72ste Jaargang MAANDAG 7 SEPTEMBER 1931 No. 21923 EERSTE BLAD. Officieele Kennisgevingen. STADSNIEUWS. DE OPENINGSPLECHTIGHEID. Het voornaamste Nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. PRIJS DER ADVERTENTIEN 30 Cts. per regel voor advertentlên uit Lelden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere advertentlên 35 Cts. per regel. Kleine Advertentlên uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54. PRIJS DEZER COURANT:; Voor Leiden per 3 maanden f.2.35, per week 1.0.18 Bulten Lelden, waar agenten gevestigd zijn, per week 0.18 Franco per post 1.2.35 4- portokosten. Olt nummer bestaat uit DRIE Bladen |je£ jgde ||1|erilo OriëntaKsteilCOHgreS. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis, dat zij, uitsluitend ten aanzien van den door de Dameskrans van Kerkelijk Wijk IV der Ned. Herv. Gemeente op 15, 16 en 17 Sep tember a.s. in het gebouw „Prediker" aan de Janvossensteeg No. 17, alhier, te hou den bazar, ontheffing hebben verleend van het sluitingsuur voor winkels. 3181 A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 7 September 1931. BENOEMING RAADSCOMMISSIËN. De Burgemeester van Leiden brengt ter algemeene kennis, dat door den Gemeen teraad, in zijne vergadering van den len September J.I., uit zijn midden zijn be noemd de volgende leden, als: a. voor de Commissie van Financiën: de-heeren B. J. HUURMAN Dzn., Voor zitter, M. H. DE REEDE, Mr. H. F. A. DONDERS en M. G. VERWEY; b. voor de Commissie voor de Huishoude lijke Verordeningen: de heeren Mr. D. A. VAN ECK, Voorzitter, J. H. A. MANDERS en Mr. C. BEEKENKAMP; c. voor de Commissie voor de Straf verordeningen: de heeren Mr. D. A. VAN ECK en Mr. H. F. A. DONDERS; d. voor de Commissie van Fabricage: de heeren Ir. A. G. BOSMAN, J. H. SCHÜLLER, J. H. A. MANDERS en Mr. C. BEEKENKAMP; e. voor de Commissie voor de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriteit: de hee ren F. ELKERBOUT, Mr. D. A. VAN ECK, J. WILBRINK en H. M. SIMONIS; f. voor de Commissie voor het Openbaar Slachthuis: de heeren Th. M. W. BERGERS J. A. VAN DER REIJDEN. J. J. VAN STRALEN en R. VAN EECKE; g. voor de Commissie voor den Markt- en Havendienst: de heeren J. WILBRINK en J. J. VALLENTGOED; h. voor de Commissie van Beheer over de gestichten „Endegeest", Voorgeest" en „Rhijngeest": de heeren B. J. HUURMAN Dzn., Th. B. J. WILMER, J. B. MEYNEN en F. KOOISTRA; i. voor de Commissie voor den Genees kundigen- en Gezondheidsdienst en den Keuringsdienst van Waren: de heeren Th. B. J. WILMER, J. G. VAN ES, A. VAN ROSMALEN en C. KOOLE; j. voor de Commissie van Onderzoek der bezwaarschriften tegen aanslagen in het Vergunningsrecht: de heeren Ir. A. G. BOSMAN, Voorzitter, J. A. VAN DER REIJDEN en E. J. COSTER; k. voor de Commissie voor het Onder wijs: de heeren J. G. VAN ES, Th. B. J. WILMER, J. B. MEYNEN, T. GROENE- VELD en J. M. Vos. 3180 A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. Leiden, 7 September 1931. TOONEELWEDSTRIJD L. D. C. Voor den nationalen tooneelwedstrijd uitgeschreven door de Tooneelvereeniging de „Leidsche Dilettanten Club" ter gele genheid van haar 50-jarig bestaan is door H.M. de Koningin een zilveren medaille beschikbaar gesteld. Verder schonk mr. A. van de Sande Bakhuyzen een groote ver guld-zilveren medaille, de N.V. Directie „Leidsch Dagblad" een groote zilveren leg- medaille, de heer Ch. van Spall te Wasse naar een kleine zilveren medaille, de N.V. Koninklijke Begeer te Voorschoten een bronzen medaille, de firma G. v. Brussel alhier een groote verguld-zilveren medaille, de firma P. J. v. Kampenhout een groote zilveren medaille en de heer P. Burgerhout café „Bodega", Hooigracht een groote zil veren medaille. Verder zijn nog verschillende kunstvoor werpen beschikbaar gesteld als persoon lijke prijzen. Bedoelde prijzen zijn vanaf heden uitge stald in een der etalages van de firma Walenkamp en Zonen, Prinsessekade hoek Haarlemmerstraat. WINTERDÏENSTREGELING