmelen. 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 2 October 1931 Derde Blad No. 21945 De beteekenis van het Strafrecht voor den normalen mensch. HEERENBAAI BINNENLAND. FEUILLETON. Hei Geheim van de Oude Kast 0 Iii het groot-auditorium der Universiteit heeft hedenmiddag prof. mr. J. M. van Bemmelen benoemd tot hoogleeraar in het strafrecht en de strafvordering, als opvol ger van prof. mr. A. J. Blok, zijn ambt aanvaard met het uitspreken van een rede over „De beteekenis van het Strafrecht voor den normalen mensch". Prof. van Bemmelen. Het volgende is er aan ontleend: Op de vragen naar oorzaak en norm is alle wetenschappelijk onderzoek gericht. Wij verdeelen de wetenschappen zelfs in causale en normatieve. De criminalist heeft zich echter, vooral in de laatste eeuw, tot taak gesteld om niet slechts naar de behoorlijkheid en vooral onbehoor lijkheid der menschelijke handelingen te vragen, doch tevens om de oorzaken van het verrichten dier onbehoorlijke daden bloot te leggen. Zoowel in de nor matieve als in de causale vakken trachten wij allereerst de grondstellingen te vin den. Zoeken wij nu naar de grondstellin gen in het strafrecht dan is er althans één, die Sauer aldus kort geformuleerd heeft: onrecht schuld straf. Indien echter een wiskundige voorstellingswijs van deze stelling wordt gegeven, zou spre ker liever zeggen: onrecht x schuld is straf, immers alsóf het onrecht óf de schuld komt te ontbreken, vervalt ook de straf. Straf is derhalve het product van onrecht en schuld. Wij moeten thans dus weten, wat onrecht en wat schuld is. Onrecht heeft nu, naar sprekers overtui ging, in het strafrecht dezelfde beteekenis als in het burgerlijke recht en op dat ge bied zijn wij, sedert 1919, er wat betreft de formuleering van het begrip onrecht sterk op vooruitgegaan. Onrecht is volgens het bekende arrest van den Hoogen Raad niet meer alleen, wat inbreuk maakt op eens anders recht of in strijd is met des daders rechtsplicht, maar ook datgene, wat indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorg vuldigheid, welke in het maatschappelijk verkeer betaamt t. a. v. eens anders per soon of góed. De nieuwe omschrijving van onrechtmatig is ook voor het strafrecht van groot belang. Het begrip onrecht is daarmede vastgesteld. Thans de factor schuld. Tot voor kort stond de strafrechts wetenschap op het standpunt: Er is schuld, wanneer een toerekeningsvatbare mensch willens of wetens, of terwijl hij het had kunnen en behooren te weten iets on rechtmatigs doet. Er is echter in de afge- loopen kwarteeuw meermalen getwijfeld aan de volledigheid van bovenstaande defi nitie. Spreker maakt aan een voorbeeld van noodweerexces duidelijk, waarom die twijfel kan rijzen. De strafwet heeft dit geval van de hevige gemoedsbeweging bij noodweerexces voorzien. De vraag rijst of er meer dergelijke gevallen zijn, waajin aan een toerekeningsvatbaar mensch, die iets onrechtmatigs doet, terwijl hij wist of redelijkerwijze geacht mocht worden te moeten en te kunnen voorzien, dat zijn handeling een onrechtmatige was, die han deling in het speciale geval toch niet mag worden verweten, en hij derhalve ook geen schuld heeft. In de Duitsche litteratuur en jurisprudentie zijn een aantal gevallen vermeld. Men kan in sommige dezer ge vallen zeggen: objectief had naar de goede zeden en het maatschappelijk ver keer anders moeten zijn gehandeld, doch subjectief was in deze niet te vergen, dat de dader anders handelde. Te verontschul digen is dan de rechtens of zedelijk niet gerechtvaardigde handeling: er ontbreekt schuld. Zeker echter niet te spoedig zal dit moeten worden aangenomen. In het alge meen leggen wij aan de menschen een objectieven maatstaf