ar ros
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 11 Juli 1931
Derde Blad
No. 21874
Buitenl. Weekoverzicht
I Dit laatste sla men niet te licht aan.
"Beskundigen kunnen door hun regeeringen
I worden gedesavoueerd, en daarom wordt
1 U&sproken van een nieuwe conferentie van
Sinisters te Parijs, nadat de Londensche
fifeskundigen-conferentie de regeling in
details zal hebben tot stand gebracht. In-
tusschen bestaat over die Parijsche con
ferentie nog geen zekerheid. Misschien
zal ze ook overbodig zijn, n.l. wanneer
Snden eens een bijzonder gunstig resul
taat zou afwerpen. Geheel gerust is men
arop wel niet, doch aan den anderen
nt moet toch daartegenover worden op-
erkt, dat het zonderling zou zijn, als
men, nu de groote lijn is uitgestippeld en
iv'aard, zou struikelen over enkele bij-
itlgheden.
NIEUWS UIT BELGIE.
^NTet te bitter-niet te zoet
HET ONWEER.
FEUILLETON.
De Blauwe Diamanten
an Mijnheer Merchison
nieuwe geluiden.
Iwnpwel de overeenstemming nog iets
ISer op zich deed wachten dan gedacht
P riin Amerika en Frankrijk het toch
„eworden over het voorstel Hoover,
'thans aanvaard is. Althans in prin-
JPe want tusschen de regeeringen die bij
-Xt Voungplan zijn betrokken, moet nog
K en ander worden geregeld. Amerika,
4" t rechtstreeks bij het Youngplar.
Sbuur heeft zag door alles wat daarmede
I band hield! tl lichten uit het Fransch-
Kenkaansch accoord - behalve dat is
Ktgelegd dat het moratorium
KhTand volledig zal zijn
^rakend en ïeeft daarvan gebruik ge-
voor
de ge-
impasse te
STóïitr Feitelijk is dus de moratonum-
vfcestié opnieuw uitgesteld tot op een con-
Ipnüe van deskundigen der staten, die
Kt Vnuneplan teekenden, en die te Lon-
.n zal worden gehouden, alle details in-
de leveranties in natura. Inzake hei
tKaarborgfonds etc. zullen zijn vastgelegd
1 «i tot de diverse regeeringen het resultaat
'ran Londen zullen hebben bekrachtigd.
„niddels, al is het moratorium nog niet
ïcleel in kannen en kruiken, treedt het
jX werking op 15 dezer. De nieuwe Duit-
jie betalingen, die dan zouden moeten
jlgen, zullen achterwege blijven. Was het
iders, de crisis in Duitchland zou ver-
oedelijk niet meer te keeren zijn. Het
ltstel van 1—15 Juli heeft er toch al toe
Beegewerkt, dat nieuwe schade in
iltschland is geleden van grooten om-
-ug.
Hoeveel Duitschland sinds den vrede al
heeft opgebracht berekent Gerville Réache
Aldus in de „Information":
3uit het oogpunt van de comptabiliteit
Krollen die betalingen in vier perioden.
De eerste strekt zich uit van den wapen-
jhlstand tot 31 Augustus 1924, d. i. de in-
■erkingtreding van het Dawesplan. Over
dit tijdvak is het bedrag van de stortingen
Emstgesteld op 10,425,717,401,59 goudmark.
De tweede periode omvat de toepassing
van het Dawesplan en vertegenwoordigt
een totaal groot 7,993,716,447,15 goudmark.
De derde loopt van 1 September 1929 tot
17 Mei 1930, op welken datum de Bank
r de Internationale Betalingen haar
mptabillteit opende en het overschot van
ie sommen uit handen van Parker Gilbert
■emarn. In dezen overgangstijd steeg het
ledrag tot een milliard 136,615,218 goud
ark. De vierde periode eindelijk betreft
e incasso's van de Internationale Bank
loopt van 17 Mei 1930 tot 1 Juli 1931.