LEIDEN—WOERDEN. Met de op Zondag 4 October a.s. in wer king tredende dienstregeling der spoor wegen, blijft het aantal reizigerstreinen onveranderd. De aansluiting van trein 571 (Leiden vertrek 7.00) op trein 155 (Woerden vertrek 7.50) wordt dan weder hersteld en daar mede een belangrijke verbetering met de richting Almelo; trein 155 komt dan te 8.05 te Utrecht aan, vanwaar trein 1309 te 8.14 en trein 243 te 8.41 naar Arnhem vertrekt. Verder vertrekt trein 3327 dan inplaats van te 21.30 te 21.14 uit Leiden, rijdt te HazerswoudeKoudekerk door, waardoor hij te Alphen a. d. Rijn aansluiting geeft op trein 3734, welke te 21.33 naar Uithoorn vertrekt. Hedenmiddag is in de feestelijk ver sierde groote Stadszaal het 18de interna tionale oriëntalistencongres officieel ge opend. Na opening gaf de voorzitter het woord aan den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die uit naam der Nederlandsche Regeering de volgende toespraak tot het Congres hield. Rede minister J. Terpstra. Mijnheer de voorzitter, Het is mij een aangename taak de leden van dit congres namens de Regeering, welkom te mogen heeten in Nederland. Gij kunt er verzekerd van zijn, dames en hee ren, dat Harer Majesteits Regeering Uw samenzijn hier te lande op hoogen prijs stelt en oprechte belangstelling koestert voor Uwen arbeid. Reeds eenige eeuwen terug, vóórdat Ne derland als koloniseerende Mogendheid optrad en in die kwaliteit zijn aandacht als vanzelf ging richten op de vraagstukken der Oostersche samenleving, kwam hier te lande een uit zuiver wetenschappelijken zin geboren neiging tot de studie van het Oosten tot uiting. Uit den kring van de Nederl. geleerden van dien tijd traden toen reeds hebraica en arabij ten van ver dienste naar voren. Later, toen de Neder landsche zeevaarder den Nederlandschen handelsman den weg wees naar het verre Indië, kwam er een meer onmiddellijk contact en bracht het verlangen om in mercantiele relatie te treden met de vol keren aldaar de behoefte mee aan ver meerdering van kennis van hun taal en zeden. Echter zijn het toch weer niet uit sluitend overwegingen van materieelen aard geweest, die onze voorvaderen van toen tot practische oriëntalisten maak ten. Reeds in de 17e eeuw trad, zij het in primitieven vorm, de zending op; haar verlangen om aan Indië het Christendom te brengen, leidde tot de behoefte aan overzetting van den Bijbel in de talen van den Archipel en dus tot bestudeering van die talen. Onder de door de Compagnie uit gezonden 17de eeuwsche predikanten zijn er geweest, die men pioniers mag noemen van de beoefening der inlandsche talen. Later zouden ten onzent allerlei organi saties en wetenschappelijke voortzetting van dat primitieve begin brengen. Het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het Ko ninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned. Indië, het Nedcr- landsch Bijbelgenootschap, het Oostersch Genootschap verdienc-n onder anderen hier genoemd te worden. Inmiddels zou in den gouvernementeelen kring het besef sterker worden, dat men om de Indische volkeren te kunnen besturen hen tevens dient te kennen. Het is intusschen, dames en heeren, niet mijn voornemen Uw aandacht te ver moeien met een historische uiteenzetting van den groei van de oriëntalistische we tenschap hier te lande. Mijn bedoeling ia slechts U de verzekering te geven, dat in Nederland een in de historie van onze natie vastgewortelde belangstelling voor de Oriëntalistische studiën en dus voor Uwen arbeid aanwezig is, en dat Regee ring en Volk beiden overtuigd zijn van de belangrijkheid der vraagstukken, die U bezig houden. Ik spreek den wensch uit. dat God Uw congres moge zegenen en roep U nogmaals van harte het welkom in Nederland toe. Nadat de Minister uitgesproken en de voorzitter Z. E. namens het Congres dank gezegd had, hield prof. dr. S. Snouck Hur- gronje in het Fransch de volgende rede: Rede prof. dr. C. Snouck Hurgronje. Bijna een halve