HET CONFLICT
BIJ HET „DORUS RIJKERS-FONDS"
PUROL
Zwemmen
DAROL FARGUHAR'S
NACHTWANDELING
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 29 Juli 1931
Derde Blad
No. 21889
KERK- EN SCHOOI NIEUWS
FEUILLETON.
Rapport der commissie van onderzoek.
Geen enkele reden voor wantrouwen in 't financieel beheer
Zooals men zich herinnert, was er tus-
schen den heer Henri ter Hall als voor
zitter van het Helden der Zee-Fonds
„Dorus Rijkers" en eenige zijner mede
bestuursleden in 1928 een ernstig geschil
ontstaan.
Nadat in een schrijven der leden van
bet Hoofdbestuur van 10 Juli 1928 den
heer ter Hall opheldering was gevraagd
omtrent een vijftal punten en deze vraag
door den heer ter Hall was beantwoord
met een „Open Brief", waarin hij zich
verdedigde, tegen de tot hem gerichte
verwijten, werd in éen algemeene verga
dering van het Fonds bij acclamatie de
volgende motie aangenomen:
„De algemeene vergadering van het
Helden der Zee-Fonds „Dorus Rijkers",
gehoord de discussies, besluit een com
missie te benoemen van vijf leden, ter
bestudeering der meeningsverschillen,
die thans in het Dorus Rijkers-Fonds zijn
gerezen;
draagt aan deze commissie op te trach
ten deze meeningsverschillen tot op
lossing te brengen en binnen drie maan
den schriftelijk rapport over haren arbeid
uit te brengen;
besluit, dat dit rapport zal worden be
handeld in een binnen een maand na het
uitbrengen er van te 's-Gravenhage te
beleggen vergadering en gaat over tot de
orde van den dag."
In deze commissie namen zitting de
heeren L. Hoejenbos, mr. K. F. Katz, mr.
J. E. W. Duys en C. D. Wesseling, terwijl
zij mr. A. Tak als hun voorzitter benoem
den. Het lid-secretaris mr. Katz is later
weder om hem moveerende aan het ge
schil vreemde redenen uit de commissie
getreden.
Door verschillende omstandigheden, on
afhankelijk van den wil der commissie,
heeft de vaststelling van haar rapport
geruimen tijd vertraging ondervonden.
Dezer dagen is het rapport echter ge
reed gekomen en door de commissie aan
de algemeene vergadering van het Fonds
toegezonden.
Goed financieel beheer.
Aan het uitvoerige rapport ontleenen
we het volgende:
De commissie heeft gemeend te moeten
beginnen met een accountantsonderzoek
door den heer J. Moret Sr., wiens rapport
woordelijk in het verslag der commissie
is opgenomen.
In haar rapport zegt de commissie o.m.:
De administratie zelf maakt op mij den
indruk regelmatig en overzichtelijk te zijn
bijgehouden.
Bij mijn onderzoek heb ik in het alge
meen genomen, niet den indruk gekregen,
dat op lichtvaardige wijze met de gelden
van het Dorus Rijkersfonds is omgespron
gen.
Het is natuurlijk moeilijk om op grond
van eenzijdige mededeelingen en dikwijls
na jaren te beoordeelen, of uitgaven meer
of minder efficiënt zijn geweest, maar mijn
totaal-indruk is, dat voor ernstige critiek
geen aanleiding bestaat.
Toch acht ik enkele misstanden, die m.i. I
op historische gronden kunnen worden j
verklaard, maar die ernstig verbetering be-
hoeven.