De ontvangsten bedroegen in deze maan
den ongeveer een milliard 937.900.000
^Bjksmark. In het geheel maakt dit zoo-
)|at 21 milliard 949.200.000 goudmark.
I Dat het moratorium voor één jaar het
koote heilmiddel niet kan zijn, dat be-
kijpt men intusschen overal en dienten-
kvolge wordt de conclusie getrokken, dat
het nu aanbrekend jaar een nieuwe
^Bgellng zal moeten worden gesteld ter
^Krvanging van het Youngplan, dat
;,Brankrijk met kunst en vliegwerk in
- ,|chijn nog ongerept heeft weten te be
houden Gemakkelijk zal dit niet gaan,
Want uit alles blijkt, dat Frankrijk het in
de eerste plaats niet te doen is om een
economische regeling doch om een poli
tieke. Frankrijk laat het denkbeeld niet
om met behulp van z.g. economische
enadering politieke winst te behalen,
dat is de factor, die momenteel alle
esties zoozeer vertroebelt,
aar tegen de stroom der algemeene pu-
lieke opinie op te roeien, zal ook Frank-
ik niet kunnen, 't Is wel zeer duidelijk
gebleken bij het voorstel van Hoover, dat
let begin kan zijn van een periode van
meer voorspoed en betere tijden, zoo men
den weg weet te vinden, die er op vol
gen moet. Hoe machtig de Fransche po-
Jitie ook moge zijn in Europa, geisoleerd
Is het niettemin verloren. Laat die we-
■enschap tot troost strekken.
Denkelijk zal Hoover, nu hij eenmaal
heeft erkend, dat ook Amerika's welvaart
afhankelijk is van den gang van zaken
in ons oude werelddeel, wel niet aflaten
en zal hij trachten ook verder den weg te
toonen, die Europa weer gezond kan ma
ken. Daaraan schrijven wij ook toe zijn
nog vage uitlatingen over de a.s. ontwa
peningsconferentie, waarvoor velen in
Frankrijk reeds zitten te beven, wetend,
dat Hoover's pressie en beroep op de pu
blieke meening niet genegeerd kunnen
worden.
Veel, zoo niet alles, zal afhangen van
de nationale ontwikkelingsgang. In
Duitschland doemt licht aan de kim, nu
de industrie blijkbaar heeft ingezien, dat
thans de regeering Brüning een eerlijke
kans moet worden gegeven. Een slechten
indruk maakt daartegenover de aankon
diging der rechtsche oppositie van het
felste verzet. Of voelt men daar, dat de
tijd voor hen begint te keeren?
En wat geschiedt in Rusland? Stalin
heeft daar plotseling ideeën ontwikkeld,
die in flagranten strijd zijn met de tot
dusver gevoerde richtlijnen. Erkenning,
dat geschoolde krachten meer moeten
verdienen dan ongeschoolde, dat van het
intellect gebruik gemaakt moet worden
(nadat dit bijkans uitgeroeid is!) dat er
algemeene leiding moet zijn, desnoods
van één persoon, het zijn geen kleinig
heden. Het schijnt in Rusland dan wel
heel vast te zijn geloopen met het be
ruchte 5-jaren-plan
Doch wellicht opent deze nieuwe wij
ziging der Russische inwendige politiek
de mogelijkheid om ook tegenover het
buitenland voortaan anders op te treden.
Of is die al ingeluid door het opgeven van
den fabel van de voorbereiding van een
algemeen offensief tegen de sovjets?
Van een onzer medewerkers.
Naar aanleiding van het Amerikaansche
voorstel. De Belgische financieele toe
stand. Miliioenentekort voor 1930 en
1931. Slecht financieel beleid in de
laatste jaren. Roekelooze uitgaven niet
in verhouding met de inkomsten.
Brussel, 1 Juli 1931.
Nu de internationale aandacht zich met
Belgie bezig houdt, naar aanleiding van
de houding, welke dit land aanneemt ten
opzichte van het voorstel-Hoover, loont het
de moeite te onderzoeken hoe België er
financieel aan toe is. Dit is van belang.
