Dr. Colijn over de financieele crisis. 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 28 September 1931 Derde Blad No. 21941 UIT DE OMSTREKEN. FEUILLETON. Het Geheim van de Oude Kast Nervositeit absoluut zonder eenigen grond. Niettemin zijn de bezuinigingsmaatregelen in Nederland onvoldoende. Dr. H. Colijn. Een redacteur, van het Ned. Corr. Bur. heeft Zaterdagmiddag een onderhoud gehad met dr. H. Colijn, die dezer dagen uit Genève is teruggekeerd, waar hij als vice-voorzitter van de economische com missie aan de beraadslagingen ter Vol kenbondsvergadering een werkzaam aan deel heeft genomen. De eerste vraag, welke den heer Colijn gesteld werd, was: Hoe was de stemming in Genève, toen het bekende besluit der Engelsche regeering tot opheffing van den gouden standaard bekend werd? „De stemming in Genève," antwoordde dr. Colijn, „was zeer gedrukt. Toen de Engelsche gedelegeerde opstond om zijn verklaring af te leggen, was er een mo ment van groote stilte. Niet omdat het bericht voor allen een volslagen verrassing was. Er waren verschillende personen reeds van op de hoogte, ook voor mij kwam het niet onverwacht. Nu deed zich in Genève het merkwaar dige feit voor, dat men aan den eenen kant de gevolgen van dat besluit veel te ernstig inzag, maar dat men aan den an deren kant ook weer geen oog had voor de werkelijke gevolgen welke uit de Engel sche crisis zullen voortvloeien. Een alge- meene nervositeit had zich van de men- schen meester gemaakt; van een juist aanvoelen der gevolgen was slechte in geringe mate sprake. Ik voor mij ben er zeker van, dat die nervositeit absoluut zonder eenigen grond is. De vorderingen op Engeland aan korte schuld waren 250.000.000 p. st. grooter dan de korte vor deringen van Engeland op het buitenland. Dit is een aanzienlijk bedrag, maar het valt geheel in het niet tegenover het te goed, dat Engeland in andere vormen heeft in het buitenland, en dat ongeveer 4 milliard p. st. bedraagt. Nu kan men toch van een land, welks positie zoo is, waarlijk niet zeggen dat het in een de- plorabelen toestand verkeert. Tien gulden voor een kop thee. Dat men zooveel geld uit Engeland heeft teruggetrokken komt alleen door de gren- zelooze nervositeit, waardoor de menschen onder dergelijke omstandigheden gevangen worden. Dat is geen nieuw verschijnsel zoo vervolgde de heer Colijn. Wij hebben het zelfde medegemaakt in de eerste dagen van den oorlog. Ik herinner mij, dat ik toen in Noordwijk was en in een restau rant een kop thee met een bankbiljet van tien gulden wilde betalen, men dit wei gerde, zelfs toen ik goed vond hem het heele biljet af te staan voor de kop thee! De gevolgen voor andere landen. Nu echter deze moeilijke toestand voor Engeland is ingetreden zijn de gevolgen voor verschillende landen zeer belangrijk. Engeland is sinds een paar eeuwen de centrale geldmarkt van de wereld, maar de wereld is niet bereid handelswissels te verhandelen in de munt van een land, waar de stabiliteit zoek is en nu is de groote moeilijkheid, dat er geen ander centrum is, hetwelk de plaats van Enge land kan innemen. Want op plaatsen waar wel de noodige kapitaalkracht aanwezig is, ontbreken de juiste personen en mist men ook de nóo- i dige ervaring. En daar komt nog bij, dat Londen de groote stapelmarkt is van goe- deren waarvoor men ook zoo maar niet een andere gelegenheid kan zoeken. Al is het verband tusschen geld en goe derenhandel niet meer a>u nauw als in vroegere eeuwen, ook nu nog gaat de be- teekenis van Londen als centrum van den geldhandel niet om buiten het feit. dat Londen ook de belangrijkste goederen markt is. Nu dreigt dus het