72ste Jaargang
MAANDAG 7 SEPTEMBER 1931
No. 21923
EERSTE BLAD.
Officieele Kennisgevingen.
STADSNIEUWS.
DE OPENINGSPLECHTIGHEID.
Het voornaamste Nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
30 Cts. per regel voor advertentlên uit Lelden en plaatsen
waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle
andere advertentlên 35 Cts. per regel. Kleine Advertentlên
uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts.
bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van
brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54.
PRIJS DEZER COURANT:;
Voor Leiden per 3 maanden f.2.35, per week 1.0.18
Bulten Lelden, waar agenten gevestigd zijn, per week 0.18
Franco per post 1.2.35 4- portokosten.
Olt nummer bestaat uit DRIE Bladen |je£ jgde ||1|erilo OriëntaKsteilCOHgreS.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen ter algemeene kennis, dat zij,
uitsluitend ten aanzien van den door de
Dameskrans van Kerkelijk Wijk IV der
Ned. Herv. Gemeente op 15, 16 en 17 Sep
tember a.s. in het gebouw „Prediker" aan
de Janvossensteeg No. 17, alhier, te hou
den bazar, ontheffing hebben verleend van
het sluitingsuur voor winkels. 3181
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 7 September 1931.
BENOEMING RAADSCOMMISSIËN.
De Burgemeester van Leiden brengt ter
algemeene kennis, dat door den Gemeen
teraad, in zijne vergadering van den len
September J.I., uit zijn midden zijn be
noemd de volgende leden, als:
a. voor de Commissie van Financiën:
de-heeren B. J. HUURMAN Dzn., Voor
zitter, M. H. DE REEDE, Mr. H. F. A.
DONDERS en M. G. VERWEY;
b. voor de Commissie voor de Huishoude
lijke Verordeningen: de heeren Mr. D. A.
VAN ECK, Voorzitter, J. H. A. MANDERS
en Mr. C. BEEKENKAMP;
c. voor de Commissie voor de Straf
verordeningen: de heeren Mr. D. A. VAN
ECK en Mr. H. F. A. DONDERS;
d. voor de Commissie van Fabricage:
de heeren Ir. A. G. BOSMAN, J. H.
SCHÜLLER, J. H. A. MANDERS en Mr. C.
BEEKENKAMP;
e. voor de Commissie voor de Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriteit: de hee
ren F. ELKERBOUT, Mr. D. A. VAN ECK,
J. WILBRINK en H. M. SIMONIS;
f. voor de Commissie voor het Openbaar
Slachthuis: de heeren Th. M. W. BERGERS
J. A. VAN DER REIJDEN. J. J. VAN
STRALEN en R. VAN EECKE;
g. voor de Commissie voor den Markt- en
Havendienst: de heeren J. WILBRINK en
J. J. VALLENTGOED;
h. voor de Commissie van Beheer over de
gestichten „Endegeest", Voorgeest" en
„Rhijngeest": de heeren B. J. HUURMAN
Dzn., Th. B. J. WILMER, J. B. MEYNEN
en F. KOOISTRA;
i. voor de Commissie voor den Genees
kundigen- en Gezondheidsdienst en den
Keuringsdienst van Waren: de heeren Th.
B. J. WILMER, J. G. VAN ES, A. VAN
ROSMALEN en C. KOOLE;
j. voor de Commissie van Onderzoek der
bezwaarschriften tegen aanslagen in het
Vergunningsrecht: de heeren Ir. A. G.
BOSMAN, Voorzitter, J. A. VAN DER
REIJDEN en E. J. COSTER;
k. voor de Commissie voor het Onder
wijs: de heeren J. G. VAN ES, Th. B. J.
WILMER, J. B. MEYNEN, T. GROENE-
VELD en J. M. Vos. 3180
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN,
Burgemeester.
Leiden, 7 September 1931.
TOONEELWEDSTRIJD L. D. C.
