ezuiniqing
bezuinigt
72*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 26 September 1931
Derde Blad
No. 21940
H Buitenl. Weekoverzicht.
Het Geheim van de Oude Xast
BRIEVEN UIT BERLIJN.
UIT RUSLAND.
RECLAME.
4512
O
Teleurstellingen rondom.
Een week van groote teleurstellingen
ligt achter ons, teleurstellingen, die zich,
helaas, maar al te lang zullen doen' ge
voelen. In welk een mate, zelfs dit ligt in
den schoot der onbekende toekomst.
De allereerste teleurstelling, en misschien
wel de grootste, was de plotselinge erken
tenis van Engeland, dat het overwonnen
was in den finantieelen strijd, dat 't zich
genoodzaakt zag de leidende positie, die
het steeds had ingenomen op dit terrein,
voorloopig op te geven. Engeland moest
afstand doen van den gouden standaard,
die het in 1925 met zooveel ingenomen
heid had hersteld; de stormloop uit heb
buitenland kon het niet langer weerstaan!
Na hetgeen reeds over de beteekenis daar
van is geschreven, zullen wij daarop niet
verder ingaan, er slechts op wijzend, dat
het practisch neerkomt op inflatie. Hoever
deze zich zal uitstrekken, dat is momen
teel nog niet te beoordeelen, daar we nog
midden in de periode van onzekerheid
zijn, zoodat ook de Engelsche regeering
zelf nog geen poging doet tot stabilisatie
van het Engelsche betaalmiddel. De En
gelsche industrie is tevreden, omdat door
de depreciatie van het pond zij beter in
staat wordt gesteld te concurreeeren met
het buitenland, tengevolge waarvan zij
hoopt verloren gegane markten te herove
ren, maar de Engelschen zullen allen in
voer duurder hebben te betalen, dus ook
de levensbehoeften, die Albion zelf zoo
weinig bezit. Zooals steeds heeft ook hier
de medaille twee zijden en het is ernstig
de vraag, of aanvankelijk de Engelsche
geste niet wat al te rustig is opgenomen,
speciaal ook doordat eerst de val van het
pond erg meeviel.
De gang van zaken is echter wel een
overtuigend bewijs, hoe hoog de nood is
gestegen en zelfs landen als Frankrijk en
de Vereenigde Staten zijn opgeschrikt
door de Engelsche nederlaag en ongetwij
feld wint daardoor de idee van noodzake
lijke samenwerking aan kracht.
Met die samenwerking heeft het overi
gens heel wat voeten in de aarde. Theore
tisch wordt de urgentie daarvan door allen
erkend, maar zoodra het op practische
resultaten aan komt, geldt plotseling: zoo
veel hoofden, zooveel zinnen. Er wordt
niets bereikt! Geld is er voldoende, zelfs
de economische commissie van den Vol
kenbond erkent dit ronduit; aan goederen
Is er eerder een teveel dan een tekort en
toch beleven we een crisis als zelden te
voren zich deed gelden. De oorzaak? Ge
brek aan vertrouwen heet hetMaar
aan wie de schuld, dat er dit gebrek aan
vertrouwen heescht? Louter en alleen aan
de eng nationalistische en op eigen heil
bedachte politiek van na den oorlog, die
met alle waarschuwingen omtrent de on
afwendbaarheid van een eendrachtig
samengaan den spot heeft gedreven.
Er zijn er, die juist in de vele teleurstel
lingen van den jongsten tijd de beste re
medie zien, redeneerend, dat slechts de
hoogste nood zal dwingen tot het samen
gaan, dat niet was te bereiken Ongetwij
feld ligt daarin een kern van waarheid,
maar aan den anderen- kant rijst toch
ook de vraag, of, als men daarop moet
wachten het niet te laat zal zijn en of
ons werelddeel en met dit de beschaafde
wereld nog van den ondergang zullen zijn
te redden. Moskou loert en loert, gereed
voor den sprong
Neem nu b.v. de reeds genoemde com
missie voor de economische aangelegen
heden van den Volkenbond. Geenszins
kon en mocht verwacht worden, dat daar
plotseling totdusver vastgehouden mee
ningen zoo maar over boord geworpen
zouden worden, doch wel, zulks onder den
druk der omstandigheden, dat wijziging
voorzichtig zou worden ingeluid. Helaas
valt er weinig of niets van te bemerken.
