ANS' KAMPWEEK. REBUS. Sinds een half jaar was Ans van Reenen Padvindster. Toos van Buuren, haar vrien din, was het al veel langer. En juist om dat Toos telkens gevraagd had: Toe Ans, ga nu eens een keer mee, was Ans bij de Padvinderij gekomen. Dat eerste bezoek was al spoedig door een tweede gevolgd. En toen had Ans aan vader en moeder toestemming gevraagd om zich bij de meisjesafdeeling aan te mogen sluiten. Gaarne was haar die toe stemming geven. Ans was de oudste in het gezin Van Reenen. Ze was nu pas vijftien geworden. Voor moeder was ze een heele steun. Behalve Ans waren er nog zes kinderen, zoodat er voor moeder en Ans volop werk was. En Ans was zoo'n prettige hulp! Zin om verder te leeren had ze niet gehad. Ze kon best mee op school, maar toch trok haar de studie niet aan. ..Gelukkig maar", zei moeder dikwijls. „Ik kan mijn oudste veel te goed zelf ge bruiken. Ze is mijn rechterhand". De club-middagen van de meisjesafdee- ling waren nu een groot genot voor Ans. 't Was zoo heerlijk als ze moeder den heelen morgen zoo flink had geholpen, als ze dan zoo af en toe eens een flinke tocht met de club kon maken. Soms had moeder haar best thuis kun nen gebruiken, maar steeds schikte ze het zóó dat Ans toch gaan kon. 't Was immers zoo'n goede afwisseling voor het kind! Op een keer was Ans echter thuis ge komen met een vraag, waarmee ze bang was dat vader en moeder „neen" zouden zeggen. De club zou gaan kampeeren! Een volle week zouden ze kampeeren in het club huis dat midden in de bosschen stond. Alle meisjes zouden meegaan en 't is te begrijpen dat Ans ook heel graag wilde. Maar zou moeder haar zoo lang kun nen missen? Doch dat was meegevallen! Moeder had stil geluisterd toen Ans met het plan voor den dag kwam. Ze had ook heelemaal niets beloofd. Alleen had ze gezegd: ,,'k Zal er vanavond met vader over spreken." En dat had moeder gedaan, 's Avonds toen alle kinderen sliepen, hadden vader en moeder het voor en tegen van de zaak overwogen. Tot Ans groote blijdschap was het re sultaat geweest, dat ze gaan mocht. ..Je doet altijd goed je best Ans", had vader gezegd, „daarom mag je er ook wel een belooning voor hebben." Toen waren er drukke dagen gevolgd. Samen met moeder, had Ans alle toe bereidselen voor haar tocht gemaakt. En nu was het de laatste dag. Alles was kant en klaar. Morgen vroeg, om acht uur al, zou de club afmarcheeren. Was het wonder dat Ans dien morgen bij het werk het hoogste lied uitzong? Morgen, morgen zou ze op reis gaan. Terwijl Ans boven met de bedden bezig was. had moeder het druk in de keuken. Glimlachend luisterde ze naar het zingen van haar dochtertje. Wat was het kind blij. O. moeder hoop te dat ze een heerlijke week in de bos schen zou hebben, 't Zou goed voor haar zijn, en ze had heusch wel eens een uit stapje verdiend. Terwijl moeder van de tafel naar de keukenkast liep. gleed ze plotseling uit. Zoo lang als moeder was, viel ze op de keukenvloer neer. Wat gek. om nu zoo neer te vallen. O. moeder zag het al, ze was uitgegleden over dat stukje aardap pelschil. Gelukkig had ze zich niet be zeerd. Maar toch, ietwat pijnlijk, pro beerde ze overeind te komen. Eerst ging alles goed, maar toen moeder eenmaal op haar voeten stond, ging ze haastig op een stoel zitten. Au, wat deed haar voet een pijn. Even maar blijven zitten, dan zou het aanstonds wel wat beter zijn. Zingend kwam Ans de trap af en de keuken binnen. „Moeder, komt umaar verschrikt hield ze op. „Wat is er moeder, wat kijkt u raar. Is er wat gebeurd?" ,,'t Is niets erg kind, stelde moeder haar gerust. Ik ben uitgegleden en heb mijn voet wat bezeerd. Straks zal het wel beter worden." Straks zou het wel beter worden. Ja, dat hoopte vader, moeder en Ans ook. Maar 't werd wel straks, doch niet beter. Integendeel, het werd erger! Hoe verder het in den middag kwam, hoe meer de pijn toenam. Toen vader 's middags uit kantoor kwam, vroeg hij dadelijk naar moeders voet. Moeder zat AHCWl I.u (Nadruk verboden). op den divan en liet hem de pijnlijke voet zien. „Maar vrouw, ze is heelemaal op gezet," riep hij verschrikt. „Dat gaat zoo niet hoor. Ik laat vanavond den dokter nog komen." „Ja, doet het maar", stemde moeder toe, „dan weten we tenminste wat het is. En de pijn wordt hoe langer hoe erger, dus in orde is het niet." Inplaats van moeder ging Ans dien avond de jongere kinderen naar bed brengen.. En toen ze hun avondgebedje deden, baden ze allen, of moeder weer gauw beter mocht zijn. Ernstig stond Ans er bij Juist toen ze weer beneden kwam, trok dokter aan de bel. Ans deed hem open en zag toen hoe hij met vader naar binnen ging. In de keuken bleef ze wachtenO, wat viel dat