HET CONFLICT BIJ HET „DORUS RIJKERS-FONDS" PUROL Zwemmen DAROL FARGUHAR'S NACHTWANDELING 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 29 Juli 1931 Derde Blad No. 21889 KERK- EN SCHOOI NIEUWS FEUILLETON. Rapport der commissie van onderzoek. Geen enkele reden voor wantrouwen in 't financieel beheer Zooals men zich herinnert, was er tus- schen den heer Henri ter Hall als voor zitter van het Helden der Zee-Fonds „Dorus Rijkers" en eenige zijner mede bestuursleden in 1928 een ernstig geschil ontstaan. Nadat in een schrijven der leden van bet Hoofdbestuur van 10 Juli 1928 den heer ter Hall opheldering was gevraagd omtrent een vijftal punten en deze vraag door den heer ter Hall was beantwoord met een „Open Brief", waarin hij zich verdedigde, tegen de tot hem gerichte verwijten, werd in éen algemeene verga dering van het Fonds bij acclamatie de volgende motie aangenomen: „De algemeene vergadering van het Helden der Zee-Fonds „Dorus Rijkers", gehoord de discussies, besluit een com missie te benoemen van vijf leden, ter bestudeering der meeningsverschillen, die thans in het Dorus Rijkers-Fonds zijn gerezen; draagt aan deze commissie op te trach ten deze meeningsverschillen tot op lossing te brengen en binnen drie maan den schriftelijk rapport over haren arbeid uit te brengen; besluit, dat dit rapport zal worden be handeld in een binnen een maand na het uitbrengen er van te 's-Gravenhage te beleggen vergadering en gaat over tot de orde van den dag." In deze commissie namen zitting de heeren L. Hoejenbos, mr. K. F. Katz, mr. J. E. W. Duys en C. D. Wesseling, terwijl zij mr. A. Tak als hun voorzitter benoem den. Het lid-secretaris mr. Katz is later weder om hem moveerende aan het ge schil vreemde redenen uit de commissie getreden. Door verschillende omstandigheden, on afhankelijk van den wil der commissie, heeft de vaststelling van haar rapport geruimen tijd vertraging ondervonden. Dezer dagen is het rapport echter ge reed gekomen en door de commissie aan de algemeene vergadering van het Fonds toegezonden. Goed financieel beheer. Aan het uitvoerige rapport ontleenen we het volgende: De commissie heeft gemeend te moeten beginnen met een accountantsonderzoek door den heer J. Moret Sr., wiens rapport woordelijk in het verslag der commissie is opgenomen. In haar rapport zegt de commissie o.m.: De administratie zelf maakt op mij den indruk regelmatig en overzichtelijk te zijn bijgehouden. Bij mijn onderzoek heb ik in het alge meen genomen, niet den indruk gekregen, dat op lichtvaardige wijze met de gelden van het Dorus Rijkersfonds is omgespron gen. Het is natuurlijk moeilijk om op grond van eenzijdige mededeelingen en dikwijls na jaren te beoordeelen, of uitgaven meer of minder efficiënt zijn geweest, maar mijn totaal-indruk is, dat voor ernstige critiek geen aanleiding bestaat. Toch acht ik enkele misstanden, die m.i. I op historische gronden kunnen worden j verklaard, maar die ernstig verbetering be- hoeven. Het Dorus Rijkersfonds is blijkbaar ge- groeid uit een klein onderonsje, bedoeld als een plaatselijke vereeniging tot steun van oude helden der zee. De vereeniging is later uitgegroeid tot een nationale ver eeniging van steeds grooteren omvang, maar de bestuurderen zijn gebleven meer of min in hun sfeer i?an gemoedelijkheid in plaats van zich bewust te zijn, dat zij ge heel onafhankelijke beheerders waren van een langzamerhand sterk gegroeid natio naal fonds. Bij een dergelijk groote veree niging behoort m.i. het hoofdbestuur te bestaan uit geheel onafhankelijke mannen en vrouwen, met veel relaties die door hun onafhankelijke positie aan het fonds een zeker cachet verleenen en een moreelen waarborg geven voor het richtige beheer. In dit geval is er op de eerlijkheid van het