Humor uit het Buitenland. N.V. LEIDSCH DAGBLAD LITTERAIRE KRONIEK. INGEZONDEN. Man. die een slechten zakendag gehad heeft, en bi^ z'n thuiskomst een paar goudvisschen vindt: „Verdraaid nog toe, je weet hoe beroerd het in den handel Is en nou haal je nog een paar opvreters in huis (Passing Show.) Hij zal nooit water bij de melk doen, maar als het begint ft regenen, begint hij gauw de koeien te melken I {Judge). Jeugdig auteur: „De wil niet opscheppen, maar ik heb nog nooit een manuscript teruggestuurd gekregen." Redacteur,,'t Spijt me dat te hooren heeft u er wel postzegels bij ingesloten (Passing Show). Buurman „Zeg. George, ik dacht dat jij ook naai het diner van de Kegelclub zou gaan Zwaar getrouwd man „Zeker, als ik die rommel hier in brand krijg, dan vertrek ik in een rookgordijn." (London Opinion), TouristJLs er hier iets de moeite waard om te foto '.grafeeren i Provinciaal Journalist„Ik wou O Juist vragen ol ik een foto van U mocht maken voor ons plaatselijk blad." (Humorist), Zenuwachtige aanbidder: ,/t Is over uw dochter, meneer Gisteravond beloofde ze me haar hand (heelemaal van zijn stuk rakend) „haar handboek over tennis voor beginnelingen." (London Opinion). VOOR MAANDAG 28 SEPTEMBER. Hilversum, 1875 M. Algemeen Pro gramma, verzorgd door de AVRO. 8.00 20.00: Gramofoonpl. 10.00: Morgen wijding 10.15: Gramofoonpl. 10.30: Jeanne HunscheVerkade leest voor 11.00: Concert door het Trio Kwant (zang, fluit, piano) 12.00: Gramofoonpl. 12.15—2.00: AVRO.-octet o. 1. v. L. Schmidt. Solo-viool Boris Lensky. Greta de Knegt Ter Haar (cello) 2.00: Rustpoos 2.30: W. M. van Hengelaar: „Bloembollen in de kamer" 3.004.00: Aansl. Hotel Terminus te Utrecht. Kwartetconcert o. 1. v. A. Nooteboom 4.00: Kinderuur 5.00 Gramofoonpl. 5.30: Kovacs Lajos en zijn orkest. (Bob Scholte, zang). In de pauze Carel J. Brensa (liedjes ad. Vleugel) 7.00: Dr. P. H. Ritter Jr.: Dichtbundels die aan de orde zijn 7.308.00: Concert. Haagsch Strijkkwartet 8.00: Omroep orkest o. 1. v. N. Treep. Sam Swaap (viool). In de pauze zang door L. van Tulder. Vleugel: Egb. Veen 10.00: Vaz Dias 10.1511.00: Vervolg orkestconcert 11.00 12.00: Gramofoonplaten. Huizen, 298 M. Uitsl. NCRV.-Uitzending. 8.00: Schriftlezing 8.159.45: Gra mofoonplaten 10.30: Ziekendienst 11.00: Lezen van Chr. Lectuur door Mej. Doven 11.3012.30: Gramofoonpl. 12.00—12.15: Politieberichten 12.30— 1.45: Orgelconcert door Jan Zwart 1.45 2.00: Gramofoonpl. 2.00: Voor Scho len. Drs. H. Schilp: „Over eten en drin ken" 2.353.15: Gramofoonpl. 3.15 3.45: Knipcursus 4.005.00: Ziekenuur 5.006.15: Concert NCRV. Harmonie orkest o. 1. v. P. v. d. Hurk 6.15: Voor Jongeren. J. v. d. Zouwen: Een gevaarlijke sport 6.457.30: Chr. Liederenuurtje door Joh. de Heer 7.30: Politieber. 7.45: Ned, Chr. Persbureau 8.0010.00: Concert. Symphonie-orkest der NCRV. o.l. v. F. Schuurman, c.a. 10.00 Vaz Dias. Hierna tot 11.30: Gramofoonpl. Daventry, 1554.4 M. 10.35: Morgen wijding 11.05: Lezing 12.20: Concert. K. Jonston (sopraan), A. Cave (viool), J. Gabalfa (cello), Myrtle Tyssen (piano) 1.352.15: Orkestconcert 2.15: Berichten 2.20: Gramofoonpl. 2.45: Uitz. voor scholen 4.35: Orkestconcert 5.35: Kin deruurtje 6.20: Berichten 6.50: Con cert. Strijkkwartet 7.10: Lezing 7.30: Lezing 7.60: Lezing 8.20: Concert. Orkest, Oda Slobodskaya (sopraan), W. Widdop (tenor) 10.00 Berichten10 15 Berichten 10.20: Lezing 10.5012.20: Dansmuziek. Parijs „Radio Paris", 1725 M. 8.05: Gramofoonpl. 12.50: Gramofoonpl. 1.25: Gramofoonpl. 6.50: Gramofoonpl. 8.20: Radio-Tooneel 9.00: Gramo foonplaten. Langenberg, 473 M. 7.258.20: Gra mofoonplaten 11.00—11.35: Gramo foonplaten 12.20: Gramofoonpl. 