raadsels.
oplossingen.
:hets.
7Z!te Jaargang-
VRIJDAG 2 OCTOBER 1931
No. 21945
EEN EIGENAARDIGE DROOM
HERFST.
Het voornaamste Nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
door
C. E. DE LILLÈ HOGERWAARD.
„O. wat ben ik toch moe!" dacnt een
kleine jongen, terwijl hij droomde, dat hij,
met boodschappen beladen, over den stoffi-
gen, warmen landweg liep. Plotseling zag
hij, dai twee ezeltjes hem achterop kwa
men rijden. Op liet ééne zat een jongen van
zijn eigen leeftijd, op het andere een
meisje, dat iets jonger was.
„Ik wou, dat ik die jongen was! Dan
kwam ik gemakkelijk thuis!" prevelde hij.
Nauwelijks had hij dit gewenscht, of...
hij zat met een vlugheid, die alleen in
Droomenland mogelijk is, op het ezeltje,
waarop zoo even nog de andere jongen
gereden had. Hè, wat ging dat heerlijk!
Zijn boodschappentasch was nu heelemaal
met zwaai meer en zijn vermoeide beenen
rustten goed uit. Hop, hop, hop! dat was
nog eens een uitkomst, als de weg zoo
warm en „thuis" nog zoo vreeselijk ver
was!
Lachend wilde hij juist wat tegen het
meisje zeggen, maar.hoe hij ook keek,
zij en haar ezel waren spoorloos verdwenen
en hij reed op zijn eentje verder. Dat was
jammer! Hij had het juist zoo gezellig ge
vonden niet meer alleen te zijn.
Plotseling bleef de ezel stilstaan. Ze
waren bij een boerderij gekomen en Grauw
tje liep regelrecht naar den stal. Ja, maar
hij, Jan, moest nog verder. Hij was nog
lang niet thuis! Als hij dat het ezeltje nu
maar aan het verstand kon brengen! Hoe
hij echter aan de leidsels trok, het dier
met vriendelijke woorden trachtte te over
reden of hem met een paar tikken aan
te zetten, Grauwtje scheen te denken:
„Ik ben thuis en ik blijf thuis!'
Eindelijk besloot Jan zich van zijn rug
te laten glijden en den weg naar huis
maar verder te voet af te leggen. Er zat
niets ander op en als het ezeltje hem
straks niet achterop gekomen was, zou
hij immers den heelen weg hebben moeten
loopen
Dapper besloot hij zich dus in het onver
mijdelijke te schikken. Maar al heel gauw
was hij opnieuw erg moe en warm en ging
hij eens aan den kant van den weg zitten
om wat uit te rusten.
En op eens hoorde hij zichzelf zeggen:
„Ik wou. dat ik een ezeltje was!"
Nauwelijks had hij dit gewenscht, of.
hij was een ezeltje en hij stond in een
kleinen stal. Hoe hij daar zoo gauw ge
komen was, begreep hij niet, maar dat
deed er ook eigenlijk weinig toe. Zijn
boodschappentasch stond in een hoek op
den grond; zelfs die behoefde hij nu niet
te dragen.
Daar kwam de boerin aan. Zou zij niets
merken? Nee, zij scheen er heelemaal geen
erg in te hebben, dat Grauwtje plotseling
Jan of Jan Grauwtje geworden was. Dat
viel dus mee! Want stel je eens even voor,
dat ze 't gemerkt had, dan zou ze hem
natuurlijk weggejaagd hebben en had hij
zijn boodschappentasch weer kunnen op
nemen! Ze scheen de heele boodschappen
tasch zelfs niet te zien. Wat 'n bof!
Ze legde het voer voor hem in de ruif.
Even wachten, tot ze weg was, dan zou hij
wel eens zien, wat voor lekkers hij te eten
kreeg. Knollen met brood! 't Kon slechter:
Maar o, wat was dat brood hard en wat
waren die knollen taaiEn 'n dorst als hij
had
Daar kwam de boer in den stal. Een
blauw geëmailleerd koffiekannetje stak uit
zijn zak. En Jan had juist zoo'n zin in
koffie. Zou hij? Zou hij niet? Nu draaide de
boer zich om en kwam het koffiekannetje
vlak bij hem. Hoe zou hij het 't beste
veroveren? Wacht, hij zou er met zijn bol
tegen stoten. Hij was immers een ezel
en eer ezel heeft natuurlijk ezelsmanieren.