Voor den nationalen tooneelwedstrijd
uitgeschreven door de Tooneelvereeniging
de „Leidsche Dilettanten Club" ter gele
genheid van haar 50-jarig bestaan is door
H.M. de Koningin een zilveren medaille
beschikbaar gesteld. Verder schonk mr. A.
van de Sande Bakhuyzen een groote ver
guld-zilveren medaille, de N.V. Directie
„Leidsch Dagblad" een groote zilveren leg-
medaille, de heer Ch. van Spall te Wasse
naar een kleine zilveren medaille, de N.V.
Koninklijke Begeer te Voorschoten een
bronzen medaille, de firma G. v. Brussel
alhier een groote verguld-zilveren medaille,
de firma P. J. v. Kampenhout een groote
zilveren medaille en de heer P. Burgerhout
café „Bodega", Hooigracht een groote zil
veren medaille.
Verder zijn nog verschillende kunstvoor
werpen beschikbaar gesteld als persoon
lijke prijzen.
Bedoelde prijzen zijn vanaf heden uitge
stald in een der etalages van de firma
Walenkamp en Zonen, Prinsessekade hoek
Haarlemmerstraat.
WINTERDÏENSTREGELING
LEIDEN—WOERDEN.
Met de op Zondag 4 October a.s. in wer
king tredende dienstregeling der spoor
wegen, blijft het aantal reizigerstreinen
onveranderd.
De aansluiting van trein 571 (Leiden
vertrek 7.00) op trein 155 (Woerden vertrek
7.50) wordt dan weder hersteld en daar
mede een belangrijke verbetering met de
richting Almelo; trein 155 komt dan te 8.05
te Utrecht aan, vanwaar trein 1309 te 8.14
en trein 243 te 8.41 naar Arnhem vertrekt.
Verder vertrekt trein 3327 dan inplaats
van te 21.30 te 21.14 uit Leiden, rijdt te
HazerswoudeKoudekerk door, waardoor
hij te Alphen a. d. Rijn aansluiting geeft
op trein 3734, welke te 21.33 naar Uithoorn
vertrekt.
Hedenmiddag is in de feestelijk ver
sierde groote Stadszaal het 18de interna
tionale oriëntalistencongres officieel ge
opend. Na opening gaf de voorzitter het
woord aan den Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, die uit naam
der Nederlandsche Regeering de volgende
toespraak tot het Congres hield.
Rede minister J. Terpstra.
Mijnheer de voorzitter,
Het is mij een aangename taak de leden
van dit congres namens de Regeering,
welkom te mogen heeten in Nederland. Gij
kunt er verzekerd van zijn, dames en hee
ren, dat Harer Majesteits Regeering Uw
samenzijn hier te lande op hoogen prijs
stelt en oprechte belangstelling koestert
voor Uwen arbeid.
Reeds eenige eeuwen terug, vóórdat Ne
derland als koloniseerende Mogendheid
optrad en in die kwaliteit zijn aandacht als
vanzelf ging richten op de vraagstukken
der Oostersche samenleving, kwam hier te
lande een uit zuiver wetenschappelijken
zin geboren neiging tot de studie van het
Oosten tot uiting. Uit den kring van de
Nederl. geleerden van dien tijd traden
toen reeds hebraica en arabij ten van ver
dienste naar voren. Later, toen de Neder
landsche zeevaarder den Nederlandschen
handelsman den weg wees naar het verre
Indië, kwam er een meer onmiddellijk
contact en bracht het verlangen om in
mercantiele relatie te treden met de vol
keren aldaar de behoefte mee aan ver
meerdering van kennis van hun taal en
zeden. Echter zijn het toch weer niet uit
sluitend overwegingen van materieelen
aard geweest, die onze voorvaderen van
toen tot practische oriëntalisten maak
ten. Reeds in de 17e eeuw trad, zij het in
primitieven vorm, de zending op; haar
verlangen om aan Indië het Christendom
te brengen, leidde tot de behoefte aan
overzetting van den Bijbel in de talen van
den Archipel en dus tot bestudeering van
die talen. Onder de door de Compagnie uit
gezonden 17de eeuwsche predikanten zijn
er geweest, die men pioniers mag noemen
van de beoefening der inlandsche talen.
