DAROL FARGUHAR'S NACHTWANDELING 72*te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 28 Juli 1931 Derde Blad No. 21888 GEMEENTEZAKEN. FEUILLETON. LEGAAT WIJLEN Mr. MENNO RIJKE. De Oommissie voor het Stedelijk Mu seum „De Lakenhal" deelt mede, dat door wijlen Mr. Menno Rijke aan het museum zijn gelegateerd twee medaillons, voor stellende Petrus Camper en Adriaan Gil les Camper, een tabakspot van Jacob Geel en een buste, gemaakt door Ridder de Stuers. Overeenkomstig het advies der Com missie geven B. en W. in overweging deze voorwerpen met gevoelens van erkente lijkheid voor de belangstelling van den erflater in ons museum, voor de ge meente te aanvaarden. VERPACHTING JACHTRECHT VROONWATEREN. Ingevolge raadsbesluit van 9 Juli 1928 werd aan dr. G. J. Sala en vier anderen voor den tijd van drie jaren, ingaande met den dag, waarop de jacht op waterwild in 1928 werd geopend en eindigde met de sluiting van de jacht in 1931, verpacht het jachtrecht op de Vroonwateren voor de som van f. 575.per jaar. De pacht is derhalve met de sluiting van de jacht in dit jaar geëndigd. De heer Sala is bereid het genot van de jacht in genoemde wateren voor zich en ten hoogste vier andere personen weder voor den tijd van drie jaren te huren te gen denzelfden pachtprijs. SCHENKING AAN DE UNIVERSITEIT. Door Curatoren der Rijks-Universiteit alhier is tot B. en W. het verzoek gericht een collectie in het Gemeente-Archief aanwezige doubletten van boeken, pam fletten, brochures, prenten, kaarten enz., betrekking hebbende op de Leidsche Uni versiteit in eigendom af te staan ten be hoeve van hare Historische Verzameling. Noch bij de commissie voor het Oud- Archief, noch bij B. en W. bestaat tegen inwilliging van het verzoek bezwaar, aan gezien het hier slechts doubletten geldt en de enkelen zich ook in het Archief bevin den. In overleg met Curatoren zijn echter van de bij het verzoek overgelegde lijsten eenige nummers geschrapt, aangezien de onder die nummers vermelde doubletten volgens den Archivaris niet in de Histori sche Verzameling behooren. VERKOOP GROND. De heer J. Barendse is voornemens een beneden- en bovenwoning met werkplaats te bouwen aan de Jan v. Houtkade, op het perceel, kadastraal bekend gemeente Lelden, sectie E, No. 1246. Ten einde dit gebouw te kunnen op trekken in de ter plaatse geldende rooi lijn, heeft hij de beschikking noodig over het strookje gemeentegrond, groot pl.m. 1 M2„ deel uitmakende van den hem in erfpacht uitgegeven voortuin, sectie E, No. 1495, door welken voortuin het perc. No. 1246 van de Jan van Houtkade is ger scheiden. De heer Barendse is bereid voor dit gedeelte grond den gevraagden prijs van f. 10 te betalen. Bij raadsbesluit van 21 Mei 1928 werd aan J. W. Reijneveld als lasthebber van dr. C. J. van der Klaauw een perceel bouwterrein aan de Kernstraat, groot pl.m. 535 M2„ thans ten kadaster bekend als No. 4484 van Sectie M der kadastrale gemeente Leiden, verkocht tegen den prijs van f. 9 per M2. Ter verfraaiing van zijn op dat terrein geplaatste woning zou de heer Van der Klaauw den tuin aan de Oostzijde willen uitbreiden. Hij heeft daarom verzocht van de gemeente te mogen koopen het ge deelte grond, groot pl.m. 120 M2„ tegen den prijs van f. 10 per M2. Aangezien de resteerende bouwgrond aan de Kernstraat behoorlijk te verkave len zal zijn en de geboden prijs van f. 10 per M2„ overeenkomende met dien. welke wordt betaald voor terrein aan de West zijde van de Cobetstraat voldoende kan worden geacht, bestaan er naar meening van