Frankrijk heeft door minister Flandin
daar zijn oude, bekende standpunt vol
ledig gehandhaafd. Het is geheel en al
tot hulp bereid, maar alleen tegen poli
tieke schadeloosstelling. Het voelt, dat
een bespreking der herstel-schulden en
schulden-vraagstukken niet lang meer
zal zijn tegen te houden, doch stelt nu
tevoren daarvoor zijn eischen, die ver
moedelijk thans neerkomen op een Lo
carno voor het OostenMannen als
Colijn hebben in niet mis te verstane taal
opnieuw gewezen op de noodzakelijkheid
van een eensgezind optreden tegen de
crisis, zij praten voor Frankrijk vergeefs
Wat het bezoek der Fransche ministers
aan Duitschland in deze materie zal op
leveren? Vermoedelijk zal men ook daar
van wel geen direct tastbaar resultaat
zien. Als de uitersten van rechts en links
Oorspronkelijke schets in ouden trant
door A. DUYTS—GAYDOU.
4)
Wie was hij? Had Walfried hem inder
daad gezonden?
Gualtiero dacht niet meer aan vertrek
ken; hij zou over Silvia en den kleinen
Alfonso waken; zijn plaats was op het
kasteel, zijn plicht was het om het te ver
dedigen.
Toen ze op een kleinen afstand van
Montignoso waren gekomen, gaf hij Ro-
drigo een wenk en deze kwam dadelijï
met zijn paard links van hem en wachtte
op een bevel.
Ik rijd vooruit, zei Gualtiero. era
Silvia voor te bereiden; blijf jij bij den
vreemdeling, en wees op je hoede; men
kan nooit weten fluisterde hij hem
toe in het Italiaansch (de vreemdeling
had de Fransche taal gebruikt), tervnfjl
hij zijn paard den vrijen teugel gaf. "in
een ommezien was Gualtiero uit het 33-
zicht verdwenen.
Om haar ongeduld to bedwingen rat
Silvia vlak bij het venster met haar werk,
een fijn borduursel op linnen. Maar haar
gedachten waren er niet bij. De naald
ging heen en weer op het gespannen
raam, maar zij dacht aan haar Walfried,
die zeker met de boot die ze dien ochtend
aan den verren horizon had gezien, tot
haar terug zou keeren.
Wat had zij innig naar dat oogenblik
verlangd! Wat had ze daarvoor gebeden.
Zij was zoo alleen op het oude kasteel.
Alfonso was nog maar een kind; een
groote troost wel is waar in haar een
zaamheid; maar met hem kon zij niet
redeneeren, zij moest zich dwingen vroo-
nu tenminste hun fatsoen maar weten te
houden, nu voor het eerst sinds 1871
Fransche ministers in de Duitsche hoofd
stad te gast komen
Meer dan ooit beheerschen Frankrijk
en Amerika de finantièn en daarom is
van groote beteekenis, dat president
Hoover den Franschen premier Laval
heeft uitgenoodigd tot een bespreking te
Washington, een uitnoodiging, die zonder
twijfel zal worden aanvaard. Bij die be
spreking zullen de puntjes op de i gezet
worden en Laval zal daar harde waarhe
den te hooren krijgen van den Ameri-
kaanschen president, die niet ophoudt te
wijzen op de noodwendigheid van ontwa
pening waarbij het wederom Frankrijk
is, dat alle vooruitgang belemmert. Voor
de juistheid daarvan zie men het verloop
van zaken in de ontwapeningscommissie
te Geneve. Wie vermoordt daar het idee
van een bewapenings-vacantie, dat toch
logisch past in het kader van den gang
van zaken, nu zeker is, dat de groote con
ferentie begin 1932 doorgaat? Het is voor
de zooveelste maal Frankrijk....