aan. Hoe echter is dit te rijmen met dien anderen rechts regel, dat men niemand rechtens tot meer mag verplichten dan hij kan? De verklaring hiervan is in ons land bij de bestudeering van de schuld bij onrecht matige daad gegeven door Segers. Wij moeten niet vergeten, dat er normale menschen bestaan en men deze kan be- oordeelen naar eèn objectieven maatstaf, tevens voor hen. omdat zij normaal zijn, de subjectieve maatstaf, die aangelegd moet worden. Dat is voor onzen tijd inder daad een verlossend woord. Heusch, er bestaan nog normale menschen. Ook ech ter onder misdadigers? Moeilijke, doch tevens voor het strafrecht hoogst belang rijke vraag. Om die vraag op te lossen moeten wij weten, wat normaal is. Het antwoord op deze vraag hangt af van wat men als norm beschouwt. Het gemiddelde of het optimum? De norm is hier het ge middelde. Begaat nu ook de gemiddelde mensch misdaden? Het antwoord is: ja, wij allen begaan strafbare feiten. Wat is dan echter nog het normatieve in het normale. Naar de meening van spreker is de oplossing van de moeilijkheid deze: De normale de middelmatig aan zijn oir/ geving aangepaste mensch bereikt deze aanpassing alleen door voortdurend te streven naar betere aanpassing. Normaal is nu, dat hem dit maar al te vaak niet gelukt. Normaal is echter ook, dat hij het constant weder beproeft. De normale mensch poogt voortdurend een goed voortreffelijk mensch te zijn, maar slaagt daarin niet. In dezen zin zijn ook vele misdadigers normale menschen. Hun misdaad spruit gewoonlijk voort uit hun verkeerde neigingen. Mogen wij die verkeerde neigingen dan beoordeelen? IJdele vraag, wij doen het per sé. Een geheel andere vraag is of wij aan ons oordeel over iemands neigingen en daden wel een leed mogen verbinden in den vorm van een op te leggen straf. Daar zijn wij aangeland bij de eigenlijke vraag in de philosophic van het strafrecht. Mogen wij vergelden? Moeten wij vergel den? Laatstelijk heeft Polak, voortbou wend op Aristoteles, Spinoza en Hcgel ge poogd op deze vraag het antwoord te geven in zijn objectiveeringstheorie. Hij zegt: Het mag den misdadiger niet ten voordeel strekken kwaad te hebben ge daan. Hij moet niet slechts zooveel moge lijk goed maken, wat hij misdaan heeft; hij moet er ook evenveel verdriet over hebben als van den gemiddelden recht vaardigen mensch gevorderd zou kunnen worden. Deze theorie .heeft veel aantrek kelijks. Het bezwaar is echter, dat de ge middelde, de normale mensch juist niet steeds voldoende verdriet over zijn slechte neigingen en daden heeft. Aan den mis dadiger moet daarom worden aangedaan het leed, dat een voortreffelijk mensch over zijn daad zou gevoelen. Daarmee doen wij geen onrecht aan den gemiddelden, den doorsnee-mensch, immers de normale mensch streeft voortdurend er naar een voortreffelijk mensch te zijn, doch dit ge lukt hem niet. Hem helpt het slechts, als hij in de straf gelijk gesteld wordt met den voortreffelijken mensch, als hij zich het leed realiseert, dat deze van de daad zou hebben. Tusschen vergelding en verbete ring bestaat dan ook niet zulk een groot verschil. Beide zijn verantwoordelijkstel ling, geprojecteerd in verleden en toe komst. De straf moet echter voor normale men schen zoo min mogelijk in de gevangenis, zooveel mogelijk in de vrije maatschappij worden tenuitvoergelegd. Immers alleen in de normale samenleving bestaat de moge lijkheid een normaal mensch te vormen en te behouden. Dat zulks veel vaker mogelijk is dan thans nog geschiedt meent spreker uit ervaring te kunnen zeggen. Ruimere en vroegere mogelijkheid van voorwaarde lijke invrijheidstelling is eisch. De toekomst is bij de bestraffing der normale misdadigers aan de tusschenvor- men