Uit den Leidschen Raad,
DAROL FARGUHAR'S
NACHTWANDELING
72!te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 25 Augustus 1931
Derde Blad
No. 21912
De laatste zitting van den Ouden Raad.
FEUILLETON.
Amicitia - Stadhuisbouw opnieuw uitgesteld - De Middelstegracht
Afscheid der heengaande raadsleden.
De punten 1 tot en met 11 worden z. h. st.
pedgekeurd.
AMICITIA - STADHUISBOUW.
120. Voorstel ln zake wijziging van de
lïcreenkomst met de Sociëteit „Amicitia",
letreffende de uitgifte in erfpacht van een
'edeelte grond nabij de Rljnsburgerbrug.
(211)
De heer WILMER heeft niet zonder
lenige bevreemding dit voorstel gezien,
rant als de raad zou besluiten mee te
laan. zou tevens zijn weggestemd 't idee.
iet raadhuis daar te bouwen. Persoonlijk
hü wel niet daarvoor en hij gelooft:
je raadsmeerderheid niet is hij voor
lerbouw op de oude plaats, vele andere
■den zijn echter van ander oordeel en
e2e moeten hun zienswijze kunnen
erdedigen.
Daarom stelt hij met den heer v. Es voor
a het voorstel aan te houden tot B. en
t praeadvies hebben' uitgebracht op het
wrstel Huurman c.s. inzake den stad-
uisbouw. Hij dient een voorstel daar
in.
De VOORZITTER zegt, dat het college
ih niet zal verzetten tegen uitstel, al
langt het voorstel niet direct samen met
iet Stadhuisvraagstuk, daar Amicitia toch
envoudig een bouwvergunning vroeg,
raarop beslist worden moet.
De gevolgen zijn dan ook voor rekening
Ier gemeente
De heer COSTER pleit ook voor aanhou-
len. evenals de heer v STRALEN, spre-
;ende namens de soc.-dem. fractie. Hij
iankt den heer Wilmer voor diens gedach-
en in deze. 't Is toch vanzelfsprekend, dat
leze kwestie ingevolge het vorig genomen
lesluit van de baan is tot B. en W. heb-
len gepraeadviseerd op het voorstel-Huur-
nan. Het stadhuisbouw-plan der S.D.A.P.
:ou eenvoudig van de baan zijn gesehoven,
zoo dit voorstel van B. en W. was aan
vaard.
Hij wil aannemen, dat B. en W. er mee
noesten komen, doch er is toch wel een
nlddei tot uitstel te vinden, gezien de be-
angen, die op het spel staan en hij be-
reurt, dat B. en W. daarvoor geen oog
blijken tc hebben. De raad is thans ook
.eer incompleet, een reden te meer. om
let heden te beslissen.
Dc heer MANDERS verschijnt ter ver
kering.
De heer ROMIJN gaat in het algemeen
se om uit referentie voor ideeën van
aaisleden een goede behandeling daarvan
e verzekeren. Hier staat het z.i. toch wel
els anders. Hier is een sociëteit, die rech-
en kan doen gelden en die mogen z.i. niet
leschaad worden door een mooi gebaar,
ils de heer Wilmer doet. zelf tegenstander
■an bouw daar ter plaatse en die zelfs
overtuigd is. dat de raadsmeerderheid dit
ook is.
B. en W. zijn z.i. ook in een impasse. De
aad heeft geen uitspraak willen geven
oen B en W. de kwestie entameerden, al
lad dit misschien eerder gekund. En toch
heeft, gelijk gezegd, de sociëteit rechten,
waaraan B. en W. ook niet kunnen tornen,
die dan ook terecht de gevolgen aan den
raad laten. Want weigeren B. en W. de ver
gunning, dan zal de sociëteit het hooger
op zoeken. Of men zal moeten overgaan tot
onteigening der concessie of erfpacht. Ir.
ieder geval zal aan de sociëteit op normale
Vljze recht moeten worden gedaan.
De heer BERGERS raadt aan, dat B.
en W. met dit voorstel pas komen tege
lijk met een voorstel inzake de plaats van
den stadhuisbouw.