eeuw geleden werd op deze zelfde plaats het zesde internationale oriëntalistencongres door zijn eerevoorzit ter, Minister Heemskerk, en door den voor zitter mijn vereerden leermeester Abraham Kuenen geopend. Dat congres, het eerste dat ik in mijn leven bijwoonde als jong man en als kind in de wetenschap, heeft een diepen indruk op mij gemaakt. Sta mij toe, het zesde congres in sommige op zichten met dit achttiende te vergelijken. Laat ons beginnen met de dingen, di^ in hoofdzaak dezelfde zijn gebleven. Evenals in 1883 is het Comité van Organisatie, dank zij de welwillende medewerking van alle autoriteiten in staat gesteld, U in ons kleine Leiden een bescheiden ontvangst, te bereiden, met weinig uiterlijken glans wel iswaar, maar met destemeer hartelijkheid. Zonder den krachtigen steun van de Ne derlandsche Regeering. van het Leidsche Gemeentebestuur, van de Curatoren onzer universiteit, van de directies onzer aca demische instellingen, van de musea en van den Hortus botanicus, zonder den bij stand van het Koloniaal Instituut van Amsterdam, van het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië in Den Haag, en van het Oostersch Genootschap ir# Nederland te Leiden, zonder de gastvrijheid onzer Leidsche medeburgers en de actieve sym pathie van velé landgenooten zon het ons onmogelijk geweest zijn, ons te kwijten van de eervolle taak, die het Congres van Ox ford, roemrijker nagedachtenis, ons drie jaren geleden op de schouders legde. En deze heugelijke en vaderlandslievende sa menwerking vond haar bekroning in de belangstelling, die het Koninkiijk Huis wel aan onze bijeenkomst heeft willen be- toonen: H.M. de Koningin door een kleine deputatie onzer leden uit te noodigen tot een ontvangst in Haar paleis „Het Loo", en Hoogstderzelver Gemaal. Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden niet slechts door het beschermheerschap van ons con gres te aanvaarden, maar ook door het willen bijwonen van enkele onzer samen komsten. In de algemeene trekken verschilt ook de organisatie van dit congres niet veel van die van zijn zesden voorganger. Maar overigens maakt een eenvoudige terug blik ons getuigen van een treffende evo lutie, die zich in de laatste 48 jaren vol trokken heeft. Voor het zesde congres hadden zich 545 personen als leden ingeschreven, waaronder vele niet-orientalisten, die in dien vorm een klinkend bewijs hunner sympathie wilden geven. Slechts 219 hun ner woonden het congres bij. Deze laatste vertegenwoordigden de meeste Europee- sche centra van wetenschap, waar men zich met Oostersche studiën bezighield. Amerika had slechts een professor in de theologie gezonden. Het geheele Oosten werd voorgesteld door drie Hindoe-geleer- den en één Arabisch koopman in hand schriften, die, met commercieele doel einden naar Nederland gekomen, van de gelegenheid gebruik maakte om zich te vermaken met het bekijken en aanhooren der discussies van Europeesche geleerden over Arabische taal en letterkunde, waarvan hij geen woord verstond. Men behoeft slechts onze ledenlijst in te zien en een blik in deze zaal te slaan om te gevoelen, welk een ontwikkeling hier heeft plaats gegrepen. In onzen tijd staan de Amerikanen in de eerste rij van hen, die zich aan Oos tersche studiën wijden, zoowel door hun wetenschappelijken arbeid als door de materieele middelen, die zij daaraan ten offer brengen. De medewerking onzer Oostersche vakgenooten, waarvan ten slotte het succes van ons streven goed deels afhankelijk is, neemt zienderoogen toe en bewijst, dat de Oostersche ziel en die van het Westen goed op weg zijn om elkander te begrijpen en te waardeeren. Zeker, die intiemere aanrakingen hebben soms crises ten gevolge, maar deze crises zijn niet van ernstiger aard dan die, welke de wereld van het Westen van bin nen uit in beweging brengen. In de Duitsche taal zeide spr.: Het aan deel, dat de Duitschers aan de beoefening der Oostersche wetenschappen namen, was