1.25 2.50: Orkestconcert 5.206.20: Orkest concert en piano-soli 8.20: Orkestcon cert. Intermezzo: Liederen-voordracht 10.20: Berichten. Daarna tot 12.20: Concert Kalundborg, 1153 M. 12.25—2.20: Or kestconcert 3.205.20: Orkestconcert en zang 5.205.50: Harmonica-soli 8.20 9.05: Kamermuziek 9.059.25: Radio- Tooneel 9.259 50: Concert. Vocaal kwartet 10.2511.35: Muziek en voor dracht. Brussel 508.5 en 338.2 M. 508.5 M.: 5.20 Orkestconcert 6.35: Gramofoonpl. 8.20: Waalsche avond. Concert 9.20: Vervolg concert 9.25: Zang met toe lichting 338.2 M.: 5.20: Orkestconcert 6.50: Gramofoonpl. 8 20: Waalsche avond 9.20: Zang met toelichting 9.50: Cello-recital. Zeesen, 1635 M. c.a. 7.00—7.50: Gra mofoonplaten 10.30: Uitz. v. Scholen 10.55 en 12.20: Berichten 12.25: Uitz. voor Scholen 12.50: Gramofoonpl. 1152.20: Berichten 2.203.05: Gramo foonplaten 3.054.50: Lezingen 4.50: Concert 5.508.20: Lezingen 8.20: Dansmuziek 9.20: Berichten en hierna Kamermuziek door Strijkkwartet en So praan. C.a. 10.40: Berichten en hierna tot 12.20: Dansmuziek. Nederlandsche Volkskunde, bijeen gebracht door prof. dr. J. Wate rink, dr. P. J. Meertens, Diet Kramer, Daan Deken, Paul van Ipenburg, Anne de Vries en D. Wouters. - Uitgave van P. Noord- hoff, Groningen. Een paar keeren in 'tjaar krijg ik een folkloristische bevlieging, en met vreugde onderga ik haar als een soort ontspanning. Eerlijk gezegd schijnt deze ontspanning mij gewoonlijk eerst een beetje goedkoop, goedkoop naar-den-geest. Wanneer ik er mee begin, heb ik namelijk min-of- meer het gevoel, dat ik mijn aandacht op een lager niveau ga plaatsen, dat ik mij ga verdiepen in dingen, die mij wel plot seling hevig mteresseeren en bekoren, maar wier geestelijke waarde toch niet dij- zonder ver reikt; pas later ontdek ik, dat ik mij uit pedanterie vergist heb. Ik krijg een sensatie alsof ik haastig op reis ga, voor mijn plezier; en ik moet daartoe mijn geheele levenshouding ver anderen: ik moet mij openstellen voor weldadige uiterlijkheden des levens, die tevoren eenigermate van mij af stonden; uit de studeerkamer breek ik los naar de natuur, en mijn eigen beminde geestelijke bagage offer ik aan belangstelling voor een primitiever bestaan; ik wil in-eens weten hoe mijn héél-eenvoudige soortge- nooten leven, wat ze denken en doen, wat ze zingen en elkaar vertellen, hoe bang ze zijn (of waren) voor spoken en duivel tjes, ik moet de aftel-rijmpjes der kin deren hooren, hun pinkstertakken en rom melpotten bewonderen, meedoen aan hun knikker- en bikkelspelletjes,... Er schuilt geloof ik, ook een machtig stuk infanti lisme in, terugverlangen naar het verleden, naar je jonge jaren en het land, waar je geboren werd. Een kleinigheid is vol doende om mij onverwachts voor een paar dagen te brengen tot deze afdwaling van mijn gewoonlijke, sterkere (en naar ik meen: betere) interesse; ik zie een paar foto's in een geïllustreerd tijdschrift, of woon een landelijk openluchtspel bij met oude kleederdrachten; het vorig jaar sprak ik den ouden Isidoor Teirlinck en ik was een week lang van streek, iets der gelijks hebben eens de „Studién en essays over oude Volksvertelsels" van Alfons de Cock mij aangedaan, niet minder deed dat de aardige verzameling „Folklore" van W. A. P. Smit (Thieme en Co., Zutphen), en thans zijn het deze pas-verschenen deeltjes „Nederlandsche Volkskunde", waarvoor ik een paar dagen alle andere lectuur in den steek heb gelaten. Ze zijn eigenlijk als schoolboeken be doeld (voor de allerhoogste klassen natuurlijk), en ge hebt dus, wanneer de samenstellers