tusschen de voorwaardelijke en de onvoorwaardelijke veroordeeling. Naast de normale menschen loopen er in dit leven vele abnormalen rond. Aan deze abnor male menschen leggen wij ook leed op. Het is een noodweerhandeling der maat schappij. Spreker wilde echter in deze rede den nadruk leggen op het feit, dat het straf recht in de eerste plaats voor den norma len mensch groote beteekenis heeft, en ons streven moet zijn voor iederen misda diger, die niet al te ver van het normale afwijkt, het vonnis te laten voldoen aan het ideaal, neergelegd in het woord van Goethe: 1st gerichtet ist gerettet. Hierna volgden de gebruikelijke toespra ken. RECLAME. ECHTE FRIESCHE 20-50 cf per ons •verschaft 71 urvTk&t vort pencf-f 4983 DE NOORDZEEVISSCHERIJ. Een overzicht der afgeloopen negen maanden. Van de Katwijksche en Scheveningsche vloot hebben dit jaar tot eind September aan de treilvisscherij deelgenomen: van Katwijk: 62 motorioggers, welke 1276 reizen deden en f. 827.879 besomden aan versche visch, tegen verleden jaar tot dien tijd 1 zeillogger in 7 reizen f 1889, 60 motorioggers in 1215 reizen f. 765.968, en 1 stoomtreiler in 9 reizen f. 15.844; van Scheveningen: 53 motorioggers, welke 746 reizen deden en f. 462.815 be somden aan versche visch, tegen tot en met September 86 motorioggers in 1113 reizen f. 652.283. Van Vlaardingen wérd dit jaar niet aan de treilvisscherij deelgenomen. De motortreilers van Katwijk en Sche veningen besomden dit jaar tot eind Sepr tember gemiddeld per reis f. 638, tegen tot dien tijd f. 609. Eind Augustus 1931 be droegen deze cijfers respectievelijk f.634 en f. 608.50. In de gegevens omtrent de stoombeug- visscherij. welke alleen van Vlaardingen wordt uitgeoefend, is geen verandering gekomen. Deze visscherij is begin Juli ge ëindigd. Van de haringvisscherij zijn dit jaar tot en met September binnengekomen te Vlaardingen: 169 stoomschepen met 85,494 kantjes, 19 motorbooten met 9665 kantjes en 138 motorioggers met 56,230 kantjes haring, tegen verleden jaar tot dien tijd 156 stoomschepen met 64,552 kantjes, 19 motorbooten met 8432 kantjes, 123 motorioggers met 42,778 kantjes en 1 zeillogger met 204 kantjes haring; te Maassluis niets, tegen 1 st. met 204 k. en 3 motorioggers met 782 kantjes; te Sche veningen: 372 motorioggers met 168,832 kantjes haring, tegen 325 motorioggers met 116.386 kantjes en 1 zeillogger met 357 kantjes haring; te IJmuiden: 27 st.- schepen met 14.994 kantjes en 95 motor- loggers met 45,297 kantjes haring, tegen 29 stoomschepen met 12,330 kantjes, 85 motorioggers met 28,347 kantjes en 2 zeil- loggers met 391 kantjes haring. Van de drijfnetharingvisscherij op de Noordzee kwamen dus dit jaar tot en met September in Nederlandsche havens bin nen; 820 haringschepen met een geza menlijke vangst van 380,542 karjtjes ha ring, tegen verleden jaar tot en met Sep tember 745 haringschepen met 274,763 kantjes haring. Met inbegrip van de door de beugers aangebrachte haring (z.g. kol- haring) bedraagt de totale vangst dit jaar tot eind September 390,024 kantjes, tegen 232,165 kantjes, dat is dus bijna 108.000 kantjes meer. De opbrengst be draagt thans echter, globaal geschat f. 100.000 minder dan verleden jaar, het geen de met de haringvisscherij verkregen financieele resultaten voldoende teekent. Komt daarin niet spoedig verbetering, dan zullen de schepen dit jaar vroeg „behou den teelt" hebben, hetgeen de werkloos heid zal doen toenemen, niet alleen voor de zeevisschers, doch ook voor de werk nemers in de aanverwante bedrijven. Aan de drijf netharingvisscherij op de Noordzee nemen dit jaar deel: van Vlaar dingen 49 stoom- en 24 motorschepen; van Maassluis 1 stoomschip en 3 motor schepen; van