Uit den Leidschen Raad, DAROL FARGUHAR'S NACHTWANDELING 72!te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 25 Augustus 1931 Derde Blad No. 21912 De laatste zitting van den Ouden Raad. FEUILLETON. Amicitia - Stadhuisbouw opnieuw uitgesteld - De Middelstegracht Afscheid der heengaande raadsleden. De punten 1 tot en met 11 worden z. h. st. pedgekeurd. AMICITIA - STADHUISBOUW. 120. Voorstel ln zake wijziging van de lïcreenkomst met de Sociëteit „Amicitia", letreffende de uitgifte in erfpacht van een 'edeelte grond nabij de Rljnsburgerbrug. (211) De heer WILMER heeft niet zonder lenige bevreemding dit voorstel gezien, rant als de raad zou besluiten mee te laan. zou tevens zijn weggestemd 't idee. iet raadhuis daar te bouwen. Persoonlijk hü wel niet daarvoor en hij gelooft: je raadsmeerderheid niet is hij voor lerbouw op de oude plaats, vele andere ■den zijn echter van ander oordeel en e2e moeten hun zienswijze kunnen erdedigen. Daarom stelt hij met den heer v. Es voor a het voorstel aan te houden tot B. en t praeadvies hebben' uitgebracht op het wrstel Huurman c.s. inzake den stad- uisbouw. Hij dient een voorstel daar in. De VOORZITTER zegt, dat het college ih niet zal verzetten tegen uitstel, al langt het voorstel niet direct samen met iet Stadhuisvraagstuk, daar Amicitia toch envoudig een bouwvergunning vroeg, raarop beslist worden moet. De gevolgen zijn dan ook voor rekening Ier gemeente De heer COSTER pleit ook voor aanhou- len. evenals de heer v STRALEN, spre- ;ende namens de soc.-dem. fractie. Hij iankt den heer Wilmer voor diens gedach- en in deze. 't Is toch vanzelfsprekend, dat leze kwestie ingevolge het vorig genomen lesluit van de baan is tot B. en W. heb- len gepraeadviseerd op het voorstel-Huur- nan. Het stadhuisbouw-plan der S.D.A.P. :ou eenvoudig van de baan zijn gesehoven, zoo dit voorstel van B. en W. was aan vaard. Hij wil aannemen, dat B. en W. er mee noesten komen, doch er is toch wel een nlddei tot uitstel te vinden, gezien de be- angen, die op het spel staan en hij be- reurt, dat B. en W. daarvoor geen oog blijken tc hebben. De raad is thans ook .eer incompleet, een reden te meer. om let heden te beslissen. Dc heer MANDERS verschijnt ter ver kering. De heer ROMIJN gaat in het algemeen se om uit referentie voor ideeën van aaisleden een goede behandeling daarvan e verzekeren. Hier staat het z.i. toch wel els anders. Hier is een sociëteit, die rech- en kan doen gelden en die mogen z.i. niet leschaad worden door een mooi gebaar, ils de heer Wilmer doet. zelf tegenstander ■an bouw daar ter plaatse en die zelfs overtuigd is. dat de raadsmeerderheid dit ook is. B. en W. zijn z.i. ook in een impasse. De aad heeft geen uitspraak willen geven oen B en W. de kwestie entameerden, al lad dit misschien eerder gekund. En toch heeft, gelijk gezegd, de sociëteit rechten, waaraan B. en W. ook niet kunnen tornen, die dan ook terecht de gevolgen aan den raad laten. Want weigeren B. en W. de ver gunning, dan zal de sociëteit het hooger op zoeken. Of men zal moeten overgaan tot onteigening der concessie of erfpacht. Ir. ieder geval zal aan de sociëteit op normale Vljze recht moeten worden gedaan. De heer BERGERS raadt aan, dat B. en W. met dit voorstel pas komen tege lijk met een voorstel inzake de plaats van den stadhuisbouw. De heer GROENEVELD betwist, dat de bouwvergunning eenvoudig gegeven dient te worden, eerst is noodig wijziging van het erfpachtcontract. Inzake de erfpacht hebben beide partijen aan haar verplich tingen voldaan. Nu