destijds even schitterend als nu. Bij de reusachtige vorderingen, die onze ken nis van het Oosten in de laatste tiental len jaren gemaakt heeft, namen onze Duitsche vakgenooten op bijna ieder ge bied eene leidende plaats in. Met dit al gemeen erkende feit, is de opkomst van Duitsche oriëntalisten naar dit congres geenszins in overeenstemming. Wij be treuren dit zeer, maar wij roepen een des te hartelijker welkom toe aan degenen, die in weerwil van de ongunstige tijds omstandigheden hier den roem van hun vaderland vertegenwoordigen. Wij hopen, dat spoedig eene afdoende verbetering der uitwendige omstandigheden de baan we der geheel vrij zal maken voor de onuit- bluschbare geestdrift der Duitsche ge leerden voor ideëelen wetenschappelijken arbeid. In 1883 ontbrak het vrouwelijk geslacht bijna geheel bij al onze samenkomsten; onder de leden waren geen tien dames. Thans openbaart zich de plaats, die de- vrouw inmiddels in het publieke leven veroverd heeft, al dadelijk bij de toe gangspoort tot ons congres in den vorm van ons „bureau de réception", dat uit sluitend bestaat uit dames, die onder de beproefde leiding van mej. Schippers ge reed zijn om aan de leden alle mogelijke inlichtingen en raadgevingen te verstrek ken. Bovendien getuigt het aantal dames, die in onze ledenlijst voorkomen en de door dames-leden aangekondigde voor drachten hoezeer de vrouw ook op het veld van wetenschappelijk onderzoek zich heeft weten te doen gelden. Zoo toont dus reeds onze ledenlijst dui delijk aan, dat eene ongehoorde ontwik keling tot stand is gekomen. Deze evolu tie springt nog sterker in het oog, wan neer wij de op het zesde congres vertegen woordigde vakken van wetenschap verge lijken met die, welke de hier aanwezige geleerden van beide seksen beoefenen. Destijds begon men pas, niet zonder aar zeling, de gewoonte op te geven, dat de „Oostersche talen" aan de universiteit, slechts over één leerstoel de beschikking verkregen. Menig hoogleeraar. die gere geld colleges gaf in het Hebreeuwsch, het Arabisch en zoovele andere Semitische talen als waarmee hij min of meer be kend was, achtte zich verplicht om even tueel ook het Perzisch en het Turksch, als de voornaamste talen van den Islam te doceeren, en desgevraagd ook studen ten in te wijden in de beginselen van het Sanskrit. Slechts weinige jaren vóór het zesde congres placht één enkel Duitsch geleerde, die, het moet gezegd worden, over een zeldzaam veelzijdige kennis be schikte, op de jaarvergaderingen der „Deutsche Morgenlandische Gesellschaft" een critisch verslag uit te brengen over al hetgeen de geheele wereld in het laatst- verloopen jaar aan publicaties over Oos tersche onderwerpen had opgeleverd, en hij kon dit met vrij groote volledigheid in één of twee uren voordragen. De zelfstandige studie der Arabische, voorts der Mohammedaansche geschie denis. de Iranistiek, de Turkologie, de vergelijkende linguistiek van al die taal families, al die vakken waren nog maar even geboren: de talen en litteraturen der Indische volken begonnen de aandacht van een kleine groep geleerden te trek ken; de Egyptologie verbrak hare beper king tot de musea en eischte, niet min der dan hare jongere zuster, de Assyrio- logie, hare plaats op onder de philologi- sche vakken, terwijl zij een deel van Cen- traal-Afrika in het veld van haar onder zoek opnam. Noord-Afrika en het middel- eeuwsche Spanje waren reeds vroeger voor wetenschappelijke doeleinden bij het Oosten geannexeerd. Langzamerhand kwam men tot de erkenning der noodza kelijkheid van de studie der talen, der be schavingen, der staat- en der letterkun dige geschiedenis van alle overige Ooster sche volken, die men tot dusverre had verwaarloosd of waarmede men zich al leen voor de practische behoeften van den handel, of, een weinig grondiger, in het belang der Christelijke zending had bezig gehouden. Men kon reeds voorzien, dat in eene nabije toekomst een belangrijke vooruit gang zou