Scheveningen 127 motor schepen; van Katwijk 3 stoom- en 72 mo torschepen; van IJmuiden: 6 stoom- en 3 motorschepen en van Zoutkamp 1 mo- torlogger, in totaal 59 stoom- en 230 mo torschepen, tegen 60 stoom-, 229 motor- en 2 zeilschepen. Enkele Katwijksche motor schepen, welke verleden jaar ter haring voeren, zijn dit jaar blijven treilen. N. R. Crt. INSTELLING VAN EEN RESERVEFONDS. Een wetsontwerp ingediend. In de Millioenen-nota kondigde de minister van Financiën het voornemen der regeering aan om de voordeelige saldi van den gewonen dienst der begrooting voor 1929 en 1930, nadat daarop m min dering is gebracht het verwachte tekort over 1931, ten goede te doen komen aan de dienstjaren 1932, 1933, 1934. Ter uitvoe ring van dit voornemen is thans een wets ontwerp ingediend, waarbij wordt ingesteld een reservefonds, waarin de batige saldi van den gewonen dienst der rijksreke ningen, aanvangende met die van het dienstjaar 1929. kunnen worden afgezon derd. In het reservefonds wordt gestort het batig saldo van den dienst 1929 bedra gende f. 58.207.904 82 en ten laste van dit fonds wordt een bedrag van 18 millioen gulden toegevoegd aan de middelen van den gewonen dienst voor 1932. In de Memorie van Toelichting wordt nog opgemerkt, dat, aangezien het batig saldo van den dienst 1930 nog niet wette lijk is vastgesteld, voorloopig alleen het batig saldo van den dienst 1929 in het fonds kan worden gestort, terwijl wat de bestemming betreft, voorshands alleen het ten bate van den dienst 1932 te brengen gedeelte kan worden bepaald. Over de bestemming van het nog niet vastgesteld batig saldo van de rekening- 1930 en over het gebruik van het fonds ten bate van volgende begrootingen kan eerst later door den wetgever een beslissing worden genomen. HET TELEFOONVERKEER IN DE BLOEMBOLLENSTREEK. Vragen van een Kamerlid. De heer Van den Heuvel, lid der Tweede Kamer, heeft den minister van Water staat gevraagd: Is de minister bereid mede te deelen, of hij voornemens is steun te geven aan het blij kbaar bij het bestuur der Posterijen en Telegrafie bestaande voornemen om streeknetten, o.a. die te Arnhem en in de Bloembollenstreek, in kleinere netten te splitsen? DE NEDERLANDSCH—BELGISCHE ONDERHANDELINGEN. Heden is door een vijftigtal personen van alle staatkundige richtingen en uit alle deelen van het land, een schrijven gezonden aan het Nationaal Comité in zake een Overeenkomst met België, waarin verzocht wordt in verband met de ge ruchten over den aanleg van een Rijn Schelde-Kanaal, al de stappen te doen om te voorkomen dat wederom onnoodige en onheilvolle beroering over ons land wordt gebracht. Bedoeld is hier een kanaal rechtstreeks loopend van de Antwerpsch^. dokken naar het Hollandsche Diep langs Willemstad. DE KOLONIALE TENTOONSTELLING TE PARIJS. Het Belgische koningspaar naar ons paviljoen. Gisteren heeft het Belgische konings paar. dat incognito te Parijs vertoeft, een bezoek gebracht aan het Nederlandsche paviljoen op de Koloniale Tentoonstelling, dat na 2 uur voor het publiek gesloten was. Koning Albert en zijn gemalin arriveer den om vier uur voor het paviljoen, verge zeld door de leden van het gevolg en den Belgischen gezant te Parijs, baron Gaif- fier d'Hestroy. Zij werden verwelkomd door onzen gezantschapsraad. den heer Carsten, die onzen gezant, jhr. Loudon, verving en door de commissarissen Swart en Moojen benevens enkele genoodigden van het gezantschap en het secretariaat van ons paviljoen. Aan H. M. de Koningin werden bloemen aangeboden door mej. Biezeveld. Koning Albert zeide zich gelukkig te ge voelen zich in het Nederlandsch paviljoen te bevinden, hetwelk hij het eerst heeft willen bezoeken voor de vreemde paviljoens, direct