Want indien België niet dadelijk het voor
stel v. den Amerikaanschen President met
beide handen heeft aangenomen, dan ia
het omdat er heel wat op het spel staat,
dat in het buitenland niet dadelijk wordt
begrepen.
Terwijl Hoover zijn voorstel aan de we
reld bekend maakte begon de Belgische
Kamer met de behandeling van de nieuwe
belastingen. Wat Hoover voorstelt komt
practisch gezien, van Belgisch standpunt
neer op afstand van 580 millioen frank.
De Duitsche annuiteit aan België bedraagt
851.80 frank, terwijl de Belgische betaling
aan Amerika slechts 271.80 xfr. bedraagt.
Het verschil 580 millioen wordt elk jaar
op de Belgische begrooting geschreven.
Valt dit bedrag weg, dan moet de Beigi-
sche belastingbetaler een nog grootere
aderlating ondergaan dan deze welke reeds
noodzakelijk wordt gemaakt door het mil
iioenentekort, dat men van 1930 af heeft
geboekt. Dit laatste te kort bedroeg 1200
millioen. Voor 1931 zal het nog belangrij
ker zijn. Sommigen spreken van 2 milliard
anderen van 2'/i milliard. Dit beteekent
dat voor een gezond beheer de regeering
de middelen vinden moet om he* tekort
van 1930 te betalen, om te voorzien in dal.
van het loopende begootingsjaar en bo
vendien om een evenwichtige begrooting
voor 1932 in te dienen. Wanneer men voor
een dergelijke taak staat, dan begrijpt
men, dat een voorstel als dat van Hoover
als een donderslag komt, al ziet men in
België ook zeer goed in, welke internatio
nale beteekenis het heeft, zoowel voor de
economische opleving als voor de zaak van
de ontwapening. Ten bewijze het antwoord,
dat de Belgische regeering aan Washing
ton heeft gestuurd.
Het is een feit, dat de belastingbeta
ler. tevens kiezer, zich weinig bekommert
om de wijze, waarop het door hem afge
stane geld wordt besteed. Moest dit wel
het geval zijn, dan zou er een algemeene
beweging van protest ontstaan zijn sedert
maanden, tegen het financieel beheer,
hetwelk sedert verscheidene jaren duurt
en waartegen nu zelfs volksvertegenwoor
digers uit de meerderheid opkomen, nu
het te laat is en zij natuurlijk de handen
in onschuld willen wasschen. Want wan
beheer is het, wanneer de tering niet naar
de nering wordt gezet en wanneer de uit
gaven maar steeds worden verhoogd, ter
wijl de inkomsten verminderen. Toen in
1926 de „groote penitencie" aanving om
den frank te redden, werden nieuwe be
lastingen ingevoerd, welke slecht vier
jaar mochten worden geheven en waarvan
werd verwacht, dat zij per jaar 1 milliard
500 millioen zouden opbrengen. In werke
lijkheid brachten zij op de drie Jaar van
1927 tot 1929 veel meer op, n.l. 8 miliard
6 millioen frank. En toch kwam 1930 met
een begrootingstekort. De economische
crisis, welke van begin 1929 zwaar op het
zakenleven drukte, was een der eerste
oorzaken. Eigenaardig was het, dat er bij
de vaststelling van de begrooting voor
1930 een vermindering van inkomsten was
voorzien, wat niet kon beletten, dat de
begrooting 1 milliard 1/4 meer bedroeg dan
deze van 1929! Bovendien moest de druk
der belastingen verminderd worden, daar
de regeering het gegeven woord moest ge
stand doen, nu de vier jaren van peniten
cie waren verstreken. Er werden voor ruim
twee milliard belastingen afgeschaft maar
zonder zich om al deze elementen te be-
komeren, werden tevens door het parle
ment zes nieuwe wetten goedgekeurd,
waarvan men zelfs niet kon berekenen
hoeveel uitgaven zij zouden veroorzaken.