Het Dorus Rijkersfonds is blijkbaar ge-
groeid uit een klein onderonsje, bedoeld
als een plaatselijke vereeniging tot steun
van oude helden der zee. De vereeniging
is later uitgegroeid tot een nationale ver
eeniging van steeds grooteren omvang,
maar de bestuurderen zijn gebleven meer
of min in hun sfeer i?an gemoedelijkheid in
plaats van zich bewust te zijn, dat zij ge
heel onafhankelijke beheerders waren van
een langzamerhand sterk gegroeid natio
naal fonds. Bij een dergelijk groote veree
niging behoort m.i. het hoofdbestuur te
bestaan uit geheel onafhankelijke mannen
en vrouwen, met veel relaties die door hun
onafhankelijke positie aan het fonds een
zeker cachet verleenen en een moreelen
waarborg geven voor het richtige beheer.
In dit geval is er op de eerlijkheid van het
hoofdbestuur geen enkele aanmerking te
maken, maar de m.i. groote fout is begaan
dat verschillende van de bestuurders func
ties hebben vervuld, waarvoor zij van het
fonds grootere of kleinere vergoeding ont
vingen of een exploitatie-contract met het
fonds hadden gesloten, dat voor hen zelf
kans op winst, zelfs belangrijke winst bood.
Juridisch moge deze verhouding volko
men in orde zijn, echter op moreele gron
den en zekere uit tactische overwegingen,
waar terecht op het publiek een warm
beroep wordt gedaan om het Dorus Rijkers
fonds in het belang van de Helden der Zee
te bedenken zijn deze verhoudigen te
veroordeelen.
Ik onderschat allerminst den geweldigen
arbeid, die er door verschillende hoofd
bestuursleden is verricht, maar acht het
dan juist, dat de algemeen secretaris
administrateur van het fonds of de orga
nisator van de feestparken, beschouwd
worden, zeker als verdienstelijke mannen,
die voor hun arbeid betaald worden, maar
die buiten het bestuurscollege staan, op
dat het bestuurscollege een onafhankelijk,
organiseerend lichaam kan blijven.
Ten aanzien van enkele posten merkt de
accountant o.m. nog het volgende op:
Secretariaat. De functie van secreta
ris is vereenigd met die van penning
meester, en werd waargenomen op een
m.i. voortreffelijke wijze door den heer
P. J. Jager, oud-marine-officier.
Deze arbeid komt mij voor veelomvat
tend en zeer belangrijk te zijn en is met
f. 2500 f. 500 vergoeding voor kantoor-
huur niet te duur betaald. Maar deze ar
beid is zoo omvangrijk, dat zij niet be
schouwd kan worden als een onderge
schikte functie van een secretaris-pen
ningmeester eener vereeniging, die ook bij
sommige vereenigingen wel eens een kleine
vergoeding daarvoor krijgt.
M.i. behoort een administrateur te staan
buiten het bestuur, terwijl in het bestuur
zelf een bestuurslid secretaris en een be
stuurslid penningmeester is, die een lei
dende resp. controleerende functie ver
vullen.
Aan het slot van zijn rapport spreekt de
accountant als zijn overtuiging uit, dat,
wanneer het der commissie en het hoofd
bestuur, eventueel aangevuld met mannen
en vrouwen van beteekenis in ons land,
gelukt, naar buiten den vasten indruk te
geven, dat het bestuur in de toekomst
geheel onafhankelijk zal staan tegenover
inkomsten en uitgaven van het fonds, en
eensgezind belangstelling hiervoor te
wekken, het niet moeilijk zal vallen de
regelmatige inkomsten zóózeer op te voe
ren, dat het fonds, dat door het sympa
thieke doel spreekt, tot het gemoed van
den gemiddelden Nederlander, op den duur
in staat zal zijn. volledig aan zijn bestem
ming te beantwoorden.
Tot zoover het accountantsrapport.
Voorstellen der commissie.