Later zouden ten onzent allerlei organi
saties en wetenschappelijke voortzetting
van dat primitieve begin brengen. Het
Koninklijk Bataviaasch Genootschap van
Kunsten en Wetenschappen, het Ko
ninklijk Instituut voor Taal-, Land- en
Volkenkunde van Ned. Indië, het Nedcr-
landsch Bijbelgenootschap, het Oostersch
Genootschap verdienc-n onder anderen
hier genoemd te worden. Inmiddels zou
in den gouvernementeelen kring het besef
sterker worden, dat men om de Indische
volkeren te kunnen besturen hen tevens
dient te kennen.
Het is intusschen, dames en heeren, niet
mijn voornemen Uw aandacht te ver
moeien met een historische uiteenzetting
van den groei van de oriëntalistische we
tenschap hier te lande. Mijn bedoeling ia
slechts U de verzekering te geven, dat in
Nederland een in de historie van onze
natie vastgewortelde belangstelling voor
de Oriëntalistische studiën en dus voor
Uwen arbeid aanwezig is, en dat Regee
ring en Volk beiden overtuigd zijn van de
belangrijkheid der vraagstukken, die U
bezig houden.
Ik spreek den wensch uit. dat God Uw
congres moge zegenen en roep U nogmaals
van harte het welkom in Nederland toe.
Nadat de Minister uitgesproken en de
voorzitter Z. E. namens het Congres dank
gezegd had, hield prof. dr. S. Snouck Hur-
gronje in het Fransch de volgende rede:
Rede prof. dr. C. Snouck Hurgronje.
Bijna een halve eeuw geleden werd op
deze zelfde plaats het zesde internationale
oriëntalistencongres door zijn eerevoorzit
ter, Minister Heemskerk, en door den voor
zitter mijn vereerden leermeester Abraham
Kuenen geopend. Dat congres, het eerste
dat ik in mijn leven bijwoonde als jong
man en als kind in de wetenschap, heeft
een diepen indruk op mij gemaakt. Sta
mij toe, het zesde congres in sommige op
zichten met dit achttiende te vergelijken.
Laat ons beginnen met de dingen, di^ in
hoofdzaak dezelfde zijn gebleven. Evenals
in 1883 is het Comité van Organisatie,
dank zij de welwillende medewerking van
alle autoriteiten in staat gesteld, U in ons
kleine Leiden een bescheiden ontvangst, te
bereiden, met weinig uiterlijken glans wel
iswaar, maar met destemeer hartelijkheid.
Zonder den krachtigen steun van de Ne
derlandsche Regeering. van het Leidsche
Gemeentebestuur, van de Curatoren onzer
universiteit, van de directies onzer aca
demische instellingen, van de musea en
van den Hortus botanicus, zonder den bij
stand van het Koloniaal Instituut van
Amsterdam, van het Koninklijk Instituut
voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van
Nederlandsch-Indië in Den Haag, en van
het Oostersch Genootschap ir# Nederland
te Leiden, zonder de gastvrijheid onzer
Leidsche medeburgers en de actieve sym
pathie van velé landgenooten zon het ons
onmogelijk geweest zijn, ons te kwijten van
de eervolle taak, die het Congres van Ox
ford, roemrijker nagedachtenis, ons drie
jaren geleden op de schouders legde. En
deze heugelijke en vaderlandslievende sa
menwerking vond haar bekroning in de
belangstelling, die het Koninkiijk Huis wel
aan onze bijeenkomst heeft willen be-
toonen: H.M. de Koningin door een kleine
deputatie onzer leden uit te noodigen tot
een ontvangst in Haar paleis „Het Loo",
en Hoogstderzelver Gemaal. Z.K.H. Prins
Hendrik der Nederlanden niet slechts
door het beschermheerschap van ons con
gres te aanvaarden, maar ook door het
willen bijwonen van enkele onzer samen
komsten.