De heer GROENEVELD betwist, dat de
bouwvergunning eenvoudig gegeven dient
te worden, eerst is noodig wijziging van
het erfpachtcontract. Inzake de erfpacht
hebben beide partijen aan haar verplich
tingen voldaan. Nu komt Amicitia met
een nieuwe kwestie, waarbij zij oude
schoenen verkocht zonder zekerheid van
nieuwe. Momenteel zou hij het erfpacht
contract niet willen wijzigen. Zulks in het
gemeentebelang, dat gaat boven dat van
de sociëteit.
De heer SCHÜLLER vraagt, wat de heer
Wilmer precies bedoelt, gelet op het be
sluit van 8 Juni. dat door dit voorstel
Wilmer-v. Es niet geheel wordt gedekt,
zooals hij nader uiteenzet.
Voorts vraagt hij wat de voorzitter be
doelde met de „gevolgen" waarvan
hij sprak.
Een sociëteit, een beter soort café, is
niet noodzakelijk. Spr.'s partijgenoot Gr.
heeft trouwens al uiteengezet, hoe Amici
tia oude schoenen wegwierp, voor nieuwe
te hebben. Amicitia verwljte dat aan haar
bestuur!
De heer WILMER had een oogenbllk spijt
van zijn voorstel na de woorden van den
heer Schüller. De eenige bedoeling is toch
de S.D A.P. loyaal de gelegenheid te geven
haar standpunt uiteen te kunnen zetten.
De heer Romijn ging veel verder dan
zelfs B. en W. Van 'n vastleggen der mee-
ning van den raad inzake den stadhuis
bouw is z.i. nog geen sprake.
De VOORZITTER acht het verwijt aan
het college niet gerechtvaardigd, n.l. het
voorstel der S.D.A.P. te willen onthalzen.
B. en W. hebben een voorstel gedaan, doch
de raad stelde uit. B. en W. zouden daar
mede genoegen genomen hebben, zoo geen
ander belang erbij was gekomen, n.l. dat
der sociëteit, hetgeen ook is een ge
meentebelang.
Onjuist gezien is, dat Amicitia oude
schoenen wegwierp. De sociëteit had het
erfpachtscontract en mocht daar dus z.i.
bouwen.
Wat nu de gevolgen betreft, de moge
lijkheid bestaat, dat de rechter dit stand
punt deelt en dan zou schadevergoeding
betaald moeten worden. Maar ook de heer
Groeneveld kan gelijk hebben.
B. en W. deden derhalve het beste met
dit voorstel te komen, opdat de raad zelf
staat voor de gevolgen.
De heer WILMER vraagt, of B. en W.
langen tijd noodig hebben voor hun
praeadvies op het voorstel Huurman c.s.
De VOORZITTER zegt, dat dit geruimen
tijd zal kosten, waar daaraan ook vastzit,
keuze van architecten etc., doch de keuze
van een terrein kan spoediger aan de
orde worden gesteld.
De heer v. STRALEN merkt op, dat be
doeling is de kwestie van het terrein vast
te koppelen aan het geheele vraagstuk.
Anders moet men terugkeeren tot het
eerste voorstel, den heer Dudok een 2e
plan te doen maken op een nader te be
palen plaats. Dan zou het wel kunnen.
De heer SCHÜLLER meent echter, dat
de terreinkeuze altijd een punt van be
lang is, ook bij het voorstel van B. en W.
in Mei j.l. inzake een commissie, spr. ci
teert. Blijkbaar wil het college het voor
stel der S.D.A.P. zoo vlug mogelijk van de
baan schuiven.
De VOORZITTER ontkent de bedoeling,
ook deze commissie, toen voorgesteld,
daarin te kennen.
Het voorstel Wilmer-v. Es wordt z. h. st.
aangenomen.
De heer ROMIJN wil geacht worden te
hebben tegengestemd.
13o. Voorstel inzake het aangaan van
overeenkomsten met de gemeente Valken
burg, betreffende de levering van electri-
schen stroom en tot wijziging van de met
die gemeente d.d. 9/23 September 1912 ge
sloten gasleveringsovereenkomst. (204)
Conform besloten.
Reed9 in een gedeelte van onze vorige
oplaag geplaatst).
14o. Voorstel tot onbewoonbaarverklaring
van de perceelen le Huigdwarsstraat Nis 1
tot en met 20. (2051
De heer ZITMAN kan zich hiermee niet
vereenigen om verschillende redenen, die
hij nader uiteenzet. Z.i. behoeft niet tot
onbewoonbaarverklaring te worden over
gegaan en heeft de huiseigenaar recht op
vergoeding.