Ware slechts de helft der bewapenings
uitgaven sinds het einde van den oorlog
nuttiger besteed; zou er dan ook sprake
van een crisis kunnen zijn?
Waartoe het voert, als men den mili
tairen een pink geeft, het is opnieuw be
wezen in het Japansch-Chineesch con
flict, dat plotseling is uitgebarsten. Het
zijn de Japansche militairen geweest, die
hebben doorgezet, dat een actie tegen
Mandsjoerije werd ingezet en het waren
diezelfde militairen, die, eenmaal in actie,
veel verder zijn gegaan dan in het plan
der regeering lag. Had China terstond
geweld tegen geweld gesteld, zooals feite
lijk in de lijn had gelegen, een oorlog
was onvermijdelijk geweest. China heeft
echter volstaan met een beroep op den
Volkenbond die daardoor in een moeilijk
parket kwam. Japan toonde toch eerst
weinig lust, om zich aan den Volkenbond
te storen, hoezeer het anders met den
mond diens geloof belijdt. Een drietal om
standigheden hebben Japan echter ten
slotte meer toegankelijk gemaakt: ten
eerste het feit, dat Amerika zich eens
met den Volkenbond verklaarde, ten
tweede, dat sovjet-Rusland duidelijk
waarschuwde, geen verder optreden lijde
lijk te zullen dulden en ten derde, dat
China dreigde met een boycot van Ja
pansche waren, waarmede Japan al eens
eerder kennis maakte op weinig aange
name wijzeVermoedelijk zal nu een
oorlog wel worden afgewend, al zal een
regeling van het conflict nog wel eenigen
tijd op zich doen wachten. Of het gebeur
de in China de eenheid zal herstellen?
Het zou bijna te mooi zijn! Is het ge
vaar voorbij, de tweestrijd zal wel her
leven!
RECLAME.
CONGESTIES, hartbeklemming, benauwd
heden, angstgevoel, prikkelbaarheid der
zenuwen, migraine, zwaarmoedigheid, sla
peloosheid kunnen door het gebruik van
natuurlijk „Franz-Josef'-bitterwater spoe
dig overwonnen worden. 4514
LAWAAI TE BERLIJN.
(Van onzen correspondent).
Berlijn, September.
Duitschland is altijd een ietwat rumoe
rig, luidruchtig land geweest. De Berlijner
is met den Beier en den Rijnlander en
wellicht zou men den Sakser in dit ver
band nog mogen noemen wel de luidste
van alle Duitsche stammen. De buitenlan
der, die Berlijners in zijn eigen land mee
maakt, kan er wel eens boos om worden;
komt hij zelf naar de Duitsche hoofdstad
en zoekt 's avonds zijn plaatsje in een van
de tallooze groote en kleine bierlokalen,
dan komt hij tot de ontdekking, dat de
reizende Berlijner, die hem bezocht heeft,
geen brutaal en lawaaierig uitzonderings
exemplaar was, maar dat de typische man
uit de volkskringen, de winkelier, de
bureaubeambte, en niet hij alleen maar
ook z'n gezin, nu eenmaal luidruchtig is
en het wel altijd zal blijven. Is men goed
gehumeurd, dan is zoo'n avondje temidden
van al die schreeuwende menschen wel
licht amusant; heeft men zelf zorgen aan
het hoofd, dan is het een beproeving.
De Duitscher, de Berlijner schreeuwt. In
huis en ook in openbare lokalen. Dat be-
teekent volstrekt niet, dat hij boos is, of
meer gedronken heeft dan hij verdragen
kan. Hij is zelden werkelijk boos en hij
kan meer verdragen dan u en ik te zamen.
Maar hij schreeuwt. Alsof hij voortdurend
lijk te zijn, terwijl haar hart soms zoo
vol was van verdriet.
