72«te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 12 September 193>1 Tweede Blad No. 21928 BINNENLM. WEET U, HOE LEELIJK U IS. WANNEER U HUILT? Een huilend mensch heeft zich waarschijnljijk nog nooit in een spie gel bekeken, adders zal hij van z^Baéw schrikken en erom lachen. Bh dat is dan d'e beste rèïheaife vöor een Èkioze bur. Links: H. K. H. PRINSES JULIANA is eergisteren avond te Parijs aangekomen, teneinde een bezoek aan het nieuwe Nederlandsche pa viljoen op de Internationale Koloniale tentoonstelling te brengen. Aan hét station werd de Prinses door de autori teiten ontvangen. PROP. LUJO BRENTANO, de bekende Duitsche econoom is in den ouderdom van 87 jaar na langdurige ziekte te München overleden. EEN MILITAIR VLIEGTUIG moest gisteren een noodlanding maken op een wei land aan den Broekweg te Leidschendam.Het toestel kwam in een greppel terecht. HET PETITIONNEMENT VOOR INTERN. ONTWAPENING. DEZER DAGEN AANBIEDING TE GENÈVE. Wij ontvangen het volgende communi qué van de Vereeniging „De Nederland sche Dagbladpers'. Het petitionnement voor Internationale Ontwapening is in totaal door 2.438.908 Nederlanders boven de 18 jaar geteekend. Dit resultaat heeft onze verwachtingen aanmerkelijk overtroffen. Reeds is op on dubbelzinnige wijze gebleken dat deze uitspraak van de groote meerderheid der volwassen Nederlanders zoowel in ons land als dadrbuiten diepen indruk heeft gemaakt, en ook buiten de grenzen een stumileerenden invloed van beteekenis zal uitoefenen. Wij zijn er trotsch op dat door alle dagbladen van alle politieke richtin gen en door alle neutrale dagbladen een drachtig en met overtuiging voor deze groote zaak gestreden is. Wij zijn er ook van overtuigd dat de intense wekenlange campagne, voor dit petitionnement in onze bladen gevoerd, een blijvende uitwer king in den grooten strijd tegen den oor log zal hebben. In den loop der volgende week zal het petitionnement door een delegatie van de Nederlandsche Dagbladpers te Genève worden aangeboden. De voorzitter van de N. D.P. zal daarbij een rede houden en een gecalligrafeerde oorkonde aanbieden. Zijn rede zal worden beantwoord door den president van de Assemblée van den Vol kenbond M. Titulescu die zich met groote instemming en warmte bereid heeft ver klaard, het Nederlandsche petitionnement in ontvangst te nemen. Dat wij het thans reeds aanbieden, ter wijl de Ontwapeningsconferentie voor Februari 1932 is vastgesteld, vindt zijn reden in onze hoop dat het Nederlandsche Voorbeeld in andere landen navolging zal vinden. De machtige aandrang van den internationalen volkswil tot het doen wel slagen van de Conferentie zal hierdoor nog belangrijk worden versterkt. De „Neue Züricher Zeitung" van gister avond bevat een uitvoerig artikel waarin mededeeling wordt gedaan omtrent het succes dat door Nederland met het ont wapeningspetitionnement der Nederland sche Dagbladpers is behaald. Het blad schrijft als volgt: Ofschoon in de voorbereidingscommis sie voor de ontwapeningsconferentie en in de Volkenbondsvergadering reeds dikwijls de verwachting werd uitgesproken dat het vooral de plicht der volkeren zelf is om op de ontwapeningsconferentie hun stem te laten hooren. was het in dit opzicht tot dusver overal merkwaardig stil gebleven. Zeker vindt de ontwapeningsgedachte bij de groote meerderheid van alle volkeren warme instemming, en aan betoogingen en verklaringen van commissies en orga nisaties van alle mogelijken aard, natio naal en internationaal, heeft het in de laatste tien jaren ook niet ontbroken. Maar al deze stemmen hadden steeds een ander beperkt karakter, daar zij oi. van bijzondere pacifistische