na het Belgische en die van Frankrijk. Hij sprak zijn leedwezen uit over het af branden van het eerste paviljoen, maar tevens zijn groote bewondering voor het bewijs van energie, dat geleverd werd door onmiddellijk een nieuwen bouw te ondernemen, die zoo prachtig geslaagd is en opnieuw van Nederlands koloniale grootheid getuigenisgeeft. Het bezoek duurde ongeveer twee uur. De hooge gasten spraken tijdens hun bezoek uitsluitend Nederlandsch. ONEENIGHEID IN HET KABINET? Gaat minister De Geer heen? De katholieke ..Residentiebode" gewaagt van oneenigheid in het kabinet; van een mogelijk aanstaand aftreden van het kabi net, op te volgen door een kabinet-Van Schaik; van de moeilijkheid alsdan een opvolger voor den minister van financiën te vinden: van een gerucht dat mr. Romme te Amsterdam als zoodanig zou worden aangezocht; van een steeds meer te wenschen overlatende gezondheid van den minister van financiën, zoodat hij de vorige week reeds eenige dagen rust heeft moeten houden en op medisch bevel zijn werkzaamheden aan het departement heeft moeten onderbreken. De minister van financiën deelde hier omtrent aan „de Nederlander" mede, dat hij aan het neerleggen van zijn taak om gezondheidsredenen, of om welke andere reden ook. geen oogenblik gedacht heeft, wat echter niet wegneemt, dat hij ten allen tijde bereid is. zijn taak aan een ander over te dragen. KON. NED. IND. LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ. Te Amsterdam is gisteren de jaarver gadering gehouden van de K. N. I. L. M. onder leiding van dr. C. J. K. van Aalst. Aan den heer N. H. ter Kuile werd op zijn verzoek, in verband met zijn aftreden als directeur der Handelsvereeniging „Amsterdam" ontslag verleend als com missaris. In zijn plaats werd de heer E. Dennink, directeur der H.V.A. benoemd. De aftredende commissarissen, de hee- ren ir. A. G. Böeseken, J. D. Brand en C. T. Stork, werden herbenoemd. Het aan de beurt van aftreden zijnde lid van den raad van bestuur, den heer mr. D. A. Delprat, werd herbenoemd. DE STORING OP DE 298.8 METER. De Minister van Waterstaat heeft op voordracht van de Union Internationale de Radiodiffusion te Genève machtiging gegeven om met ingang van heden, de golflengte van 298.8 Meter te veranderen in 296.1 Meter in verband met de storingen van het Engelsche station North National. Deze golflengtewijziging zal alleen door gaan. wanneer geen storingen worden on dervonden van het station Turijn, dat met ingang van gisteren op zijn oorspronke lijke golf van 291 Meter is teruggekeerd. Deze golflengte-wijziging is een proef ge durende één maand, terwijl Nederland zijn rechten op de oude golf van 298.8 Meter volledig handhaaft. Oorspronkelijke schets in ouden trant door A. DUYTS—GAYDOU. 9) Zijn liefde voor haar was steeds inniger geworden. De dagen dat hij in haar on middellijke nabijheid had doorgebracht als haar eenige beschermer, waren zalige dagen geweest en zij had hem veel ver trouwen geschonken. Zij had hem raad gevraagd en minzaam tegen hem ge sproken O, die stem, die zachte welluidende stem, die klonk in zijn oor als muziek, als engelenzang. Hij zou alles hebben ge geven. als hij bij haar had mogen blij venmaar Gualtiero bezat een nobele ziel. Silvia was zijn Madonna, hij eerbie digde, hij aanbad haar, en gehoor zaamde. Zij mocht geen argwaan hebben Eer biedig kuste hij haar hand; hij boog diep en ging waar zij hem zond. De uren gingen langzaam voorbij zon der merkbare verandering te brengen in den toestand van Alfonso. Hij verbeterde noch verergerde en Silvia bleef trouw op haar post als een schildwacht, die te gen een vijandelijken inval waakt. Zij tuurde maar aldoor naar de zee en telde de booten, die de haven binnen