Toen dit rapport de commissie bereikte
en zij van den inhoud ervan had kennis
genomen, was zij zeer verheugd. Immers
er blijkt uit, dat het publiek veilig zijn
gaven aan het fonds kan toevertrouwen
en dat er geen enkele reden voor bepaald
wantrouwen is. Den boozen tongen en den
zaaiers van twijfel, die gewoonlijk zoo
gretig aangehoord worden, wordt hierdoor
het zwijgen opgelegd en dat de commissie
vastgehouden heeft aan haar opvatting,
dat het accountantsonderzoek de daad
werkelijke substantie harer taak moest
zijn, verblijdt haar in hooge mate. Immers
thans kan zij met redenen van weten
schap aan elk, die het hooren wil. toe
roepen: „Blijf in vertrouwen schenken aan
het Helden-der-Zee-fonds „Dorus Rijkers"
dat een plicht van dankbaarheid der Ne-
derlandsche natie vervult!"
Wil dat nu zeggen, dat alles even onbe
rispelijk is en verbeteringen niet behoeven
te worden aangebracht? Geenszins! Doch
bij zijn oordeel over mogelijke fouten
ien zij zijn er bedenke men steeds
dit, dat wij staan tegenover peters en
meters van het fonds, die bij de geboorte
ervan hebben geassisteerd en die elk op
zijne of hare wijze hebben getracht zijn
groei te bevorderen. Zijn enkelen hunner
daarbij soms wat autocratisch te werk
gegaan, men make hun daarvan geen
dadelijk verwijt, want zij achtten dit in
het belang van hun kind. Bleek wellicht
later, dat een poging in het versterken
der kasmiddelen wat duur was en in ver
houding tot de kosten te weinig opbracht,
men bedenke, dat critiek achteraf altijd
gemakkelijk is en dat in ieder geval
kwade trouw nimmer is gebleken. Hoofd
schuldige aan en oorzaak van het geschil
tusschen den heer Ter Hall en enkele
zijner medebestuursleden is ongetwijfeld
het onderling gerezen wantrouwen, dat,
steeds groeiende, langzamerhand in een
mug een olifant ging zien en zoo elke
vruchtbare samenwerking onmogelijk
maakte.
Aan dit gezichtsbedrog wenscht de com
missie niet mede te doen. Zij laat de nie
tige verwijten voor wat zij zijn. Zij
wenscht ze zelfs niet aan te raken uit
respect voor partijen en voor zichzelf en
wil slechts aan de hand van het belang
rijke accountantsrapport een paar verbe
teringen aangeven die de positie van en
het vertrouwen in het fonds kunnen ver
sterken. Zouden de heeren Ter Hall en
zijn bestrijders bovendien kunnen beslui
ten elkaar over het rapport der commissie
heen de hand der verzoening te reiken
en zij zich gezamenlijk willen verbinden
het kleine in hun ouderlingen twist te
vergeten, dan zal deze handdruk de voort
zetting kunnen beteekenen van het zoo
loonende beheer van de peters van het
fonds en zal de gunstige werking daarvan
niet uitblijven. Deze handreiking tusschen
broeders kan veilig geschieden, waar hun
twistappel eigenlijk -slechts schijn is en
onbeteekenend en waar de uitkomst ervan
zal zijn de groei en bloei van hun kind.
bij welks wieg zij beloofd hebben een
drachtiglijk deszelfs belangen te behar
tigen.
Wat dan wel de wenschen der commis
sie zijn? Vooreerst dat elk lid van het
bestuur zich angstvallig afvrage, na het
rapport gelezen te hebben, of hij wel
steeds naar eer en geweten zijn plicht
deed en of zijn aanblijven wenschelijk is.
Bovendien toetse hij zich op de vraag, of
hij altijd eigen belang achter stelde bij
dat van het fonds. Wie beide vragen niet
volledig bevestigend beantwoordt, neme
ontslag.
In de tweede plaats moet de bezoldigde
secretaris-penningmeester evenals andere
bezoldigde bestuursleden, nu en voor de
toekomst niet langer lid zijn van het
hoofdbestuur. Dit geeft een scheeve en
onvrije houding onderling, zoowel als
naar buiten, die tot eiken prijs moet wor
den voorkomen.