kringen of van politieke partijen kwamen. Diepere, meer omvattende volksbeweging voor een doel treffende ondersteuning van het ontwa- peningswerk van den Volkenbond ware tot heden nergens te bespeuren en dit vormt ook een der gronden voor het pes simisme, waarmede men in de meeste landen de ontwapeningsconferentie tege moet ziet. De verdienste een groot deel van het geheele volk tot het afleggen van een openlijke erkenning ten gunste van de ontwapeningsconferentie te hebben ge bracht, en een buitengewoon eenvoudig middel daartoe te hebben gevonden, komt den Nederlanders toe. Het blad bespreekt verder hoe het in Nederland gegaan is aan de hand van mededeelingen. die de voorzitter van de commissie der Nederlandsche Dagbladpers de heer R. Peereboom, heeft opgesteld en aan de Volkenbondsjournalisten te Ge nève heeft doen toekomen. o PRINSES JULIANA TE PARIJS. EEN BEZOEK AAN HET NEDERLANDSCH PAVILJOEN DER KOLONIALE TENTOONSTELLING. H. K. H. Prinses Juliana heeft gister morgen voor de dercle maal een bezoek gebracht aan de internationale Koloniale Tentoonstelling. Vergezeld van drie hofdames en Haar kamerheer baron Baud, werd de Prinses om half elf in het Nederlandsch Paviljoen door rar. D. Fock, oud-gouv.-generaal van Nederlandsch-Indië en door leden van het Uitvoerend Comité der Tentoonstelling, den heer Sivart, commissaris generaal, professor Le Cosquino de Bussy, dr. Ko ningsberger, oud-minister van Koloniën, professor Van Eerde en den heer De Voogt, als vertegenwoordiger van den heer Mooyen, ontvangen. Nadat mr. Fock de prinses had verwel komd, bood mej. Runkei, in Volendamsch costuum gekleed, H. K. H. bloemen aan, waarna een rondgang door het Paviljoen werd gemaakt. Maarschalk Lyauty maakte te ongeveer kwart oiver elf. vergezeld van zijn staf, de prinses zijn opwachting. Om half twaalf werden ververschingen aange boden. Ten slotte had een intiem noenmaal plaats waaraan door de prinses en eenige genoodigden werd deelgenomen. o INVOERING VAN EEN BENZINE-BELASTING? ONSTELTENIS IN AUTOMOBIEL KRINGEN. Het slachten van de kip, die de gouden eieren legt. Het bestuur van de Koninklijke Neder landsche Automobiel Club verzoekt ons plaatsing van het volgende: Het dezer dagen ln de Nederlandsche dagbladen verschenen bericht, dat het ln het voornemen ligt van de Regeering om te komen met een wetsontwerp tot invoe ring van een benzinebelasting heeft onge twijfeld in automobielkringen groote ont steltenis verwekt. Immers, indien bedoeld bericht juist is en de omstandigheden doen vermoeden, dat het inderdaad juist is dan beteekent het, dat opnieuw zware lasten zullen worden gelegd op de schouders van hen, die reeds in menig op zicht zijn gekozen tot een dankbaar ob ject voor bijzondere belasting opbrengsten. Toen er sprake was van verhooging der invoerrechten was het bijna vanzelfspre kend, dat in de eerste plaats de automo bielen daarvoor in aanmerking kwamen. Ofschoon Nederland geen eigen industrie bezat en ook nu niet bezit en die verhooging dus niet gerechtvaardigd kon worden door de anders gebruikelijke ver dediging, dat men de Nederlandsche in dustrie wenschte te beschermen, hebben de automobilisten zich noodgedwongen bij een dergelijke verhooging van lasten neer gelegd, zwichtende voor de ministeriëele verklaring, dat de toestand van 's lands financiën het noodig maakte de inkomsten door hoogere invoerrechten op andere dan eerste levensbehoeften te vermeerderen. Het is duidelijk, dat niet de importeur van automobielen die invoerrechten voor zijn rekening neemt, maar dat zij op den ver bruiker, dus den automobilist, verhaald worden. Het houden van een automobiel wordt