De heer GROENEVELD vraagt waarom
even slechte woningen der Lichtfabrieken
daar ter plaatse niet mee zijn voorge
dragen voor onbewoonbaarverklaring.
De heer KOOISTRA verdedigt nader de
onbewoonbaarverklaring, die z.i. noodzake
lijk is. Spr. geeft nog in overweging iets te
doen aan het roet Van de cokes-breek-oven
met het oog op de omgeving en voorts de
menschen, die uit deze woningen moeten,
elders onderdak te bezorgen. )n aansluiting
op de betaalde huren, die f.Shaken f.2 zijn.
De heer BERGERS vraagt of met den
huisbaas is bepraat of er nog iets aan te
doen was, opdat deze niet geheel de strop
draagt.
De heer SCHÜLLER meent, dat het hier
krotwoningen betreft, die zoo vlug moge
lijk moeten verdwijnen. Beter was z.i. de
vraag aan B. en W. of er nog niet meer
opgeruimd kunnen worden.
De heer HUURMAN vraagt eveneens, of
er nog niet iets aan de woningen gedaan
kan worden, ook gelet op de lage huren,
zoodat het moeilijk is deze menschen
elders onder dak te brengen. En is het
noodzakelijk, is het dan niet mogelijk,
deze huizen te onteigenen, b.v. in het be
lang der Lichtfabrieken?
De heer ELKERBOUT zegt, dat de Licht
fabrieken dit terrein niet noodig hebben.
De woningen zijn onbewoonbaar, dus
moeten ze weg.
Wethouder SPLINTER leest uit het rap
port voor hoe verbetering geheel uitgeslo
ten moet worden geoordeeld en verdedigt
dit standpunt nader.
De vraag van den heer Groeneveld kan
spr. niet beantwoorden. Is het noodig. dan
zal ook daarvoor wel een voorstel komen.
In September zullen B. en W. voorstel
len 56 woningen aan de Lusthoflaan te
bouwen, waarbij gedacht wordt aan het
ooschuifsysteem. Zoo'n huur is echter te
laag.
Het voorstel wordt z. h. st. aangenomen.
De heer Zitman wil geacht worden te heb
ben tegengestemd.
15o Voorstel tot beschikbaarstelling van
een bedrag van f. 1250.—, als bijdrage van
de gemeente in de kosten van herstelling
van het Leidsehe Glasraam in de Groote
of St. Nicolaaskerk te Edam. (206>
Conform besloten.
16o. Voorstel tot vaststelling van een
rooilijn voor het gedeelte van de Korevaar-
straat (Westzijde), gelegen tusschen het
Levendaal en de Korte Raamsteeg. (1831
B. en W. stellen aanhouding voor in ver
band met consequenties van het uitbrei
dingsplan. die nader moeten worden bezien.
Aldus geschiedt.
DE BANK VAN LEENING.
17o. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van 31 Januari 1918
(Gem. Blad no. 3», betref lende de wedden
van ambtenaren in dienst der gemeente
Leiden. (184)
De heer ROMIJN is verwonderd en ont
stemd over dit voorstel. Spr. wil niet te
kort doen aan de capaciteiten van het
betrokken hoofd, doch het gaat om de
wijze van behandeling Een rapport der
salariscommissie over de gansche linie is
toch binnen afzienbaren tijd te verwach
ten en daarom wil hijeniet partieel één
soort salarissen regelen. Het geeft slechts
ontstemming bij het~overige personeel.
Bovendien is de salariscommissie hierbij
geheel niet gekend, gelijk wel bij het sa
laris voor het personeel van Endegeest.
hetgeen trouwens ook verder geheel an
ders stond. Aan dit voorstel kan spr. niet
zijn goedkeuring hechten.
De heer WILBRINK sluit zich aan bij
den heer Romijn. Deze regeling zal terecht
ontstemming wekken bij andere hoofden
1 van dienst, die meer bescheiden zich heb-
ben gedragen en hebben gedacht, dat voor
i B. en W. alle diensten gelijk stonden. Zoo
1 heeft de commissie ad hoe alle waarde
verloren.