hoofdbestuur geen enkele aanmerking te maken, maar de m.i. groote fout is begaan dat verschillende van de bestuurders func ties hebben vervuld, waarvoor zij van het fonds grootere of kleinere vergoeding ont vingen of een exploitatie-contract met het fonds hadden gesloten, dat voor hen zelf kans op winst, zelfs belangrijke winst bood. Juridisch moge deze verhouding volko men in orde zijn, echter op moreele gron den en zekere uit tactische overwegingen, waar terecht op het publiek een warm beroep wordt gedaan om het Dorus Rijkers fonds in het belang van de Helden der Zee te bedenken zijn deze verhoudigen te veroordeelen. Ik onderschat allerminst den geweldigen arbeid, die er door verschillende hoofd bestuursleden is verricht, maar acht het dan juist, dat de algemeen secretaris administrateur van het fonds of de orga nisator van de feestparken, beschouwd worden, zeker als verdienstelijke mannen, die voor hun arbeid betaald worden, maar die buiten het bestuurscollege staan, op dat het bestuurscollege een onafhankelijk, organiseerend lichaam kan blijven. Ten aanzien van enkele posten merkt de accountant o.m. nog het volgende op: Secretariaat. De functie van secreta ris is vereenigd met die van penning meester, en werd waargenomen op een m.i. voortreffelijke wijze door den heer P. J. Jager, oud-marine-officier. Deze arbeid komt mij voor veelomvat tend en zeer belangrijk te zijn en is met f. 2500 f. 500 vergoeding voor kantoor- huur niet te duur betaald. Maar deze ar beid is zoo omvangrijk, dat zij niet be schouwd kan worden als een onderge schikte functie van een secretaris-pen ningmeester eener vereeniging, die ook bij sommige vereenigingen wel eens een kleine vergoeding daarvoor krijgt. M.i. behoort een administrateur te staan buiten het bestuur, terwijl in het bestuur zelf een bestuurslid secretaris en een be stuurslid penningmeester is, die een lei dende resp. controleerende functie ver vullen. Aan het slot van zijn rapport spreekt de accountant als zijn overtuiging uit, dat, wanneer het der commissie en het hoofd bestuur, eventueel aangevuld met mannen en vrouwen van beteekenis in ons land, gelukt, naar buiten den vasten indruk te geven, dat het bestuur in de toekomst geheel onafhankelijk zal staan tegenover inkomsten en uitgaven van het fonds, en eensgezind belangstelling hiervoor te wekken, het niet moeilijk zal vallen de regelmatige inkomsten zóózeer op te voe ren, dat het fonds, dat door het sympa thieke doel spreekt, tot het gemoed van den gemiddelden Nederlander, op den duur in staat zal zijn. volledig aan zijn bestem ming te beantwoorden. Tot zoover het accountantsrapport. Voorstellen der commissie. Toen dit rapport de commissie bereikte en zij van den inhoud ervan had kennis genomen, was zij zeer verheugd. Immers er blijkt uit, dat het publiek veilig zijn gaven aan het fonds kan toevertrouwen en dat er geen enkele reden voor bepaald wantrouwen is. Den boozen tongen en den zaaiers van twijfel, die gewoonlijk zoo gretig aangehoord worden, wordt hierdoor het zwijgen opgelegd en dat de commissie vastgehouden heeft aan haar opvatting, dat het accountantsonderzoek de daad werkelijke substantie harer taak moest zijn, verblijdt haar in hooge mate. Immers thans kan zij met redenen van weten schap aan elk, die het hooren wil. toe roepen: „Blijf in vertrouwen schenken aan het Helden-der-Zee-fonds „Dorus Rijkers" dat een plicht van dankbaarheid der Ne- derlandsche natie vervult!" Wil dat nu zeggen, dat alles even onbe rispelijk is en verbeteringen niet behoeven te worden aangebracht? Geenszins! Doch bij zijn oordeel over mogelijke fouten ien zij zijn er bedenke men steeds dit, dat wij staan tegenover peters en meters van het fonds, die bij de geboorte ervan hebben geassisteerd en die elk