In de algemeene trekken verschilt ook
de organisatie van dit congres niet veel
van die van zijn zesden voorganger. Maar
overigens maakt een eenvoudige terug
blik ons getuigen van een treffende evo
lutie, die zich in de laatste 48 jaren vol
trokken heeft.
Voor het zesde congres hadden zich
545 personen als leden ingeschreven,
waaronder vele niet-orientalisten, die in
dien vorm een klinkend bewijs hunner
sympathie wilden geven. Slechts 219 hun
ner woonden het congres bij. Deze laatste
vertegenwoordigden de meeste Europee-
sche centra van wetenschap, waar men
zich met Oostersche studiën bezighield.
Amerika had slechts een professor in de
theologie gezonden. Het geheele Oosten
werd voorgesteld door drie Hindoe-geleer-
den en één Arabisch koopman in hand
schriften, die, met commercieele doel
einden naar Nederland gekomen, van de
gelegenheid gebruik maakte om zich te
vermaken met het bekijken en aanhooren
der discussies van Europeesche geleerden
over Arabische taal en letterkunde,
waarvan hij geen woord verstond. Men
behoeft slechts onze ledenlijst in te zien
en een blik in deze zaal te slaan om te
gevoelen, welk een ontwikkeling hier
heeft plaats gegrepen.
In onzen tijd staan de Amerikanen in
de eerste rij van hen, die zich aan Oos
tersche studiën wijden, zoowel door hun
wetenschappelijken arbeid als door de
materieele middelen, die zij daaraan ten
offer brengen. De medewerking onzer
Oostersche vakgenooten, waarvan ten
slotte het succes van ons streven goed
deels afhankelijk is, neemt zienderoogen
toe en bewijst, dat de Oostersche ziel en
die van het Westen goed op weg zijn om
elkander te begrijpen en te waardeeren.
Zeker, die intiemere aanrakingen hebben
soms crises ten gevolge, maar deze crises
zijn niet van ernstiger aard dan die,
welke de wereld van het Westen van bin
nen uit in beweging brengen.
In de Duitsche taal zeide spr.: Het aan
deel, dat de Duitschers aan de beoefening
der Oostersche wetenschappen namen,
was destijds even schitterend als nu. Bij
de reusachtige vorderingen, die onze ken
nis van het Oosten in de laatste tiental
len jaren gemaakt heeft, namen onze
Duitsche vakgenooten op bijna ieder ge
bied eene leidende plaats in. Met dit al
gemeen erkende feit, is de opkomst van
Duitsche oriëntalisten naar dit congres
geenszins in overeenstemming. Wij be
treuren dit zeer, maar wij roepen een des
te hartelijker welkom toe aan degenen,
die in weerwil van de ongunstige tijds
omstandigheden hier den roem van hun
vaderland vertegenwoordigen. Wij hopen,
dat spoedig eene afdoende verbetering der
uitwendige omstandigheden de baan we
der geheel vrij zal maken voor de onuit-
bluschbare geestdrift der Duitsche ge
leerden voor ideëelen wetenschappelijken
arbeid.
In 1883 ontbrak het vrouwelijk geslacht
bijna geheel bij al onze samenkomsten;
onder de leden waren geen tien dames.
Thans openbaart zich de plaats, die de-
vrouw inmiddels in het publieke leven
veroverd heeft, al dadelijk bij de toe
gangspoort tot ons congres in den vorm
van ons „bureau de réception", dat uit
sluitend bestaat uit dames, die onder de
beproefde leiding van mej. Schippers ge
reed zijn om aan de leden alle mogelijke
inlichtingen en raadgevingen te verstrek
ken. Bovendien getuigt het aantal dames,
die in onze ledenlijst voorkomen en de
door dames-leden aangekondigde voor
drachten hoezeer de vrouw ook op het
veld van wetenschappelijk onderzoek zich
heeft weten te doen gelden.