De heer VERWEIJ brengt gaarne hulde
aan betrokken ambtenaren, wiens functie
in de practijk de laatste jaren zeer is uit
gebreid. Doch er zijn andere factoren. Het
is altijd verkeerd, incidenteel salarissen te
verhoogen zonder uiterste noodzakelijk
heid.
Wat betreft het passeeren der commis
sie ad hoe. sluit hij zich aan bij de heeren
Romijn en Wilbrink, speciaal, waar deze
commissie bijna gereed is. Hij wil niet ge
acht worden in dit geval te zijn tegen
verhooging. doch alleen voor dit oogenbllk.
De heer HUURMAN sluit zich aan bij de
vorige sprekers. Is het niet onverstandig
bovendien incidenteel een salaris te ver
hoogen. wanneer daarna geleefd kan
worden?
De heer WILMER meent, dat het niet
in de eerste plaats de taak der commissie
ad hoc was te bepalen, in welke rang een
ambtenaar moet worden gesteld. Van
daar dat hij aan dit voorstel medewerkte.
Aan de capaciteiten van betrokkenen is
trouwens niet geraakt door de bestrijders.
Spr. wil ln overweging geven aan de hee
ren, die meenen, dat dit voorstel niet.
opportuun is, voor te stellen, het voorstel
te zenden naar de commissie ad hoe.
De heer BERGERS verdedigt het voor
stel, opdat werken met hart en ziel be
looning vinde; anderen zal het daartoe
opwekken.
De heer DE REEDE heeft gaarne mede
gewerkt aan het voorstel zonder zich
daarbij gekrenkt te gevoelen als lid der
commissie ad hoe. integendeel. Z. i. is het
eerste plicht van een commissie B. en W.
te wijzen op wanverhoudingen in de sala-
rleering, zoo die er zijn. En hier meent de
commissie, dat dit het geval is, gelet op de
uitbreiding van de taak van dezen dienst.
De commissie ad hoe heeft de salarissen
in het algemeen te bezien, staat op bree
der grondslag, kan niet in alle finesses
afdalen.
De heer VERWEIJ stelt voor punt 17
aan te houden en eerst de commissie ad
hoe te hooren.
De heer GROENEVELD verdedigt het
voorstel van B. en W. mede op grond van
de uitbreiding van dezen tak van dienst.
De directeur verdient evenzeer de verhoo
ging. Beter was geweest de commissie ad
hoe te kennen, dat erkent hij.
Wethouder REIMERINGER meent, dat
het voorstel zelf niet bestreden is alleen
de wijze van indeeling. Hij kan dit begrij
pen. want de taak van den directeur is
zeer uitgebreid de laatste jaren, zooals
spr. nader aangeeft. Zeer veel sociaal werk
is door den heer v. Aggelen verricht, dien
deze verhooging alleszins toekomt. Afstem
men ontraadt hij daarom beslist. Wil men
eerst de commissie ad hoe nog hooren,
flat.
Wethouder TEPE meent, dat de heer de
Reede zeer juist de taak van de commissie
ad hoe heeft uiteengezet en als voorzitter
van de commissie heeft, hij zich in 't ge
heel niet gepasseerd gevoeld. Een lnciden-
teele beslissing kan altijd noodig zijn en
dit is z. i. hier het geval. Bij Endegeest gold
het een geheele groep, was het dus noodig
de commissie ad hoe te kennen, opdat aan
haar systeem niet zou worden getornd.
Daarvan kan hier toch geen sprake zijn.
Hij is tegen het voorstel Verwey.
De heer WILBRINK, repllceerend, meent
dat als de commissie ad hoe zich niet ver
diept in de vraag naar de verantwoorde
lijkheid der ambtenaren etc. haar advies
niet zoo lang behoefde uit te blijven.
Maar bovendien, iedere commissie van
bijstand, die meent, dat verandering noo
dig is heeft z. i. tot taak, die ter kennis
te brengen van de commissie ad hoe. op
dat deze over de gansche linie kan oor-
deelen. Het voorstel Verwey zal spr. steu
nen al ziet hij zelfs dan nog gaarne een
wachten tot de geheele regeling tegemoet.
De heer VERWEY meent, dat ook elders
functies en aard en strekking zijn gewij
zigd en al kan hij in algemeene zin zich
bij het standpunt van den heer de Reede
aansluiten, daarom oordeelt hij een hooren
der commissie ad hoe noodig. Wordt zijn
voorstel verworpen, dan zal hij voor het
voorstel van B. en W. stemmen.