plaats hebben, maar niemand had destijds kunnen droomen, dat wij binnen een halve eeuw zoover zouden zijn als nu het geval is. Inderdaad overtreffen de sinds 1883 op het gebied van het Oosten volbrachte onderzoekingen al hetgeen vorige eeuwen recht gaven te verwachten. Honderden doode en levende talen en beschavingen zijn sindsdien aan de voorwerpen onzer studie toegevoegd. Opgravingen en ont cijfering van teksten hebben ons rassen en volken geopenbaard, waarvan wij vroeger zelfs de namen niet of nauwelijks kenden. De oude geschiedenis is verrijkt met tienduizenden bladzijden, en dat alles is nog slechts inleiding. De problemen hebben zich in dezelfde mate vermenig vuldigd als onze kennis, en er is nu nie mand meer, die er aan durft denken, een hoogte te bestijgen, van waar hij ook maar oppervlakkig het geheele veld van ons onderzoek zou kunnen overzien. Men be hoeft slechts de massa boeken en tijd schriften, die in eon kort tijdsbestek over Oostersche onderwerpen verschijnen, bij een te zien om zich te overtuigen, dat de tijd der leerstoelen voor „Oostersche ta len" zonder meer voor goed voorbij is. Het zesde congres was verdeeld in vijf of zes secties. Wij hebben er acht, of ne gen, wanneer wij die der papyrologen medetellen, die voor hunne internationale bijeenkomst een beroep hebben gedaan op onze gastvrijheid. Waar het orientalisme sedert lang een groot deel van Afrika, ook van Westelijk Afrika omvat, heeft het geen reden om afwerend te staan te genover de studie van in Egypte gevon den documenten, waarvan bovendien vele tot de kostbaarste bronnen der geschie denis van het Oosten behooren Zij hebben dus niet geaarzeld, het ver zoek der papyrologen in te willigen. Zij zijn ons van harte welkom! Met het oog op de in onze vakken toe genomen splitsing hadden wij even goed twintig als negen secties kunnen vormen; wij hebben zoo iets alleen om practische redenen nagelaten. Op het eerste gezicht heeft die toeneming der arbeidsverdeeling die nog verre van geëindigd is, iets ont stellends, te meer. daar men gemakkelijk inziet, dat deze kwaal, indien het een kwaal is, als onherstelbaar gelden moet. Bij nadere beschouwing blijkt ons evenwel, dat de schijnbare eenheid onzer vakken, zooals die zich omstreeks het midden der negentiende eeuw voordeed, inderdaad niets dan valsche schijn was, die noodwen dig moest verdwijnen zoodra het licht werd. De primitieve mensch bouwde zijn woon- hut zonder hulp van anderen uit mate rialen, die hij in zijn nabijheid aantrof. Voor het optrekken van een gebouw van vele verdiepingen, bewoonbaar voor men- schen der 20ste eeuw, is de vereenigde arbeid van een heel legertje van gespecia liseerde ambachtslieden vereischt, die wer ken onder de leiding van bazen, die ieder alleen hun eigen ambacht grondig ver staan. Hetgeen al die bazen en werklieden tot een eenheid maakt, dat is de eenheid hunner werkwijzen en vooral die van hun einddoel, en deze eenheid onderstelt bij al de samenwerkenden toch weer een zekere mote van bekendheid met de ambachten der anderen, die voldoende moet zijn om het gemeenschappelijk overleg en de har monie van het resultaat te verzekeren. Zoo Is het ook bij de oriëntalisten: de eenheid der methoden van werken is ge handhaafd: geen onzer bijzondere vakken kan den steun der andere ontberen, op straffe van het einddoel uit het oog to verliezen, waarop al ons streven gericht moet zijn. Ons gemeenschappelijk doel dat in weerwil van alles onveranderd is geble ven, dat is dat Oost en West elkander lee- ren doorgronden, om aldus het ideaal der eenheid van het menschelijk geslacht te benaderen. Verre zij het van ons, de gevaren te onderschatten, die de haast verbijsterende specialisatie onzer wetenschappen sedert den tijd van ons zesde congres medebrengt De werker, die al zijn krachten concen treert op zijn eigen vakje, loopt gevaar het contact met zijn vakgenooten in den ruimsten zin te verliezen en te vergeten, dat