vielen en uitvoeren. Den vierden dag. toen zij in de och tendschemering wakker werd. voelde ze den blik van haar zoontje op haar ge richt en ze merkte op. dat die niet meer zoo strak was. Mamma riep hij met een zwak stemmetje Mamma mia en zij sloeg haar armen om haar kind heen; hij was gered! God zij geloofd, de kleine bleef voor haar gespaard; zij was niet meer ge heel alleen. Zij bracht den kleinen jongen buiten op het balkon, de frissche zeelucht was als een balsem voor zijn vermoeide longen, en hij vroeg om melk. Zoo gaat het met de kinderen, als met de bloemen, een heete luchtstroom doet haar verwelken. Men denkt dat het ge daan is met de teere plantjes; maar met den morgendauw richten zij zich weer op om in de eerste weldadige zonnestralen zich te koesteren en te laven, en te bloeien. Den volgenden dag ging Silvia langs het strand wandelen; zij zette zich neer met Alfonso in haar schoot op een van de kleine rotsen, die tusschen andere groo- tere rotsen den schoonen keten vormen van de Rivièra di Ponente. Zij rustte uit en bedacht tevens wat ze nu met Alfonso beginnen zou. Hij was te zwak om weder te reizen; zij had trou wens in haar haast om iets van haar man te vernemen, Gualtiero weggezonden en hij was misschien nu al te Turijn aange komen. Terug te keeren naar Montignoso, daar zag zij ook tegen op. al voelde zij zich weer Vol moed en kracht, maar zij vreesde de Villanova te zeer om hem te ontmoeten. In Genua kon zij ook niet lang meer blijven en overal waren de wegen onveilig. Met den vrede van de Pyreneën (1659) was de oorlog tusschen Frankrijk en Spanje die in Italië gewoed had, ge ëindigd. zonder dat de toestand in Italië echter verbeterde. Overal armoede bij het volk. dat onderdrukt werd door de Spaan- sche Gouverneurs, die hooge belastingen eischtcn. Waar het leenstelsel heerschte, werd het strenger gehandhaafd, en waar het bijna was verdwenen, werd het op nieuw ingesteld. De kleine tyrannen met hun trawanten waren sterker geworden dan de regeering zelf en geweld en mis daad vierden hoogtij. De regeering (Spaan sche overheersching in Italië 15981700) vervolgde de moordenaars, door andere moordenaars tegen hen uit te zenden. Zoo luidden de kronieken van dien tijd. Silvia koesterde echter nog één hoop. Genua als zeehaven zag natuurlijk veel volk voorbijtrekken. Krijgslieden, die uit het zuiden van Frankrijk huiswaarts keer den; anderen die uit Vlaanderen kwamen met hun schepen om de handelswaren langs de Fransche en ItaliaanscheWcust te voeren, of naar het verre Oosten. Iederen dag zat zij bij de haven en hoopte eenige tijding omtrent Walfried te kunnen in winnen. De zoon van markiezin Spinola zou ook terugkeeren, mogelijk gaf hij haar het zoo verlangde gericht. Alfonso was nu geheel hersteld en de zeelucht versterkte hem bij den dag. Gualtiero was sedert een paar weken vertrokken, toen een koerier op een och tend het paleis Spinola binnenreed en naar Silvia vroeg. Haar hart bonsde; zij beefde over al haar leden, en kon nauwe lijks de marmeren trap bereiken, die naar het hof leidde. De koerier was van zijn paard gestegen en kwam Silvia tegemoet. Hij groette haar eerbiedig en overhandigde haar een brief. Het was van Gualtiero; hij schreef haar, dat hij zich te Turijn had opgehouden en naar het huis van den markies d*Este, een verwant van Walfried. was gegaan. Daar hoorde hij. dat Walfried en zijn meester, een broeder van den markies, daar aangekomen waren. Walfried was nog ziek; zijn wond wilde maar niet genezen en zijn meester, die naar Modena terug moest keeren, was ver trokken. hem aan zijn broeders zorgen te Turijn toevertrouwend. Gualtiero had dus Walfried gevonden, meer zei hij niet van zijn tegenwoordigen