Zoo toont dus reeds onze ledenlijst dui
delijk aan, dat eene ongehoorde ontwik
keling tot stand is gekomen. Deze evolu
tie springt nog sterker in het oog, wan
neer wij de op het zesde congres vertegen
woordigde vakken van wetenschap verge
lijken met die, welke de hier aanwezige
geleerden van beide seksen beoefenen.
Destijds begon men pas, niet zonder aar
zeling, de gewoonte op te geven, dat de
„Oostersche talen" aan de universiteit,
slechts over één leerstoel de beschikking
verkregen. Menig hoogleeraar. die gere
geld colleges gaf in het Hebreeuwsch, het
Arabisch en zoovele andere Semitische
talen als waarmee hij min of meer be
kend was, achtte zich verplicht om even
tueel ook het Perzisch en het Turksch,
als de voornaamste talen van den Islam
te doceeren, en desgevraagd ook studen
ten in te wijden in de beginselen van het
Sanskrit. Slechts weinige jaren vóór het
zesde congres placht één enkel Duitsch
geleerde, die, het moet gezegd worden,
over een zeldzaam veelzijdige kennis be
schikte, op de jaarvergaderingen der
„Deutsche Morgenlandische Gesellschaft"
een critisch verslag uit te brengen over al
hetgeen de geheele wereld in het laatst-
verloopen jaar aan publicaties over Oos
tersche onderwerpen had opgeleverd, en
hij kon dit met vrij groote volledigheid in
één of twee uren voordragen.
De zelfstandige studie der Arabische,
voorts der Mohammedaansche geschie
denis. de Iranistiek, de Turkologie, de
vergelijkende linguistiek van al die taal
families, al die vakken waren nog maar
even geboren: de talen en litteraturen der
Indische volken begonnen de aandacht
van een kleine groep geleerden te trek
ken; de Egyptologie verbrak hare beper
king tot de musea en eischte, niet min
der dan hare jongere zuster, de Assyrio-
logie, hare plaats op onder de philologi-
sche vakken, terwijl zij een deel van Cen-
traal-Afrika in het veld van haar onder
zoek opnam. Noord-Afrika en het middel-
eeuwsche Spanje waren reeds vroeger
voor wetenschappelijke doeleinden bij het
Oosten geannexeerd. Langzamerhand
kwam men tot de erkenning der noodza
kelijkheid van de studie der talen, der be
schavingen, der staat- en der letterkun
dige geschiedenis van alle overige Ooster
sche volken, die men tot dusverre had
verwaarloosd of waarmede men zich al
leen voor de practische behoeften van den
handel, of, een weinig grondiger, in het
belang der Christelijke zending had bezig
gehouden.
Men kon reeds voorzien, dat in eene
nabije toekomst een belangrijke vooruit
gang zou plaats hebben, maar niemand
had destijds kunnen droomen, dat wij
binnen een halve eeuw zoover zouden zijn
als nu het geval is.
Inderdaad overtreffen de sinds 1883 op
het gebied van het Oosten volbrachte
onderzoekingen al hetgeen vorige eeuwen
recht gaven te verwachten. Honderden
doode en levende talen en beschavingen
zijn sindsdien aan de voorwerpen onzer
studie toegevoegd. Opgravingen en ont
cijfering van teksten hebben ons rassen
en volken geopenbaard, waarvan wij
vroeger zelfs de namen niet of nauwelijks
kenden. De oude geschiedenis is verrijkt
met tienduizenden bladzijden, en dat alles
is nog slechts inleiding. De problemen
hebben zich in dezelfde mate vermenig
vuldigd als onze kennis, en er is nu nie
mand meer, die er aan durft denken, een
hoogte te bestijgen, van waar hij ook maar
oppervlakkig het geheele veld van ons
onderzoek zou kunnen overzien. Men be
hoeft slechts de massa boeken en tijd
schriften, die in eon kort tijdsbestek over
Oostersche onderwerpen verschijnen, bij
een te zien om zich te overtuigen, dat de
tijd der leerstoelen voor „Oostersche ta
len" zonder meer voor goed voorbij is.