komt Amicitia met een nieuwe kwestie, waarbij zij oude schoenen verkocht zonder zekerheid van nieuwe. Momenteel zou hij het erfpacht contract niet willen wijzigen. Zulks in het gemeentebelang, dat gaat boven dat van de sociëteit. De heer SCHÜLLER vraagt, wat de heer Wilmer precies bedoelt, gelet op het be sluit van 8 Juni. dat door dit voorstel Wilmer-v. Es niet geheel wordt gedekt, zooals hij nader uiteenzet. Voorts vraagt hij wat de voorzitter be doelde met de „gevolgen" waarvan hij sprak. Een sociëteit, een beter soort café, is niet noodzakelijk. Spr.'s partijgenoot Gr. heeft trouwens al uiteengezet, hoe Amici tia oude schoenen wegwierp, voor nieuwe te hebben. Amicitia verwljte dat aan haar bestuur! De heer WILMER had een oogenbllk spijt van zijn voorstel na de woorden van den heer Schüller. De eenige bedoeling is toch de S.D A.P. loyaal de gelegenheid te geven haar standpunt uiteen te kunnen zetten. De heer Romijn ging veel verder dan zelfs B. en W. Van 'n vastleggen der mee- ning van den raad inzake den stadhuis bouw is z.i. nog geen sprake. De VOORZITTER acht het verwijt aan het college niet gerechtvaardigd, n.l. het voorstel der S.D.A.P. te willen onthalzen. B. en W. hebben een voorstel gedaan, doch de raad stelde uit. B. en W. zouden daar mede genoegen genomen hebben, zoo geen ander belang erbij was gekomen, n.l. dat der sociëteit, hetgeen ook is een ge meentebelang. Onjuist gezien is, dat Amicitia oude schoenen wegwierp. De sociëteit had het erfpachtscontract en mocht daar dus z.i. bouwen. Wat nu de gevolgen betreft, de moge lijkheid bestaat, dat de rechter dit stand punt deelt en dan zou schadevergoeding betaald moeten worden. Maar ook de heer Groeneveld kan gelijk hebben. B. en W. deden derhalve het beste met dit voorstel te komen, opdat de raad zelf staat voor de gevolgen. De heer WILMER vraagt, of B. en W. langen tijd noodig hebben voor hun praeadvies op het voorstel Huurman c.s. De VOORZITTER zegt, dat dit geruimen tijd zal kosten, waar daaraan ook vastzit, keuze van architecten etc., doch de keuze van een terrein kan spoediger aan de orde worden gesteld. De heer v. STRALEN merkt op, dat be doeling is de kwestie van het terrein vast te koppelen aan het geheele vraagstuk. Anders moet men terugkeeren tot het eerste voorstel, den heer Dudok een 2e plan te doen maken op een nader te be palen plaats. Dan zou het wel kunnen. De heer SCHÜLLER meent echter, dat de terreinkeuze altijd een punt van be lang is, ook bij het voorstel van B. en W. in Mei j.l. inzake een commissie, spr. ci teert. Blijkbaar wil het college het voor stel der S.D.A.P. zoo vlug mogelijk van de baan schuiven. De VOORZITTER ontkent de bedoeling, ook deze commissie, toen voorgesteld, daarin te kennen. Het voorstel Wilmer-v. Es wordt z. h. st. aangenomen. De heer ROMIJN wil geacht worden te hebben tegengestemd. 13o. Voorstel inzake het aangaan van overeenkomsten met de gemeente Valken burg, betreffende de levering van electri- schen stroom en tot wijziging van de met die gemeente d.d. 9/23 September 1912 ge sloten gasleveringsovereenkomst. (204) Conform besloten. Reed9 in een gedeelte van onze vorige oplaag geplaatst). 14o. Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van de perceelen le Huigdwarsstraat Nis 1 tot en met 20. (2051 De heer ZITMAN kan zich hiermee niet vereenigen om verschillende redenen, die hij nader uiteenzet. Z.i. behoeft niet tot onbewoonbaarverklaring te worden over gegaan en heeft de huiseigenaar recht op vergoeding. De heer GROENEVELD vraagt waarom even slechte woningen der Lichtfabrieken daar ter plaatse niet mee zijn voorge dragen voor onbewoonbaarverklaring. De heer KOOISTRA verdedigt nader de onbewoonbaarverklaring, die z.i. noodzake lijk is. Spr. geeft nog in overweging iets te doen aan het roet Van de cokes-breek-oven met het oog op de omgeving en voorts de menschen, die uit deze woningen moeten, elders onderdak te bezorgen. )n aansluiting op de betaalde huren, die f.Shaken f.2 zijn. De heer BERGERS vraagt of met den huisbaas is bepraat of er nog iets aan te doen was, opdat deze niet geheel de strop draagt. De heer SCHÜLLER meent, dat het hier krotwoningen betreft, die zoo vlug moge lijk moeten verdwijnen. Beter was z.i. de vraag aan B. en W. of er nog niet meer opgeruimd kunnen worden. De heer HUURMAN vraagt eveneens, of er nog niet iets aan de woningen gedaan kan worden, ook gelet op de lage huren, zoodat het moeilijk is deze menschen elders onder dak te brengen. En is het noodzakelijk, is het dan niet mogelijk, deze huizen te onteigenen, b.v. in het be lang der Lichtfabrieken? De heer ELKERBOUT zegt, dat de Licht fabrieken dit terrein niet noodig hebben. De woningen zijn onbewoonbaar, dus moeten ze weg. Wethouder SPLINTER leest uit het rap port voor hoe verbetering geheel uitgeslo ten moet worden geoordeeld en verdedigt dit standpunt nader. De vraag van den heer Groeneveld kan spr. niet beantwoorden. Is het noodig. dan zal ook daarvoor wel een voorstel komen. In September zullen B. en W. voorstel len 56 woningen aan de Lusthoflaan te bouwen, waarbij gedacht wordt aan het ooschuifsysteem. Zoo'n huur is echter te laag. Het voorstel wordt z. h. st. aangenomen. De heer Zitman wil geacht worden te heb ben tegengestemd. 15o Voorstel tot beschikbaarstelling van een bedrag van f. 1250.—, als bijdrage van de gemeente in de kosten van herstelling van het Leidsehe Glasraam in de Groote of St. Nicolaaskerk te Edam. (206> Conform besloten. 16o. Voorstel tot vaststelling van een rooilijn voor het gedeelte van de Korevaar- straat (Westzijde), gelegen tusschen het Levendaal en de Korte Raamsteeg. (1831 B. en W. stellen aanhouding voor in ver band met consequenties van het uitbrei dingsplan. die nader moeten worden bezien. Aldus geschiedt. DE BANK VAN LEENING. 17o. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 31 Januari 1918 (Gem. Blad no. 3», betref lende de wedden van ambtenaren in dienst der gemeente Leiden. (184) De heer ROMIJN is verwonderd en ont stemd over dit voorstel. Spr. wil niet te kort doen aan de capaciteiten van het betrokken hoofd, doch het gaat om de wijze van behandeling Een rapport der salariscommissie over de gansche linie is toch binnen afzienbaren tijd te verwach ten en daarom wil hijeniet partieel één soort salarissen regelen. Het geeft slechts ontstemming bij het~overige personeel. Bovendien is de salariscommissie hierbij geheel niet gekend, gelijk wel bij het sa laris voor het personeel van Endegeest. hetgeen trouwens ook verder geheel an ders stond. Aan dit voorstel kan spr. niet zijn goedkeuring hechten. De heer WILBRINK sluit zich aan bij den heer Romijn. Deze regeling zal terecht ontstemming wekken bij andere hoofden 1 van dienst, die meer bescheiden zich heb- ben gedragen en hebben gedacht, dat voor i B. en W. alle diensten gelijk stonden. Zoo 1 heeft de commissie ad hoe alle waarde verloren. De heer VERWEIJ brengt gaarne hulde aan betrokken ambtenaren, wiens functie in de practijk de laatste jaren zeer is uit gebreid. Doch er zijn andere