In de derde plaats mag geen der hoofd
bestuursleden eenig voordeel trekken op
welke wijze ook uit zijn optreden in bij
zondere roedanigheid. Het is goed, zelfs
den schijn te vermijden en deze zou al
dus terecht in het gedrang kunnen komen
In de vierde plaats worde een vaste
commissie ingesteld van drie leden, die
telken jare worden benoemd, bestaande
uit hoogstaande mannen in den lande, i
met als taak de regelmatige en de gewone
jaarlijksche controle der geldmiddelen en j
van de gevoerde gestie en tot het uit-
brengen van een rapport van bevinding.
En eindelijk in de vijfde plaats worde
dat rapport van bevinding door middel
van de dagbladen in zijn geheel bekend
gemaakt. Openbaarheid toch is een waar
borg voor gevraagd vertrouwen.
De commissie beschouwt hiermede haar
taak als geëindigd. Zij wil niet in bijzon
derheden treden over de leiding van en
de kosten, verbonden aan de begrafenis
van Dorus Rijkers. Zij blijve buiten het
strijdgewoel, want wie zijn neus schendt,
schendt zijn aangezicht. Noch wenscht zij
te raken aan de speldeprikken. die par-,
tijen elkaar poogden toe te brengen. Zij
beschouwt de daardoor wellicht veroor
zaakte wonden en gevoeligheden als ge
nezen door den tijd en geeft aldus gele
genheid tot hervatting der vruchtdra
gend gebleken samenwerking in steeds
stijgende mate, tot heil van de Neder-
landsche helden der zee, die lijf en leven
geven voor hun medemensch. die in nood
verkeert en die slechts medelijdend zou
den glimlachen, wanneer zij wisten dat
hun beschermers door tweespalt en twist
bewogen, het schoone doel uit het oog
verloren, waarvoor zij zoo dikwerf en met
vrucht hun landgenooten te wapen heb
ben geroepen.
Het Hoofdbestuur deelt mede, dat da
delijk na de vacantieweken een algemeene
vergadering zal worde gehouden ten einde
een beslissing over het rapport te nemen.
PREDIKBEURT.
BENTHUIZEN.
Geref. Gem.: Donderdag nam. 7 uur
(o.t.i, ds. Lamain van Leiden.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te 's-Gravenmoer, H. Schro
ten, cand. te Hasselt. Te Terwinselen
(toez.), P. Visser te Warnsveld.
Aangenomen: Naar Oosterhaule ca., D.
J. van Dijk te Zuidwolde.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Klundert, F. Guillaume,
te Oosterend iFr.). Te Nieuw-Lekker-
land, E. I. F. Nawijn, te Geesteren en
Gelselaar.
CHR. GER. KERK.
Beroepen: Te Arnhem. N. de Jong, cand.
te Viaardingen. Te Nieuwendam (Am
sterdam-Noord), W. Ramaker, cand. te
Groningen.
GEREF. GEMEENTEN.
Tweetal: Te Gouda, A. de Blois, te
Dirksland en G. H. Kersten, te Rotterdam.
Dr N. D. VAN LEEUWEN NAAR DE
NED.-HERV. KERK?
Toegang gevraagd als predikant.
De „Tel." meldt uit Leeuwarden:
Naar wij vernemen heeft dr. N. D. van
Leeuwen, vroeger predikant van de Geref.
Kerk te Harkema Opeinde, en sinds
eenigen tijd predikant der Gereformeerde
Kerken in Hersteld Verband te dezer
stede, verzocht op colloqium doctum als
predikant in de Ned. Herv. Kerk te wor
den toegelaten. Sedert 1 Juli j.l. is dr.
Van Leeuwen ambteloos. Intusschen is
het provinciaal kerkbestuur, ten over
staan waarvan het colloqium doctum zal
plaats hebben, reeds aangewezen en de
datum ervan bepaald.
o—j
ALGEMEENE SYNODE DER NEDERL.