In 1930 kostte de uitvoering 670 millioen
frank en dit jaar schijnt het 900 millioen
frank te zullen worden. De sociale wetten,
waartegen wel het minste kan worden
aangevoerd kosten aan België 1 milliard
100 millioen per jaar. Ontzettend is wat
in Belgie aan pensioenen wordt betaald.
Een senator heeft hierop gewezen in den
Senaat. In 1931 zal de pensioendienst aan
de schatkist 2 milliard 152 millioen kosten
hetzij het vierde gedeelte van de totale
ontvangsten, wat een ex-minister van
Arbeid heeft verbeterd door er aan toe te
voegen, dat de pensioenen 28 pst. bedra
gen van de opbrengst der belastingen, het
zij meer dan wat aan loonen wordt uitbe
taald aan het Staatspersoneel, uitgezon
derd dat van Landsverdediging. De regee
ring heeft steeds met de begrootingscijfers
gegoocheld, zoodat feitelijk slechts specia
listen konden klaar zien. Het middel hier
toe was de aanvullende credieten, die van
het parlement werden geëisch en die tel
kens waren uitgegeven alvorens het ont
werp bij de Kamer werd ingediend. Op
vier jaar verder door de Kamer 6 milliard
400 millioen aan aanvullende credieten
goedgekeurd. Niet alleen de regeering, de
de afgetreden regeering Jaspar, is hier
voor verantwoordelijk, de Kamer zelf heeft
aan verkiezingspolitiek gedaan door de
goedkeuring van allerlei initiatiefvoorstel
len, welke uitsluitend de verkiezingscliën-
t.éle moesten bevredigen. Sommige Kamer
leden zijn o.m. opgekomen voor verhoo
ging van de pensioenen aan de oorlogs
invaliden, welke volstrekt niet laag zijn.
Een verhooging van 50 pCt. werd aange
nomen, zoogenaamd uitsluitend voor de
invaliden, die tot een strijdende eenheid
hebben behoord. Men wist zelfs niet hoe
veel zulks aan de schatkist zou kosten.
Thans vragen 90 pCt. van de invaliden de
verhooging! Aan eiken oud-strijder wordt
een frontrente betaald. Voor hen moest
ook iets worden gedaan en dit komt de
schatkist ook op 300 millioen te staan. Het
gevolg van dit alles was, dat het geld, dat
België van Duitschland ontving voor het
herstel en dat bestemd was voor de uit
voering van groote werken, gewoon werd
besteed aan vrij nuttelooze of ongerecht
vaardigde uitgaven. De oorlogspensioenen
alleen kosten aan de Belgische schatkist
en 1931 milliard 115 millioen frank. In
1926 was dit slechts 400 millioen.
Slechts nu is de regeering gaan inzien
dat zij dringend het hoofd had te bieden
aan den toestand en dit is ook wel mede
een van de redenen waarom de regeering
Renkin betrekkelijk vlug is tot stand ge
komen en waarom de campagne tegen deze
regeering, zelfs in organen van de meer
derheidspers, is geluwd. Men moet het
haar wel vergeven, dat zij voor de Vla
mingen een en ander gaat verwezelijken.
om tevens de financieele moeilijkheden
te boven te kunnen komen. Dezelfde mi
nister, die mede verantwoordelijk is voor
de overdreven uitgaven, is in de regee
ring gebleven van Renkin. Deze, de heer
Houtart, is een energiek man, al heeft hij
de reputatie, dat hij zoo vriendelijk is, dat
hij aan niemand iets kan weigeren. De
heer Houtart heeft een plan gereed om
de financiën te verbeteren, dat reeds ge
deeltelijk ten uitvoer wordt gelegd, name
lijk bezuinigingen, leeningen en nieuwe
belastingen. De bezuinigingen vertegen
RECLAME.