niet citeeren, maar zelf aan het woord zijn, een kinderlijken en be- schermend-paedagogischen aandraai in hun verteltoon op den koop toe mee te nemen. Maar dat is heelemaal niet erg. Ik zou bijna zeggen: het past een beetje bij het onderwerp. Want over bokkenrijden en „witte wiefen". over Derk Leugenzak en Hans Hannekemaaier, over de Zwolsche blauwvingers en de Leeuwarder galgelap pers kun je niet praten met de tragische klaarheid van een „leerboek der wis kunde". Daarbij geloof ik niet (maar ik zal het voor alle zekerheid eens aan Dirk Coster vragen) dat slaapliedjes, raadsel rijmpjes en hoepelversjes tot de Neder landsche poëzie behooren en als je leest hoe Kortrijk aan zijn naam kwam, of waarom Eenrum Eenrum heet, dan krijg je een stukje geschiedenis, zonder jaar tallen; en dat is verdacht. Gelukkig! Want deze schoolboekjes willen nu eens geen rechtstreeksche kennis aanbrengen, ze willen ook geene plechtige inleidingen zijn tot literatuur of historie, neen, ze ver tellen zoo maar van leuke, grappige en griezelige dingen, van bijgeloof en dom heid, oude gebruiken, kinderspelletjes, bij namen, scheldwoorden, enfin, alle maal minderwaardige en onwaarschijn lijke zaken, .waarvoor de schoolmeesters van vroeger hun geleerde neuzen optrok ken. Maar met dat al liggen er schatten in van fantasie, van humor en van karakter- vormende noblesse, schatten ook van wereldwijsheid en menschenkennis; en het is alles doorvloeid met een vleug van poëzie en omhangen met den sluier van het verleden. De boekjes zijn naar de provinciën (Vlaanderen doet ook mee!) ingedeeld, en hoe goed is dat gezien van de samenstel lers. Want met de beperking van het ter rein, groeit de belangstelling voor alles wat tot de folklore behoort, en de liefde voor het geheel-eigene krijgt daardoor de volle kans op f eestelij ken uitbloei. In dit laatste schuilt een duidelijk symptoom van onzen tijd. De groote Euro- peesche oorlog heeft, wonderlijk genoeg, aan den eenen kant het internationaal bewustzijn versterkt, maar riep aan den anderen kant weer de oude verheerlijkende liefde wakker voor de eigen geboorte grond; ik bedoel niet voor „het vaderland", maar voor den „Heimat". Ook ten onzent is die wederopbloei waai' te nemen; er groeide een nieuw „provincialisme", dat niet meer de vroegere kenmerken van bekrompenheid en geestelijke dufheid be zit, maar dat. wijd uitziende over Neder land, over Europa, over de wereld, toch haar levenskracht putten wil uit de bron nen van eigen volksbestaan. Vooral in Friesland en Groningen zijn, zooals men weet, geheele geestelijke bewegingen ont staan, die bedoelen door studie van histo rie, taal en folklore het eigen gewestelijk leven de oude rechten te hergeven; maar ook in Twente groeide hetzelfde streven en in den Gelderschen Achterhoek en in Zeeland en Zuid-Limburg. Deze boekjes der serie „Nederlandsche Volks kunde" laten het alles beurtelings tot uiting komen, en al zijn het schóólboekjes, toch geschiedt het met zóóveel goeden smaak en zóóveel juist inzicht, dat ook de volwassene er vol-op van genieten kan. Meer misschien dan het kind. Want wie al jarenlang zijn jeugd als een verloren paradijs achter zich heeft, vindt hier plot seling allerlei terug, dat hem vroeger dier baar was en dat hij nu met een weemoedig geluk weer gretig tot zich neemt. Zoo ging het mij als Groninger met de geschiede nissen van Hannekemaaier, van Claes Stortebeker. van Columbus, die Amerika ontdekte. Zoo zal het den Geldersman gaan met de verhalen van den Echoput en van den Soerenschen jufferboom, den Limburger met de Sambeeksche duvels- klok en