Maar nu kwam hij weer en de heerlijke
prettige dagen zouden opnieuw begin
nen; zij zouden samen hun zoontje groot
zien worden, en een dapperen man van
hem maken....; zonder dat zij het be
merkte, bleven nu en dan haar handen
stil op haar werk rusten en haar blik
volgde het kleine zeil, dat op de blauwe
golven langzaam naderde. Zou hij aan
boord zijn?
Eindelijk, haar werk moede, stond ze op
en riep Rinaldo.
Zijn de kamers van den markies ge
reed?
O, al lang eiken dag heb ik ze ge
lucht, en alles staat klaar.
Goed. Rinaldo, ik zal heer Walfried
vertellen, hoe zorgzaam gij zijt geweest
voor mij en den kleinen Alfonso.
Moge ik nog lang het voorrecht ge
nieten om voor u en den kleinen jonker
te zorgen! Moge hij zoo flink en dapper
als zijn vader worden! Maar ik hoor hoef
getrappel; het kunnen onze manschap
pen nog niet zijn; uw oogen zien beter
dan de mijne Signora, het is maar één.
ruiter niet waar?
Gij hebt gelijk, één ruiter, ja.ik
vergis mij niet, het is onze Gualtiero. al
leen, en in vollen draf.... Wat beteekent
dat? De boot zal wel binnen gezeild zijn;
mijn God, welk onheil wacht ons?
Gualtiero was nauwelijks afgestegen en
had zijn hijgend en dampend paard aan
een toegeschoten staljongen toever
trouwd, of hij ijlde naar Silvia toe.
Verschoon mij. Madonna, dat ik in
dit stoffige rijkleed bij u verschijn. Maar
ik moest u onmiddellijk spreken.
Het is wel, Gualtiero; welk bericht
brengt gij ons? Is de heer markies niet
met u mede gekomen? Was hij niet aan
boord? Zeg mij alles, wat ik u bid
den mag.
Daarom ben ik in allerijl naar u toe
met een onzichtbaren vijand of querulant
of ongeloovigen toehoorder te doen heeft.
Hij is zeer van zichzelf overtuigd, of
schoon hij zijn wijsheid bijna uitsluitend
uit de krant put, en wil nu liefst bij elke
gelegenheid hoorbaar demonstreeren, hoe
hij over de dingen denkt, wat zoo en wat
anders behoorde te zijn, wat een schan
daal is en waarom men niets van zijn
goeden raad weten wil. De half-veront-
waardigde, half-overtuigende uitroep:
„Vastehste", het Berlijnsche dialect voor:
„verstehst du?" („begrijp je!") ligt hem in
den mond bestorven.
Ik heb er vaak op gelet, hoe dat lawaai
in zoo'n Berlijnsch bierlokaal ontstaat.
Het is volstrekt niet onvermijdelijk en
heeft ook niets met oorzaken van buiten,
straatrumoer, ventilatie gebrom of met
een in zulke lokalen zelden aanwezig
strijkje te doen. Het hangt meestal van
één enkel tafeltje af. Daar zetten zich een
paar luidruchtigen aan neer en onmiddel
lijk schreeuwt en brult het geheele lokaal
om zich boven de beginners uit verstaan
baar te kunnen maken. Dan wordt een
tweede, derde, vierde „Masskrug" genoten,
de stemming komt er in en men denkt
niet eens meer aan de mogelijkheid, de
gesprekken wat minder luidruchtig te
voeren. Voor hem, die van buiten komt
en zulke atmosfeer niet gewoon is, maakt
het Duitsche bierlokaal, althans in Ber
lijn, meestal den indruk van een tafereel
uit Dante's Inferno. En men heeft eenige
oogenblikken noodig om vast te stellen,
dat deze gemoedelijke menschen geen
helsche smarten lijden en slechts uitdruk
king willen geven aan een zeer eigenaar
dige vitaliteit!