groote gevaar, dat de wereldhandel tijdelijk ontwricht zal worden, afgezien van wat het Engel sche p. st. doet. Het is niet de moeilijkheid dat dit p st. negen gulden of tien gulden waard is in plaats van twaalf gulden, maar het gevaar schuilt in het gemis aan stabiliteit. Daar komt nog bij, dat 't'buitenlandsch bezit van Engeland tengevolge van de Pon dendaling sterk in waarde daalt. Op het oogenblik is dit be?it zeker al met 1.000.000.000 p. st. gedaald. De meeste lee ningen op de Londensche markt toch zijn p. st. leeningen geweest. Ook één der Ne- oerlandsch Indische leeningen is een p. st. leening en het ongeluk is, dat deze voor een groot deel in Nederlandsche handen is. De Nederlandsch-Indische staat profi teert er nu van, wanneer zij de schuld af betaalt maar de houders van stukken ont vangen een p. st. terug, dat aanzienlijk minder, waard is dan het p. st. dat zij er voor gegeven hebben." „Maar zou het Pond zich niet binnen korten tijd eenigszins kunnen herstellen en stabiliseeren?" „Aanvankelijk had ik wel het geloof, dat het Engelsche Pond zich vrij snel zou kun nen herstellen, maar dit geloof is ernstig, aan het wankelen gebracht door de be richten der laatste dagen, welke blijk ge ven van zonderlinge opvattingen, die om trent deze quaestie in Engeland bestaan. „Zoo moge ik o.m. wijzen op het hoofd artikel in de „Times" van Vrijdagochtend, waar de merkwaardige stelling in verkon digd werd, dat beschermende tarieven of inflatie geen verhooging van de prijzen te weeg brengen. En dit is heusch niet het eenigeü Bij dusdanige economische op vattingen lijkt het mij, dat men in Enge land zelf hef juiste inzicht in wat er op het oogenblik gebeurt, nog niet verworven heeft. Het is toch niet voor tegenspraak vat baar, dat een in te voeren tarief zoowel als een verlaging van de waarde der munt eenheid de neiging hebben een prijsver- hooging in het leven te roepen. Wij hebben dit duidelijk gezien bij de inflatie in Duitschland. Zelfs toen deze nog slechts bescheiden vormen had aange nomen, en ditzelfde hebben wij ook in Engeland te verwachten. Weliswaar is de uitvoer er gemakkelijker door geworden maar dit heeft slechte beteekenis zoolang de prijs verhooging in het binnenland geen aanleiding geeft tot loonsverhoogingen. Maar, daar loonsverhoogingen altijd achter prijsverhoogingen aankomen, valt het na tuurlijk niet te ontkennen, dat de Engel sche export er in den eersten tijd voordeel bij zal hebben, maar dan moet er ook nog dit voorbehoud gemaakt worden, dat de landen, die goederen uit Engeland impor teeren. geen tariefsverhooging als repre saille toepassen. Overigens is het duidelijk, dat ook de invoer in Engeland door de inflatie be lemmerd wordt." „Wat zullen de gevolgen voor andere landen zijn?" „De mogelijkheid bestaat dat zwakkere landen genoodzaakt zullen worden het Engelsche voorbeeld te volgen. Zullen wij daar ook toe behooren? Daar behoeft ab soluut geen vrees voor te bestaan. De po sitie van den gulden is volkomen safe, vooropgesteld altijd, dat de regeering er voor zorgt een werkelijk goed sluitend budget te krijgen en dat het publiek zich niet aan een onzinnige angst overgeeft. Onze begrooting onvoldoende? U legt den nadruk op een goed sluitend budget. Komt onze begrooting, gezien al thans de moeilijke omstandigheden, niet voor deze benaming in aanmerking? In 1932 zal de toestand voor ons land veel slechter zijn, dan de regeering vol gens de ingediende begrooting voor dat jaar heeft voorzien. Daarom zal met de maatregelen, welke in overweging zijn. wel niet kunnen worden volstaan. Er moet o a. op gerekend worden, dat de ontvang sten