Het zesde congres was verdeeld in vijf
of zes secties. Wij hebben er acht, of ne
gen, wanneer wij die der papyrologen
medetellen, die voor hunne internationale
bijeenkomst een beroep hebben gedaan op
onze gastvrijheid. Waar het orientalisme
sedert lang een groot deel van Afrika,
ook van Westelijk Afrika omvat, heeft
het geen reden om afwerend te staan te
genover de studie van in Egypte gevon
den documenten, waarvan bovendien vele
tot de kostbaarste bronnen der geschie
denis van het Oosten behooren
Zij hebben dus niet geaarzeld, het ver
zoek der papyrologen in te willigen. Zij
zijn ons van harte welkom!
Met het oog op de in onze vakken toe
genomen splitsing hadden wij even goed
twintig als negen secties kunnen vormen;
wij hebben zoo iets alleen om practische
redenen nagelaten. Op het eerste gezicht
heeft die toeneming der arbeidsverdeeling
die nog verre van geëindigd is, iets ont
stellends, te meer. daar men gemakkelijk
inziet, dat deze kwaal, indien het een
kwaal is, als onherstelbaar gelden moet.
Bij nadere beschouwing blijkt ons evenwel,
dat de schijnbare eenheid onzer vakken,
zooals die zich omstreeks het midden der
negentiende eeuw voordeed, inderdaad
niets dan valsche schijn was, die noodwen
dig moest verdwijnen zoodra het licht
werd.
De primitieve mensch bouwde zijn woon-
hut zonder hulp van anderen uit mate
rialen, die hij in zijn nabijheid aantrof.
Voor het optrekken van een gebouw van
vele verdiepingen, bewoonbaar voor men-
schen der 20ste eeuw, is de vereenigde
arbeid van een heel legertje van gespecia
liseerde ambachtslieden vereischt, die wer
ken onder de leiding van bazen, die ieder
alleen hun eigen ambacht grondig ver
staan. Hetgeen al die bazen en werklieden
tot een eenheid maakt, dat is de eenheid
hunner werkwijzen en vooral die van hun
einddoel, en deze eenheid onderstelt bij al
de samenwerkenden toch weer een zekere
mote van bekendheid met de ambachten
der anderen, die voldoende moet zijn om
het gemeenschappelijk overleg en de har
monie van het resultaat te verzekeren.
Zoo Is het ook bij de oriëntalisten: de
eenheid der methoden van werken is ge
handhaafd: geen onzer bijzondere vakken
kan den steun der andere ontberen, op
straffe van het einddoel uit het oog to
verliezen, waarop al ons streven gericht
moet zijn. Ons gemeenschappelijk doel dat
in weerwil van alles onveranderd is geble
ven, dat is dat Oost en West elkander lee-
ren doorgronden, om aldus het ideaal der
eenheid van het menschelijk geslacht te
benaderen.
Verre zij het van ons, de gevaren te
onderschatten, die de haast verbijsterende
specialisatie onzer wetenschappen sedert
den tijd van ons zesde congres medebrengt
De werker, die al zijn krachten concen
treert op zijn eigen vakje, loopt gevaar
het contact met zijn vakgenooten in den
ruimsten zin te verliezen en te vergeten,
dat zijn taak een onderdeel vormt van een
groot universeel werk.
Onze congressen behooren nu juist tot
de krachtigste middelen om zulke gevaren
BINNENLAND.
De openingszittingr van het 18de inter
nationale Orientalistencongres te Leiden.
(Stadsnieuws, le Blad).
Mr. P. Rink gehuldigd bij zijn tachtig
sten verjaardag. (Binnenland, le Blad).
Het R.K. Werkliedencongres te Utrecht.
(Binnenland, le Blad).
Ernstig motor-ongeluk bij Baarn; twee
personen zwaar gewond. (Gemengd, 2e BI.)
Vechtpartij op leven en dood tusschen
een jachtopziener en een strooper.