B. en W. tegen den verkoop geen bezwaren. AANKOOP GROND. Nog dit jaar deelden B. en W. mede, dat een smal strookje grond, noodig voor den aanleg over de volle breedte van de Cobetstraat, nog niet eigendom van de gemeente was. Onderwijl hebben echter de met de betrokken eigenaren gevoerde onderhandelingen tot overeenstemming geleid. Mevr. A. M. van UldenMenken c.s. werd n.I. bereid gevonden tot verkoop van grond, groot pl.m. 50 M2.. tegen den prijs van f. 10 per M2. en tot kostelooze over dracht van het strookje sloot, terwijl de heer W. Daamen accoord ging met koste- loozen afstand aan de gemeente van het gedeelte sloot, een en ander onder de bij gevoegde voorwaarden. De aanleg van de Cobetstraat over de volle breedte was daardoor ook hier mo gelijk geworden. De meerdere aanleg- kosten hebben f. 2400 bedragen, waarbij komt een bedrag van f. 600 wegens koop som van grond en eenige verdere kosten, zoodat de desbetreffende post dient te worden verhoogd met f.3000. In verband met den voorgenomen bouw van een garage c.a. op een gedeelte van de perceelen sectie M, Nis 3683, 1059, 4150. 4151 en 4183. gelegen aan den Hoogen Rijndijk, heeft de N.V. „Het Motorhuis" zich verbonden het gedeelte grond aan de gemeente kosteloos in eigendom over te dragen en de bestratingskosten ter plaatse te betalen. In dit verband deelen B. en W. nog mede. dat met den heer dr. V. C. M. Lees berg overeenstemming is bereikt in zake de overneming van het perceel grond en sloot, sectie M, No. 4184. met uitzondering van een gedeelte, groot pl.m. 20 M2„ ge legen naast zijn woonhuis, en wel om niet. voor zooveel de sloot betreft, en overigens tegen f. 10 per M2, Dit perceel maakt deel uit van den grond, waarover de westelijk van de Co betstraat loopende straat is geprojecteerd. Aangezien de aanleg van deze straat thans nog niet urgent is en de beschik king over den grond c.a. voorloopig uit sluitend van belang is voor het ondersta tion der Lichtfabrieken aan de Cobetstr.. achten B. en W. het billijk, dat de kosten, uit laatstbedoelde transactie voortvloeien de, voorshands ten laste van het bedrijf der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit worden gebracht. Wanneer te zijner tijd tot aanleg van de geprojecteerde straat en exploitatie van de daaraan gelegen gronden wordt overgegaan, zullen die kosten uiteraard door het Grondbedrijf aan de Lichtfa brieken worden terugbetaald. De gemeente is in de gelegenheid voor den prijs van f. 2.50 per M2. aan te koopen de perceelen teelland en water ten Zuiden van den Haagweg, kadastraal bekend ge meente Leiden, Sectie O. Nis 732. 733, 734, 735. 736. 737. 739 en 740, tezamen groot 1.95.19 H.A. De aankoop van deze perceelen is ge- wenscht in verband met hun ligging zoo wel ten opzichte van de bestaande bebou wing (waaronder het gemeentelijk wo ningcomplex ter plaatse! als ten opzichte van de aangrenzende landerijen der ge meente. ADRES DER LEIDSCHE DUINWATER MIJ. Bij adres' verzoekt de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij haar goedkeuring te verleenen aan een plan tot den bouw van een nieuwe woning voor den eersten machinist der Maatschappij, te Katwijk. De tegenwoordige, tegen den watertoren gebouwde machinistenwoning kan niet worden gehandhaafd tengevolge van on voldoende mogelijkheid van rookafvoer. Aangezien ter verhelping van het euvel een belangrijke uitgave noodig zou zijn, acht de Maatschappij het uit economische overwegingen beter een geheel nieuwe woning te doen bouwen, en wel aan den toegangsweg naar