de Weertsche rogstekers. De samenstellers hebben natuurlijk wijd en zijd uit de gewestelijke literatuur de aar digste en meest treffende dingen bijeen geplukt; dat was hun goed recht, en juist docr deze keuze is hun verzameling overzichtelijk geworden en kan de vol wassen lezer zich tenslotte ook aan verge lijkingen wagen. Want hoe komen, zelfs binnen de enge grenzen van ons kleine vaderland, de provinciale verschillen fel tot uiting in deze kern-gezonde volksver haaltjes in deze beschrijvingen van ge bruiken, zeden en gewoonten. Wie zich er in verdiept, vindt het tenslotte bijna raad selachtig, dat de Fries zóózeer kan ver schillen van den Groninger, de Geldersman van den Utrechtenaar, de Zeeuw van den Brabander. Het volkskarakter verloochent zich nooit, zelfs niet in een heel oud, gefantaseerd verhaal, een sprookje of een legende. Hoe komt bijvoorbeeld de nuchtere Groning- sche aard tot uiting in de geschiedenis van Janneman, die in een papieren huisje woonde: als de booze heks de kleine jon gen wil verleiden om met haar mee te gaan, belooft ze hem geene kinderlijke heerlijkheden als een konijntje, een schip, een boom van zoethout, of wat ook, maar ze belooft hem, kort en nuchter: een gouden appeltje; en als één gouden appeltje niet blijkt te helpen, verdubbelt ze eenvoudig de portie en zegt: twéé gouden appeltjes Maar daar is ook de hier opgenomen prachtige Groningsche legende van „Het Riepster Licht", daar zijn spookgeschie denissen uit Friesland. kostelijke ver halen van Geldersche fantasie, van Lim- burgsche humor, en ge vindt het alles afgewisseld met een schat van folkloristi sche rijmpjes en versjes, grappig dikwijls, stekelig soms: SCHELDNAAM OP DEN DRENTENAAR. Een zwarte zwaan Een witte Moriaan En een beleefde Drent En heb ik nooit gekend. SPOTVERS OP ALKMAAR. Te Alkmaar, te Alkmaar, Daar wonen zooveel heeren; Des Zondags als ze ter kerke gaan, Dan dragen ze gehuurde kleeren. NAAMVERS. Deventer is een koopstad, Zutphen is een loopstad, Loehem is nog wat, Maar Borculo is een hondengat. De waarde der boekjes wordt in niet geringe mate verhoogd door een overvloed van houtsneden, waaraan negen verschil lende kunstenaars hebben medegewerkt. Het geheel is een prachtige uitgave, welke ook buiten de school gewaardeerd dient te worden. HERMAN POORT. RECLAME. H. P. H. KEEREWEEFi BEGRAFENISSEN Tel. 861 .AUTO-TRANSPORT Aalmarkt 16. CREMATIE CREMATIE 4762 (Bulten verantwoordelijkheid der Red.) Cople van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. (Vereenvoudigde Spelling). BELEG NAAR DE LAMMENSCHANS STADHUIS. Drie dezer dagen beluisterde gezegden doen ons vermoeden dat 't nog niet als een paal boven water staat dat we ons nieuwe Stadhuis zullen krijgen op een ruime plaats en zonder oude gevel. Laten we nu oppassen Medeburgers, dat terug gang en tegenwerking en behoudzucht en geschiedeniszin ons niet opknappen met iets, dat geen reden van bestaan meer heeft. Ontwaak nu Leidenaar en let op uw zaak! Herzie uw eigen geest en be werk de geesten, opdat 't doordringe tot in de raadzaal van onze vroede vaderen, dat we een stadhuis nodig hebben.... in de ruimte met een tuin eromheen een uit- en inwendig modern gemeente huisnu de omstandigheden 't zo ge wild hebben. Al verbreden we de oude ruimte tot belde stegen, 't blijft nog te smal en te ondiep en de stand deugt helemaal niet 't zou blijven beklemming. En deze kan ons niet meer bekoren. Verruiming zij ons wachtwoord. 't Stadhuis zal ook opgebouwd moeten worden In stijl van onze eeuw. Heeft deze geen eigen stijl 't zij zo: we zijn in ieder geval niet beter dan andere grote steden en kunnen in de eeuw niet voor uitlopen. 