(Gemengd, 2e Blad).
BUITENLAND.
De vergadering van den Volkenbond is
heden geopend; Titulescu opnieuw tot
voorzitter gekozen. (Tel. le Blad).
De zitting van de Europeesche Volken
bondscommissie gesloten. (Buitenl. le BI.)
Gaat dr. Schober heen? (Buitenl., le BI.)
Hevige gevechten in Chili; volgens een
officieele mededeeling is de opstand thans
geëindigd. (Buitenland en Tel. le Blad).
Storm op de Oostzeekust. (Buitenlandsch
Gemengd, 2e Blad).
te bezweren Zeker, wij verwachten even
veel nut als genoegen van onze sectie-zit
tingen, waarin vakgenooten ons de pri
meur zullen schenken van de laatste uit
komsten van hun onderzoek; tevens vin
den de makers van nieuwe werkplannen
daar gelegenheid om zich den noodigen
steun voor de uitvoering te verzekeren en
hun projecten volgens goede raadgevingen
van collega's te herzien. Maar toch, niet
ddarin zie ik de voornaamste reden van
bestaan onzer internationale samenkom
sten. In mijn oog zijn onze mededeelingen,
om zoo te zeggen vergeef mij de uit
drukking de geleerde vermakelijkheden
bij onze symposia. Het groote en ontwij
felbare nut onzer congressen is gelegen in
de particuliere ontmoetingen der oriënta
listen. waarin zij elkander leeren kennen,
begrijpen en waardeeren. Als er eens een
encyclopadie der Oostersche studiën ge
schreven zou worden, dan zou daarin
sprake moeten zijn van een groot aantal
belangrijke wetenschappelijke werken, die
zonder de aldus gekweekte persoonlijke
betrekkingen niet geslaagd, misschien zelfs
niet ondernomen zouden zijn.
Onze terugblik geeft ons dus geen aan
leiding om de eenheid onzer vakken, zoo
als die nog in de vorige eeuw scheen te be
staan, te betreuren. Wij hebben zonder
hartzeer die fata morgana zien verdwijnen
en wij gaan voort te werken, ieder op zijn
gebied, sterk in het vertrouwen, dat ons
gezamenlijk streven ons nader brengen zal
tot ons gemeenschappelijk ideaal.
Mogen dan onze sectie-vergaderingen,
onze officieele recepties, onze intieme
gesprekken, kortom al onze ontmoetingen,
waartoe deze week ons gelegenheid zal
bieden, bijdragen om ons te versterken in
het bewustzijn van de eenheid in de ver
scheidenheid onzer Oostersche studiën!
Naar wij vernemen zal Z. K. H. Prins
Hendrik hedenavond tegenwoordig zijn bij
de ontvangst namens de regeering, terwijl
Z. K. H. ook zal aanzitten aan het diner
dat a.s. Donderdag in Huis ter Duin te
Noordwijk wordt gegeven.
O
In verband met de ontvangst der oriën
talisten was de 1ste klasse wachtkamer,
welke door de welwillendheid van den
stationschef hiervoor gereserveerd was, in
gericht tot inlichtingenbureau, waar ook
de commissie van Ontvangst aanwezig was
Verschillende leden, kenbaar aan een
witten band om den arm, waren bij aan
komst van de treinen aanwezig om de
oriëntalisten direct behulpzaam te kun
nen zijn en naar het inlichtingenbureau
te leiden. Behalve de verschillende
particuliere auto's was ook door Vreemde
lingenverkeer een autobus beschikbaar ge
steld om de vreemdelingen naar de hotels
te brengen.
TENTOONSTELLING VAN GRIEKSCHE
PAPYRI.
Ter gelegenheid van het congres van
Oriëntalisten organiseert de directie van
het Rijksmuseum van Oudheden een ten
toonstelling van de bekende verzameling
in Egypte gevonden Grieksche papyri,
welke zich in bezit van dit museum be
vindt. Deze tentoonstelling is voor alle
belangstellenden toegankelijk.