Het is wellicht aan deze eigen luidruch
tigheid toe te schrijven, dat de Berlijners
nog zooveel geduld toonen ten opzichte
van een straatlawaai. dat langzamerhand
alle perken te buiten gaat, zoodat de
politie zeer ernstig overweegt, nu eens te
gaan ingrijpen. Wel is hier twee jaar ge
leden een „Bond tegen het Lawaai" opge
richt, onder voorzitterschap van een ge
voelig schilder, wiens zenuwen blijkbaar al
te zeer aangetast waren; maar beter is
het des ondanks niet geworden. Ofschoon
op initiatief van deze organisatie overheid
en wetenschap aan het experimenteeren,
geluidmeten en knalpotdempen gingen en
de politie eenige weken lang rijbewijzen
onttrok vooral aan jeugdige" motorfietsers,
die al te zeer misbruik van de vrijheid tot
knallen en knetteren gemaakt hadden. Ja,
men toonde zich zelfs bereid, met inge
wikkelde instrumenten metingen langs de
oevers der prachtige Berlijnsche meren
te doen, omdat de bezitters der luxe-villa's
geklaagd hadden, dat de motorbootsport
op den duur een rustig wonen aan het
water onmogelijk maakt en vooral de bui
tenboordmotoren der renbooten een zoo
helsch kabaal maken, dat van rust in de
huizen geen sprake meer is.
Nu wordt, door zenuwachtige menschen
natuurlijk wel eens overdreven, en er zijn
zeker nog wijken in Berlijn, waar het
wonen ook heden nog geen beproeving ge
noemd mag worden. Maar ik moet als
langzamerhand 20-jarig Berlijner toch
toegeven, dat over het algemeen de toe
stand vrijwel onhoudbaar en deze stad
een der luidste van heel Europa gewor
den is.
Men heeft vastgespeld, dat het meeste
lawaai toe te schrijven is aan de motor
fietsen met ongedempte knalpot. Eerst
dan komen de dreunende lastwagens. Ver
volgens dicht daarop de claxons en toeters
van alle auto's, *die steeds luider en door
dringender worden. Dan de trams, vooral
als ze piepend en knarsend door te weinig
gesmeerde bochten gaan. En ten slotte de
motoren van de „ijzeren paarden", de
traktors. die in deze wereldstad bij dui
zenden over het plaveisel dreunen en bij
voorkeur enorme verhuiswagens achter
zich aan sleepen.
Fietsers en dus fietsbellen hebben we
hier weinig Taxi's en particuliere auto's
des te meer. die niet alleen de lucht ver
pesten met uitgewasemde gassen, maar
die ook haar versnellingen laten gonzen
en door hun signalen geven bij elke zij
straat en door haar seinstelsel met af te
halen klanten of vrienden het leven in
deze stad in drukke wijken stellig tot een
kwelling maken,
De grens van het stedelijk lawaai
schijnt in Berlijn wel bereikt te zijn.
Hoeveel rustiger zijn Londen en Parijs en
Brussel. En zelfs Amsterdam op een dag.
dat alle draaiorgels hoogtij vieren! De
drukte is hier niet gezellig, maar opwin
dend. De menschen hebben allen haast
en zijn bijna altijd nijdig-om-niets en be
reid zich om weinig of niets onmiddellijk
en langdurig en vooral luidruchtig kwaad
te maken. Chauffeurs toeteren niet, om
dat het noodig en onvermijdelijk is, maar
omdat ze. net als in de bierlokalen, graag 1
luid zijn en omdat ze zich opwinden over
het feit, dat bij ongelukken de strafrech
ter altijd weten wil, of de auto getoeterd
heeft. Sinds algemeen bekend is. dat bij
niet-getoeterd-hebben de straf automa
tisch verzwaard wordt zijn hier alle hek
ken van den dam en Zijn de drukke ver-
keerswijken tot een ware beproeving ge
worden voor den wandelaar, die natuur
lijk uit dit razend geblèr van toeters en
claxon's en sirene's geen persoonlijk pro
fijt meer kan trekken omdat het tegelijker
tijd van alle kanten komt. en die alleen
maar het onzinnige koor hoort, dat een
Hindemith of een Weill stellig inspiratie
voor een nieuwe opera zou kunnen geven.