wachten haar langWat zou de dokter toch wel allemaal aan moe der doen? En wat zou hij zeggen? Zou het erg zijn? „Als ik maar niet morgen thuis moet blijven," zei Ans plotseling half luid. Ze schrok er zelf van. Dit was de ge dachte, die haar den heelen dag al kwelde. O zeker, ze vond het erg naar voor moeder, en ze kon wel huilen als ze zag, dat moeder ervan pijn had, maar toch de gedachte aan het kampeeren of dat ook in duigen zou vallen, dat had de bovenhand. Plotseling schrok Ans op. Ze hoorde de huisdeur toeslaan. Vader had den dokter uitgelaten In 't zelfde oogenblik stond Ans in de gang. Nog voor vader de kamer weer bin nen kon gaan, was ze bij hem. „Vader," zei ze met haperende stem, „vader, wat.heeft. dokter Ze kon haar zin niet afmaken. Kalmeerend legde vader haar de hand op den schouder. Ga maar mee naar binnen Ans. dan zullen we het je ver tellen" zei hij. Zwijgend volgde Ans vader naar binnen en liet zich toen door hem in 't lage stoeltje bij den divan duwen. „Moeder, je dochter wou weten wat de dokter gezegd heeft", begon vader vroo- lijk. Glimlachend keek moeder naar Ans. „Was je zoo ongerust kind? 't Is niets erg hoor. Met een dag of vier, vijf rust is alles weer in orde." zegt dokter. Ans werd bleek. Daar had je het nu, waar ze zoo voor gevreesd had. Moeder moest rust houden en natuurlijk als moeder moest rusten, kon Ans niet weg. Wie zou, behalve zij, het eten kunnen ko ken, de kamers doen en voor de kinderen zorgen? Een paar maal opende Ans den mond. Ze wilde vragen: moet ik thuisblijven?, maar 't was haar als werd haar keel dicht geschroefd. Er kwam geen woord over haar lippen Moeder zag het en kreeg medelijden me haar. „Ben je bang dat je thuis moet blijven kind?" vroeg ze om haar dochtertje te helpen. Ans knikte. Nog kon ze geen woord spreken. „Zeg eens Ans", vroeg vader nu „wat zou je willen? Uitgaan of thuisblijven?" Even moest Ans zich bedenken eer ze kon antwoorden en in die paar oogenblik- ken vloog haar van alles door het hoofd. O, natuurlijk, als moeder ziek was, ge vaarlijk ziek, dan zou ze nu niet uit willen. Maar moeder was niet ziek. Ze moest al leen maar rust houden. En als er nu eens iemand anders kwam om voor moeder het werk te doen? Dat zou toch ook kun nen en dan ja dan zou Ans het liefste uitgaan. „Nu Ans?" vroeg vader nog eens. „Uitgaan vader", fluisterde Ans, terwijl ze het hoofd boog. Op dit oogenblik durfde ze niet naar moeder te kijken. Zoo kwam het, dat ze ook de groote teleurstelling niet zag die zich op moeders gelaat afteekende. Vader knikte. „Juist kind, dat dacht ik wel. Dan zullen we er ook maar niet langer over praten. Morgen ga jij dus op reis. 'k Zou dan nu maar niet te lang meer opblijven. Als jij naar bed bent. zullen moeder en ik ons wel eens beraden, wat we doen zullen." „Misschien kunnen we een noodhulp krijgen", zei moeder flauwtjes. „Dat zoeken wij samen wel uit moeder. Laat Ans nu maar onbezorgd naar boven gaan, anders bederven wij haar plezier. En dat behoeft niet." Zonder verder iets te zeggen, wenschte Ans haar ouders een „wel te rusten." Ver beelde ze het zich of was moeders kus minder hartelijk dan anders?. Zoodra Ans de kamer verlaten had, wendde vader zich tot moeder. „Nu, 'k heb je wensch opgevolgd, en Ans onze toestemming om te gaan, niet ont nomen. Maar hebben we er eigenlijk wel goed aangedaan? Hoe zullen we het een week lang stellen, jij op bed of den divan en Ans weg. Daar komt immers niets van terecht?" Glimlachend legde moeder haar hand op vaders arm. „Stil nu maar, man, laat mij maar be gaan. Als Ans morgen werkelijk weg gaat, dan sturen we tante Anna een telegram. Je weet, ze is altijd tot helpen bereid. Ze woont maar alleen dus ze kan weg als ze wil. En ze komt stellig als wij het haar vragen. Je begrijpt toch wel vader, dat het voor onze Ans een offer is, als zij nu op het laatste oogenblik nog thuis moet blij ven? En een offer geeft men vrijwillig, daartoe wordt men niet gedwongen, niet waar?" „Je hebt gelijk, vrouw. Kom, laten wij dan nu ook maar ter ruste gaan en zien wat de morgen ons brengt." 't Was dien nacht heel rustig in 't huis van de familie Van Reenen. Zelfs moeder werd door haar pijnlijken voet niet in den slaap gestoord. Toch was er een, en nog wel een, die volkomen gezond was, die niet slapen kon. Die eene was Ans.... 'tWas nu al twee uur in den nacht, maar vanaf het oogenblik, dat Ans naar bed was ge gaan, tot nu toe, had nog geen slaap haar verkwikt. Hoe zou ze ook kunnen slapen Telkens en telkens weer kwam de vraag terug, de vraag, die haar geen rust liet: Moet ik thuisblijven? O ja, ze had tegen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 12