Humor uit het Buitenland.
Dc edele bokskunst» (Ie Rire).
jm
s —ÉS*;/irrS'
„Heeft-ie geen cent En Ik dacht dat Jé zei dat WJ
zoo rijk was
„Nee, lk zei dat HIJ meer geld dan verstand had"
(Sudney Bulletin),,
De kleine Jones (radio-manialc)Verder
dorf Ik met met je mee te gaan. want m'n
gcrittengte is te kort.
f ,.lk dacht dat Je boekhouder gisteren met vacantie
was gegaan
„Ja. maar hij brengt haar hier door. Komt 's ochtends
zoo laat als hij wil blijft net zoo lang uit om koffie te
drinken als hij zin heeft, en amuseert zich beter dan
ergens anders." (Passing Bhow).
Beginneling.
Kampioen
van Frankrijk.
De eerste proef.
'n Kamploentje.
Kampioen
van Eorop*.
Ik ben hier toch wel terecht bij mijnheer
Potius, gediplomeerd scheikundige, eereprijs van
(Parijs in 1903. eeremedaille van Brussel 1904
i Jurylid te Berlijn in 1905?
Zeker, mijnheer, zeker.
Welnu, dan geef mij voor twee stuivers
.gedistilleerd water. Petit Parisien).
Wat er gebeurde toen een onvoorzichtige
in zijn keuken ging boren naar petroleum.
(Life).
Je houdt van rust. zeg je, en je gooit
je maat zoo maar dadelijk 'n steen naar z'n
hoofd?
Jawel, dominee, en ik had rust toen
ik 'm geraakt had I (Damoeirt).
Kinderjuffrouw„Wat spoken Jullie ln
daar op den grond uit?"
Pietje„We spelen ziekenhuisje"
Kinderjuffrouw„Rn wat doet Marietje daar boven,
dan
Pietje„O, die is naar een berg-sanatorium gegaan."
(Passing Show
bankkringen schijnt de wankele positie
van een der grootste Duitsche bankinstel
lingen een „secret de pollchlnelle" te zijn
geweest.
Tegen de-Darmstadter und National-
bank. in het kort „Danatbank" genaamd,
kwam dan ook wel voornamelijk het heer-
schende wantrouwen tot uiting, en gewel
dige bedragen aan buitenlandsche credie-
ten werden bi-.nen enkele dagen tijds op
gevraagd. Het binncnlandsche publiek,
kopschuw geworden zoowel door deze
houding van het buitenland, werd even
eens door een panische schrik bevangen,
en trok ook een groot deel van zijn depo
sito's terug. Nog scheen de Dank het te
zullen houden; binnen twee dagen werd
een bedrag van 650 millioen Mark aan
angstig geworden crediteuren terugbe
taald, en ondershands trachtte de Rijks
bank het buitenland te doordringen van
de noodzakelijkheid van nieuwe crediet-
verleening. waardoor een financlëele
ramp op het laatste oogenblik wellicht
nog had kunnen worden vermeden.
In sommige kringen heeft men zich at-
gevraagd, waarom de Rijksbank niet ge
tracht heeft, om door verruiming van
haa' credietverstrekking aan de Danat
bank zelf te voorzien in het nijpende ge
brek aan contante middelen, waardoor
toch oogenschijnlijk hetzelfde bereikt had
kunnen worden als door een eventueele
credletverleening door het buitenland.
O.i zeer terecht heeft de Duitsche Rijks
bank Juist een hieraan tegenovergestelde
politiek gevolgd. Zij is er voor het uitbre
ken der crisis juist op uit geweest, om ln
overeenstemming met de sterke vermin
dering van haar voorraden aan goud en
buitenlandsche wissels, die tot dekking
van de in omloop zijnde bankbiljetten
dienen haar biljettencirculatie zooveel
mogelijk in te krimpen, een politiek, die
haar weerslag heeft gevonden in een be
perking der credletverleening aan het
Duitsche bedrijfsleven en de banken.