in 1932 de raming niet zullen halen mede tengevolge van hetgeen thans in Engeland is geschied. Men zal wel zien, dat een groot aantal personen wel gere kend zijn bij de belastingbetalers maar in 1932 in werkelijkheid geen belasting zul len betalen Indië moet niet converteeren. „Wat is uw meening over de maatregelen genomen om het Engelsche budget in evenwicht te brengen?" De voorzieningen zullen in Engeland onder de huidige omstandigheden even min voldoende blijken. Men heeft bij de maatregelen gerekend met een p. st. op goud basis en dientengevolge zullen de uitkomsten niet meer kloppen." Vervolgens kwam het gesprek op dc samenwerking der groote Europeesche mo gendheden, voornamelijk in economisch opzicht. „Wanneer er een stemming is in het goederenverkeer, brengt dit vanzelf een stremming in het geldverkeer met zich mede. In Genève heb ik dit ook uitvoerig betoogd; vrij geldverkeer is alleen mogelijk op een basis van vrij goederenverkeer. Nu kan een land dat geld heeft, een ander land wel een of twee maal helpen door middel van leeningen, maar dit is geen op lossing van het probleem. Alleen door vrije goederencirculatie kan er ook weer een vrije geldcirculatie ontstaan. Daarbij komt het vraagstuk der internationale schulden regeling. Dit vraagstuk acht ik niet alleen essentieel, masfr zelfs preliminair voor het herstel van het economische leven. Een redelijke oplossing er van is dan ook dringend geboden. U sprak zoo juist over Ned.-Indië, mogen wij daar nog even op terug komen? Indien Indië de Ponden- leening dus zou converteeren, zou dit voor de schatkist een voordeel zijn? Dat zou het zeker, maar een andere vraag is of deze teleurstelling met een Indische leening ondervonden, het crediet van Indië zou bevorderen. Indië heeft nog veel te leeren en ook nog dure leeningen te converteeren. Daarom komt de daling van het p. st. hoewel oogenschijnlijk voor de Indische schatkist voordeelig, m. i. zeer ongelegen. Het aantal geldmarkten is thans zeer beperkt: alleen zijn nog over gebleven Nederland, Frankrijk en Amerika en het is moeilijk te zeggen, in hoeverre het publiek bereid is, om in het licht der ervaringen in den laatsten tijd met bui- tenlandsche leeningen opgedaan hierin deel te nemen. Dit zal te meer klemmen, waar de toestand in Indië niet bepaald gunstig is. De crisis ook m ons land voorzien. Mogen wij thans nog vragen naar uwe meening over den toestand in ons eigen land? Ik heb deze crisis voorzien, natuur lijk niet in den omvang, waarmede zij zich vandaag doet gevoelen, maar dat zij komen moest, was logisch vast te stellen. Alle maatregelen in 1923 en 1924 genomen hadden ten doel ons terug te voeren naar een belangrijk lager liggend stabilisatie- vlak. Dit was dringend noodig omdat de liquidatie van den oorlog, welke zich aan het eind van 1921 begon te openbaren, in 1924 nog niet beëindigd was. Wij hebben toen weliswaar van 1925 tot 1928 een op leving gekregen, maar deze was slechte zeer tijdelijk. Deze opleving was voor een belangrijk deel het gevolg van groote lee ningen welke niet alleen door Amerika, maar ook door Engeland aan de verarmde Europeesche staten gegeven zijn. Als een sprekend voorbeeld hiervan wil ik er op v/ijzen, dat sinds 1924 door het buitenland aan Duitschland alleen 15.000 mill, gulden is geleend. Dit heeft natuurlijk een verlevendiging veroorzaakt, welke ook op Nederland te rugsloeg. Men kon dus er zeker van zijn, dat de gunstige jaren van 19251928 geen beeld van een blij venden toestand gaven. De daling van 1922'24 moest zich voortzetten en is dan ook in 1929 inge treden. Het is jammer, dat verschillende maat