den watertoren. De vrijkomende woning zal worden gebruikt voor uitbreiding van kantoor- en maga zijnruimte. SUBSIDIE AAN DE VEREEN. TOT VERZORGING VAN KLEINE KINDEREN. Bij raadsbesluit van 27 Juli 1911 werd aan de „Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen" ten behoeve van de kin derbewaarplaats aan de Langebrug een subsidie van f. 250.toegekend, welke subsidie ingevolge raadsbesluit van 15 Mei 1922 werd gebracht op f. 500 per jaar. Het bestuur der vereeniging verzoekt om de subsidie te verhoogen tot f. 2000. per jaar. Ook B. en W. achten een verhooging van de subsidie, ingaande met het jaar 1930, noodig, doch zij kunnen geen vrijheid vinden om de toekenning van een subsidie van f. 2000.te bevorderen. De rekening over het jaar 1930 waarin is verantwoord de bestaande subsidie ad f. 500.heeft een explotaitle-tekort van f. 356.13 opgeleverd; de begrooting voor 1931, waarin eveneens die subsidie is op genomen, wijst een exploitatietekort aan van f. 1.259.88, hoewel het tekort aan mid delen over dat jaar, in verband met het kassaldo van 1930 ad f. 428.74'/», slechts op f. 831.13V* wordt geraamd. Op grond van deze cijfers achten B. en W. voor de jaren 1930 en 1931 een subsidie van ten hoogste f. 1000.per Jaar vol doende. Ook ten einde de particuliere belangstel ling, vooral voor inrichtingen als de onder havige, levendig te houden en geen onbil lijkheden te begaan tegenover andere in stellingen, moet h. i. de steun uit de pu blieke kas zich in casu tot dat bedrag be perken. Weliswaar wijst de vereeniging er op. dat zij tengevolge van de verbouwing van het pand huur derft over het bij de In richting getrokken bovengedeelte en dat de exploitatiekosten zullen stijgen wegens meerdere kosten van personeel, brandstof fen, onderhoud, enz., doch deze omstan digheden hebben over 1930 en 1931 nog niet of nog niet ten volle gewerkt, terwijl, overeenkomstig de Armenwet, die hier van toepassing is. bovendien rekening is te houden met de werkelijke tekorten, die de rekening en de begrooting aanwijzen. Overigens wordt er de aandacht op ge vestigd, dat ingevolge de Armenwet de subsidie telkens voor niet langer dan een jaar mag worden verleend, zoodat, indien inderdaad de uitgaven zoodanig toe nemen, dat in het vervolg niet met een subsidie van f. 1000.kan worden vol staan. vanzelf de gelegenheid ontstaat, de noodzakelijkheid van een verdere verhoo ging van de subsidie onder oogen te zien. De Armenraad geeft eveneens in over weging tot verhooging van de subsidie over te gaan. Naar aanleiding van dat advies merken B. en W. nog op, dat de inrichting inderdaad aan hoogere eischen zou kunnen voldoen; door het in gebruik nemen van de bovenverdieping is echter aan het gebrek aan ruimte zeer tegemoet gekomen en de toestand in de inrichting dientengevolge reeds aanzienlijk ver beterd. Al zal de vereeniging ongetwijfeld goed doen om met de hulp van de particuliere liefdadigheid op verdere verbetering, mede wat de personeelsbezetting betreft, bedacht te wezen, zoo is de inrichting thans niette min zeer goed bruikbaar en bestaat er geenerlei aanleiding om ten aanzien van de subsldiëering van deze instelling een andere gedragslijn te volgen dan B. en W. blijkens het voorgaande in overweging geven. Ten slotte teekenen B. en W. nog aan, dat. overeenkomstig de gebruikelijke voor waarden, het bedrag van f. 1000.als een maximum is te beschouwen, daar uiteraard niet meer behoort te worden uitgekeerd dan het nadeelig slot van de exploitatie rekening. DE LEIDSCHE HOUT. Ter uitvoering van het raadsbesluit van 27 Augustus 1928 werden de perceelen wei land. water en woningen met verdere op stallen aan en nabij den Warmonderweg, kadastraal bekend gemeente Leiden, sec tic P. Nis 71 (ged.1, 72, 73 (ged.l, 78 (ged.), 79, 80 lged.1, 98 (ged.). 