zijn taak een onderdeel vormt van een groot universeel werk. Onze congressen behooren nu juist tot de krachtigste middelen om zulke gevaren BINNENLAND. De openingszittingr van het 18de inter nationale Orientalistencongres te Leiden. (Stadsnieuws, le Blad). Mr. P. Rink gehuldigd bij zijn tachtig sten verjaardag. (Binnenland, le Blad). Het R.K. Werkliedencongres te Utrecht. (Binnenland, le Blad). Ernstig motor-ongeluk bij Baarn; twee personen zwaar gewond. (Gemengd, 2e BI.) Vechtpartij op leven en dood tusschen een jachtopziener en een strooper. (Gemengd, 2e Blad). BUITENLAND. De vergadering van den Volkenbond is heden geopend; Titulescu opnieuw tot voorzitter gekozen. (Tel. le Blad). De zitting van de Europeesche Volken bondscommissie gesloten. (Buitenl. le BI.) Gaat dr. Schober heen? (Buitenl., le BI.) Hevige gevechten in Chili; volgens een officieele mededeeling is de opstand thans geëindigd. (Buitenland en Tel. le Blad). Storm op de Oostzeekust. (Buitenlandsch Gemengd, 2e Blad). te bezweren Zeker, wij verwachten even veel nut als genoegen van onze sectie-zit tingen, waarin vakgenooten ons de pri meur zullen schenken van de laatste uit komsten van hun onderzoek; tevens vin den de makers van nieuwe werkplannen daar gelegenheid om zich den noodigen steun voor de uitvoering te verzekeren en hun projecten volgens goede raadgevingen van collega's te herzien. Maar toch, niet ddarin zie ik de voornaamste reden van bestaan onzer internationale samenkom sten. In mijn oog zijn onze mededeelingen, om zoo te zeggen vergeef mij de uit drukking de geleerde vermakelijkheden bij onze symposia. Het groote en ontwij felbare nut onzer congressen is gelegen in de particuliere ontmoetingen der oriënta listen. waarin zij elkander leeren kennen, begrijpen en waardeeren. Als er eens een encyclopadie der Oostersche studiën ge schreven zou worden, dan zou daarin sprake moeten zijn van een groot aantal belangrijke wetenschappelijke werken, die zonder de aldus gekweekte persoonlijke betrekkingen niet geslaagd, misschien zelfs niet ondernomen zouden zijn. Onze terugblik geeft ons dus geen aan leiding om de eenheid onzer vakken, zoo als die nog in de vorige eeuw scheen te be staan, te betreuren. Wij hebben zonder hartzeer die fata morgana zien verdwijnen en wij gaan voort te werken, ieder op zijn gebied, sterk in het vertrouwen, dat ons gezamenlijk streven ons nader brengen zal tot ons gemeenschappelijk ideaal. Mogen dan onze sectie-vergaderingen, onze officieele recepties, onze intieme gesprekken, kortom al onze ontmoetingen, waartoe deze week ons gelegenheid zal bieden, bijdragen om ons te versterken in het bewustzijn van de eenheid in de ver scheidenheid onzer Oostersche studiën! Naar wij vernemen zal Z. K. H. Prins Hendrik hedenavond tegenwoordig zijn bij de ontvangst namens de regeering, terwijl Z. K. H. ook zal aanzitten aan het diner dat a.s. Donderdag in Huis ter Duin te Noordwijk wordt gegeven. O In verband met de ontvangst der oriën talisten was de 1ste klasse wachtkamer, welke door de welwillendheid van den stationschef hiervoor gereserveerd was, in gericht tot inlichtingenbureau, waar ook de commissie van Ontvangst aanwezig was Verschillende leden, kenbaar aan een witten band om den arm, waren bij aan komst van de treinen aanwezig om de oriëntalisten direct behulpzaam te kun nen zijn en naar het inlichtingenbureau te leiden. Behalve de verschillende particuliere auto's was ook door Vreemde lingenverkeer een autobus beschikbaar ge steld om de vreemdelingen naar de hotels te brengen. TENTOONSTELLING VAN GRIEKSCHE PAPYRI. Ter gelegenheid van het congres van Oriëntalisten organiseert de directie van het Rijksmuseum van Oudheden een ten toonstelling van de bekende verzameling in Egypte gevonden Grieksche papyri, welke zich in bezit van dit museum be vindt. Deze tentoonstelling is voor alle belangstellenden toegankelijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 1