factoren. Het is altijd verkeerd, incidenteel salarissen te verhoogen zonder uiterste noodzakelijk heid. Wat betreft het passeeren der commis sie ad hoe. sluit hij zich aan bij de heeren Romijn en Wilbrink, speciaal, waar deze commissie bijna gereed is. Hij wil niet ge acht worden in dit geval te zijn tegen verhooging. doch alleen voor dit oogenbllk. De heer HUURMAN sluit zich aan bij de vorige sprekers. Is het niet onverstandig bovendien incidenteel een salaris te ver hoogen. wanneer daarna geleefd kan worden? De heer WILMER meent, dat het niet in de eerste plaats de taak der commissie ad hoc was te bepalen, in welke rang een ambtenaar moet worden gesteld. Van daar dat hij aan dit voorstel medewerkte. Aan de capaciteiten van betrokkenen is trouwens niet geraakt door de bestrijders. Spr. wil ln overweging geven aan de hee ren, die meenen, dat dit voorstel niet. opportuun is, voor te stellen, het voorstel te zenden naar de commissie ad hoe. De heer BERGERS verdedigt het voor stel, opdat werken met hart en ziel be looning vinde; anderen zal het daartoe opwekken. De heer DE REEDE heeft gaarne mede gewerkt aan het voorstel zonder zich daarbij gekrenkt te gevoelen als lid der commissie ad hoe. integendeel. Z. i. is het eerste plicht van een commissie B. en W. te wijzen op wanverhoudingen in de sala- rleering, zoo die er zijn. En hier meent de commissie, dat dit het geval is, gelet op de uitbreiding van de taak van dezen dienst. De commissie ad hoe heeft de salarissen in het algemeen te bezien, staat op bree der grondslag, kan niet in alle finesses afdalen. De heer VERWEIJ stelt voor punt 17 aan te houden en eerst de commissie ad hoe te hooren. De heer GROENEVELD verdedigt het voorstel van B. en W. mede op grond van de uitbreiding van dezen tak van dienst. De directeur verdient evenzeer de verhoo ging. Beter was geweest de commissie ad hoe te kennen, dat erkent hij. Wethouder REIMERINGER meent, dat het voorstel zelf niet bestreden is alleen de wijze van indeeling. Hij kan dit begrij pen. want de taak van den directeur is zeer uitgebreid de laatste jaren, zooals spr. nader aangeeft. Zeer veel sociaal werk is door den heer v. Aggelen verricht, dien deze verhooging alleszins toekomt. Afstem men ontraadt hij daarom beslist. Wil men eerst de commissie ad hoe nog hooren, flat. Wethouder TEPE meent, dat de heer de Reede zeer juist de taak van de commissie ad hoe heeft uiteengezet en als voorzitter van de commissie heeft, hij zich in 't ge heel niet gepasseerd gevoeld. Een lnciden- teele beslissing kan altijd noodig zijn en dit is z. i. hier het geval. Bij Endegeest gold het een geheele groep, was het dus noodig de commissie ad hoe te kennen, opdat aan haar systeem niet zou worden getornd. Daarvan kan hier toch geen sprake zijn. Hij is tegen het voorstel Verwey. De heer WILBRINK, repllceerend, meent dat als de commissie ad hoe zich niet ver diept in de vraag naar de verantwoorde lijkheid der ambtenaren etc. haar advies niet zoo lang behoefde uit te blijven. Maar bovendien, iedere commissie van bijstand, die meent, dat verandering noo dig is heeft z. i. tot taak, die ter kennis te brengen van de commissie ad hoe. op dat deze over de gansche linie kan oor- deelen. Het voorstel Verwey zal spr. steu nen al ziet hij zelfs dan nog gaarne een wachten tot de geheele regeling tegemoet. De heer VERWEY meent, dat ook elders functies en aard en strekking zijn gewij zigd en al kan hij in algemeene zin zich bij het standpunt van den heer de Reede aansluiten, daarom oordeelt