99 (ged.), 101 (ged.). 102, 103 (ged.). 104. 105. 106 (ged.), 107 (ged.) en 111 (ged.) groot pl.m. 15 H.A.. in erfpacht uitgegeven aan de Stichting ..Fonds voor Aanleg, Onderhoud en Beheer van Wandelparken", gevestigd te Leiden. Inmiddels is een wijziging van de be grenzing van het erfpachtsterrein noodig gebleken. De grond is gedeeltelijk voor wegen aanleg en gedeeltelijk voor bouwterrein bestemd. In verband hiermede dient de gemeente over dezen grond weder de be schikking te hebben. Het bestuur van de Stichting kan zich daarmede vereenigen. De Stichting heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt nog een tweetal andere veranderingen van de grens te verzoeken. In de eerste plaats zou zij gaarne ter rein in erfpacht zien begrepen ten behoeve van het graven van den ter plaatse ge- projecteerden vijver. Er bestaat bij B. en W. geen bezwaar aan het verlangen van de Stichting tegemoet te komen In de tweede plaats acht de Stichting het gewenscht, dat de slootgedeelten langs den Maredijk. nabij den Warmonderweg, in de erfpacht worden opgenomen, in welk geval het onderhoud van deze slootge deelten, alsmede van de duikers, door de Stichting geschiedt. Ook tegen deze grenswijziging bestaan geen bedenkingen. Het bestuur van het „Fonds voor Aan leg, Onderhoud en Beheer van Wandel parken" vraagt een Jaarlijksche subsidie van ten hoogste f. 5000.toe te kennen, teneinde in het onderhoud van den Leld- schen Hout te kunnen voorzien. Volgens de door het bestuur gegeven toelichting worden de onderhoudskosten op dat be drag geschat, doch zullen de contributies, thans geraamd op f.1100.per jaar, ten bate van de onderhoudsrekening worden gebracht en aldus in mindering komen op de van de gemeente benoodigde bijdrage. Aangezien de gevraagde subsidie inder daad noodig is om een goede verzorging en Instandhouding van het aangelegde te verzekeren, behoort het verzoek van het bestuur volgens B. en W. te worden inge willigd, met dien verstande, dat de subsi die voor het jaar 1931 wordt bepaald op een maximum bedrag van f.2500. DE KOREVAARSTRAAT. Bij besluit van 22 Januari 1923 stelde de Raad rooilijnen vast voor de destijds nieuw aan te leggen Korevaarstraat. De breedte van de Korevaarstraat werd daar bij voorzooveel mogelijk gehouden op 18 Meter. De bebouwing aan de westzijde van de Korevaarstraat, voorzoover gele gen tusschen het Levendaal en de Korte Raamsteeg. springt uit buiten de lijn, ge legen in het verlengde van de meer noord waarts vastgestelde rooilijn. B. en W. achten het wenschelijk, dat, in het belang van het steeds toenemende verkeer in deze straat, het verkrijgen van een verkeers- breedte van 18 Meter over haar geheele lengte wordt verzekerd. DIRECTEUR VAN DE GEM. BANK VAN LEENING. De betrekking van directeur van de Gemeentelijke Bank van Leening is sedert 1 Januari 1926 (raadsbesluit) Ingedeeld in de salarisrubriek van f. 3800.f. 4400. in welke rubriek o.m. ook is geplaatst de de rang van hoofd-ambtenaar. In den loop van het vorige jaar ontvin gen B. en W. van Commissarissen dezer in stelling een voorstel, om den Directeur In te deelen in de rubriek van f. 4200.— f. 5000.