Deskundigen hebben allang vastgesteld,
dat men beter zou doen in de bebouwde
wijken op gevaarlijke punten en bij krui
singen zoo langzaam te rijden, dat onder
alle omstandigheden tijdig geremd kan
worden. Waarom men daarmede tenmin
ste niet één dag de proef genomen heeft,
is stellig volkomen onbegrijpelijk. Men
zou niet alleen de ervaring op doen, dat
het ook zóó gaat, maar bovendien versteld
staan over de rust, die men te genieten
krijgt, als de auto's nog slechts brommen
en gonzen, maar niet meer schreeuwen en
brullen mogen!
Als straks de 500 of wellicht 1000 Neder
landers uit alle deelen des lands, gebruik
makend van de hun door de verkeersbu-
reaux der Nederlandsche Spoorwegen, op
3 en 4 October per extra expressetrein
naar Berlijn komen om deze reuzenstad te
bezichtigen. Potsdam en de meeren te be
wonderen. de geweldige vlieghaven te
overzien, den enormen Dierentuin door te
wandelen en vooral van Duitschlands beste
Operagezelschap „Tannhauser" te genie
ten, dan zullen zij kunnen vaststellen, dat
onze klachten over het ontzettend lawaai,
waardoor deze stad van. 4'/= millioen ge
kenmerkt wordt, niet overdreven is.
Het is stellig een aardige gedachte van
onze Spoorwegen, nadat tal van extra-
treinen uitstapjes naar het Rijnland en
den Harz mogelijk gemaakt hebben, nu
ook eens de stad ter bezichtiging te stel
len, die een zoo groote rol in de moderne
geschiedenis speelt en die nog dagelijks
in vele dagbladberichten vermeldt pleegt
te worden.
Wij Hollanders plegen steeds maar weer
Parijs en Brussel te bezoeken, hoogstens
een uitstapje naar Londen te wagen. Het
geweldige wereldcentrum Berlijn blijft
ons onbekend. En toch is hier zooveel
moois en zooveel belangwekkends te zien!
De nieuwe wijken zijn zeker even breed
gebouwd en groot opgevat als de omge
ving van de Seine tusschen den Eiffel-
toren en de Place de la Concorde! De
Berlijnsche winkelstraten zijn heel wat
moderner en indrukwekkender dan die
van Parijs. De omgeving van Berlijn is
wellicht de mooiste van alle groote Euro-
peesche steden. En men wil toch zeker wel
eens met eigen oogen zien, waar keizer
Wilhelm geleefd, waar Bismarck gewerkt
heeft, hoe de beroemde Wilhelmstrasse er
uit ziet en de veelbesproken prachtstraat
Unter den Linden? Wellicht ziet men Hin
denburg voorbijrijden of ontdekt men on
derweg iets van de bekende politieke groe
pen, die bijna dagelijks de kranten met
sensationeele berichten vullen.
Nog iets zal men kunnen vaststellen:
dat Duitschland, ondanks al die veront
rustende sensatieberichten, volkomen rus
tig is. dat we hier wel heel wat beproe
vingen met het Duitsche volk doormaken,
maar dat de menschen over het algemeen
nog goed gekleed en gevoed zijn, dat een
bewonderenswaardige orde heerscht ook
zonder het vroeger, voor den oorlog, zoo
karakteristieke gewriemel van uniformen,
en dat de zindelijkheid van deze groote
stad die van alle andere wereldsteden
zeker vele malen overtreft.
Alleenhet lawaai!
Maar misschien beteekent dat voor den
bezoeker van twee dagen juist een bij
zondere attractie?
ROLAND.
De „nieuwe lijn" van Stalin.
(Nadruk verboden).