Een sterke uitbreiding van de credlet
verleening door de Duitsche Rijksbank
onder de tegenwoordige omstandigheden
zou de inwisselbaarheid van de bankbiljet
ten in gevaar hebben gebracht, of met
andere woorden, een nieuwe „inflatie" in
het leven hebben geroepen, het schrik
beeld, dat uit een niet te ver verleden op
nieuw dreigde te komen opduiken. De
Rijksbank, die om de zaak zoo eenvoudig
mogelijk te stellen, de keus had tusschen
de waardevastheid van de Mark en het
handhaven van de liquiditeit der Danat
bank (dit laatste echter slechts met
directe groote gevaren voor de geheele
Duitsche volkshuishouding en het geld
wezen), heeft het eerste gekozen. Bij een
beoordeeling van den toestand, zooals deze
thans in Dultschland is ontstaan, verdient
de onwrikbare houding der bevoegde in
stanties, waar het om de verdediging van
de waarde van de valuta gaat, dan ook
stellig ln de eerste plaats ln het licht te
worden gesteld.
Of deze verdediging op'den duur succes
zal hebben, is een tweede vraag, welker
beantwoording geheel en al afhankelijk is
van het verdere verloop van de crisis op
financiëel gebied, maar ook van de poli
tieke ontwikkeling. Het is een veeg tee-
ken, dat de politieke partijen, ln plaats
van de handen eendrachtig aaneen te
sluiten, om het vaderland in een ure van
nood te hulp te snellen, elk voor zich
trachten uit den tegenwoordigen noodtoe
stand politieke munt te slaan. Een derge
lijke houding kan het buitenland er slechts
van weerhouden, de zoo zeer noodzakelijke
hulp aan Dultschland te verstrekken.
Het is wel duidelijk, dat het Duitsche
Rijk zonder deze buitenlandsche hulp niet
uit de impasse zal kunnen geraken. En
van de noodzakelijkheid van dit laatste ln
het belang van de geheele wereldsituatie
is thans wei een ieder, die maar eenig
oog voor economische verhoudingen heeft,
doordrongen. Mocht Dultschland op den
weg naar de algeheele flnanciëele ont
wrichting niet te rechter tijd worden
tegengehouden, dan zou de geheele wereld
huishouding hierdoor in zoo ernstige mate
worden aangetast, dat de gevolgen hiervan
thans nog niet kunnen worden overzien.
Indien de tegenwoordige crisis tot gevolg
heeft, dat hieruit een internationale, doel
bewuste samenwerking om den toestand
meester te worden, geboren wordt, dan zou
deze, hoe duur ook gekocht, tenslotte den
grondslag kunnen leggen voor een verbe
tering, die aan elk land op zich zelf ten
goede moet komen.
Juist op het oogenblik, dat wij dit schrij
ven komt het bericht binnen, dat de Duit
sche Ministers zich op uitnoodiging van
Frankrijk naar Parijs zullen begeven.
Het is teekenend voor de huidige opvat
tingen, hoe sterk de beurs onmiddellijk
heeft gereageerd op het herstel van het
politieke contract tusschen Frankrijk en
Duitschland, met als perspectief de kans,
dat Frankrijk een deel van zijn groote
geldreserves ter beschikking van het be
narde Duitschland zal willen stellen, het
geen weder een internationale hulpactie
ln het vooruitzicht zou stellen. Hierdoor
is een lichtpunt in de situatie ontstaan,
waardoor de algeheele toestand een heel
wat minder troosteloos aanzien heeft ver
kregen.
Intusschen heeft de Duitsche regeering,
in overleg met de meest vooraanstaande
deskundigen op bank- en politiek gebied,
een reeks van maatregelen genomen, die
de bedoeling hadden, de uitwerking van
de bank- en credietcrisis zooveel mogelijk
te verzachten. Hierin is zij ten deele ge
slaagd. De sluiting van de banken gedu
rende twee dagen, van de beurzen ge
durende de geheele week, kan intusschen
natuurlijk slechts tijdelijk een dam opwer
pen tegen den stroom van geldopvragingen
en verkoopen van Marken en fondsen.