9182
woordigen 300 millioen frank Er zullen
twee leeningen worden aangegaan, een
van 300 millioen. over tien jaar, voor
steun aan vrijwillige werkloozen en een
andere, de belangrijkste, waaromtrent
spoedig een besluit zal vallen, van een
milliard om het tekort op de begrootin
gen van 1930 en 1931 te dekken. De nieuwe
belastingen, waaromtrent het parlement
moet uitspraak doen, moeten de gewone
begrooting voor 1931 sluitende maken en
het evenwicht verzekeren voor deze van
1932. De opbrengst wordt geschat op 1300
millioen. Er is evenwel niemand, noch in
de regeering, noch in de Kamer of in den
Senaat, die zich in staat voelt om te ver
zekeren, dat al deze inkomsten zullen
volstaan. Integendeel. Men houdt er nu
rekening mee, dat dit niet het geval zal
zijn. Het is dan ook in deze gedachten-
orde, dat men het Belgische standpunt
moet begrijpen ten opzichte van het Ame
rikaansche aanbod. Indien België geen
inkomsten vindt om de Duitsche betalin
gen te vervangen, dan beteekent dit zoo
veel belastingen meer, dat is meer dan van
de belastingbetalers werd geëischt bij de
crisis van 1926.
RECLAME.
BIJ ONWEL ZIJN is het natuurlijke
„Franz-Josef'-bitterwater een aange
naam werkend huismiddel, dat de kwa
len aanmerkelijk doet afnemen, vooral
daar reeds kleine hoeveelheden zeker baten
9948
In dezen tijd van het jaar en tot het
aanbreken van den herfst is het onweer
een verschijnsel, dat dikwijls onze aan
dacht trekt. De groote belangstelling voor
het onweer berust wel op drieërlei omstan
digheden. In de eerste plaats is het de
eclatante wijze, waarop een combinatie van
verschijnselen de aandacht vraagt. In de
tweede plaats speelt de vrees voor het
onweer bij vele menschen een groote rol
en in de derde plaats ziet men gewoonlijk
in het onweer de aanleiding, dat mooi,
warm weer omslaat in koel en regenachtig
weer.
Het onweer is een merkwaardige combi
natie van verschijnselen. Zoo althans ziet
de meteoroloog het onweer. Nemen wij het
oppervlakkig waar, dan worden wij het
meest getroffen door de donkere en drei
gende lucht, die het losbarsten van de
bui voorafgaat, door de vrees aanjagende
electrische ontladingen en de harde donder
slagen, door den regen en soms door den
hagel en den opstekenden stormwind. In
den regel geeft men zich alleen van deze
verschijnselen rekenschap en let men niet
op enkele andere verschijnselen, die met
het onweer gepaard gaan en die voor den
meteoroloog wel van belang zijn. De voor
naamste van deze verschijnselen zijn: de
opbouw van de bui uit verschillende wolken-
soorten, de trekrichting der bui, haar ver
loop en haar uitgebreidheid. Iedereen zou
goed doen bij alle onweders wat beter
daarop te letten, omdat men dan stellig
een juister begrip van de onweders zou
krijgen.
Wanneer men, zooals o. a. door het
Meteorologisch Instituut te De Bilt in
samenwerking met zijn talrijke vrijwillige
waarnemers in ons land gedaan wordt,
waarnemingen van het onweer verzamelt en
deze naar tijds orde op een landkaart
aanteekent, zal het spoedig blijken, dat
elke onweersbui in een bepaalde richting
over meestal groote afstanden voort trekt
en dat In het algemeen in het vlakke land
geen sprake is van „terug komen" van
een onweersbui. Dit z.g. terugkomen berust
op de ontwikkeling van nieuwe buien bij
een bepaald soort onweders, die in den
zomer nogal eens voorkomen, n.l. de z.g.
wa r mte-on weders.
De meteorologen onderscheiden n.l. drie
groepen van onweder: warmte-onweders,
frontbuien en storm-onweders.