De VOORZITTER wijst nog op de aan
drang uit den raad tot verhooging der po-
litle-salarissen etc om aan te toonen. dat
incidenteele verhooging ook in den raad
niet steeds gelijk wordt beoordeeld.
Het voorstel-Verwey wordt aangenomen
met 1711 stemmen.
Voor de heeren: v. Stralen, de Waal,
Kooistra, Eikerbout. Parmentier, v. d.
Re.vden. Bosman, v. Es. Manders, Wil
brink, Verwey, Coster. Zitman, Vallent-
goed, Meynen, v. Tol en mevr. Braggaar.
DE MIDDELSTEGRACHT.
18o. Voorstel in zake de verbetering en
gedeeltelijke demping van de Middelste
gracht, het verbeteren en hefbaar maken
van de Middelstegrachtbrug, het verbree-
den, verlagen en hefbaar maken van de
Kwakelbrug. het verbreeden van de vaar
geul der Uiterstegracht, alsmede tot be
schikbaarstelling van de noodige gelden
voor die werken. (193)
De VOORZITTER deelt mede dat de
firma E. J. SchoondergangSpeet geen
prijs meer stelt op de Kwakelbrug aan de
Uiterstegracht zoodat sub b. en d. verval
len, terwijl er eenige wijziging ontstaat.
Hierbij is een voorstel v. TOL om de
Middelstegracht in haar geheel te dempen
hetgeen hij nader verdedigt, kortelings
ingaande op de geschiedenis der verbe
tering van deze gracht. Ook de Fa. Tiele-
man en Dros had destijds geen bezwaar
tegen geheele demping, zoo aan enkele
verlangens werd voldaan. De directeur van
Gemeentewerken oordeelt volledige dem
ping de beste oplossing. Later is de firma
Tieleman en Dros van meening veranderd,
dit mede baseerend op cijfers van ver
voer, doch spr. betwist deze. Zeker 80 pCt.
van het vervoer gaat al per auto.
Hetgeen B. en W. nu voorstellen, zou de
I toestand z.i. eer verslechteren dan verbete
ren. zooals hij nader tracht aan te geven,
en zelfs ernstig gevaar opleveren.
De heer ZITMAN kan zich wel vereeni
gen met het voorstel, zooals het nu ge
wijzigd is door het afzien van de Kwakel
brug. De bezwaren der firma T. en D. kan
spr. begrijpen en billijken.
De heer MANDERS kan zich met het
voorstel v. Tol niet vereenigen, daar dan
de firma Tieleman en Dros te zeer zou
worden geschaad. Zooveel mogelijk is re
kening gehouden met het algemeen be
lang. zonder particuliere belangen meer tc
schaden dan noodig is. hetgeen, gelet op
de crisistoestanden, z. i. ook zeer kort
zichtig zou zijn.
De heer BOSMAN erkent, dat geheele
demping de voorkeur zou verdienen, doch
voor de firma T. en D. is het een levens
belang dat dit niet geschiedt. De industrie
mag niet meer bezwaard worden dan
noodig is, ook met het oog op werkver
schaffing etc. De 80 pet. door den heer v.
Tol genoemd, oordeelt spr. veel te hoog
We mogen blij zijn, dat de firma T. en D.
tenminste een deel der meerdere kosten
voor haar rekening nemen wil.
De heer WILBRINK steunt B. en W.
met het oog op de belangen der industrie
in het algemeen, waar daaraan vastzit
ten gemeente- en arbeidersbelangen. Bo
vendien heeft de firma T. en D. verkre
gen rechten waar zij haar fabriek aan
vaarwater vestigde, hetgeen zij nog niet
missen kan.
De heer v. d. REYDEN zal meegaan met
E. en W. om dezelfde redenen.
De heer v. STRALEN zegt, dat theore
tisch zijn fractie grootendeels de aange
voerde bezwaren tegen het voorstel van
B. en W. kan deelen. Zoowel uit een oog
punt van stadsschoon als uit een oog
punt van verkeer. Hetgeen B. en W. voor
stellen, kan niet bevredigen, tenzij een
betrokken fabrikant gelijk hier het geval
is. Naast het belang van zoo'n fabriek
dit weegt zwaar staat echter het alge
meen belang. Dit algemeen belang vraagt
demping over de gansche linie.