Langer dan twee dagen konden de ban
ken niet gesloten blijven, wilde men het
niet tot een ontwrichting van het geheele
betalingsverkeer laten komen. Wanneer de
banken echter weder opengingen, en ze
meer of minder groote bedragen uit te be
talen zouden krijgen, moest de Rijksbank
de hiervoor benoodigdc betalingsmiddelen
echter wel in het verkeer gaan brengen,
en de banken in staat stellen, door het
herdlsconteeren van wissels de te kort
schietende bedragen bij haar op te nemen.
Met als gevolg toch een sterke vermeer
dering van den biljettenomloop enhet
spook der inflatie.
Men heeft een middenweg gekozen. Be
paald is, dat de banken wel zullen worden
heropend, doch dat zij deze week nog
slechts geld zullen uitbetalen aan diegenen
die bewijzen kunnen dat zij dit voor loonen,
salarissen, pensioenen, belastingen, uit-
keering aan werkloozen e.d. beslist noodig
hebben. Tegelijkertijd heeft de Rijksbank
besloten om haar wisseldisconto van 7 tot
10 haar beleeningsrente in één slag van
8 tot 15 'It te verhoogen.
Of deze verhooging van rentetarieven
voldoende zal zijn, om bij vrij wissel- en
chèqueverkeer de banken er van te doen
afzien, in sterke mate een beroep op de
circulatiebank te doen, moet worden af
gewacht. De bekende Duitsche econoom
dr. Albert Hahn is van meening dat slechts
een disconto van 20, of zelfs van 30
met gelijktijdige opheffing van alle thans
geldende beperking, heropening van beur
zen en deviezenverkeer, een zuivering van
den toestand zou kunnen brengen. Of het
in de volgende week hiertoe Inderdaad zal
komen, moet worden afgewacht.
De krasse maatregelen, die de Rijksbank
tot dusverre reeds heeft genomen, hebben
niet kunnen voorkomen, dat er eer ongun
stige wijziging is gekomen in de verhou
ding van den bankbiljettenomloop en de
deviezen- en goudreserve. Sinds de valuta
stabilisatie bedroeg het wettelijke dek
kingspercentage 40°/o. In werkelijkheid
was de dekking, tot kort voor 't. uitbreken
van de tegenwoordige credietcrisis, tien
tallen percenten meer. Als gevolg van het
wegtrekken van bultenlandsch tegoed en
de daardoor veroorzaakte vermindering
van den goud- en deviezenvoorraad der
Rijksbank is het dekkingspercentage ech
ter voor het eerst sinds de stabilisatie tot
circa 8 °/o beneden de grens van 40"It
teruggegaan, en in overeenstemming met
de desbetreffende wettelijke bepalingen,
die zeggen, dat onder buitengewone om
standigheden de voorgeschreven mini
mumdekking mag worden verlaagd, is
thans tot deze verlaging overgegaan.
Wanneer er op dezen weg zou worden
voortgegaan, zou dit ongetwijfeld het be
gin van een nieuwe inflatie-periode kun
nen beteekenen. Wij wezer er intusschen
reeds hierboven op, hoezeer de Duitsche
autoriteiten er opuit zijn alles te doen,
om te voorkomen, dat het land opnieuw
aan zulk een déb&cle zou worden blootge
steld en men mag dan ook stellig aan
nemen, dat het geenszins in de bedoeling
ligt, om nu maar, zonder inachtneming
van grenzen, bankbiljetten te gaan druk
ken. Het tegenwoordige dekkingspercen
tage is nog geenszins verontrustend (Wij
herinneren er in dit verband aan, dat
tijdens den oorlog het wettelijke dekkings
percentage hier te lande tot 20 was ver
laagd). Met de grootere kans op buiten
landsche steunverleening zal ook de rust
en het vertrouwen geleidelijk terugkeeren.