op zijne of hare wijze hebben getracht zijn groei te bevorderen. Zijn enkelen hunner daarbij soms wat autocratisch te werk gegaan, men make hun daarvan geen dadelijk verwijt, want zij achtten dit in het belang van hun kind. Bleek wellicht later, dat een poging in het versterken der kasmiddelen wat duur was en in ver houding tot de kosten te weinig opbracht, men bedenke, dat critiek achteraf altijd gemakkelijk is en dat in ieder geval kwade trouw nimmer is gebleken. Hoofd schuldige aan en oorzaak van het geschil tusschen den heer Ter Hall en enkele zijner medebestuursleden is ongetwijfeld het onderling gerezen wantrouwen, dat, steeds groeiende, langzamerhand in een mug een olifant ging zien en zoo elke vruchtbare samenwerking onmogelijk maakte. Aan dit gezichtsbedrog wenscht de com missie niet mede te doen. Zij laat de nie tige verwijten voor wat zij zijn. Zij wenscht ze zelfs niet aan te raken uit respect voor partijen en voor zichzelf en wil slechts aan de hand van het belang rijke accountantsrapport een paar verbe teringen aangeven die de positie van en het vertrouwen in het fonds kunnen ver sterken. Zouden de heeren Ter Hall en zijn bestrijders bovendien kunnen beslui ten elkaar over het rapport der commissie heen de hand der verzoening te reiken en zij zich gezamenlijk willen verbinden het kleine in hun ouderlingen twist te vergeten, dan zal deze handdruk de voort zetting kunnen beteekenen van het zoo loonende beheer van de peters van het fonds en zal de gunstige werking daarvan niet uitblijven. Deze handreiking tusschen broeders kan veilig geschieden, waar hun twistappel eigenlijk -slechts schijn is en onbeteekenend en waar de uitkomst ervan zal zijn de groei en bloei van hun kind. bij welks wieg zij beloofd hebben een drachtiglijk deszelfs belangen te behar tigen. Wat dan wel de wenschen der commis sie zijn? Vooreerst dat elk lid van het bestuur zich angstvallig afvrage, na het rapport gelezen te hebben, of hij wel steeds naar eer en geweten zijn plicht deed en of zijn aanblijven wenschelijk is. Bovendien toetse hij zich op de vraag, of hij altijd eigen belang achter stelde bij dat van het fonds. Wie beide vragen niet volledig bevestigend beantwoordt, neme ontslag. In de tweede plaats moet de bezoldigde secretaris-penningmeester evenals andere bezoldigde bestuursleden, nu en voor de toekomst niet langer lid zijn van het hoofdbestuur. Dit geeft een scheeve en onvrije houding onderling, zoowel als naar buiten, die tot eiken prijs moet wor den voorkomen. In de derde plaats mag geen der hoofd bestuursleden eenig voordeel trekken op welke wijze ook uit zijn optreden in bij zondere roedanigheid. Het is goed, zelfs den schijn te vermijden en deze zou al dus terecht in het gedrang kunnen komen In de vierde plaats worde een vaste commissie ingesteld van drie leden, die telken jare worden benoemd, bestaande uit hoogstaande mannen in den lande, i met als taak de regelmatige en de gewone jaarlijksche controle der geldmiddelen en j van de gevoerde gestie en tot het uit- brengen van een rapport van bevinding. En eindelijk in de vijfde plaats worde dat rapport van bevinding door middel van de dagbladen in zijn geheel bekend gemaakt. Openbaarheid toch is een waar borg voor gevraagd vertrouwen. De commissie beschouwt hiermede haar taak als geëindigd. Zij wil niet in bijzon derheden treden over de leiding van en de kosten, verbonden aan de begrafenis van Dorus Rijkers. Zij blijve buiten het strijdgewoel, want wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht. Noch wenscht zij te raken aan de speldeprikken. die par-, tijen elkaar poogden toe te brengen. Zij beschouwt de daardoor wellicht veroor zaakte wonden en gevoeligheden als ge nezen door den tijd en geeft aldus gele genheid tot