overigens nog zij het ook zeer ten on rechte teveel als luxe beschouwd. Ter wijl men in andere landen reeds jaren lang de groote beteekenis van de automo biel heeft leeren inzien als een belangrijke welvaartsfactor in het economische leven, huldigt men hier te lande nog steeds de opvatting, dat de auto een luxe vervoer middel is, dat een zekeren welstand aan geeft. Een hooge Personeele Belasting be let trouwens nog maar al te veel landge- nooten, voor wie de automobiel feitelijk een noodzakelijk vervoermiddel is, daar van gebruik te kunnen maken. In Amerika, dat ten opzichte van het automobielgebruik toch zeker wel als voor beeld mag worden genomen, heeft men zich steeds op het standpunt gesteld, dat het een verkeerde politiek zou zijn om het automobilisme ten gevolge van hooge be lastingen te beperken. Men is daar steeds uitgegaan van, misschien wel zeer Ameri- kaansche, maar dan toch uiterst practi- sche redeneering, dat de schatkist meer gebaat is, wanneer vele automobilisten een kleine belasting betalen, dan weinig auto mobiel-bezitters een in verhouding hooge belasting. Die nuchtere zakenpolitiek is juist gebleken. De lage belasting op auto mobielen is een der voornaamste oorzaken gebleken van den enormen groei van het automobilisme, zeer ten voordeele van de schatkist en de industrie, welke ten slotte ook weer bijdraagt tot den economtschen bloei van het land. Ook in Engeland begint men steeds meer over te hellen naar het Amerikaansche standpunt. Daar ls thans bijv. een sterke actie gaande om het gebruik van tweede- handsch automobielen aan te moedigen door het heffen van een lagere belasting voor dergelijke voertuigen. Men wijst er daarbij op, dat velen die thans nog terug schrikken van de voor dergelijke auto's geldende hooge belasting, ongetwijfeld zich een tweede-handsch wagen zouden aanschaffen, indien daarvoor lagere belas tingtarieven zouden gelden, en dat daar van ten slotte de industrie de voordeelen zou plukken, omdat velen bij een verge makkelijking van den afzet van hun ouden wagen spoediger tot aanschaffing van een nieuwe auto zouden overgaan. Hier te lande zijn in de laatste jaren waarin toch wel zeer duidelijk de groote beteekenis van de automobiel naar voren is gekomen, de lasten van den automobilist niet alleen niet verlaagd, maar integen deel nog ernstig verzwaard. Toen in 1926 de wegenbelastingwet ln behandeling kwam, welke nieuwe uitgaven zou eischen van den eigenaar van een automobiel heeft deze, begrijpende het nut, dat goede wegen zouden afwerpen voor het verkeer, zich niet verzet tegen dezen nieuwen aan slag op zijn beurs. Hij heeft zelfs de nood zakelijkheid erkend van een extra-heffing om te komen tot een modern wegennet. Reeds bij de behandeling van deze wet in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is het vraagstuk eener benzine-belasting ter sprake gekomen, maar reeds toen heeft men op het onbillijke van een dergelijke belasting gewezen en heeft men den voor keur gegeven aan den thans bestaanden vorm waarin het gewicht van de auto de hoe-grootheid van het bedrag bepaalt, dat men aan wegenbelasting moet betalen. Waarschijnlijk heeft het feit, dat on danks deze ernstige verzwaring van de lasten van den automobilist, het automo bilisme zich normaal is blijven ontwik kelen, thans den doorslag gegeven bij de beoordeeling van Regeeringswege van de vraag of een benzine-belasting mogelijk en nuttig zou zijn. Men heeft wellicht de re sultaten van de wegenbelasting zóó gunstig geacht, dat meft opnieuw het wel aan durft nog weer bij den automobilist aan te kloppen. De mogelijkheid is echter geenszins uitgesloten, dat men zich