—. Commissarissen wijzen in hun missive op de belangrijke toeneming van de werk zaamheden bij de bank, in het bijzonder bij de afdeeling geldleeningen en pen sioenvoorschotten, welke onder de directe leiding van den Directeur staat. „Het aantal geldleeningen op schuldbe kentenis" zoo schrijven zij „neemt nog steeds toe en is in vergelijking „met het jaar 1925 op dit oogenblik nagenoeg verdubbeld. „De sterke ontwikkeling van de afdeeling geldleeningen „en pensioenvoorschotten blijkt wel hieruit, dat werd uitgeleend in ronde cijfers in 1923 f. 100 000.in 1925 f. 192.000.— en in 1929 f. 330.000. Het aantal Hulpzoekenden in deze af deeling bedroeg in 1929 ongeveer 1200 per sonen (hoofden van gezinnen). Door de afdeeling geldleeningen en pen sioenen is over de jaren 1923 tot en met 1929 uitgeleend f. 1.660.000. Voorts vestigen Commissarissen de aan dacht op het werkzaam aandeel, dat de Directeur heeft in de bestrijding van den verderfelijken woeker in het volkscredlet- wezen, het voornaamste doel der Bank van Leening, terwijl hij ook het Secreta riaat vervult van de Stichting „het Leldsch Borgstellingfonds", welke Stichting uiter aard ook nuttig werk doet ter bevordering van het sociaal doel der Bank. Door een en ander is de taak van den Directeur dermate uitgebreid en verzwaard dat de tegenwoordige groepeering van de functie niet in overeenstemming is met den omvang en de verantwoordelijkheid van het ambt; de positie van den Direc teur achten Commissarissen thans van dien aard, dat indeeling in den rang van referendaris, gerekend te zijn ingegaan 1 Januari 1931, gewenscht is. B. en W. kunnen zich met het voorstel van Commissarissen vereenigen, met dien verstande intusschen, dat niet worde ge sproken van indeeling in den rang van referendaris, maar van indeeling in de salarisrubriek van f. 4200.tot f. 5.000. hetgeen ook daarom meer juist is, vermits de betrekking van Directeur van de Bank van Leening reeds met name in de sala risverordening wordt genoemd. ,,'s ZOMERS BUITEN" In de zitting van 30 April 1928 besloot de Raad de rente over het aan de vereeni ging ,,'s Zomers Bulten" bij raadsbesluit van 29 Maart 1920 voor den bouw van een dubbele vacantie-wonlng te Katwijk ver RECLAME. 881 strekte voorschot voor de jaren 1927 en 1928 te verlagen van 4 "la tot 2'/» °/o per jaar. en de aflossing gedurende die jaren op te schorten. Dit besluit werd genomen met het oog op de zeer ongunstige exploitatieresultaten Naar meening van B. en W. bestond weinig kans op 'n afdoende verbetering van den financiëelen toestand. Aangezien echter het bestuur der vereeniging die verwach ting wel had en B. en W. der vereeniging niet de gelegenheid wilden onthouden hare levensvatbaarhed alsnog te toonen, gaven zij in overweging de vermelde faciliteiten te verleenen, om dan later de zaak, zoo noodig, opnieuw onder oogen te zien. „Zou echter", schreven B. en W. verder „dit hernieuwde onderzoek vestigen, dat d« vereeniging er niet bovenop kan komen, aan bestaat er voor de gemeente o.i. geen aanleiding tot het verleenen van verdere tegemoetkomingen, omdat dan Immers voldoende is komen vast te staan, dat het doel, waarvoor de gemeente het voorschot verstrekte is vervallen." Sedert is de toestand, o.a. ten gevolge van eenige maatregelen van het bestuur, wel wat verbeterd, en wellicht zou ook nog eenige verdere bezuiniging op de exploita tie kunnen worden verkregen, doch van een herstel van de financiën is geen sprake De verhuring van de woningen gaat nog immer zeer onbevredigend en de vereeni ging leidt daardoor nog steeds een zeer kwijnend bestaan. De exploitatie-rekenin gen