Warmte-onweders ontstaan bij een be
paalden weerstoestand, waarbij de tempe
ratuur in de onderste luchtlagen ongewoon
hoog is terwijl de hoogere luchtlagen be
trekkelijk niet warm zijn, m.a.w. wanneer
de temperatuur van beneden naar boven
sterker afneemt dan gewoonlijk. Is daarbij
de lucht vochtiger dan gewoonlijk, dan
stijgt de warme en lichte onderste lucht in
geweldige stroomen naar boven. Er vormen
zich dan de bekende hoog opstapelende
„donderkoppen".
De toppen van deze wolken, cumulo
nimbus genaamd, reiken verscheidene dui
zenden meters hoog en gaan geleidelijk
over in een z.g. cirro-straturdek, een platte
wolkenlaag. Het geheel krijgt, uit de verte
gezien, dikwijls den vorm van een aam
beeld. Het begint dan spoedig uit deze
wolk te regenen en electrische ontladingen
volgen elkaar onregelmatig op.
Deze buien staan dikwijls geheel op
zichzelf en trekken slechts met geringe
snelheid voorwaarts. De warmte-onweders
zijn bij voorkeur overdag- en namiddag
en avondbuien. Tegen den nacht houden
zij gaandeweg op en het weer kan den
volgenden dag opnieuw mooi en warm
zijn. Langs de Noordzeekust zijn de warm
te-onweders zeldzamer dan in het binnen
land. Meestal lossen zij, in de buurt van
de zee, waarboven het kouder is dan boven
het land, vanzelf op en daarom schijnt de
zee deze onweders als het ware in zich
op te nemen.
De afkoeling, die later op het warmte-
onweer volgt, is niet van dit laatste een
gevolg, maar van een weersomslag. Het
warmte-onweer treedt n.l. op aan de Oost
zijde van een gebied van koel weer, dat
zich in Oostelijke richting verplaatst.
Front-onweders trekken gewoonlijk met
vrij groote snelheid (20—50 K.M. p. u.)
voorwaarts en gaan meestal gepaard met
veel regen die gelijktijdig begint met een
krachtigen windstoot uit do richting, waar
uit de bui opkomt. Front-onweders trekken
dikwijls over ons geheele land en een deel
van W. Duitschland en hebben derhalve
een groote uitgestrektheid. Zij komen voor
bij koel en onvast weer met vrij sterken
wiüd uit Z.W.lijke richting. Na hun op
treden niet tengevolge daarvan, zooals
meh ten onrechte meent blijft het weer
koel en regenachtig.
Storm-onweders zijn kort durende, locaal
optredende buien, die met zwaren regenval
(ook wel met hagel) en slechts enkele ont
ladingen, voorbij trekken en gewoonlijk
tildens een stormachtige periode voorkomen.
Het meest komen zij bij koud weer en in
dfen winter voor.
t In het algemeen zijn de electrische ont-
ladingen op te vatten als een bij-verschijn
sel, dat slechts onder zekere voorwaarden,
aio niet goed bekend zijn, optreedt. Zon
der electrische ontladingen komen even
goed de drie boven beschreven typen van
buien voor, die precies zoo verloopen als
waren zij van electrische ontladingen ver
gezeld. Zoo trekken wel frontbuien over
ons land met een breedte van meer dan
honderd kilometers, waarin slechts op be
paalde plaatsen electrische ontladingen op
treden.
De onweders zijn gevreesd om hun
electrische ontladingen, die dikwijls in den
vorm van z.g. bliksem-inslag verloopen,
menschen en dieren kunnen dooden en ge
bouwen in brand kunnen steken. Tegen
het laatst beschermt een goed aangelegde
bliksemafleider bijna altijd afdoende.
De gebeurtenissen binnen in de onweers
buien zijn nog altijd niet volledig bekend
omdat de zware wolken-massa haar geheim
zorgvuldg veribergt, rechtstreeksche waar
nemingen in een onweersbui door lucht
reizigers slechts zelden gelukt zijn. Het
zal dus nog wel lang duren voordat men
nauwkeurig weet wat er binnen in de
onweersbuien gebeurt.