regelen, welke in 1923'24 genomen zijn, te die latere jaren weer ongedaan zijn gemaakt. Ik zou als voorbeeld hierbij wil len wijzen op de netto-uitgaven van het onderwijs. In 1923 bedroegen deze voor Rijk, provincie en gemeenten tezamen f. 204 000.000. In 1926 f. 164 000.000, een da ling dus van f. 40.000.000, waarvan ten bate van het Rijk is gekomen f. 31.000.000 van de provincie f. 1.000.000 en van de ge meenten f. 8.000.000. Indien men die be zuinigingen niet grootendeels ongedaan had gemaakt, zou de toestand op het oogenblik voor ons heel wat gemakkelijker zijn dan hij nu is. De voortgezette daling dwingt ons naar een lager stabilisatie- vlak. Het is toch ook eigenlijk dwaasheid, dat de wereld, die in den oorlog schuld ge maakt heeft voor destructieve doeleinden nu nog durft te pretendeeren beter te kunnen leven dan vroeger, al houden wij er rekening mede, dat de productie is toe genomen. Dan zou men in het gunstigste geval kunnen zeggen, dat men even goed kan leven. Mrrr het door den oorlog ont stane deficit moet eerst geheel zijn weg gewerkt en vervangen door meerderen rijkdom eer wij ruimer zullen kunnen leven dan voorheen. LTSSE. BEVESTIGING EN INTREDE VAN Ds. G. TICHELAAR. Als predikant bij de Ned. Herv. Gem. Ds. G. Tichelaar. Na een vacature van slechts een hall jaar deed ds. G. Tichelaar, gekomen van Groningen, zijn intrede als predikant bij de Ned. Herv. Gem. alhier. In den morgen dienst trad als bevestiger op ds. Bakker van Amsterdam, die als tekst gekozen had Lucas 10 5: En in wat huis gij zult ingaan, zegt eerst: „Vrede zij ulieden". Na de predikatie vond de bevestiging plaats, waarna de gemeente zong Psalm 72 11. „Zijn Naam moet eeuwig d'eere ontvan gen." De middagdienst ving aan om half drie. Het nieuw kerkgebouw was overvol. Onder de aanwezigen merkten we o.a. op: Burge meester baron van Wijnbergen, afgevaar digden der Gereformeerde Kerk, Chr. Geief. Kerk en Geref. Gemeente. Voorts vele predikanten uit de omgeving: de be vestiger, ds. Bakker van Amsterdam, ds. Coolsma uit Groningen en vele Leiderdor pers, die in vroeger jaren ds. Tichelaar als hun predikant mochten bezitten. Nadat Psalm 84 1 en 6 gezongen wa ren las ds. Tichelaar voor Psalm 48 en Efeze 1 15—23. Als tekst was gekozen Psalm 122 9: „Om des Huizes des Hee- ren onzes Gods wil zal ik het goede voor U zoeken." Aan de hand van deze tekstwoorden werd gesproken over: de innige begeerte; het hoogste doel en den vasten grond. Het is, aldus spr., mijn innige begeerte om het goede voor U te zoeken. Niet slechts iets goeds of veel goeds doch het goede, dat is de bron van alle goed. zoe ken van het goede is zoeken van God. God te kennen, daar gaat het om in alle omstandigheden des levens. Hier werd breeder op ingegaan naar aanleiding van Psalm 122. Spr. wenscht de vrede tp bren gen in elk hart en elk huis en de vragen- den te wijzen op Jezus Christus. Het evangelie wenscht spr. te brengen in alle. eenvoudigheid, voor ieder begrijpelijk naar de behoefte van dezen tijd en deze plaats en hoopt daarbij vooral te denken aan het economische leven en de jeugd der gemeente, die aan groote verzoekin gen bloot staat. Ook voor de jeugd hoop ik het goede te zoeken. Het hoogste doel der prediking is des Heeren Huis te bouwen. Onze kerkgang moet eeredienst zijn. Dat besef hoopt spr. meer te verlevendigen. Het gaat er ook om zielen te winnen voor het echte leven, het leven in Christus. Men kan slechts God tot Vader hebben als men de Kerk tot Moeder heeft. Spr. hoopt ook op sa menleving met de Geref. Kerk, Chr. Geref. Kerk en Geref. Gem. Het deed spr. goed afgevaardigden dezer kerken onder zijn