over de laatste jaren toonen dit dui delijk aan. Zelfs bij verlaging van rente en uitstel van aflossing wordt verlies geleden. In den loop van het vorige jaar ontvin gen B. en W. dan ook van het bestuur een verzoek om vrijstelling van betaling van rente en aflossing, totdat de particuliere hypothecaire leeningen zouden zijn ge daald tot 70 °'o van de waarde der huisjes Het bestuur verwachtte, dat zoodra dit tijdstip was genaderd, de hypotheekhou der geen verdere aflossingen meer zou verlangen en de vereeniging alsdan weder in staat zou zijn aan hare verplichtingen tegenover de gemeente te voldoen. Bij het verzoek werd een begrooting voor 1930 ge voegd, die, zonder met rente en aflossing aan de gemeente te zijn belast, nog een tekort van f. 100.aanwees. Bij nadere informatie bleek de hypothe caire schuldeischer genegen, tijdelijk, tot weder intrekking, ontheffing te verleenen van de jaarlijksche aflossing, zoodra de hoofdsom f. 3500.bedraagt en mits dit bedrag geen hooger cijfer aanwijst dan 2/3 van de alsdan door deskundigen te schatten verkoopwaarde der panden. Aannemende, dat dit laatste voorbehoud geen beletsel zal vormen, komt deze toe zegging practlsch hierop neer, dat eerst tegen 1 Juli 1934 opschorting van de be doelde aflossing kan worden verkregen. Zooals in den aanhef werd vermeld, gold het door den Raad ln 1928 genomen besluit de jaren 1927 en 1928. Over 1929 werd wel de aflossing ad f. 100.voldaan, doch wegens rente slechts 2'/;°/»; over 1930 werd op de verlies- en winstrekening alleen rente 4 2"» gereserveerd. Volgens het ln 1928 ingenomen stand punt zou er geen aanleiding bestaan, thans opnieuw een tegemoetkoming te verlee nen. De tegenwoordige tijdsomstandighe den zijn echter ongetwijfeld ook voor deze vereeniging weinig gunstig, en nu er mede van particuliere zijde verlichting van lasten in uitzicht wordt gesteld, zouden B. en W. ook ditmaal nog aan de vereeni ging de helpende hand willen bieden. Echter mag daarbij naar hun meening niet verder worden gegaan dan een continuatie van de verlaging der rente tot 2'/: °/o per jaar tot 1 Juli 1934. Aan regelmatige te rugbetaling van de hoofdsom, per 1 Janua ri 1931 f. 4300.bedragende, moet de ge meente h l. vasthouden, doch nu het jaar 1930 reeds geheel, en 1931 voor meer dan de helft is verstreken, zouden B. en W, bovendien nog opschorsing van de af lossingen over die beide jaren willen toe staan, met dien verstande, dat aanvan gende 1 Juli 1935, per jaar f. 100.extra wordt afgelost, totdat de achterstallige aflossingstermijnen der jaren 1927, 1928, 1930 en 1931 zijn ingehaald. De vereeni ging zal er krachtig naar moeten streven om door zuinig beheer en meerdere par ticuliere hulp, tot een sluitende exploita tie te komen. Naar het Engelsch van BERTA RUCK door Mr. G. KELLER. 7) Bij me, meneer? Wel neen! Ik heb het onmiddellijk aan den heer Lewison overhandigd. Hij is natuurlijk in het bezit er van. T- Wanneer heb je het aan den heer Lewison gegeven? Ja, dat was wel toevallig, dat ik hem tegenkwam, toen ik hier het huis uit kwam. Hij wachtte in de buurt van het restaurant van Lyons op een anderen heer en kreeg mij in het oog. toen ik de deur uitkwam. Hij vroeg me, of ik het Pakje had afgeleverd en vond het 't een voudigst als ik hem het ontvangstbewijs overgaf. Wat ik natuurlijk gedaan heb." Harris, je zoudt me een groot ge noegen doen om naar mijnheer Lewison terug te gaan en het bewijs te halen. Nu dadelijk, meneer? Ja dadelijk. Juffrouw Curtis wilt u ten taxi opbellen aan de