HERVORMDE KERK.
XII.
In de twaalfde zitting van de Alg.
Synode der Ned. Herv. Kerk bracht prof.
Van Rhijn rapport uit over een toevoe
ging aan art. 14 van het Reglement voor
de Kerkeraden onder 9o, luidende: „de
zorg voor het aanleggen en bijhouden van
een kerkelijk bevolkingsregister in de ge
meente in overleg met het college van be
heer; en 2o. de wijze van inrichting van
het register te onderzoeken en aan de
Kerkeraden aanwijzingen te geven verge
zeld van voorbeelden van kaarten en sta
ten, opdat in de onderscheidene gemeen
ten zooveel mogelijk op uniforme wijze
wordt gewerkt en de kaarten wordeq ge
zonden naar de gemeenten waar de ver
trekkende leden zich metterwoon vestigen.
Het hoofdbestuur van de Vereeniging
van Kerkvoogdijen is van oordeel dat in
alle gemeenten een kerkelijk bevolkings
register wordt ingevoerd en benoemde
eene commissie om deze zaak te onder
zoeken en zoo mogelijk bepaalde voorstel
len in te dienen. Deze commissie, bestaan
de uit de heeren C. W. E. van Voorst van
Beest, C. van Harderwijk, C. J. van Paas-
sen en D. Eilerts de Haan, gaf bovenge
noemd voorstel. De werkelijkheid kan niet
worden ontkend. De Kerkeraden weten
dikwijls niet, wie tot de gemeenten behoo-
ren en ondervinden tal van moeilijkheden,
onder meer met betrekking tot het hou
den van de lijst van stemgerechtigden
en de predikanten hij hun herderlijk
werk; de colleges van beheer in hun ar
beid bij het opmaken van het kohier van
den hoofdelijken omslag, en andere finan-
cieele aangelegenheden. De Raad van be
heer voor de predikantstraktementen kan
de juiste opgaven niet verkrijgen, die hij
behoeft voor de classificatie der gemeen
ten en de berekening van de bijdragen.
Ook door het ontbreken daarvan dreigden
vele leden voor de kerk verloren te gaan
omdat de band met hen wordt losgelaten.
De oplossing moet gezocht worden in
een eenvoudig ingericht kaartenstelsel, 2
soorten kaarten: a. gezinskaarten, b. per
soonskaarten, die verschillend gekleurd
zijn en waarop allerlei persoonlijke en
plaatselijke aangelegenheden worden ver
meld, als naam, plaats en dag van ge
boorte, datum van doop enz. De kaarten
moeten in alle gemeenten uniform worden
ingericht. In groote gemeenten worden
de kaarten alphabetisch gerangschikt, in
kleine gemeenten in eene portefeuille. Bij
vertrek naar eene andere gemeente wordt
de kaart in een daarvoor bestemde enve
loppe derwaarts gezonden. De kaarten
zuilen de attestaties niet vervangen.
Tal van bezwaren zijn daaraan verbon
den en zij brengt vele kosten mee. In
grootere gemeenten zullen ambtenaren
moeten worden aangesteld, die bezoldigd
worden. Toch wordt de financieele draag
kracht er door versterkt, zoodat de kosten
door de inrichting van het register zelve
worden gevonden.
De commissie acht een wettelijk voor
schrift noodig. Zij zou dit in algemeene
bewoordingen willen geven, daarbij aan
iedere gemeente overlatend de wijze van
uitvoering en de keuze der personen, die
het werk zullen doen.
Aan den kerkeraad behoort daarbij te
worden opgedragen de zorg, dat het re
gister wordt aangelegd en bijgehouden,
terwijl mag worden uitgegaan van de ver
onderstelling, dat de colleges van beheer
hunne medewerking zullen verleenen ook
met betrekking tot de kosten.