gehoor te weten. De vaste grond der prediking is het verbond Gods dat naar de Schriften is. Op dat verbond zal ik steeds trachten te wijzen, opdat gij vrede moogt vinden aan den voet van het Kruis. Op dezen grond der prediking mag ik ook vrucht ver wachten. Spr. hoopt, dat de gemeente haar be zwaren eerlijk met hem bespreken zal. hij zal zijnerzijds in de prediking nooit—het persoonlijke element laten spreken. De zorg der zieken ligt spr. na aan het hart en verzocht vooral bij ziekte der ge meenteleden hiervan in kennis te worden gesteld. Na een kort zacht orgelspel, richtte ds. Tichelaar zich in een korte toespraak tot de plaatselijke overheid, in de persoon van den burgemeester alhier tegenwoor dig; tot de afgev. der plaatselijke kerken; colleges uit den kring Noordwijk. In 't bij zonder richtte spr. zich tot den consulent ds. Mulder van Hillegom; zijn vroegere ambtsbroeder ds. Coolsma uit Groningen wiens tegenwoordigheid op hoogen prijs werd gesteld; en tot den bevestiger ds. Bakker uit Amsterdam. Voorts werd ge sproken tot familie, kerkeraad, kiescollege, notabelen, organist, koster en de ge meente in haar geheel. Verschillende afgevaardigden voerden daarna het woord, waarna deze plechtig heid besloten werd en ds. Tichelaar den ambtelijken zegen uitsprak. De a.s. Kinderfeesten. De kinderen die aan de feesten deelne men komen te samen op Woensdag 30 September a.s. om negen uur op het par keerterrein bij „Hobaho". De hoogere klassen verzamelen op hetzelfde terrein om half twee 's middags. Bij ongunstig weer worden de kinderspelen in de groote veilingloodsen van „Hobaho" en H. B G, gehouden. De gemeentelijke arbeidsbeurs is ge opend van 9—12 en l1/-5 uur, alwaar gewenschte inlichtingen gaarne worden verstrekt. De auto van de fa. v. d. Linden reed door verkeerde inschakeling in het Ka naal. De auto was beladen met 8 zakken boonen. De bestuurder kwam met den schrik vrij. o OEGSTGEEST. Mooie opbrengst Bazar Pauluskerk. De in de afgeloopen week gehouden bazar ten bate van de meubileering van de Pauluskerk heeft opgebracht de som van f. 3034. De bazarcommissie is voor deze schitte rende opbrengst bijzonder dankbaar ge stemd. Loco-Burgemeester. Door B. en W. is bepaald dat de le wet houder, de heer H. W. Rubenkamp, als loco-burgemeester zal optreden. Bij onge steldheid. afwezigheid of ontstentenis van dezen wethouder zal de burgemeester ver vangen worden door den 2en wethouder, de heer N. Zandbergen. VOORSCHOTEN. Nieuwe school. Door het bestuur vap de school voor Lager en Uitgebreid Lager Onderwijs on Geref. grondslag, alhier is aan den heer A. A. Brand te Rijpwetering opgedragen het bouwen van een school aan de Wijn gaardenlaan voor f. 31.500. Met den bouw zal direct worden begonnen. Nadat reeds een cursus „Eerste hulp bij Ongelukken" voor heeren door de afd. van „Het Groene Kruis" alhier is gegeven, zal morgenavond 8 uur, dr. M. van der Stoel, beginnen met een cursus uitsluitend voor dames. Deze wordt gehouden in het gymnastieklokaal achter het gemeentehuis. Oorspronkelijke schets in ouden trant door A. DUYTS—GAYDOU. 