Vooral onaanvaardbaar was de Kwakel
brug zooals B. en W. voorstelde voor de
firma Schoondergang doch dit is nu ver
dwenen. Z. i. kan de Uiterstegracht daar
door verdwijnen.
Spr.'s fractie is echter niet blind voor
het belang der firma T. en D„ doch dan
zou deze firma ook meer moeten mee
betalen dan f. 5000 van de f. 31.000 der
meerdere kosten. Dan zou de firma deze
kosten voor haar rekening genomen
moeten hebben, tenminste grootendeels.
Spr. wil het antwoord van B. en W. in
deze afwachten, alvorens definitief zijn
standpunt te bepalen.
De heer PARMENTIER ziet het juist
tegenovergesteld. De firma vestigde jaren
geleden zich aan water. Nu wil de ge
meente dit water doen verdwijnen. Moet
deze firma nu ook nog de kosten van
blijven betalen?
De heer GROENEVELD vraagt of het
bestemmen van Waardgracht of Oranje-
gracht in plaats van Uiterstegracht voor
waterberging niet duurder zou komen?
Spr. is het eens met zijn partijgenoot
v. Stralen, dat de firma T. en D. wat al
te billijk wordt behandeld.
De heer BERGERS vraagt de brug zoo
veel mogelijk te leggen naar den Oude
Rijn in het belang van het verkeer.
Wethouder SPLINTER zegt, dat ook
het college de Middelstegracht liever ge
heel had gedempt. Doch er is ook het be
lang der industrie naast het algemeen
belang en het belang der fabriek van T.
en D. domineert z.i. in dezen; juist weer
j in het algemeen belang.
Spr. volgt den heer v. Tol in zijn histo
rische beschouwing en verklaart de wij
ziging van inzicht der firma. Volgens de
firma zijn de percentages ook heel anders
dan de heer v. Tol meende.
Spr. zet dan uiteen hoe voor autoverkeer
de toestand toch zeer verbetert, ook aan
den Ouden Rijn.
De fabriek heeft eenige rechten na 54
jaar daar te zijn gevestigd! Deze indus
trie betaalt aan loonen f. 700.000, dat
zegt toch ook iets.
In deze tijden mag de industrie in het
algemeen niet zwaarder worden belast.
Spr. verwijst ook naar de commlssie-
Manders ln deze. f. 5000 bijbetalen acht
spr. dan ook zeer voldoende.
Vermoedelijk zullen B. en W. nu komen
met een voorstel tot overkluizing der
Uiterstegracht.
De heer v. TOL is niet overtuigd, waar
na de heer HUURMAN nog eens de be
langen der firma verdedigt.
Naar het Engelsch van BERTA RUCK
door Mr. G. KELLER.
Si)
Als beroep niet? U geeft dan
:och les?
Ja.
Wat een pracht van een werkkring!
'erklaarde Sheila, terwijl er een duivelsch
Plezier uit haar blikken sprak. Wat moet
tot een gezonde levenswijze zijn.
Ja.
Een oogenbllk stilte. Het brandde Sheila
®P de lippen hem te vragen
Maar waarom leidt u zoo'n gezond
wen? Het kan me, goed beschouwd, vol
trekt niet schelen of u dood of levend is.
laar waarom leeft u op deze wijze? Hoe
Jaat het met uw oom en de zaak van de
rma Mackenzie en Moss?
Zij kreeg het gevoel alsof heel de stik
hete zaal was gevuld met geesten, de
Beesten van Mackenzie en Moss, van den
Ouden Kei, van den boodschaplooper
8arns, de heele Londensche politiemacht,
Scotland Yard incluis. In overdrachte-
'Uken zin krioelde het er van parelsnoe-
ren, weerklonken alom alarmseinen,
hvermde het er van ontvangstbewijzen-
en brandkasten. Van alle kanten weer- j
klinken er in haar fantasie telefoonschel
en, bevelen, onuitgesproken vragen en
"at niet al! "Maar terwijl zij zich afvroeg,
"at hij hier deed, moest hij er nieuws
gierig naar zijn. wat zij hier deed. Laat
nctn nieuwsgierig zijn, dacht Sheila met
een uitdagend gevoel. Opgewekt ging zij
*oort;
Ik kan me zoo voorstellen, dat u al
tijd buitenshuis in de zon toeft, voortdu
rend ln beweging en uw krachten oafe-
nend. Dat is toch heel wat beter dan zich
binnenshuis te verkniezen! En daarop liet
Shella een paar woorden volgen, waar
over ze berouw gevoelde zoodra ze had ge
sproken. Maar ze waren over haar lippen
vóór zij het zelf goed wist:
Wel zoo aangenaam b.v. dan in een
vunzig kantoor te Londen.