Een slag op den grond deed den boer
verschrikt omzien.
Onmiddellijk begreep hij, wie hem die
peest gebakken had en hij bromde tusschen
de tanden.
„Wacht maar, ondeugd! Die kunsten zal
ik je eens gauw afleeren. Je hebt vandaag
de bokkepruik op. 'k Zag het vanmorgen
al dadelijk: je hebt weer echt kuren!"
Hij nam een stok, die in een hoek van
den stal stond en gaf er Grauwtje een
klap mee.
Au: wat deed dat pijn!
Grimmig vroeg de boer nu:
„Zul je 't laten, schavuit?"
En Grauwtje wist niets anders te ant
woorden dan:
„I-a! I-a!"
De boer scheen tevreden met dit ant
woord te zijn en wilde hem voor een
karretje spannen. Maar dat was Jan's
bedoeling niet. Daarvoor was hij geen
ezeltje geworden. Dan had hij beter Jan
Volkers kunnen blijven.
Kvj.pig als een echte ezel, verzette
Grauwtje geen poot en hoe de boer hem ook
sloeg ol hem booze woorden toevoegde,
Grauwtje was niet in beweging te krijgen.
Eindelijk gaf de boer het op en zei hij
boos:
„Je eten haal ik weer weg en je krijgt
niets, vóór je je gewillig hebt laten in
spannen en met het karretje naar de
klanten bent geweest".
Bedroefd stnod Grauwtje nu in 'tien klei
nen stal. Het duurde niet 'lang, of een
bók kwam hem gezelschap houden.
„J'j heb' het maar gemakkelijk en hoeft
den menschen geen diensten te bewijzen!"
zei Grauwtje afgunstig.
„Ik trek anders wat dikwijls het karretje
met de kinderen!" antwoordde de bok, die
door de opmerking van Grauwtje wel wat
op zijn hoeven getrapt scheen te zijn.
„Noem je dat werken? Ik noem het: voor
plezier uitgaan! 'k Wou, dat ik een bok
wasbalkte Grauwtje.
Nauwelijks had hij dit gewenscht, of.
hij was een bok. En nu duurde het niet
lang, of hij werd voor een karretje gespan
nen. waarin een kleine jongen klauterde.
Ha! Nu kon hij eindelijk dien duffen stal
weer uit! Vroolijk trok hij het lichte kar
retje, tot Bello, de hond van den boer,
plotseling luid blaffend om hem heen
sprong Onuitstaanbaar was dat en het
slimnje dier zorgde er wel voor, dat het
ver genoeg wegsprong, als de bok hem
stouten wilde. Och, wat had deze nu aan
horens, als hij er zich niet mee ver
dedigen kon? Zoo'n hond had het maar
gemakkelijk: hem lieten ze met rust. De
bok zou wat graag een hond willen zijn.
Nauwelijks had hij dit gewenscht, of...
hij was een hond, een groote hond. Nu zou
hij oen bok eens eventjes! Maar... die was
plotseling verdwenen!
Dan maar rustig wat in liet zonnetje
gaan liggen. Hè, hé, hij was moe van al
zijn wederwaardigheden! Juist dacht hij er
over, maar eens een dutje te doen en
had hi' de oogen al half dicht, toen.
hij op eens een poes met 'n hoogen rug
vlak bij zich zag. En blazen als dit ding
deeü
Maar dat liet hij zich natuurlijk niet
welgevallen! Hij zou Poes eens even in
de hondentaal kort maar krachtig!
vertellen, dat hij niet gestoord wenscht
te worden.
Zoodra hij echter overeind was, zat Poes
ai hoog en droog in een boom. Daar kon
de hond niet bij hem komen om eens
met hem af te rekenen. Hij kon immers
niet klimmen! Hè, hij wilde wel, dat hij
een poes was
Nauwelijks had hij dit gewenscht, of.
hij was een poes, een groote, dikke, zwarte
kater met vurige oogen, maar die kon hij
zeil natuurlijk niet zien. Nu was hij bang
en in zijn angst voor den hond (ze hadden
eenvoudig omgeruild) was de kater zóó
hoog in den boom geklommen, dat.hij
er niet meer uit kon.