hij een hooren der commissie ad hoe noodig. Wordt zijn voorstel verworpen, dan zal hij voor het voorstel van B. en W. stemmen. De VOORZITTER wijst nog op de aan drang uit den raad tot verhooging der po- litle-salarissen etc om aan te toonen. dat incidenteele verhooging ook in den raad niet steeds gelijk wordt beoordeeld. Het voorstel-Verwey wordt aangenomen met 1711 stemmen. Voor de heeren: v. Stralen, de Waal, Kooistra, Eikerbout. Parmentier, v. d. Re.vden. Bosman, v. Es. Manders, Wil brink, Verwey, Coster. Zitman, Vallent- goed, Meynen, v. Tol en mevr. Braggaar. DE MIDDELSTEGRACHT. 18o. Voorstel in zake de verbetering en gedeeltelijke demping van de Middelste gracht, het verbeteren en hefbaar maken van de Middelstegrachtbrug, het verbree- den, verlagen en hefbaar maken van de Kwakelbrug. het verbreeden van de vaar geul der Uiterstegracht, alsmede tot be schikbaarstelling van de noodige gelden voor die werken. (193) De VOORZITTER deelt mede dat de firma E. J. SchoondergangSpeet geen prijs meer stelt op de Kwakelbrug aan de Uiterstegracht zoodat sub b. en d. verval len, terwijl er eenige wijziging ontstaat. Hierbij is een voorstel v. TOL om de Middelstegracht in haar geheel te dempen hetgeen hij nader verdedigt, kortelings ingaande op de geschiedenis der verbe tering van deze gracht. Ook de Fa. Tiele- man en Dros had destijds geen bezwaar tegen geheele demping, zoo aan enkele verlangens werd voldaan. De directeur van Gemeentewerken oordeelt volledige dem ping de beste oplossing. Later is de firma Tieleman en Dros van meening veranderd, dit mede baseerend op cijfers van ver voer, doch spr. betwist deze. Zeker 80 pCt. van het vervoer gaat al per auto. Hetgeen B. en W. nu voorstellen, zou de I toestand z.i. eer verslechteren dan verbete ren. zooals hij nader tracht aan te geven, en zelfs ernstig gevaar opleveren. De heer ZITMAN kan zich wel vereeni gen met het voorstel, zooals het nu ge wijzigd is door het afzien van de Kwakel brug. De bezwaren der firma T. en D. kan spr. begrijpen en billijken. De heer MANDERS kan zich met het voorstel v. Tol niet vereenigen, daar dan de firma Tieleman en Dros te zeer zou worden geschaad. Zooveel mogelijk is re kening gehouden met het algemeen be lang. zonder particuliere belangen meer tc schaden dan noodig is. hetgeen, gelet op de crisistoestanden, z. i. ook zeer kort zichtig zou zijn. De heer BOSMAN erkent, dat geheele demping de voorkeur zou verdienen, doch voor de firma T. en D. is het een levens belang dat dit niet geschiedt. De industrie mag niet meer bezwaard worden dan noodig is, ook met het oog op werkver schaffing etc. De 80 pet. door den heer v. Tol genoemd, oordeelt spr. veel te hoog We mogen blij zijn, dat de firma T. en D. tenminste een deel der meerdere kosten voor haar rekening nemen wil. De heer WILBRINK steunt B. en W. met het oog op de belangen der industrie in het algemeen, waar daaraan vastzit ten gemeente- en arbeidersbelangen. Bo vendien heeft de firma T. en D. verkre gen rechten waar zij haar fabriek aan vaarwater vestigde, hetgeen zij nog niet missen kan. De heer v. d. REYDEN zal meegaan met E. en W. om dezelfde redenen. De heer v. STRALEN zegt, dat theore tisch zijn fractie grootendeels de aange voerde bezwaren tegen het voorstel van B. en W. kan deelen. Zoowel uit een oog punt van stadsschoon als uit een oog punt van verkeer. Hetgeen B. en W. voor stellen, kan niet bevredigen, tenzij een betrokken fabrikant gelijk hier het geval is. Naast het belang van zoo'n fabriek dit weegt zwaar