dichtsbij zijnde standplaats. Harris, je moet zorgen zoo Bauw mogelijk terug te zijn met het stuk. Best kapitein. Tijdens de afwezigheid van Harris werd nu niet gezwegen. T- Kapitein Farquhar, begon Sheila, zoo rustig als haar mogelijk was. hoe Wanneer vermoedt u, dat het hem moge- 'Ük is geweest de parels te stelen? Wien bedoelt u? Nu, den man, die ze hier heeft ge bracht Harris? —Ja. Ik vind het hoogst onwaarschijnlijk, dat Harris er debet aan zou zijn. Meent u dat? O ja. hoogst onwaarschijnlijk. Hij is nu al vijf en twintig jaar op dat kantoor. Onze zaak kent hem reeds jaren. Het is een flinke, betrouwbare bediende. Boven dien is er geen sprake van dat de parels door andere valsche parels of iets derge lijks vervangen zijn. Ze zijn verdwenen! De heele doos is weg, er is van het gan- sche pakje niets meer te bespeuren. Maar buiten dien Harris en mij was er niemand anders op het kantoor, merkte Sheila met nadruk op, den moed hebbend om ten slottte onder woorden te brengen, wat eindelijk toch eens moest worden ge zegd. En u zal het met me" eens zijn, dat ik zeker niet de parels heb gestolen. Doodsche stilte volgde op die woorden. Zij begon nu lont te ruiken. Kapitein Farquhar! U denkt toch niet, dat ik iets afweet van de verdwijning van die parels? Hij keek haar met zijn koude, grijze oogen van onder zijn donkere wenk brauwen recht in het gelaat. Sheila kreeg een kleur, er kwam iets aarzelends in haar houding en haar diepe verontwaardiging maakte den indruk alsof zij zich schuldig gevoelde, terwijl zij beefde van ergernis toen zij den jongen man hoorde zeggen: In uw plaats, juffrouw Curtis, zou ik het maar ronduit bekennen. Zii keek hem met vuur schietende oogen aan. Wat bedoelt u daarmede? Is het u ernst, dat ik iets zou afweten omtrent wat er met die parels is gebeurd? Het lijkt, er wel op. antwoordde hij koeltjes. Maar zijn toorn was niet minder dan de hare. Hij was woedend, was haast nog nooit in zijn leven zoo boos geweest. Mogelijk dacht hij, dat hij enkel zoo ver toornd was wegens de brutale onbe schaamdheid van die dievegge. Vermoe delijk was hij zich echter niet bewust, dat hij in de eerste plaats daarom zoo ver toornd op haar was. omdat hij zooveel be lang in haar had gesteld. Hij was eigenlijk nog boozer op zich zeiven omdat hij ge durende al de maanden, dat zij op het kantoor was, zich dermate om den tuin had laten leiden. Want hij had er een eed op durven doen dat dit meisje, dat hem met den dag meer belangstelling had ingeboezemd sinds hij haar had leeren kennen zoo eerlijk was als goud. een echte dame. oprecht, fat soenlijk, tot het merg harer beenderen. Eerlijk. Hij herhaalde het telkens ln zijn binnenste. Darol Farquhar, die een bittere school had doorloopen, had zich gevleid, dat hij daardoor schijn en werkelijkheid had leeren onderschelden, niet alleen wat edelgesteenten betreft, maar ook op het stuk van menschen. Welk een vergissing! Hoe deerlijk was hij bedrogen en dat nog wel ten opzichte van dat meisje, het eeni ge meisje waarop hij had gemeend huizen te kunnen bouwen. Hij had aan juffrouw Curtis de hulde gebracht, welke de meeste heeren aan een mooi meisje brengen: hij had zich tot haar aangetrokken gevoeld. Maar hij had haar nog grooter hulde ge bracht. door haar te beschouwen als een dame, die zijns gelijke was, wat betreft de opvatting van deugd en fatsoen. En al wat hij van het meisje had gezien had die op vatting schijnbaar bevestigd. En nunu was het uit, en hij ge voelde zich diep teleurgesteld en met vijandige blikken