Met dat al moet er intusschen rekening
mede worden gehouden, dat zelfs wanneer
spoedig aan de huidige crisis paal en perk
mocht kunnen worden gesteld, de nawer
king ervan zich niet alleen in Duitsch
land, maar ook elders, nog langen tijd zal
doen gevoelen.
Natuurlijk hebben Duitsche fondsen in
sterke mate van den invloed der „vlucht
voor de Mark" te lijden gehad. Op de
Amsterdamsche beurs had het beursbe-
stuur maatregelen genomen, om te voor
komen, dat degenen, die hun fondsen ten
verkoop aanboden, zouden worden „afge
slacht", zooals de beursterm luidt. Slechts
wanneer er werkelijk iets van belang in de
desbetreffende fondsen omging, werd het
toegestaan, een noteering op te maken.
Dit heeft niet kunnen verhinderen, dat de
5 '/s "o Youngleening, die na het bekend
worden van het Hooverplan tot c.a. 70
was hersteld, tot beneden de 46 "/o daalde,
terwijl voor de Dawesleening ln het mid
den der week een noteering van slechts
82 /o tot stand kwam. In Marken luidende
pandbrieven en andere waarden zijn in het
geheel niet te verkoopen, in verband met
het volkomen stilstaan van den handel in
Marken. Op het bericht over de a.s. bespre
kingen te Parijs trad een krachtig herstel
in. De Dawesleening verbeterde tot 86
de Youngleening tot 55 "/o
Sterk de aandacht trekt ook de flauwe
houding van Engelsche staatsfondsen, op
haar beurt een weerspiegeling van de
depreciatie van het Ponrl Sterling. Waar
aan de zwakke stemming van de Engel
sche valuta is toe te schrijven, Is niet zeer
duidelijk. Sommigen zien hierin een van
Frankrijk uitgaande beweging, waarachter
de bedoeling zou zitten, om Engeland door
middel van den op het Pond uitgeoefen-
den druk te dwingen tot aanvaarding van
het Fransche standpunt ten aanzien van
de Duitsche verhoudingen. Meer waar
schijnlijk lijkt het, dat het hierbij gaat
om de uitwerking van de technische posi
tie van het Pond; het uit Dultschland
teruggetrokken tegoed zou via Londen in
Ponden en Dollars worden omgezet. Zeker
is het, dat ook en vooral de Londensche
City, die voor groote bedragen credieten in
Duitschland heeft uitstaan, in sterke mate
door de jongste gebeurtenissen in Dultsch
land getroffen is. Naar verluidt zouden
enkele particuliere banken en acceptfir
ma's te Londen, dringend steun van noode
hebben.
0 0
0
Het spreekt van zelf, dat ln verband met
de nauwe relaties, die tusschen ons land
j en Duitschland bestaan, ook de Neder-
landsche banken in het algemeen niet van
verliezen gevrijwaard zijn gebleven, of dat
j zij in elk geval vorderingen hebben ult-
j staan, die voor het oogenblik niet inbaar
i zijn. Gezien de krachtige positie van het
i Nederlandsche bankwezen dank zij de
j voorzichtige flnanciëele politiek en het
streven naar een zoo groot mogelijke llqui-
diteit mag men de verdere ontwikkeling
der gebeurtenissen, op het gebied van het
bankwezen hier te lande echter met ge-
rustheid tegemoet zien. Wij meenen, dit
J even te moeten releveeren, met het oog op
het feit,dat een onverantwoordelijk bericht
in een der Duitsche bladen, betrekking
hebbende op een onzer grootste en krach
tigste bankinstellingen, ook zijn weg naar
ons land heeft gevonden waar het en
dit is wel een sterk bewijs van de alom
heerschende nervositeit een zekere mate
van ongerustheid heeft verwekt, die ge
lukkig slechts van voorbij gaanden aard ls
gebleken.