Een paar maanden geleden hebben wij
het een en ander medegedeeld over de
opzienbare de redevoering van Stalin,
waarin de dictator van Rusland de zoo
veelste volkomen verandering van zijn
politiek aankondigde. Die redevoering
heeft in de geheele wereld veel verba
zing gewekt: nog kort voordien heette
het, dat de „linksche koers" dien Stalin
de laatste jaren volgde, de eenige juiste
en „leninistische" weg was, en plotseling
zulk een draai! Overal vroeg men zich
af: Wat beteekent deze wending? En is
ze echt? Steekt er niet het een of andere
bedrog achter? Stalin heeft al zoo vaak
zijn politiek gewijzigd en beloften afge
legd, die hij nooit is nagekomen"Bij
zonder sterk was de beroering onder de
Russen, zoowel in Rusland zelf als in het
buitenland. Er ontstonden twee stroo
mingen: de eene beweerde, dat het
slechts een handig opgestelde muizenval
was; de andere geloofde dat de politiek-
verandering min of meer eerlijk was, in'
elk geval voorloopig, en zij wees daarbij
op de economische omstandigheden, die
Stalin dwingen om toe te geven.
Er zijn sindsdien een paar maanden
voorbijgegaan en wij zijn in staat de
resultaten van die redevoering, alsook
haar voorgeschiedenis en de draagwijdte
van de veranderingen in de politiek van
den dictator te overzien. Het blijkt, dat
reeds in Januari besloten was e"en ver
andering in de politiek te brengen. De
berichten van de G.P.Oe. werden met
den dag verontrustender. Zoowel onder
de arbeiders als onder de leden van de
regeerende partij heerschte ontevreden
heid. Zelfs onder de leiders van de vak-
vereenigingen en in de toonaangevende
kringen van de bolsjewistische partij
nam de ontevredenheid met de politiek
van Stalin steeds toe. Er werd gefluis
terd, dat Stalin en zijn helpers het
sovjet-regime te gronde richtten, dat zij
erger saboteurs waren dan de „spetsen'\
die bij bosjes terechtgesteld werden. Ten
slotte rapporteerde de G.P.Oe. in haar
geheime „swodki" (overzichten), dat
Haar verloving met Walfried was nog
niet bekend aan het hof, maar zij wist op
dat oogenblik niets anders te antwoorden
om zich van Villanova te bevrijden dan:
Laat mij met vrede Senor, ik ben
verloofd.
Verloofd, en met wien? Wie is de ge
lukkige, riep de Spanjaard met nauwe
lijks ingehouden woede uit, alsof hij het
recht had om het te weten
Tot haar groote vreugde werd Silvia op
dat oogenblik door de oude hertogin ge
roepen; zij maakte een haastige hoofd
buiging voor den beteuterden Villanova en
ging heen.
Ik zal je dat betaald zetten, mijn
schoone gravin! mompelde in zich zelf
de afgewezen baron, je bent net zoo coquet
als de rest!
Eenige dagen daarna werd de verloving
van Silvia met Walfried bekend gemaakt;
zij had haar bruidegom niets gezegd van
haar gesprek met den Spaanschen edel
man, noch van diens opdringerigheid. En
aangezien de Villanova kort daarna het
hof van Modena had verlaten, had zij
niet meer aan die pijnlijke oogenblikken
gedacht. En nu, daar stond hij voor haar,
als een onheilspellende vogel; zijn tanden
waren nog steeds schitterend en zijn
glimlach even valsch!
VI.
Herkent gij dezen ring, markiezin
d'Este? zei Villanova tot Silvia, vóórdat zij
van haar schrik geheel was bekomen.
Inderdaad! Dat is de ring van Wal
fried. de zegelring, dien ik hem gegeven
heb: zou ik dien niet herkennen! Maar
hoe komt gij er aan?
Deze brief zal het u duidelijk maken,
antwoordde de Villanova, terwijl hij een
papier uit zijn wapenrok haalde en het
haar overhandigde.