hervatting der vruchtdra gend gebleken samenwerking in steeds stijgende mate, tot heil van de Neder- landsche helden der zee, die lijf en leven geven voor hun medemensch. die in nood verkeert en die slechts medelijdend zou den glimlachen, wanneer zij wisten dat hun beschermers door tweespalt en twist bewogen, het schoone doel uit het oog verloren, waarvoor zij zoo dikwerf en met vrucht hun landgenooten te wapen heb ben geroepen. Het Hoofdbestuur deelt mede, dat da delijk na de vacantieweken een algemeene vergadering zal worde gehouden ten einde een beslissing over het rapport te nemen. PREDIKBEURT. BENTHUIZEN. Geref. Gem.: Donderdag nam. 7 uur (o.t.i, ds. Lamain van Leiden. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te 's-Gravenmoer, H. Schro ten, cand. te Hasselt. Te Terwinselen (toez.), P. Visser te Warnsveld. Aangenomen: Naar Oosterhaule ca., D. J. van Dijk te Zuidwolde. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Klundert, F. Guillaume, te Oosterend iFr.). Te Nieuw-Lekker- land, E. I. F. Nawijn, te Geesteren en Gelselaar. CHR. GER. KERK. Beroepen: Te Arnhem. N. de Jong, cand. te Viaardingen. Te Nieuwendam (Am sterdam-Noord), W. Ramaker, cand. te Groningen. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Te Gouda, A. de Blois, te Dirksland en G. H. Kersten, te Rotterdam. Dr N. D. VAN LEEUWEN NAAR DE NED.-HERV. KERK? Toegang gevraagd als predikant. De „Tel." meldt uit Leeuwarden: Naar wij vernemen heeft dr. N. D. van Leeuwen, vroeger predikant van de Geref. Kerk te Harkema Opeinde, en sinds eenigen tijd predikant der Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband te dezer stede, verzocht op colloqium doctum als predikant in de Ned. Herv. Kerk te wor den toegelaten. Sedert 1 Juli j.l. is dr. Van Leeuwen ambteloos. Intusschen is het provinciaal kerkbestuur, ten over staan waarvan het colloqium doctum zal plaats hebben, reeds aangewezen en de datum ervan bepaald. o—j ALGEMEENE SYNODE DER NEDERL. HERVORMDE KERK. XII. In de twaalfde zitting van de Alg. Synode der Ned. Herv. Kerk bracht prof. Van Rhijn rapport uit over een toevoe ging aan art. 14 van het Reglement voor de Kerkeraden onder 9o, luidende: „de zorg voor het aanleggen en bijhouden van een kerkelijk bevolkingsregister in de ge meente in overleg met het college van be heer; en 2o. de wijze van inrichting van het register te onderzoeken en aan de Kerkeraden aanwijzingen te geven verge zeld van voorbeelden van kaarten en sta ten, opdat in de onderscheidene gemeen ten zooveel mogelijk op uniforme wijze wordt gewerkt en de kaarten wordeq ge zonden naar de gemeenten waar de ver trekkende leden zich metterwoon vestigen. Het hoofdbestuur van de Vereeniging van Kerkvoogdijen is van oordeel dat in alle gemeenten een kerkelijk bevolkings register wordt ingevoerd en benoemde eene commissie om deze zaak te onder zoeken en zoo mogelijk bepaalde voorstel len in te dienen. Deze commissie, bestaan de uit de heeren C. W. E. van Voorst van Beest, C. van Harderwijk, C. J. van Paas- sen en D. Eilerts de Haan, gaf bovenge noemd voorstel. De werkelijkheid kan niet worden ontkend. De Kerkeraden weten dikwijls niet, wie tot de gemeenten behoo- ren en ondervinden tal van moeilijkheden, onder meer met betrekking tot het hou den van de lijst van stemgerechtigden en de predikanten hij hun herderlijk werk; de colleges van beheer in hun ar beid bij het opmaken van het kohier van den hoofdelijken omslag, en andere finan- cieele aangelegenheden. De Raad van be heer voor de predikantstraktementen kan de juiste opgaven niet verkrijgen, die hij behoeft voor de classificatie der gemeen ten en de berekening van de bijdragen. Ook door het ontbreken daarvan dreigden vele leden voor de kerk verloren te gaan omdat de band met hen wordt