staat echter het alge meen belang. Dit algemeen belang vraagt demping over de gansche linie. Vooral onaanvaardbaar was de Kwakel brug zooals B. en W. voorstelde voor de firma Schoondergang doch dit is nu ver dwenen. Z. i. kan de Uiterstegracht daar door verdwijnen. Spr.'s fractie is echter niet blind voor het belang der firma T. en D„ doch dan zou deze firma ook meer moeten mee betalen dan f. 5000 van de f. 31.000 der meerdere kosten. Dan zou de firma deze kosten voor haar rekening genomen moeten hebben, tenminste grootendeels. Spr. wil het antwoord van B. en W. in deze afwachten, alvorens definitief zijn standpunt te bepalen. De heer PARMENTIER ziet het juist tegenovergesteld. De firma vestigde jaren geleden zich aan water. Nu wil de ge meente dit water doen verdwijnen. Moet deze firma nu ook nog de kosten van blijven betalen? De heer GROENEVELD vraagt of het bestemmen van Waardgracht of Oranje- gracht in plaats van Uiterstegracht voor waterberging niet duurder zou komen? Spr. is het eens met zijn partijgenoot v. Stralen, dat de firma T. en D. wat al te billijk wordt behandeld. De heer BERGERS vraagt de brug zoo veel mogelijk te leggen naar den Oude Rijn in het belang van het verkeer. Wethouder SPLINTER zegt, dat ook het college de Middelstegracht liever ge heel had gedempt. Doch er is ook het be lang der industrie naast het algemeen belang en het belang der fabriek van T. en D. domineert z.i. in dezen; juist weer j in het algemeen belang. Spr. volgt den heer v. Tol in zijn histo rische beschouwing en verklaart de wij ziging van inzicht der firma. Volgens de firma zijn de percentages ook heel anders dan de heer v. Tol meende. Spr. zet dan uiteen hoe voor autoverkeer de toestand toch zeer verbetert, ook aan den Ouden Rijn. De fabriek heeft eenige rechten na 54 jaar daar te zijn gevestigd! Deze indus trie betaalt aan loonen f. 700.000, dat zegt toch ook iets. In deze tijden mag de industrie in het algemeen niet zwaarder worden belast. Spr. verwijst ook naar de commlssie- Manders ln deze. f. 5000 bijbetalen acht spr. dan ook zeer voldoende. Vermoedelijk zullen B. en W. nu komen met een voorstel tot overkluizing der Uiterstegracht. De heer v. TOL is niet overtuigd, waar na de heer HUURMAN nog eens de be langen der firma verdedigt. Naar het Engelsch van BERTA RUCK door Mr. G. KELLER. Si) Als beroep niet? U geeft dan :och les? Ja. Wat een pracht van een werkkring! 'erklaarde Sheila, terwijl er een duivelsch Plezier uit haar blikken sprak. Wat moet tot een gezonde levenswijze zijn. Ja. Een oogenbllk stilte. Het brandde Sheila ®P de lippen hem te vragen Maar waarom leidt u zoo'n gezond wen? Het kan me, goed beschouwd, vol trekt niet schelen of u dood of levend is. laar waarom leeft u op deze wijze? Hoe Jaat het met uw oom en de zaak van de rma Mackenzie en Moss? Zij kreeg het gevoel alsof heel de stik hete zaal was gevuld met geesten, de Beesten van Mackenzie en Moss, van den Ouden Kei, van den boodschaplooper 8arns, de heele Londensche politiemacht, Scotland Yard incluis. In overdrachte- 'Uken zin krioelde het er van parelsnoe- ren, weerklonken alom alarmseinen, hvermde het er van ontvangstbewijzen- en brandkasten. Van alle kanten weer- j klinken er in haar fantasie telefoonschel en, bevelen, onuitgesproken vragen en "at niet al! "Maar terwijl zij zich afvroeg, "at hij hier deed, moest hij er nieuws gierig naar zijn. wat zij hier deed. Laat nctn nieuwsgierig zijn, dacht Sheila met een uitdagend gevoel. Opgewekt ging zij *oort; Ik kan me zoo