5) Silvia nam den brief met bevende hand aan, maar zoodra zij dien geopend had, riep ze ontsteld uit: Dit is niet het handschrift van den markies. Senor de Villanova, zeg mij direct de geheele waarheid en zij zag hem uit- vorschend aan. Zij had al haar moed te ruggekregen, het bloed der Montignoso's stroomde weer met vuur door haar aderen, en de dapperheid van de d'Este's gaf vast beradenheid aan haar taal. Zij kreeg plot seling de ingeving, dat die man haar doodsvijand was en dat zij door hem werd bedrogen. Spreek, senor, hoe komt de zegelring van markies Walfried in uw handen, en wie heeft dien brief geschreven? Luister, Madonna. Eenige maanden geleden ontmoette ik den markies in Vlaanderen; wij gingen samen van Duin kerken naar Gent. Zijn wond aan den rechterarm was onderweg verergerd en hij werd met andere gewonden en gevange nen naar het kasteel van den graaf ge bracht; ik vergezelde hem zoover, daar hij geen Vlaamsch* noch Spaansch sprak. Hij liet mij toen dezen brief schrijven en gaf mij zijn ring om u dien te brengen. Lees nu Signora, en wees overtuigd De brief is in het Fransch geschre ven. Walfried schrijft mij altijd in net Italiaansch Ik kan het Italiaansch wel tamelijk goed verstaan, maar ik spreek het slecht en kan het niet schrijven, daarom heeft Walfried mij den brief in het Fransch gedicteerd. De brief luidde vertaald als volgt: Aan mevrouw de markiezin d'Est-e Montignoso, - Toscane. Lieve vrouw, Baron De Villanova wordt door mij ge- zenden, ontvang hem met onderscheiding. Ik ben gewond en weet niet of ik wel ooit naar ons kasteel te Montignoso zal kun nen terugkeer en. God behoede u. Uw echtgenoot Walfried. Markies d'Este, te Gent. Het waren maar weinige korte en zake lijke regels; het papier viel uit de handen van Silvia. Zij zweeg, geheel ontdaan gelukkig zag zij niet den valschen glim lach op het gelaat van de Villanova! Neen, die woorden kwamen niet van haar beminden Walfried! Hoe geheel anders waren zijn lange liefdevolle brieven! Hoe kon zij die met een hart vol dankbaarheid aan haar lippen drukken! Ze bewaarde ze alle in een fijn besneden houten kistje met lavendel en iris. Dit briefje brandde haar vingers, het was stellig met van hemMaar Silvia sprak met zachtheid en waardigheid tot den baron, want zij moest zich bedwingen en ln acht nemen. Ik dank u, senor, voor de diensten, die gij mijn gemaal hebt bewezen. Gij zijt mijn gast. zoolang gij in ons land zult ver toeven. Rinaldo, breng den baron naar de vertrekken in den linker vleugel; zij zyn tot uw beschikking, Senor de Villanova, rust zal u welkom zijn, goeden nacht, baron. En vóórdat de Villanova een woord kon spreken, had Silvia zich teruggetrokken.. Gualtiero volgde haar en Rinaldo bleef met de Villanova alleen. 1 Hij had den baron bestudeerd, de oude Rinaldo. Hij had den grijnslach op zijn gelaat waargenomen, en wist nu met wien hij te doen had: „Niet te vertrouwen, die gast!" Maar als 'een geslepen vos liet hij er niets van merken. Heel ernstig en met diepe en nederige buigingen vergezelde hij den baron naar zijn vertrekken. Hij maakte zelf alles voor hem in orde en toen hij hem met het ontkleeden had ge holpen, riep hij een page en beval den verstandigen knaap in de antichambre van de Villanova te blijven, en hem, Ri naldo bij het minste onraad te waar schuwen. De arme Silvia was naar de kamers van haar lieveling gegaan; hij sliep, de on schuldige. kleine jongen; zijn mooie bruine lokken waren om zijn fijn kopje op het kussen gespreid; een zachte glim lach speelde om zijn halfgeopend mondje; zijn ademhaling was rustig als de golfjes, die dien ochtend zoo zacht tegen het strand ruischten. Mijn lieveling! Hij droomt misschien van zijn vader. Neen, die brief is niet van u, mijn Walfried. Gij zoudt uwen Alfonso genoemd hebbenWat moet ik doen, om de waarheid te ontdekken! Gualtiero naar Gent zenden? En ik hier blijven, met dien man, neen, o neen, dat nooit! Ik ksn hem; hij is de dagen te Modena niet ver geten. Ik heb hem afgewezen.... o, hemel, zou hij zich willen wreken? Elena, laat Rinaldo en Gualtiero zich naar de kleine wapenzaal begeven, dadelijk; ik moet hen raadplegen. Ik blijf zoolang