losgelaten. De oplossing moet gezocht worden in een eenvoudig ingericht kaartenstelsel, 2 soorten kaarten: a. gezinskaarten, b. per soonskaarten, die verschillend gekleurd zijn en waarop allerlei persoonlijke en plaatselijke aangelegenheden worden ver meld, als naam, plaats en dag van ge boorte, datum van doop enz. De kaarten moeten in alle gemeenten uniform worden ingericht. In groote gemeenten worden de kaarten alphabetisch gerangschikt, in kleine gemeenten in eene portefeuille. Bij vertrek naar eene andere gemeente wordt de kaart in een daarvoor bestemde enve loppe derwaarts gezonden. De kaarten zuilen de attestaties niet vervangen. Tal van bezwaren zijn daaraan verbon den en zij brengt vele kosten mee. In grootere gemeenten zullen ambtenaren moeten worden aangesteld, die bezoldigd worden. Toch wordt de financieele draag kracht er door versterkt, zoodat de kosten door de inrichting van het register zelve worden gevonden. De commissie acht een wettelijk voor schrift noodig. Zij zou dit in algemeene bewoordingen willen geven, daarbij aan iedere gemeente overlatend de wijze van uitvoering en de keuze der personen, die het werk zullen doen. Aan den kerkeraad behoort daarbij te worden opgedragen de zorg, dat het re gister wordt aangelegd en bijgehouden, terwijl mag worden uitgegaan van de ver onderstelling, dat de colleges van beheer hunne medewerking zullen verleenen ook met betrekking tot de kosten. De conclusie van het rapport is het voorstel aan te nemen, waarmee de ver gadering zich in meerderheid vereenigt. Dezelfde rapporteert over een voorste! van de classicale vergadering van Gro ningen, tot wijziging van art. 14 sub 7 van het Synodaal Reglement voor de Ker keraden, dat ten doel heeft het zenden van bericht aan andere gemeenten, indien leden eener gemeente vertrekken zonder attestatie op te vragen. De commissie is van oordeel dat dit voorstel niet moet worden aangenomen, te meer,, daar voor- loopig aangenomen is, dat een bevolkings register zal worden ingesteld. Deze con clusie wordt aangenomen. De heer Ohlen brengt rapport uit over de consideraties der kerk over de wijzi ging van art. 27 al. 2 van het Reglement voor de Diaconieën. De consideraties zijn over het algemeen gunstig en met eenige wijziging wordt de voorloopig aangenomen wijziging defini tief aangenomen en geadviseerd haar aan de hoofdelijke stemming van de leden der Provinciale Kerkbesturen en der Waal- sche commissie te onderwerpen. Aldus be sloten. De heer Bruins rapporteert over de consideraties omtrent de wijziging van de artt. 55 en 74 van het Reglement voor kerkelijk opzicht en tucht. De commissie adviseert deze wijziging definitief vast te stellen en aan de hoofdelijke stemming van de leden der Prov. Kerkbesturen en den Waalsche Commissie te onderwerpen, wat wordt aangenomen. Dr. van de Meene rapporteert over de wijziging van art. 2 van het Synodaal Re glement op de benoeming, enz. om uit te spreken dat met stemgerechtigden alleen bedoeld zijn zij. wier namen op de lijst voorkomen. Ook deze wijziging wordt definitief aangenomen en aan de hoofde lijke stemming onderworpen. Aldus be sloten. De heer Ohlen rapporteert over de con- i sideraties over de toevoeging aan art. 14, 1 8o. van het Reglement voor de Kerkera- I den bedoelende dat de dubbele registers j in de eerste of tweede vergadering van I den Kerkeraad van het jaar worden na- gezien. De conclusie van het rapport strekt tot aanneming en zoo wordt deze l wijziging aangenomen en aan de hoofde lijke stemming onderworpen. Aldus be sloten. De heer Bruins rapporteert over de wij ziging van art. 11 eerste alinea van het Reglement voor de Kerkeraden, ten doel hebbende te bepalen, dat afgetreden ker- keraadsleden nog twee maanden zitting houden, als de