't Moet in de eerste plaats zijn een eerlike stijl, met samensmelting (har monie) tussen binnen en buiten. Hoe men er later over zal oordelen is in de eerste plaats onze zaak niet. Wij hebben nodig een hedendaags gebouw. Wij kunnen toch niet gebruiken een aardig samenflansel van allerlei stijlen en stijltjes, als som mige dorpsgemeenten wel vertonen. En als Dudok ons niet bevalt, waarom kunnen we geen stadhuis krijgen als 't Rotter damsehier is toch nooit zo over ge kankerd. Toen wij van de stadhuis-bouwval 't is al weer haast drie jaar geleden huiswaarts keerden, met rouw In 't hart, zei een jongere: „Ze moesten maar een stadhuis bouwen op de Zoeterwoudse Sin gel". Deze woorden uit kindermond zijn ons steeds bijgebleven en van 't ogenblik af hebben we steeds uitgekeken naar 't zuiden, de kant uit van de Lammenschans of daar ook 't heil vandaan zou kun nen komen, in de vorm van bevrijding en verruiming. Onze blik bleef daarheen ge trokken door de prachtbuurt, die daar bezig is te verrijzen, met die mooie ver keersweg tussen 't hartje van de stad en Zoeterwou. Laten we dié kant maar uit blijven kijken. Juist 357 jaren geleden, in deze tijd van 't jaar, deden onze voorburgeren 't ook. Ze klommen op de Burchttinnen en op kerkdaken aan torens heeft onze goede stad nooit veel gedaan om ang stig en met honger in de maag uit te kijken naar de reddende golven, die de gretig verbeide broden en haringen droe gen. Ze keken maar al naar die Lammen- schans of de vijand ook ruimte gemaakt had. De uitkomst heeft bewezen dat ze niet ten onrechte hun hoop gevestigd had den op die schans. Laten wij hun voorbeeld volgen. Wij kunnen 't kalmer doen en meer berede neerd. Onze stad breidt zich in de laatste jaren pas sterk uit, naar alle kanten, maar vooral in 't Zuiderkwartier. De ver beteringen en verfraaiingen om onze stad aantrekkeliker te maken, verrijzen uit de grond. Terwijl andere dingen zo pijnlik langzaam gaan. zijn de veranderingen om 't stadsbeeld te verruimen en te ver fraaien, haast niet bij te houden. Wij kun nen als eenvoudig burger niet beoordelen óf en in hoever onze Burgervader er deel aan heeft wij kunnen alleen vaststel len. dat al deze vooruitstreving plaats heeft onder zijn bestuur. Blijven we dus uitkijken naar de Lam- menschans! Als 't zinnebeeld van de nieuwe geest en de nieuwe tijd. En her inneren we ons, dat we lang genoeg in de druk gezeten hebben. Vergeten we niet dat we, van middeleeuwse tijd af, bekneld zijn geweest een beklemming die onmiskenbaar een stevige stempel ge zet heeft op onze geest. Eerst was 't de burggraaf, die ons onze natuurlike ont wikkeling niet gunde, toen kwam Spanje's wrede koning ons in figuurlike en stoffe- like zin de das omdoen. Gelijktijdig en daarna hielden natuurrampen: torenval, pestilentiën, ontploffingen met schrikke- like verwoestingen, overstromingen.... branden onze geest kleinmoedig. Sohrijver dezes wenst zijn medeburgers en zich zelf a.s. 3 Oktober een blijde, dankbare feestviering toe, volledig van morgenwijding af tot hosvloer en vuur werk toe. Onder leiding van onze werk zame 3-Oktobervereniging, wie bij deze gelegenheid hulde en dank wordt gebracht voor zijn mooie strevingen om de burger zin te wekken en aan te kweken. En met de blik gericht naar de Lammenschans! CH. L. WALDKÖTTER. DE KANTOREN DER zijn iederen werkdag geopend vanaf half 9 des morgens tot half 6 namiddags. Zaterdags vanaf 8 uur 's morgens tot 4 uur 's middags Zondags den geheelen dag gesloten. 2—5

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 18