De onzekerheid over den toestand in
Duitschland heeft haar stempel ook op de
locale afdeelingen der Amsterdamsche
fohdsenmarkt gedrukt. Toch zijn de koers
verliezen nog binnen beperkte grenzen ge
bleven en later kon zelfs een krachtig her
stel intreden. Dit gold vooral voor suiker-
aandeelen, op het bericht betreffende een
nieuwe afdoening uit oogst 1930 en 1931
door de V. I. S. P. tegen onveranderden
prijs. Hieronder volgen nog enkele koersen.
Aku 72 3/4, 61 1/2, 53, 62 1/2.
Philios 112, 98, 107.
Unilèver 174 1/2, 153, 163,
Kon Petroleum 220, 196, 211 1/2.
Amsterdam Rubber 86 1/4, 78, 82.
H.V.A. 334. 3*07, 326.
Jav. Cult. Mij. 254, 243, 248.
Deli Batavia Mij. 217 3/4, 200, 203.
Deli Mij. 245, 240 1/2, 232, 235.
ken en mij uw eind-besluit te doen weten,
zoodra zulks door u genomen is."
„Houd je mond man, en spreek alléén
als ik er om vraag!" barstte Burton uit.
„Leg me uit, hoe je er toe kwam juist hier
in te breken."
„Och, dat is een treurige geschiedenis!"
zuchtte de jongeman. „Maar ze is te lang.
dan dat ik haar nu kan vertellen. Daarbij
staat ze niet in het geringste verband met
uw persoon."
„Je hebt heelemaal geen inbrekers facie,
je ziet er uit alsof je student in Oxford
bent geweest."
Hierop volgde geen antwoord.
„Heb je dan niet het minste respect voor
andermans eigendom?" vroeg Burton, zich
meer en meer opwindend. „Zie je het niet
in hoe wederrechtelijk je daad is? Deze
juweelen zijn van mij. Jij hebt er geen
recht op. Weet je wat je bent? Een
bedreiging van de maatschappelijke orde,
Jongeman!"
ik neem alléén maar van hen, die in
overvloed leven," gaf de ander zacht terug.
„Maakt dat Je vergrijp minder erg?"
donderde Burton opnieuw. „Omdat iemand
het verlies van een z-'-ere waarden niet
direct aan den lijve va-lt. geeft den eersten
den besten toch niet het rechi,. er zich
van te verzekeren?"
Eenigszins bedremmeld gaf Williams toe,
zeggend:
„Ik moet bekennen, de zaak vanuit dit
gezichtspunt nog niet bekeken te hebben?"
Burton zweeg en staarde den bezoeker
aan. Dan scheen hij een plotseling besluit
te nemen.
„Luister." zeide hij; ik wil je laten
loopen onder één corditie, maar ook maar
onder die ééne: zweer mij, vanaf heden
drie volle maanden de wetten op geenerlei
wijze tekort te doen. Wil je dat mij
zweren?"
„Drie maanden lang?"
„Ja"
„Waarom?"
„Omdat," zei Burton nadenkend, „om
dat ik hoop, dat je na verloop van dien
tijd. door het fatsoenlijke leven, dat je
hebt moeten leiden, overtuigd werd, dat
men met eerlijkheid het verste komt. Kijk
b.v, nu eens naar mijjarenlang was ik
een klein klerkje op een bureau: ik
werkte zeer ijverig en ik was angstig
precies met alle geldzaken. Ik won het
vertrouwen van mijn chefs, werd metter
tijd directeur en ten slotte president van
de onderneming."
„Lieve hemel!"
„Wat wil je zeggen?"
„Och, neem mij niet kwalijk," stotterde
Williams; „ik.... ik wou maar zeggen, ik
had het niet voor mogelijk durven houden,
dat men van een klein schrijvertje zich
zóó zou kunnen opwerken! Maar het is
stellig wel langzaam gegaan?,"
„Ja, langzaam, maar en dat ls de
hoofdzaak, langzaam maar zeker. Niets
kon mijn omhoog-stijgen belemmeren,
maar niettemin kan ik mij wel de ver
leiding indenken, die ligt in het snel-rijk-
willen-worden op ondeugdelijken basis.