(Wordt vervolgd}*
gereden, om u alles te zeggen, om u voor
te bereiden.... Een vreemdeling is niet
de boot meegekomen; hij brengt nieuws
van onzen heer Walfried, hij heeft een
brief en hij zegt, dat de markies te
Gent... gevangen zitik kan het
haast niet gelooven; u moet voorzichtig
zijn, die man bevalt mij niet. Maar u
kunt op ons rekenen, Madonna, op mijn
mannen en mij kunt gij vertrouwen. Wij
zijn bereid alles te doen voor u en den
kleinen Alfonso
Ik dank U, mijn brave Gualtiero,
maar, o, wat een ramp, wat te doen? God
helpe ons.... O nnjn kind, mijn arm
zoontje, fluisterde zij, toen Alfonso juist
binnen kwam, de handjes vol bloemen.
Voor vader riep hij met een vroo-
lijk gezicht!
Vader is niet met deze boot meege
komen, maar we zullen hem toch spoe
dig weerzien, Alfonso. Ga naar Elena toe,
tesoro mio, je bent vermoeid, je moet wat
rusten, van middag kom ik weer bij je,
ik moet nu met Rinaldo en Gualtiero iets
bespreken.
De moeder kuste glimlachend haar jon
getje, daar ze hem niet wilde verontrus
ten, maar zij kon haar tranen haast niet
weerhouden, en toen hij weg was, liet zij
zich in een stoel moedeloos neervallen.
O, mijn vrienden, sprak zij tot Ri
naldo en Gualtiero. gij zult mij bijstaan,
nietwaar? Wat kan een arme vrouw al
leen doen?
Kom, Signora, laat den moed niet
zakken U is van een dapper geslacht,
vergeet niet hoe uw vader altijd het
hoofd ophield, en u is ook een d'Este. die
zijn moedig en vastberadenvergeef
mij, Signora, dat ik zoo vrijmoedig
spreek
Maar ik hoor nu toch onze dappere rui
ters terugkomen. Moed houden, Mon
tignoso!
Dank Rinaldo, gij spreekt mij moed
in, God zij met ons!
Een oogenblik later kwam een page om
de aankomst van den vreemdeling te
melden, en hij vroeg tevens of Silvia hem
dadelijk kon ontvangen.
Laat hem maar komen, antwoordde
zij. Oogenblikkelijk werd hij binnen
gelaten.
Met de gevederde baret in zijn rechter
hand, de linker op het gevest van zijn
degen, maakte de vreemdling een diepe
buiging.
Hij was een nog jonge man, niet groot,
maar flink gebouwd, zijn gelaat was ge
bruind door de zuidelijke zon, zijn voor
hoofd breed en fier. zijn mond welge
vormd, zijn tanden schitterend, wrat iets
vroolijks aan zijn gelaat gaf.... Maar
zijn oogen waren niet in harmonie met de
rest; blauwe, koude oogen waren het, die
iemand niet flink aanzagen, doch links
of rechts staarden met een ontwijken
den blik.
Toen hij zich oprichtte, had Silvia hem
berkend. en een koude rilling ging haar
door de leden.
Bapon de Villanova was aan het hof te
Modena: toen Silvia ook daar vertoefde.
Hij had daar de schoone jonkvrouw van
Montignoso leeren kennen, en de Spaan-
sche edelman had vuur gevat! Hij was
niet rijk, en had zoo gaarne het kasteel,
dat hij te Sarogossa bezat en dat in ver
vallen toestand verkeerde, willen her
stellen en zich daar vestigen. Het geld
van de Montignoso's zou hem zeer van
pas zijn gekomen en daar Silvia niet al
leen rijk, maar ook schoon en voornaam
was, begeerde hij haar des te meer tot
vrouw
Hij maakte haar dus het hof, al bleef
Silvia onverschillig voor zijn opdringerige
attenties. Zij beminde Walfried en had
hem haar woord gegeven.
De Villanova bleef echter volhouden,
en op een avond dat er aan het hof ge
danst werd, had hij haar in vurige woor
den gevraagd, de zijne te worden.