De conclusie van het rapport is het
voorstel aan te nemen, waarmee de ver
gadering zich in meerderheid vereenigt.
Dezelfde rapporteert over een voorste!
van de classicale vergadering van Gro
ningen, tot wijziging van art. 14 sub 7
van het Synodaal Reglement voor de Ker
keraden, dat ten doel heeft het zenden
van bericht aan andere gemeenten, indien
leden eener gemeente vertrekken zonder
attestatie op te vragen. De commissie is
van oordeel dat dit voorstel niet moet
worden aangenomen, te meer,, daar voor-
loopig aangenomen is, dat een bevolkings
register zal worden ingesteld. Deze con
clusie wordt aangenomen.
De heer Ohlen brengt rapport uit over
de consideraties der kerk over de wijzi
ging van art. 27 al. 2 van het Reglement
voor de Diaconieën.
De consideraties zijn over het algemeen
gunstig en met eenige wijziging wordt de
voorloopig aangenomen wijziging defini
tief aangenomen en geadviseerd haar aan
de hoofdelijke stemming van de leden der
Provinciale Kerkbesturen en der Waal-
sche commissie te onderwerpen. Aldus be
sloten. De heer Bruins rapporteert over de
consideraties omtrent de wijziging van
de artt. 55 en 74 van het Reglement voor
kerkelijk opzicht en tucht. De commissie
adviseert deze wijziging definitief vast te
stellen en aan de hoofdelijke stemming
van de leden der Prov. Kerkbesturen en
den Waalsche Commissie te onderwerpen,
wat wordt aangenomen.
Dr. van de Meene rapporteert over de
wijziging van art. 2 van het Synodaal Re
glement op de benoeming, enz. om uit te
spreken dat met stemgerechtigden alleen
bedoeld zijn zij. wier namen op de lijst
voorkomen. Ook deze wijziging wordt
definitief aangenomen en aan de hoofde
lijke stemming onderworpen. Aldus be
sloten.
De heer Ohlen rapporteert over de con-
i sideraties over de toevoeging aan art. 14,
1 8o. van het Reglement voor de Kerkera-
I den bedoelende dat de dubbele registers
j in de eerste of tweede vergadering van
I den Kerkeraad van het jaar worden na-
gezien. De conclusie van het rapport
strekt tot aanneming en zoo wordt deze
l wijziging aangenomen en aan de hoofde
lijke stemming onderworpen. Aldus be
sloten.
De heer Bruins rapporteert over de wij
ziging van art. 11 eerste alinea van het
Reglement voor de Kerkeraden, ten doel
hebbende te bepalen, dat afgetreden ker-
keraadsleden nog twee maanden zitting
houden, als de nieuw benoemden nog niet
bevestigd zijn. Ook de consideraties over
deze wijziging zijn gunstig en zoo advi
seert de commissie deze wijziging defini
tief vast te stellen en aan de hoofdelijke
stemming enz. te onderwerpen.
Wegens het bijeenkomen van eene
synodus contracta wordt de zitting ge
sloten.
RECLAME.
Na het zwemmen worden Uw armen en
rug vaak te lang blootgesteld aan de zon.
In dat geval zult gij Uw pijnlijke en door
zon verbrande huid
dadelijk verzachten en spoedig genezen met
Doos 30-60, Tube 80 ct.
914
Naar het Engelsch van BERTA RUCK
door Mr. G. KELLER.
8)
Dag, mijnheer, zei de looper, echter
niet verdwijnend zonder nog een nieuws
gierigen blik op het knappe kantoormeisje
te hebben geworpen.
U heeft het gezien, juffrouw Curtis;
wat kan u daarop zeggen?
Ik geef u mijn woord van eer, ant
woordde Sheila, dat ik absoluut niets weet
omtrent de verdwijning der parels.
Voor haar beteekende haar woord van
eer hetzelfde als voor een man.