Maar, geloof me, dat is een door en door
gemeene manier."
Weder ontstond er een pauze.
Toen zei Williams plotseling: „Ik wil den
eed doen, dien u vordertU bent een
goed mensch, meneer Burton."
„Ach, wat, onzin!" Burton blies zich van
zelfgenoegzaamheid bijna op: „lk verheug
me jongeman, verheug me van ganscher
harte, dat je verstandig wilt zijn en mijn
raad aannemen. En nu dan, goeie nacht
en het beste!"
Hij reikte den ander de hand. Williams
sprong overeind en greep die, terwijl
Burton hem bemoedigend toelachte. Hij
gevoelde zich als een priester, wien de
bekeering van een ongeloovige gelukt is.
Hij begeleidde zijn jongeman tot aan de
hulsdeur en liet hem uit, waarop hij naar
zijn werkkamer terugkeerde, en op de
brandkast toetrad, die hij achter de
juweelen dicht liet vallen Toen barstte hij
in een bijna hysterisch lachen uit, dat
hem wel minutenlang heen en weer deed
schudden, om eindelijk, welgemoed in zijn
bed te kruipen en lachend in te slapen
Ook de meneer Williams buiten op straat,
werd door een lach-stulp overvallen.
„Hemel, hemelhijgde hij tusschen
de aanvallen door. „Wat een levendige
fantasie bezit die oude snoeper! Bijna zou
ik me verraden hebben, toen hij met zijn
klerk-directeur-president-verhaal kwam
aanzetten! Hemel nog 'n toe, oef, oef. is
me dat een grap!"
Met groote schreden haastte hij zich in
de richting van 't naastbij gelegen politie
bureau, waar hij binnenstapte.
De dienstdoende beambte stond onmid
dellijk op, salueerde.
„Goeienavond, sergeant. Waar is
inspecteur Higgins?"
„Hiernaast, inspecteur."
Detectieve-inspecteur Johnson, alias
Williams, trad het aangrenzende vertrek
binnen en wenkte zijn collega, die bij het
vuur zat te dommelen.
„Alles, zonder uitzondering, bevindt zich
ln zijn safe," berichtte hij.
„Hebt u het zelf gezien dus?"
„Ja, ja zelf ba eigen persoon. De heele
heerlijke Trevor-schat."
„En niets, heelmaal niets is u daarbij
overkomen?"
Johnson lachte.
„Een heele massa is mij overkomen!
Burton zelf heeft mij overvallen, heeft mij
een allerliefste, kleine comedie voorge
speeld, voor mij alleen gecomponeerd. Uit
leveren kon hij me niet, omdat lk dan
verraden kon wat zich in de safe bevindt.
Daarom hield hl) liever een voordracht
over het thema: „eerlijk duurt het langst",
en liet mij ten laatste vrij nadat ik hem
zweren moest, 3 maanden lang fatsoenlijk
te leven."
De beide inspecteurs brulden van het
lachen: waarop Higgins zijn armen uit
strekkend, met een geeuw zeide: „Ik ben
blij, dat je er weer bent. Nu kan ik gerust
gaan slapen. Ik was n.l. niet vrij van angst
omdat alles zoo lang duurde. Nu kunnen
wij op grond van het bevel tot huiszoeking-
hem aanpakken en grijpen. Het doet me
leed, collega, dat je een zoo opwindend uur
hebt moeten doorstaan, maar zonder deze
groote zekerheid, hadden we onmogelijk
tegen een zoo hooggeschatten en invloed
rijken medeburger kunnen optreden. Het
zal een heele sensatie geven, als het
bekend wordt, dat meneer Burton van
Burtonhof een heeler is."
„Dat zou ik denken!" riep Johnson uit.
„Om van Burton's eigene emotie maar
niet eens te spreken!"
En steeds nog ln zichzelf lachend, trok
Johnson naar huls en lachte nog toen hij
al lang te bed lag en misschien wel
ingeslapen was ook.
2—3