nieuw benoemden nog niet bevestigd zijn. Ook de consideraties over deze wijziging zijn gunstig en zoo advi seert de commissie deze wijziging defini tief vast te stellen en aan de hoofdelijke stemming enz. te onderwerpen. Wegens het bijeenkomen van eene synodus contracta wordt de zitting ge sloten. RECLAME. Na het zwemmen worden Uw armen en rug vaak te lang blootgesteld aan de zon. In dat geval zult gij Uw pijnlijke en door zon verbrande huid dadelijk verzachten en spoedig genezen met Doos 30-60, Tube 80 ct. 914 Naar het Engelsch van BERTA RUCK door Mr. G. KELLER. 8) Dag, mijnheer, zei de looper, echter niet verdwijnend zonder nog een nieuws gierigen blik op het knappe kantoormeisje te hebben geworpen. U heeft het gezien, juffrouw Curtis; wat kan u daarop zeggen? Ik geef u mijn woord van eer, ant woordde Sheila, dat ik absoluut niets weet omtrent de verdwijning der parels. Voor haar beteekende haar woord van eer hetzelfde als voor een man. Maar voor den man wien zij het gaf beteekende het blijkbaar niets. Een blik op zijn gelaat deed haar trillen van veront waardiging. Zou haar woord van eer niet aanvaard worden? Nog nooit was haar een dergelijke beleediging aangedaan. Zou inderdaad die hooghartige, norsche man, die daar tegen zijn brandkast geleund stond, haar woord in twijfel trekken? Zij was niet in staat tot een oneerlijkheid, maar op dat oogenblik gevoelde zij nei ging tot een moord. U gelooft mij niet? De parels zijn verdwenen. Er bestaat geen enkel ander bewijs, dat ze hier ge weest zijn, dan uw eigen handteekening. U moet toegeven, dat dit zeer verdacht lijkt, dat er voldoende aanwijzingen zijn Voor een verder onderzoek. Juffrouw Cur tis, ik weet niets omtrent u, uw levens omstandigheden, ik ken uw familie niet Ijskoud antwoordde zij: Ik heb al leen een getrouwde zuster in Indië. Mag ik u vragen of uw salaris uw eenige bron van inkomsten is? Ja, mijnheer. Een oogenblik stilte. Toen kwam er plot seling een verandering in den toon van zijn stem. Het was alsof hij een bede tot haar richtte. Kom, juffrouw, zeg me nu liever, waar de parels zijn verborgen, zei hij op dringenden toon, en er klonk iets in zijn stem dat herinnerde aan de vriendelijke wijze waarop hij haar verzocht had hem dat ongelukkige pressepapier te geven. Het zou toch wel zoo verstandig zijn om te bekennen, dan kunnen we zien hoe we de zaak verder in orde brengen. Met het hoofd in den nek keek zij hem aan, en alsof hij haar de ernstigste belee diging had aangedaan inplaats van haar een edelmoedigen raad te geven ten einde zich uit de moeilijkheid te redden, zeide zij: Bekennen? Wat zou ik moeten beken nen? Ik heb u toch mijn woord van eer gegeven? Begrijp me goed. Ondanks zijn bar- schen toon klonk uit zijn stem duidelijk genoeg, hoe ellendig hij zich over het on aangename geval gevoelde. In haar toorn was Sheila daar echter op het oogenblik niet toe in staat. Begrijpt u zelve niet, wat ir.ij te doen staat? Ik denk. dat u de politie zult moeten roepen. Natuurlijk begrijp ik dat best, vervolgde Sheila Zij werd daarbij bleek, niet van angst, maar van toorn. Zij ge voelde zich zelfs volstrekt niet bevreesd, ook al zond die kerel heel Scotland Yard op haar af! Wat zouden ze te haren na- deele kunnen ontdekken. Hij was daarentegen tot in het diepst van zijn ziel overtuigd, dat zij genoeg zouden vinden, eigenlijk wel te veel. Tij dens het onderzoek zou de politie recht hebben allerlei voor haar onaangename dingen te doen. Hij was overtuigd, dat zij dit heel goed wist. Bekennen, wat zou ik moeten bekennen Toch klonk haar stem volkomen kalm toen zij er op liet volgen wat hij een zeld zame brutaliteit vond: Zal ik er om telefoneerer., of wilt u 't doen? Darol Farquhar vond bijna, dat hij voor een dergelijke onbeschaamdheid