voorstellen, dat u al tijd buitenshuis in de zon toeft, voortdu rend ln beweging en uw krachten oafe- nend. Dat is toch heel wat beter dan zich binnenshuis te verkniezen! En daarop liet Shella een paar woorden volgen, waar over ze berouw gevoelde zoodra ze had ge sproken. Maar ze waren over haar lippen vóór zij het zelf goed wist: Wel zoo aangenaam b.v. dan in een vunzig kantoor te Londen. Veel aangenamer, beaamde Farquhar vriendelijk, terwijl hij inwendig vloekte. En is u dat reeds lang doende? Sedert einde Augustus of begin Sep tember. Nu, dat is nog niet erg lang vindt u niet? merkte Sheila op. terwijl er voor haar eeuwen lagen tusschen dien tijd en dit oogenblik. Inderdaad, men kan dit niet lang heeten. Weer een oogenblik stilte, dat dreigde een einde te maken aan dit gesprek, waarbij de vrouw als aanvallende partij optrad. Sheila voorkwam dit door te zeg gen: Nu. ik zou niet gedacht hebben, dat hier in den zomer zooveel gasten zouden zijn om aan een tennisleeraar druk werk te bezorgen! Maar ik ben hier niet in den zomer geweest. Ik was in de nazomer in Frank rijk, verklaarde hij kortweg. (Heeft men geen afdoende reden om anders te han delen, waarom dan maar niet rondweg voor de geheele waarheid uit te komen? Er zullen wel niet he$l veel menschen zijn, die haar zullen gelooven wanneer zij haar hooren. Waarschijnlijk omdat de waarheid hun slechts zelden wordt gege- j ven). Ik verbleef toen in Bretagne, bij I den graaf. Later, ging hij voort, steeds alsof hij met een vreemde sprak, die zich interesseerde voor dezen werkkring ten dienste van de weelde, heb ik nog eenigen tijd aan de Riviera doorgebracht. Uit het diepst van zijn hart kwam de wensch bij hem op, dat hij belangrijk veel langer aan de Riviera had doorgebracht Waarom had hij dat niet gedaan, toen hij het er zoo opperbest had? Hij had er da delijk groot succes gehad Tal van vroe gere leerlingen had hij er teruggevonden. Zij hadden hem, zonder ook maar één oogenblik tegen te pruttelen, aangeno men tegen zijn oude tarief van honderd francs per les, zonder er om te denken, dat zij voor een kwart van dat bedrag elders les hadden kunnen nemen. Kapi tein Farquhar was een aantrekkelijkheid voor het hotel geworden. Sinds hij door de ervaring wijs was geworden, had hij zich nog meer dan vroeger gereserveerd ge toond tegenover zijn vrouwelijke leerlin gen, zoodat alle diabolische vrouwen inmenging in zijn leven was uitgebleven. Tot op een avond de lijst van nieuw aan gekomen vreemdelingen ln Zijn hotel hem een veelzeggenden naam onder de oogen bracht en hij op zijn balkon staande een zekere slanke, wit geschilderde Isotto Fraschinl met een neger-chauffeur op merkte, welke hem bekend voorkwamen. Nu Farquhar zijn intrek had genomen in dit hotel, zou hij dus een vrouw ontmoe ten die hij liever uit den weg ging. Dat was de vrouw, die hem ln ati? afgeloo- pen zomer een dasspeld van een zwarte parel had doen toekomen en aan wie hij deze had teruggezonden, gestoken op een visitekaartje van hem. Was zij hem naar de Riviera achterna gereisd? Het kon een toeval zijn, maar zoodra Farquhar haar van zijn balkon af in de gaten had ge kregen, had hij zijn tenniscostuums weer in zijn koffer gepakt en den eersten trein naar Zwitserland genomen. Hij gaf er de voorkeur aan te deserteeren dan in de zelfde plaats te vertoeven als die vrouw. Voor de tweede maal in zijn leven had ka pitein Farquhar voor een vrouw de vlucht genomen. Maar nü vroeg hij zich toch af, of die ontmoeting niet te verkiezen ware ge- wees boven