keken zij elkander aan. terwijl zijn hoofd slechts vervuld was met het ééne woord: een dievegge! Norsch zeide hij: De schijn is tegen u. Juffrouw Curtis. Tegen mij? Uit haar stem sprak de grenzelooze verontwaardiging van de fat soenlijke vrouw, die In het diepst van haar ziel wordt beleedigd. U gelooft dus. dat ik de parels zou hebben gestolen? Hoe brutaal, dacht hij wrevelig. En ongeduldig antwoordde hij: Daar Harris het niet gedaan kan heb ben en buiten u niemand anders op het kantoor is geweest wie zou het dan anders kunnen zijn? Inbrekers! barstte Shella los, terwijl haar een zucht van verademing ontsnap te. Natuurlijk inbrekers! Ik heb daar zoo gauw niet aan gedacht. Het zijn vast in brekers geweest. Farquhar glimlachte, terwijl zijn ge laat er niet vriendelijker door werd en met buitengewone kalmte zeide hij; Laten we dat dan eens nader bekij ken. Om te beginnen met de brandkast. Zij gingen er heen. Hij liet zijn gebruin de hand glijden over het zwarte, gladde oppervlak er van. Geen spoor op te vinden, juffrouw Curtis. Ik heb daarnaar ook dadelijk ge keken. maar er is geen krasje, geen spoor van een centerboor op te bekennen. In brekers forceeren geen sloten als dit, zij snijden een brandkast open als een busje sardijnen. Deze kast is volkomen onbe schadigd. Bovendien.... Hij haalde de schouders op, maar ver- voelgde toen: Bovendien heb ik elk raam en elk deurslot onderzocht. Niets was geforceerd, niets was verschoven. Bekijk nu eens die ramen. Dat raam met de ijzeren staven er voorHij schoof het raam open. dat hij twee dagen te voren had opengegooid, zoodat hij op het kozijn de glazen gevan genis van den vlinder had kunnen verbrij zelen. Tot zoover zijn er dwarsstaven voor aangebracht. Zij zijn niet aangeraakt Niemand zou er. ook al was dat mogelijk, zich tusschen door hebben gewrongen zon der dat de politie-agent op den hoek het bemerkt zou hebben. Wat de andere ramen betreft Hij ging naar het raam, dat uitzicht gaf over de binnenplaats naar de overzijde van het gebouw. Maar de ruit was zoo ondoorzichtig, dat men niet had kunnen zeggen of het matglas dan wel gewoon glas was. De werkvrouw, die het kantoor der firma Mackenzie en Moss schoon hield, was een half blinde, oude ziel, die niet meer deugde voor haar werk, maar erbar melijk goedkoop was. Zij had het spinrag op de ruiten stil laten zitten. Wil u zelve dit raam eens openen, juffrouw Curtis? Sheila voldeed aan dit verzoek, maar deed onmiddellijk een stap achteruit, van verbazing haar adem inhoudend. Plotseling waren alle electrische lichten ontstoken en bovendien nog een extra dozijn, waar van zij de aanwezigheid zelfs niet vermoed had. Tegelijkertijd begon een bel ergens boven aan de zoldering zoo hevig te schel len, dat hooren en zien verging. Voor een inbreker niet veel kans op succes, zou ik meenen, merkte Farquhar droogjes op, terwijl hij op een knop in den muur drukte en een eind aan het ru moer maakte. U wist dus niet, dat dit kantoor afdoende tegen inbrekers be schermd is? Nog voor zij had kunnen antwoorden, strompelde de looper Harris, vanwege de haast die hij had moeten maken nog meer snuffelend dan gewoonlijk, het kantoor binnen. —Hier Is het ontvangbewijs, kapitein! Het is alles puik in orde, geloof ik. Kijk maar. Inderdaad was zulks het geval. Duidelijk prijkte er haar handteekening op: Ja, 't is ln orde Ik wilde het papier alleen maar zien. Ik heb je verder niet noodig. Harris, zei Darol Farquhar. goeden dag. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9