C. N.
eautoriseerde vert. uit het Engelsch van
—t. S. FLETCHER door Jhr. C. A. L. v. d. W.
(Nadruk verboden).
5
Wij waren spoedig in het hotel: een be
tend ouderwetsch hotel in West End, dat
ruk werd bezocht door families uit den
wtrek. Gedurende onze rit had May-
norne Cottingley op de hoogte gebracht
•van onze bezigheden gedurende den mor-
^^en van het verdwijnen van mevrouw El-
hmstnne.
Kantoren van de scheepvaartmaatscha'p-
uen! zeide Cottingley. Die moeten we het
erst hebben.
Goed! antwoordde Maythorne. Dat
tikt mij niet kwaad. Ga je gang. Maar
erst gaan wij hier eens liooren.
Bij den ingang van het hotel ont-
oetten wij Manners en Corckerdale.
En? vroeg Maythorne. Iets nieuws?
Er is nog niemand terug, antwoordde
Corckerdale, en in de kamers van mevrouw
Elphinstone en van de bediende is geen
aanwijzing te vinden, waarom zij weggin
gen. Wij hebben echter iets ontdekt, dat
de oude heer nog niet wist, toen hij van
morgen het hotel verliet. Ik hoorde het
van den portier. Hij vertelde mij. dat
eemgen tijd nadat de familie Elphinstone
gisteravond aankwam, een man is komen
vragen of de familie daar logeerde. Hij
antwoordde, dat de heer en mevrouw El
phinstone waren aangekomen, doch aan
tafel zaten. De man vertrok. Maar de por
tier vertelde verder, dat diezelfde man na
dien tijd op straat bleef rondslenteren en
dat hij daar nog was, toen mevrouw El
phinstone met haar dochter en de meid
uitgingen; hij weet zeker, dat die man hen
toen naging. En dat is alles.
Dat is genoeg! merkte Maythorne op.
Kon hij den man beschrijven?
Ja, zeker! Een kleine, magere man,
ongeveer dertig jaar oud; klein bruin snor
retje, hij droeg een bril; netjes gekleed;
hij droeg een deukhoed, antwoordde Cor
ckerdale.
Heeft hij gezegd aan den portier, wat
hij van de Elphinstone's wilde? vroeg
Maythorne.
Neen; de portier heeft hem gevraagd
of hij een boodschap kon overbrengen. Hij
vond dat niet noodig en wilde hen niet
storen; hij zou nog wel eens aankomen.
En kwam hij terug?
Neen, het laatste, dat de portier van
hem zag. was dat hij de dames volgde.
Maythorne zweeg een oogenblik.
Nu, zeide hij ten laatste, ik denk, dat
u op eigen gelegenheid deze zaak zult on
derzoeken. Als ik u kan helpen, laat het
mij dan weten. En als ik iets hoor, dan zal
ik het u berichten. Corckerdale.
Cottingley ging naar de scheepvaart
kantoren.
Wat een vreemde zaak, Holt! zeide
hij na eenigen tijd. Waar is mevrouw El
phinstone gebleven? En wanneer en op
welke manier komen wij iets van haar te
weten?
Gedurende twee dagen verspreidde zich
geen nieuw licht in deze zaak. Niemand
hoorde iets, niemand ontdekte iets. Ik
ging meermalen naar Short's Hotel. De
heer Elphinstone, die aanvankelijk ten
einde raad was, wachtte nu met filisofi-
sche kalmte. Eindelijk op den derden
avond na de verdwijning stoof Maythorne
mijn kamer binnen en wierp een avond
blad voor mij neer.
In Godsnaam, Holt! riep hij opge
wonden uit. Lees dit!
HOOFDSTUK XXVI.
Wij kennen den man!
Ik greep haastig naar de courant. Uit
Maythorne's manier van doen bleek mij,
dat er belangrijk nieuws was. Met spre
kende letters gebruikt las ik het volgende:
Opzienwekkende ontdekking in
Harrow Road. Men vermoedt
roof en moord.