dit maal echter zal hebben misrekend, en dat deze benzinebelasting zal blijken te zijn het slachten van de kip, welke de gouden eieren legde. Daarbij dringt zich dan tevens de vraag op of deze nieuwe belasting moreel wel te verantwoorden is. Zij zou immers nieuwe lasten voegen bij de vele, welke het auto mobilisme thans reeds belemmeren in zijn normalen groei. Zij zou een nieuwe belas ting op het vervoer beteekenen en dus rechtstreeks indruischen tegen het maat schappelijk welzijn van ons volk. Zij zou de Regeering de taak doen overnemen van de vele gemeentebesturen, welke in hun tollen nog een dankbaar middel zien tot stijving van de gemeentekas, de tollen waartegen juist in den laat-sten tijd met volle medewerking van diezelfde Regee ring een succesvolle strijd wordt gevoerd. Zij zou tenslotte een belangrijken tak van handel treffen, welke evenzeer reeds den druk der moeilijke tijden ondervindt ais iedere andere. Wie zich de moeite getroost om eens na te gaan welke bedragen de eigenaar van een automobiel uit de gemiddelde prijs klasse aan den fiscus heeft te betalen, zal tot de erkenning moeten komen, dat daar mede de grens van het billijke, practische en moreele reeds lang is overschreden. De berekening is hoogst eenvoudig; men neme daarvoor slechts een auto vari' f4000 eh een gewicht van 1500 K.G. van een autp- moblllst te Amsterdam. Daarvoor nfost betaald worden: aan invoerrechten 12»/; f. 430.— aan Personeele Belasting ■m f. 336.— aan Wegenbelasting ïvA f. 90.—* Totaal f. 856.— Stelt men het gemiddelde verbruik van een auto aan benzine op 1 liter op de 5 K.M. en neemt men aan dat een automo bilist per jaar gemiddeld 20.000 K.M. af legt, dan komt dat neer op een verbruik van 4000 liter. Bij een benzinebelasting van 1 cent per liter beteekent zulks dus een belasting van f. 40.per jaar. Mocht dus juist zijn, dat de Regeering een benzinebelasting zal gaan invoeren eh dat die belasting 1 cent per liter zou her dragendan zou dus de eigenaar van een automobiel van f. 4000.aan de schatkist betalen het bedrag, van bijna f. 900.of 22.50 procent. BEMOEDIGENDE MINISTERIEELE WOORDEN. Een schrijven van minister Ruys de Beerenbrouck. In een gelukwensch aan den Raad van Beheer der Koninklijke Nederlandsche Jaarbeurs schreef de voorzitter van den Raad van Ministers, jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck. de volgende voor geheel ons volk bemoedigende woorden: „Inderdaad zijn de tijdsomstandigheden niet alleen voor het bedrijfsleven, maar voor het geheele volk moeilijk. Wij mogen echter niet het geloof in een betere toe komst verliezen. De wereldgeschiedenis leert, dat de volken in de moeilijkste tijden van hun bestaan hun grootste kracht van willen en van kunnen hebben ontplooid. In onze eigen geschiedenis zijn zoovele voorbeelden te putten, dat het Nederland sche Volk in dezen den toets van verge lijking met andere volkeren kan door staan." TAPTOE IN DE RESIDENTIE. Met medewerking van het 4de Regiment infanterie. Dinsdag a.s. zal in het oostelijk deel van de Sophialaan (front naar plein 1813) te Den Haag een groote taptoe worden gehouden, aanvangende te 20.30 en eindi gende omstreeks 21.00 uur. Aan de taptoe nemen deel: a. De Koninklijke Militaire Kapel van tiet regiment Grenadiers. b. De tamboers van het regiment Gre nadiers en van het 4e regiment infanterie uit Leiden. c. De hoornblazers van het regiment Jagers. d. De trompetters van het 3e half regi ment huzaren en van het 2e regiment veldartillerie. De muzikale leiding van de taptoe be rust bij den directeur van de Koninklijke Militaire kapel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 5