eigenlijk zijn hoed moest afnemen. Of begreep zij den toestand niet? Maar bij den hemel, meisje, weet ge dan niet wat dit beteekent? O jawel, ik weet dat dit beteekent dat u me achter de tralies laat zetten. HOOFDSTUK V. Tralievrees. Stilte volgde op die woorden. Terwijl belden zwegen was het tikken van het polshorloge van Darol Farquhar zoo duidelijk te hooren als een hangklok. Laten we van die stilte gebruik maken om den lezer te doen begrijpen wat Sheila's laatste woorden voor Farqubar beteeken- den. Gevangenis De meesten onzer zijn zich niet bewust, dat eiken morgen, als wij ons gereed maken om onzen dag te besteden aan ons werk, ons eten, onze ontspanningen, kortom om onze dagelijksche bezigheden te vervullen, er vele honderden medemen- schen zijn, vrouwen zoowel als mannen, vcor wie de eene dag op den anderen ge lijkt als twee druppels water. Van de rijke afwisseling van het leven hier op aarde kennen zij niets anders als een cel met een voor hun handen onbereikbaar raam, dat als omlijsting dient voor een klein lapje van het hemelgewelf en verder een gang en een ommuurd terrein, waar zij zich ge durende een streng afgepasten tijd kun nen vertreden. Dag in dag levert het leven hun niets anders op en zelfs geen kleurtje verlevendigt hun bestaan, waarbij zij alle vrijheid missen. In het belang der maatschappij zijn zij daarvan beroofd, de veiligheid van de ge wone menschen, die zich aan geen mis draging schuldig hebben gemaakt, eischt zulks Knapper koppen dan gij of wij, lezer, hebben uitgemaakt, dat daar niets aan te veranderen is. In de dagen van weleer hebben andere knappe koppen het onvermijdelijk gevonden ter wille van de maatschappij, dat een jonge moeder van een kind van anderhalf jaar werd opge hangen orpdat zij een lap goed had gesto len. Daarin is gelukkig verandering ge bracht Maar zou de mogelijkheid bestaan, dat er eenmaal geen gevangenissen meer zouden zijn? Voor kapitein Darol Farquhar betee kende de gevangenis het voorportaal van de hel: hij had zelf drie jaar gevangenis ondergaan. Krijgsgevangenschap is iets anders dan gewone gevangenisstraf, ten minste in be ginsel. In werkelijkheid was er geen ver schil geweest voor hem als officier van het Engelsche leger, die drie jaar lang in Duitschland in krijgsgevangenschap had doorgebracht. Niet overal werden de krijgsgevangenen op dezelfde wijze be handeld. Vele krijgsgevangenen zijn in Duitschland, Engeland of Frankrijk zeer menschelijk behandeld. Er hebben velen een goeden tijd doorgemaakt, doch voor anderen is het een ellendige tijd geweest. Farquhar behoorde tot hen voor wie het een allerellendigste tijd was geweest. Door allerlei omstandigheden, maar voor een deel ook door zijn temperament, hadden die drie jaren zijn gelaat doen verstarren, lidteekens in zijn geest achtergelaten en heel zijn gemoed was vervuld van afgrijn- zen voor al wat aan gevangenschap deed denken. Vogels in een kooi, dieren in een menagerie, menschelijke wezens in gevan genissen of gestichten, hij kon er niet aan denken! Een bezoek aan een dierentuin was voor hem een even groote verschrik king als voor anderen het bijwonen van een terechtstelling. Zelfs die doode vlin der, die in een pressepapier was inge bracht, had hem onaangenaam getroffen. Tijdens zijn slaap moest steeds de deur van zijn slaapkamer openblijven. Niemand wist iets van dien afkeer van al wat vrij heidsbelemmering kon heeten. hij hield die eigenaardigheid voor een ieder geheim, maar hij was er niettemin steeds mede vervuld. Zelfs niet aan zijn vertrouwdsten vriend zou hij hebben durven opbiechten wat hem er van weerhield dat meisje, dat feitelijk betrapt was op diefstal van jü- weelen, naar de gevangenis te zenden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9