Maar voor den man wien zij het gaf
beteekende het blijkbaar niets. Een blik op
zijn gelaat deed haar trillen van veront
waardiging. Zou haar woord van eer niet
aanvaard worden? Nog nooit was haar
een dergelijke beleediging aangedaan. Zou
inderdaad die hooghartige, norsche man,
die daar tegen zijn brandkast geleund
stond, haar woord in twijfel trekken? Zij
was niet in staat tot een oneerlijkheid,
maar op dat oogenblik gevoelde zij nei
ging tot een moord.
U gelooft mij niet?
De parels zijn verdwenen. Er bestaat
geen enkel ander bewijs, dat ze hier ge
weest zijn, dan uw eigen handteekening.
U moet toegeven, dat dit zeer verdacht
lijkt, dat er voldoende aanwijzingen zijn
Voor een verder onderzoek. Juffrouw Cur
tis, ik weet niets omtrent u, uw levens
omstandigheden, ik ken uw familie
niet
Ijskoud antwoordde zij: Ik heb al
leen een getrouwde zuster in Indië.
Mag ik u vragen of uw salaris uw
eenige bron van inkomsten is?
Ja, mijnheer.
Een oogenblik stilte. Toen kwam er plot
seling een verandering in den toon van
zijn stem. Het was alsof hij een bede tot
haar richtte.
Kom, juffrouw, zeg me nu liever,
waar de parels zijn verborgen, zei hij op
dringenden toon, en er klonk iets in zijn
stem dat herinnerde aan de vriendelijke
wijze waarop hij haar verzocht had hem
dat ongelukkige pressepapier te geven.
Het zou toch wel zoo verstandig zijn
om te bekennen, dan kunnen we zien hoe
we de zaak verder in orde brengen.
Met het hoofd in den nek keek zij hem
aan, en alsof hij haar de ernstigste belee
diging had aangedaan inplaats van haar
een edelmoedigen raad te geven ten einde
zich uit de moeilijkheid te redden, zeide
zij:
Bekennen? Wat zou ik moeten beken
nen? Ik heb u toch mijn woord van eer
gegeven?
Begrijp me goed. Ondanks zijn bar-
schen toon klonk uit zijn stem duidelijk
genoeg, hoe ellendig hij zich over het on
aangename geval gevoelde. In haar toorn
was Sheila daar echter op het oogenblik
niet toe in staat. Begrijpt u zelve niet,
wat ir.ij te doen staat?
Ik denk. dat u de politie zult moeten
roepen. Natuurlijk begrijp ik dat best,
vervolgde Sheila Zij werd daarbij bleek,
niet van angst, maar van toorn. Zij ge
voelde zich zelfs volstrekt niet bevreesd,
ook al zond die kerel heel Scotland Yard
op haar af! Wat zouden ze te haren na-
deele kunnen ontdekken.
Hij was daarentegen tot in het diepst
van zijn ziel overtuigd, dat zij genoeg
zouden vinden, eigenlijk wel te veel. Tij
dens het onderzoek zou de politie recht
hebben allerlei voor haar onaangename
dingen te doen. Hij was overtuigd, dat zij
dit heel goed wist.
Bekennen, wat zou ik moeten bekennen
Toch klonk haar stem volkomen kalm
toen zij er op liet volgen wat hij een zeld
zame brutaliteit vond:
Zal ik er om telefoneerer., of wilt u
't doen?
Darol Farquhar vond bijna, dat hij voor
een dergelijke onbeschaamdheid eigenlijk
zijn hoed moest afnemen. Of begreep zij
den toestand niet?
Maar bij den hemel, meisje, weet ge
dan niet wat dit beteekent?
O jawel, ik weet dat dit beteekent dat
u me achter de tralies laat zetten.
HOOFDSTUK V.
Tralievrees.
Stilte volgde op die woorden.
Terwijl belden zwegen was het tikken
van het polshorloge van Darol Farquhar
zoo duidelijk te hooren als een hangklok.