Uren leken hem de tijd, dien hij daar
doorbracht en niemand scheen zich om
hem te bekommeren. En 'n honger en n
dorst als hij had! 't Droeve gemiauw ver
kondigde dit luid, tot.er eindelijk een
jongen voorzichtig in den boom klom om
het arme dier uit zijn benarden toestand
te bevrijden.
Hij begreep onmiddellijk, dat dit „red
ding" beteekende en liet zich gewillig in
handen nemen. Wat zoo'n jongen toch knap
was om hem uit dien hoogen boom te
verlossen! Wat zou hij graag een jongen
willen zijn!
Nauwelijks had hij dit gewenscht, of.
hij was een jongen, een jongen, die in zijn
eigen bed lag! "Slaperig wreef hij zich de
oogen eens goed uit en in den flauwen
schijn der maan zag hij nu zijn leege bood
schappentasch in een hoekje der kamer
staan. O ja, hij was gisteravond zoo warm
en moe geweest van zijn tocht naar het
dorp en had nu natuurlijk gedroomd.
En dat hij maar gewoon een jongen ge
bleven was, vond hij een groote opluchting.
Hij begreep nu, dat de dieren het ook niet
altijd even prettig hadden, als het wel
leek
(Nadruk verboden).
Je moet niet denken, dat we blij zijn
Of hevig naar je kornst verlangen.
De Zomer was zoo heel gauw om, zeg!
We moeten je zoo vroeg ontvangen!
We willen nog geen gure winden,
Geen regenvlagen, hagelbuien,
Geen natte kleeren, koude voeten,
Geen dikke wollen wintertruien!
Wat, zeg je, Herfst, zijn w' ontevreden?
Heb je zoo veel ons nog te bieden
Aan gouden dagen, wond're nachten?
Vindt jij ons nu ondankbare lieden?
En moeten wij maar rustig wachten
Op mooie dagen, die nog komen?
En even staken onze klachten
Om van je schoonheid te gaan droomen?
TR. VERDONER SALOMONS.
(Nadruk verboden.)
RAADSELS VOOR ALLEN, OM UIT TE
KIEZEN, DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3.
I.
Ingezonden door Neeltje van Duyn.
Er hingen eens 4 peren aan een boom,
de dominee met zijn dochter, de meester
met zijn vrouw kwamen er langs, plukten
er elk een en toch bleef er een hangen,
hoe kan dat?
II.
Ingezonden door Annie Brouwer.
Stil en langzaam kruip ik voort
'k Hoop maar, dat mij niemand stoort,
't Is wel waar ik ben niet vlug
Maar gij ziet het; op mijn rug
Draag ik dag aan dag mijn woning
En zóó knap is zelfs geen koning.
III.
Ingezonden door Agnes Plan je.
Met k. zit ik aan brood, met w. word
ik gegeten, met b ben ik een lichaamsdeel.
IV.
Ingezonden door Marietje Laterveer.
Maak hieruit een spreekwoord van 4
woorden, 't begint met een B. e, e, aa, a,
o, o, i, b, t, t, t, u, u, d, r, 1.
Ingezonden door Jannie en Frans
de Water.
Met welke vleugels wordt nooit gevlogen?.
VI.
Ingezonden door Johan en Hendrik
Mulder.
Wie kan er van vijf één afnemen en
acht overhouden?
vn.
Ingezonden door Frans van der Nat.
Hoe gingen de eerste voetgangers over
de Maasbrug?
VUL
Ingezonden door N. N.
Ik ging eens naar Leiden, ik ontmoette
9 oude vrouwen waarvan ieder 9 zakken
droeg en in elke zak zat een kat, hoeveel
vrouwen, zakken, katten gingen er naar
Leiden?
OPLOSSING VAN DEN REBUS UIT HET
VORIGE NUMMER.
De maan keek erg boos toen Anton niet
slapen wilde. (Nadruk verboden.)
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT HET VORIGE NUMMER.
1. Een handschoen.
2. 600 minder dan eerst.
3. Waal, haven. Waalhaven.
4. Eigen haard is goud waard.
5. Pet Petten.
6. Nergens, want men zaait de rapen
niet, maar het zaad.