wat er nu gebeurde. Hij geeft, geen kwaad vermoedend, gevolg aan een uitnoodiging tot een diner en ontmoet i dan wie hij het minste van alle men schen verwachtte, het meisje, dat hij ver antwoordelijk stelde voor de mislukking van zijn leven. Dat was een slag in het gezicht, vond hij. Hij achtte het toch wel het toppunt van tegenspoed, haar hier aan te treffen ln het gezelschap van die vriendelijke mevrouw Power en van zijn goeden vriend Jean. En toegerust met een onbeschaamdheid, neen maar! Ze groeit er bepaald in, dacht hl), het meisje heeft er eenvoudig een duivelsch plezier in. om mij hier in deze positie aan te treffen en met mij over mijn broodwinning te praten. En daarbij weet zij opperbest, dat ik haar niets kan terug doen. Wat een bijdehande kat! Ze gnuift erin mij eens goed te kunnen doen ge- ïgSjen, dat ik met sport den kost moet ophalen en dat zij, zoolang zij op vrije voeten blijft, aan het langste eind trekt. Nu, voor het oogenblik is dat ook het ge val, overwoog Farquhar, terwijl zich weer een krachtwoord tusschen zijn overden kingen mengde, maar ik zal er wel don ders goed voor zorgen, dat zij niet aan de weet komt, dat lk zoo'n stommeling ben geweest me ter wille van haar doodarm te maken! Dwaas, driedubbele dwaas, die ik toch geweest ben! Zijn woede deed hem een oogenbllk vergeten, welk een afschuw hij koesterde voor tralies en hij zeide in zichzelf Bij den hemel, lk wou dat ik zoo verstandig was geweest haar te doen I aanhouden! Het voorwerp van zijn overpeinzingen roerde intusschen haar koffie om, terwijl j zij zich zelve afvroeg: Wat zou hij wel denken, dat ik hier kwam doen? Toen hij mij leerde kennen was lk de slecht be taalde kantoorjuffrouw van die stijve hark van een oom van hem en de laatste maal, dat we elkander hebben ge zien, joeg hij mij de deur uit. Ik werd weggetrapt uit de zaak zonder eenig ge tuigschrift en dat door hem! Nu ben ik hier, afgestapt in dit hotel en vertoon mij in dit costuum. Zou hij misschien den ken. dat iemand me een fortuin heeft nagelaten? Of dat ik de gezelschapsjuf frouw ben van mevrouw Power? Wat zou hij wel van mij denken? Wat zou inderdaad Farquhar onder de gegeven omstandigheden van haar den ken? Na den eersten blik op haar gewor pen te hebben, had hij twee gedachten in zich voelen opkomen.. De eerste was: „Dat meisje heeft vast nooit de parels gestolen. Men kan het haar aanzien! Met zulk een gelaat is zij naar mijn overtui ging niet in staat om die parels te ste len." Maar de tweede indruk was: Kijk, die maakt goede sier met de opbrengst van de gestolen parels en nu is zij weer op het dievenpad!" Maar uiterlijk was niets aan hem te be merken en kalm zat hij naast dat meisje, dat er knapper dan ooit te voren uitzag, terwijl hij in zijn binnenste de eene ver- wensching na de andere in zich voelde opkomen. Beviel het u niet aan de Riviera? vroeg Sheila op den onschuldigsten toon der wereld en zij zeide in zich zelve: Op die manier zou ik den heelen avond kunnen doorgaan! Straks komen evenwel de graaf en mevrouw Power aan tafel en dan zal ik hem niet zoo velerlei vragen meer kunnen doen. Dat zou toch jammer zijn. En hardop voortgaande, vroeg zij: Kent u Beau Site? Vrienden van mij, die daar verblijven zij stelde zich Peg Woffingtons oolijk gegrinnik voor, als zij getuige had kunnen zijn van dit. gesprek schrijven mij. dat het er zoo gezellig is. Hoe komt het. dat u weggegaan is, terwijl er juist zoo druk aan tennissen wordt ge daan? (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9