Hedenmiddag omstreeks half vijf ont
dekte de heer Kilthwaite, kruidenier, wo
nende Harrow Road 623, toen hij over het
erf, gelegen achter zijn huis liep, om te
zoeken naar eenige planken tusschen een
hoeveelheid hout, het lijk van een man,
dat blijkbaar door de achteringang over
het erf was gesleept en gedeeltelijk ach
ter eenige planken was verborgen. Hij
waarschuwde onmiddellijk de politie en na
gehouden onderzoek bleek, dat de man
was vermoord door herhaalde slagen op
zijn hoofd met een zwaar voorwerp. De
vermoorde is een man van ongeveer der
tig jaren, klein van gestalte, teer gebouwd
hij draagt een bril, waarvan het rechter-
glas is verbrijzeld; hij is goed gekleed;
een nieuwe deukhoed werd onder het lijk
gevonden. Blijkbaar was hij beroofd, na
te zijn neergeslagen, daar geen zaken van
waarde op het lijk werden gevonden, even
min papieren, die zijn identiteit kunnen
bewijzen. De eenige artikelen, die bij hem
gevonden werden, waren een vulpenhou
der en twee pas geslepen potlooden. De
tectives van Scotland Yard stellen een
onderzoek in. Een ieder, die de doode uit
de gegeven beschrijving meent te herken
nen, wordt verzocht daarvan kennis te
geven aan de politie-autoriteiten."
tusschen een hoeveelheid hout
het lijk van een man.
Ik legde de courant neer en keek May
thorne onderzoekend aan. Hij sloeg met
zijn vuist op de courant.
Holt! riep hij uit. Dat is de kerel, die
de drie vrouwen 's avonds gevolgd is.
Daarom verwed ik alles!
Geloof je dat? vroeg ik ongeloovig.
Er zijn toch meer personen, die aan die
beschrijving beantwoorden.
Dat Is de man! Dat is vast en zeker.
Het wordt hoe langer hoe geheimzinniger.
Kijk eens! Mevrouw Elphinstone, haar
dochter en haar meid verlaten 's avonds
het hotel. Zij worden gevolgd door
iemand, die voor dien tijd heeft gevraagd
of de Elphinstone's daar logeeren. De
vrouwen keeren niet terug; van dat
oogenblik af, twee en zeventig uur gele
den, wordt totaal niets van hen gehoord.
En nu wordt dit ontdekt; de man, die
hen heeft gevolgd, wordt vermoord ge
vonden. Waarom?
Als hij die man is!
Ga mee! Een taxi staat klaar. Wij
gaan eerst naar 't hotel om den portier
mee te nemen. Je weet niet, wat er van
dit alles afhangt. Misschien zijn de vrou
wen in gevaar.
Ik ging onmiddellijk mede. Tot nog toe
was het niet bij mij opgekomen, dat
Sheila werkelijk in gevaar kon zijn; ik
vermoedde eerder dat zij haar moeder
bijstond om uit de handen der politie
te blijven of in ieder geval om bevrijd
te zijn van onaangename ondervragingen.
Geloof je dat werkelijk? vroeg ik.
Waar zijn ze dan? De politie heeft
drie dagen en drie nachten naar hen ge
zocht. Geen spoor!/Cottingley en ik zijn
aan het werk geweest. Zonder resultaat.
Holt! Ik ben er vast van overtuigd, dat
dit de man is, die hen naging, dat wij
hem onmiddellijk moeten gaan zien. En
als hij
Wat dan? vroeg ik ongeduldig, toen
hij zweeg.
Als zijn identiteit vast komt te staan
dan kunnen wij eindelijk op het goede
spoor zijn
Wij reden langs Short's Hotel en namen
den portier mede Maythorne liet hem de
beschrijving van den vermoorde lezen.
Klopt deze beschrijving met die van
den man, die mevrouw Elphinstone na
liep?
De portier knikte.
Wordt vervolgd).