toestand; hij zou hem niet verlaten en in dien Madonna zich naar Turijn kon bege ven, zou hij haar tegemoet reizen. Hij wenschte haar goeden moed toe en groette haar ook uit naam van Walfried. Silvia zweeg: zij onderdrukte haar ge voel. Zij gaf den koerier een goede be looning en liet hem door Elisa. haar trouwe kamenier, spijs en drank voorzet ten. Hij moest wat rust gaan nemen, ter wijl zij zich gereed maakte om de reis naar Turijn te aanvaarden. De markies Spinola. die uit Vlaanderen was teruggekeerd, deed haar uitgeleide tot buiten de stadspoort. De reis werd met spoed voortgezet en zonder hindernissen, volbracht. Turijn (Torino is de oude Taurasia van de Taurins, een Keltisch-ligurische stam; in 218 werd de stad door Hannibal ver woest en werd later de Augusta Taurino- rum van de Romeinen. Ze is aan de Po gelegen in een vruchtbare vlekte, in het oosten begrensd door de Graijsche en Cottische Alpen en in het westen door de heuvels van den rechter Po-oever. In de middeleeuwen werd Turijn de hoofdstad van het graafschap Piëmont en later in 1418, de tijdelijke residentie van de her togen van Savoye, nadat deze Piëmont hadden veroverd. In 1720 werd Turijn de hoofdstad van het koninkrijk Sardinië en van 1859 tot 1865 van het koninkrijk Italië. In die stad werd de eenheid van Italië uitgeroepen, en de bedrijvigheid van haar inwoners is er sedert in geslaagd, de aan zienlijke verliezen, geleden door het ver plaatsen van de hoofdstad (eerst naar Florence in 1865 en later naar Rdme in 1870) te herstellen. Turijn is de zetel ge bleven van een hoogeschool. van een mi litaire academie en van het opperbevel van het 1ste legerkorps van Italië. In tegenstelling met de andere groote steden van Italië is Turijn naar een rechtlijnig plan gebouwd. Haar straten zijn breed, lang en met rechte hoeken. Zij bezit mooie pleinen en vele openbare plantsoenen. Dit plan is ontworpen tij dens de kolonisatie van Augustus. Turijn begon in de 17de eeuw zich uit te brei den onder de prinsen van Savoye. In 1706 werd de stad door de Franschen belegerd; Turijn bood, het 40.000 man sterke leger der vijanden vier maanden lang een held- haftigen tegenstand. De hertog Victor Amadeus van Savoye en zijn neef Prins Eugenio kwamen de Pieonontezen ter hulp. Om den slag te volgen kampeerden zij op den heuvel Superga, waar Amadeus de belofte aflegde na de overwinning een kerk ter eere van de Heilige Maagd te stichten. De Franschen hadden intusschen op de bolwerken van de citadel een geweldigen aanval gedaan, doch waren steeds terug geslagen; daarop trachtten zij op een andere wijze de stad binnen te dringen; zij lieten zich in de gracht, die de bol werken omringde, neerglijden en drongen daarna langs de loopgraven de citadel binnen De onderneming gelukte maar onder de loopgraven waren mijnen ge legd waarbij Piétro Micca di Andorno met een kameraad had post gevat. De held- halftige soldaat beveelt zijn makker zich te verwijderen, ontsteekt de lont, doet drie compagnieën Fiansche grenadiers in de lucht vliegen, en redt Turijn met op offering van zijn eigen leven. Voor de oude citadel bevindt zich nu een prachtig monument van Pietro Micca, dat aan dat feit herinnert. Volgens de belofte van Victor Ama deus H, eersten koning van Sardinië, werd op de Superga een groote kerk ge bouwd, die tevens het mausoleum werd van de Koningin van Sardinië. Victor Emmanuel II, eerste koning van Italië, werd in het Panthécn te Rome bijgezet, evenals Umberto I. zijn zoon. Uit de hoogte van Superga heeft men een prachtig uitzicht op de stad en de rivier met haar sierlijke bruggen, en vooral op den Mont-Cemis en den Mont- Rose.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9