hier, maar, als ik ga, verlaat Alfonso geen oogenblik en spreek met niemand. De moeder knielde nog even naast het bedje van haar zoontje neer; een stil drin gend gebed steeg op en Silvia stond op, versterkt, vastberaden en onwankelbaar in naar liefde en trouw van vrouw en moeder, de twee groote factoren, die hel dendaden kunnen doen verrichten. Thans j was het oogenblik gekomen om te han- delen, en zij begaf zich naar de kleine zaal. waar Rinaldo en Gualtiero haar wachtten. Gij hebt baron de Villanova gehoord, mijn beste vrienden, en hier is de brief; gij gelooft ook niet, dat hij van uw mees ter is, niet waar? Ik kan niet in onzeker heid hier zitten wachten Wie weet, wan neer wij een ander bericht zullen ontvan gen. En die Spanjaard Madonna, zei Rinaldo zachtjes, hij is nu in zijn kamer. Den jongen Rodrigo heb ik bevolen in de antichambre de wacht te houden. De man was vermoeid, ik heb hem een goede flesch Pontremoli voor gezet, die heeft hij leeg gedronken en zich daarna ter ruste begeven. Geloof me, hij zal zich vooreerst niet verroeren. Ja, maar. wij moeten spoed maken, om den markies te redden, indien hij ge vangen zit. viel hem Gualtiero heftig in de rede. Madonna, ik ben gereed om te gaan, beveel maar, en ik spring op mijn paard Wacht, jongmensch, vervolgde Ri naldo, laat mij uitspreken. Gij alleen, zoo'n grooten tocht ondernemen, dat is dwaasheid Hoor eens, vrienden, dit is wat ik denk te doen, riep Silvia plotseling uit haar gepeins ontwakend, en met een straal van hoop in haar blik. Laat de kleine karos inspannen. Er is plaats voor Alfonso, Elena en mij. Gij, Gualtiero neemt drie of vier ruiters onder uw bevel, en de twee muilezels met eenige bagage. Alles kan in een paar uur gereed zijn: niet waar? Gij, Rinaldo, blijft hier, om over het kasteel te waken met je dapppere man schappen. Alles hier vertrouw ik in uwe handen. God en de lieve Madonna zullen ons bijstaan. Ik ben al eens met mijn va der naar Vlaanderen geweest, ik ken dus den weg De winter is voorbij en de wegen zijn nu droog; goeden moed dan, en vooruit! Ik zal spoedig gereed zijn, zei Gual tiero, ik ben ook in Gent geweest, wees dus gerust, Madonna, gij kunt op mij rekenen. En Rinaldo, hernam Silvia, als die Spanjaard mij morgen ochtend niet meer hier vindt, wanneer hij zijne vertrekken verlaat, zeg hem dan dat ik naar de Ma rina ben gegaan, en misschien wel tot Kareggio, naar ons zomerverblijf, voor de zeelucht. Laat dat aan mij over, Signora, ik zal die Senor Spanjaard wel koest houden en hem den kost toe dienen, die voor hem geschikt is! Ik heb juist zoo'n grooten lust om hem beet te nemen. Zijne fijne glimlach, moet nog fijner worden. Ik heb dien don Juan in Modena ontmoet, bah! maar ik hield me nu net of ik hem nooit gezien had; jawel, de oude Rinaldo heeft nog een goed geheugen VII. In dezen tijd van snelrijdende luxe treinen, auto's fietsen en vliegmachines, kan men zich nauwelijks voorstellen het langzame reizen met een karos, wel een voor het doel goed ingericht, maar toch altijd lomp voertuig en vooral tijdroo- vend, omdat men genoodzaakt was dik wijls van paarden te verwisselen en in kleine zeer primitieve en weinig betrouw bare herbergen te overnachten, in een zame landstreken, waar de eenvoudigste levensbehoeften soms niet te vinden wa ren en het comfort voor vrouwen en kin deren geheel ontbrak Wel is het waar, dat de hoogste adel zelfs, de verfijning van het hedendaagsche leven niet kende, zoo dat men zich wel tweemaal bedacht, voor dat men met vrouw en kinderen een lan gen tocht ging ondernemen. (Wordt vervoigd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9