Veel aangenamer, beaamde Farquhar
vriendelijk, terwijl hij inwendig vloekte.
En is u dat reeds lang doende?
Sedert einde Augustus of begin Sep
tember.
Nu, dat is nog niet erg lang vindt
u niet? merkte Sheila op. terwijl er voor
haar eeuwen lagen tusschen dien tijd en
dit oogenblik.
Inderdaad, men kan dit niet lang
heeten.
Weer een oogenblik stilte, dat dreigde
een einde te maken aan dit gesprek,
waarbij de vrouw als aanvallende partij
optrad. Sheila voorkwam dit door te zeg
gen:
Nu. ik zou niet gedacht hebben, dat
hier in den zomer zooveel gasten zouden
zijn om aan een tennisleeraar druk werk
te bezorgen!
Maar ik ben hier niet in den zomer
geweest. Ik was in de nazomer in Frank
rijk, verklaarde hij kortweg. (Heeft men
geen afdoende reden om anders te han
delen, waarom dan maar niet rondweg
voor de geheele waarheid uit te komen?
Er zullen wel niet he$l veel menschen
zijn, die haar zullen gelooven wanneer zij
haar hooren. Waarschijnlijk omdat de
waarheid hun slechts zelden wordt gege- j
ven). Ik verbleef toen in Bretagne, bij I
den graaf. Later, ging hij voort, steeds
alsof hij met een vreemde sprak, die zich
interesseerde voor dezen werkkring ten
dienste van de weelde, heb ik nog eenigen
tijd aan de Riviera doorgebracht.
Uit het diepst van zijn hart kwam de
wensch bij hem op, dat hij belangrijk veel
langer aan de Riviera had doorgebracht
Waarom had hij dat niet gedaan, toen hij
het er zoo opperbest had? Hij had er da
delijk groot succes gehad Tal van vroe
gere leerlingen had hij er teruggevonden.
Zij hadden hem, zonder ook maar één
oogenblik tegen te pruttelen, aangeno
men tegen zijn oude tarief van honderd
francs per les, zonder er om te denken,
dat zij voor een kwart van dat bedrag
elders les hadden kunnen nemen. Kapi
tein Farquhar was een aantrekkelijkheid
voor het hotel geworden. Sinds hij door de
ervaring wijs was geworden, had hij zich
nog meer dan vroeger gereserveerd ge
toond tegenover zijn vrouwelijke leerlin
gen, zoodat alle diabolische vrouwen
inmenging in zijn leven was uitgebleven.
Tot op een avond de lijst van nieuw aan
gekomen vreemdelingen ln Zijn hotel hem
een veelzeggenden naam onder de oogen
bracht en hij op zijn balkon staande een
zekere slanke, wit geschilderde Isotto
Fraschinl met een neger-chauffeur op
merkte, welke hem bekend voorkwamen.
Nu Farquhar zijn intrek had genomen in
dit hotel, zou hij dus een vrouw ontmoe
ten die hij liever uit den weg ging. Dat
was de vrouw, die hem ln ati? afgeloo-
pen zomer een dasspeld van een zwarte
parel had doen toekomen en aan wie hij
deze had teruggezonden, gestoken op een
visitekaartje van hem. Was zij hem naar
de Riviera achterna gereisd? Het kon een
toeval zijn, maar zoodra Farquhar haar
van zijn balkon af in de gaten had ge
kregen, had hij zijn tenniscostuums weer
in zijn koffer gepakt en den eersten trein
naar Zwitserland genomen. Hij gaf er de
voorkeur aan te deserteeren dan in de
zelfde plaats te vertoeven als die vrouw.
Voor de tweede maal in zijn leven had ka
pitein Farquhar voor een vrouw de vlucht
genomen.