7. Rijnstroomstraat, Rijn, room, mast,
Tom, tram.
8. Cent, tent.
PRIJS DEZER COURANT:'
iden per 3 maanden 1.2.35, per week f. 0.18
Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0.18
per post f. 2.35 4- portokosten.
c
"JGEN.
van de troepen der Koloniale Reserve uit Nijmegen, welke hedenmorgen aan het station alhier arriveerden. Geheel
rechts op de foto de commandant, 1ste luitenant Hazenberg,
an 10 u. 15
alhier het
ent van de
onder bevel
Hazenberg,
/erking zul-
tation aan-
bestuurslid
nadat de
ateerd, een
ijn vreugde
:orte feest-
joep langs
orschstraat,
cal belang-
rie-kazerne,
gehuisvest.
t het alsof
k zal laten,
erfstdagen,
troosteloos
jen elf uur
.lotregentje
zh zijn de
De baro-
Bildt voor-
regenbuien,
in schitte-
tje hebben,
feestende
N DEN
SST"
ravond de
orotestver-
October-
or vooral
ische krin-
d.
\ingswoord
dpunt der
gericht te-
anig, want
maars, dat
lerdenken,
gedemon-
nheid en
hankelijk-
de gevoe
de indruk
rustig en
'especteert
neeloopen.
zich vrij-
eroepsla
;roto, ver-
georgani-
•ialistische
jurgerlijke
vvegen, het
tentie ge-
tober-ver-
voord ge-
zwijgen en
is verwe-
nu! (da-
n zich in
felle wijze
perialisme
tegen de
landgenooten, die het met deze actie niet
eens zijn.
Onder het zingen van de „Interna
tionale" en geroep van de communisten
„rood front" ging de vergadering uiteen.
BINNENLAND.
Inaugurale rede van prof. mr. J. M. van
Bemmelen als hoogleeraar te Leiden.
(3e Blad).
De Noordzee-visscherij gedurende de
maanden Januari tot en met September.
(Binnenland, 3e Blad).
Landelijk overleg tusschen huisvrouwen
en middenstandsorganisaties. (Binnenland
3e Blad).
Een bespreking inzake onze landbouw-
export naar Engeland. (Land- en Tuin
bouw, le Blad).
Bij een brand te Rotterdam zijn drie
kinderen omgekomen; de toestand der
ouders is hopeloos. (Gemengd, 2e Blad).
Pond bij Nijmegen met zeventig opva
renden in gevaar. (Gemengd, 2e Blad).
De toestand der Zwartsluizer Bank. (Ge
mengd, 2e Blad).
BUITENLAND.
President Hindenburg is heden 84 jaar
geworden. (Buitenl., le Blad).
De Engelsche koning hoort verschillen
de politieke leiders. (Buitenl., le Blad).
De Fransche premier vertrekt 16 dezer
naar Washington. (Buitenl., le Blad).
EEN 12'/=-JARIG JUBILEUM
TE OEGSTGEEST.
CHEF-VELDWACHTER J. C. KRIJGER
GEHULDIGD.
HANDELSREGISTER
KAMER VAN KOOPHANDEL.
Wijziging::
Instituut Pont (f.), Breestr. 58 a, Lei
den. Hoofdz.: 's-Gravenhage, Balistraat 81.
Geven van onderwijs en het daartoe in
exploitatie brengen van onderwijsinrich
tingen. Uittredend Beheerder Filiaal:
Mevr. N. Smitvan Otten, Leiden.
J. C. Krijger.
Gisteren heelt de chef-veldwachter J. C.
Krijger te Oegstgeest onder vele blijken
van belangstelling zijn 127=-jarig jubileum
als veldwachter te Oegstgeest gevierd.
In een vergadering van B. en W. is hij
voor zijn belangrijke diensten op waar-
deerende wijze toegesproken.
Talrijke binnengekomen bloemstukken
hebben den jubilaris er ongetwijfeld van
overtuigd, dat hij de harten der Oegst-
geestenaren gewonnen heeft! Wij wen-
schen den heer Krijger van deze piaats
eveneens met zijn jubileum hartelijk geluk
en vertrouwen dat hij ook in de toekomst
de aan hem toevertrouwde belangen op
dezelfde goede wijze behartigen zal, als
voorheen!