Laten we van die stilte gebruik maken om
den lezer te doen begrijpen wat Sheila's
laatste woorden voor Farqubar beteeken-
den.
Gevangenis
De meesten onzer zijn zich niet bewust,
dat eiken morgen, als wij ons gereed
maken om onzen dag te besteden aan ons
werk, ons eten, onze ontspanningen,
kortom om onze dagelijksche bezigheden
te vervullen, er vele honderden medemen-
schen zijn, vrouwen zoowel als mannen,
vcor wie de eene dag op den anderen ge
lijkt als twee druppels water. Van de rijke
afwisseling van het leven hier op aarde
kennen zij niets anders als een cel met een
voor hun handen onbereikbaar raam, dat
als omlijsting dient voor een klein lapje
van het hemelgewelf en verder een gang
en een ommuurd terrein, waar zij zich ge
durende een streng afgepasten tijd kun
nen vertreden. Dag in dag levert het leven
hun niets anders op en zelfs geen kleurtje
verlevendigt hun bestaan, waarbij zij alle
vrijheid missen.
In het belang der maatschappij zijn zij
daarvan beroofd, de veiligheid van de ge
wone menschen, die zich aan geen mis
draging schuldig hebben gemaakt, eischt
zulks Knapper koppen dan gij of wij,
lezer, hebben uitgemaakt, dat daar niets
aan te veranderen is. In de dagen van
weleer hebben andere knappe koppen het
onvermijdelijk gevonden ter wille van de
maatschappij, dat een jonge moeder van
een kind van anderhalf jaar werd opge
hangen orpdat zij een lap goed had gesto
len. Daarin is gelukkig verandering ge
bracht Maar zou de mogelijkheid bestaan,
dat er eenmaal geen gevangenissen meer
zouden zijn?
Voor kapitein Darol Farquhar betee
kende de gevangenis het voorportaal van
de hel: hij had zelf drie jaar gevangenis
ondergaan.
Krijgsgevangenschap is iets anders dan
gewone gevangenisstraf, ten minste in be
ginsel. In werkelijkheid was er geen ver
schil geweest voor hem als officier van
het Engelsche leger, die drie jaar lang in
Duitschland in krijgsgevangenschap had
doorgebracht. Niet overal werden de
krijgsgevangenen op dezelfde wijze be
handeld. Vele krijgsgevangenen zijn in
Duitschland, Engeland of Frankrijk zeer
menschelijk behandeld. Er hebben velen
een goeden tijd doorgemaakt, doch voor
anderen is het een ellendige tijd geweest.
Farquhar behoorde tot hen voor wie het
een allerellendigste tijd was geweest. Door
allerlei omstandigheden, maar voor een
deel ook door zijn temperament, hadden
die drie jaren zijn gelaat doen verstarren,
lidteekens in zijn geest achtergelaten en
heel zijn gemoed was vervuld van afgrijn-
zen voor al wat aan gevangenschap deed
denken. Vogels in een kooi, dieren in een
menagerie, menschelijke wezens in gevan
genissen of gestichten, hij kon er niet aan
denken! Een bezoek aan een dierentuin
was voor hem een even groote verschrik
king als voor anderen het bijwonen van
een terechtstelling. Zelfs die doode vlin
der, die in een pressepapier was inge
bracht, had hem onaangenaam getroffen.
Tijdens zijn slaap moest steeds de deur
van zijn slaapkamer openblijven. Niemand
wist iets van dien afkeer van al wat vrij
heidsbelemmering kon heeten. hij hield
die eigenaardigheid voor een ieder geheim,
maar hij was er niettemin steeds mede
vervuld. Zelfs niet aan zijn vertrouwdsten
vriend zou hij hebben durven opbiechten
wat hem er van weerhield dat meisje, dat
feitelijk betrapt was op diefstal van jü-
weelen, naar de gevangenis te zenden.
(Wordt vervolgd).