Maar nü vroeg hij zich toch af, of die
ontmoeting niet te verkiezen ware ge-
wees boven wat er nu gebeurde. Hij geeft,
geen kwaad vermoedend, gevolg aan een
uitnoodiging tot een diner en ontmoet
i dan wie hij het minste van alle men
schen verwachtte, het meisje, dat hij ver
antwoordelijk stelde voor de mislukking
van zijn leven. Dat was een slag in het
gezicht, vond hij. Hij achtte het toch wel
het toppunt van tegenspoed, haar hier
aan te treffen ln het gezelschap van die
vriendelijke mevrouw Power en van zijn
goeden vriend Jean. En toegerust met
een onbeschaamdheid, neen maar!
Ze groeit er bepaald in, dacht hl), het
meisje heeft er eenvoudig een duivelsch
plezier in. om mij hier in deze positie
aan te treffen en met mij over mijn
broodwinning te praten. En daarbij weet
zij opperbest, dat ik haar niets kan terug
doen. Wat een bijdehande kat! Ze gnuift
erin mij eens goed te kunnen doen ge-
ïgSjen, dat ik met sport den kost moet
ophalen en dat zij, zoolang zij op vrije
voeten blijft, aan het langste eind trekt.
Nu, voor het oogenblik is dat ook het ge
val, overwoog Farquhar, terwijl zich weer
een krachtwoord tusschen zijn overden
kingen mengde, maar ik zal er wel don
ders goed voor zorgen, dat zij niet aan de
weet komt, dat lk zoo'n stommeling ben
geweest me ter wille van haar doodarm
te maken! Dwaas, driedubbele dwaas, die
ik toch geweest ben! Zijn woede deed hem
een oogenbllk vergeten, welk een afschuw
hij koesterde voor tralies en hij zeide in
zichzelf
Bij den hemel, lk wou dat ik zoo
verstandig was geweest haar te doen
I aanhouden!
Het voorwerp van zijn overpeinzingen
roerde intusschen haar koffie om, terwijl
j zij zich zelve afvroeg: Wat zou hij wel
denken, dat ik hier kwam doen? Toen hij
mij leerde kennen was lk de slecht be
taalde kantoorjuffrouw van die stijve
hark van een oom van hem en de
laatste maal, dat we elkander hebben ge
zien, joeg hij mij de deur uit. Ik werd
weggetrapt uit de zaak zonder eenig ge
tuigschrift en dat door hem! Nu ben ik
hier, afgestapt in dit hotel en vertoon mij
in dit costuum. Zou hij misschien den
ken. dat iemand me een fortuin heeft
nagelaten? Of dat ik de gezelschapsjuf
frouw ben van mevrouw Power? Wat zou
hij wel van mij denken?
Wat zou inderdaad Farquhar onder de
gegeven omstandigheden van haar den
ken? Na den eersten blik op haar gewor
pen te hebben, had hij twee gedachten in
zich voelen opkomen.. De eerste was:
„Dat meisje heeft vast nooit de parels
gestolen. Men kan het haar aanzien! Met
zulk een gelaat is zij naar mijn overtui
ging niet in staat om die parels te ste
len." Maar de tweede indruk was: Kijk,
die maakt goede sier met de opbrengst
van de gestolen parels en nu is zij weer
op het dievenpad!"
Maar uiterlijk was niets aan hem te be
merken en kalm zat hij naast dat meisje,
dat er knapper dan ooit te voren uitzag,
terwijl hij in zijn binnenste de eene ver-
wensching na de andere in zich voelde
opkomen.
Beviel het u niet aan de Riviera?
vroeg Sheila op den onschuldigsten toon
der wereld en zij zeide in zich zelve:
Op die manier zou ik den heelen avond
kunnen doorgaan! Straks komen evenwel
de graaf en mevrouw Power aan tafel en
dan zal ik hem niet zoo velerlei vragen
meer kunnen doen. Dat zou toch jammer
zijn. En hardop voortgaande, vroeg zij:
Kent u Beau Site? Vrienden van mij,
die daar verblijven zij stelde zich Peg
Woffingtons oolijk gegrinnik voor, als zij
getuige had kunnen zijn van dit. gesprek
schrijven mij. dat het er zoo gezellig is.
Hoe komt het. dat u weggegaan is, terwijl
er juist zoo druk aan tennissen wordt ge
daan?
(Wordt vervolgd.)