Feestelijke opening van den „Leidsche Hout" 72ste Jaargang Harmonie van Natuur en Kunst - Hulde aan de Stichters! O Folo Bleuzê. Een kijkje op een der vijvers in den gisteren feestelijk geopenden „Leidsche Houtwaar het voor de jeugd reeds heerlijk spelen was! Op geheel ongevaarlijke wijze kunnen de kinderen in het ondiepe water naar hartelust in den warmen zomer tijd een dosis frischheid en gezondheid opdoen, in een heerlijke omgeving, vol natuurlijke schoonheden! Alsof de natuur dit juweel van aanleg en opzet op haar mooist wilde laten flonke ren en uitkomen werd gisteren „de Leid sche Hout" door zon overgoten en door een diepblauwen zomerhemel vroolijk overstraald, feestelijk geopend en ontslo ten. In veelvoudige luister en rustieke schoonheid lagen overal de bebloemde laantjes en heldere vijvers, de paden en gazons te blakeren in het heerlijke zomer licht! Een weelde van vindingen en van kleu ren, zoo natuurlijk en haast als vanzelf sprekend uit het polderland opgeroepen en losgetooverd. een profusie van veld bloemen, waterplanten en struikgewas lag daar voor ons uitgespreid Het felle geel van Sint-Janskruid en leeuwenbekken wedijverden met het blauwig paars van het slangenkruid. Lanen vol wilde duin roosjes en lila koekoeksbloemen verbinden vijvers en plassen, waar witte waterlelies dobberen, rose zwanekelken en goudgele irissen kaarsrecht uit oprijzen Stijlvol trotsch staan disteltoortsen, grillig met grijsgroene stekels als wachters en monu menten boven kleine, vriendelijke duin viooltjes en witte margrieten. Zóó landelijk, zóó natuurlijk is deze architectonische opzet, dat men nauwelijks het hieraan ten grondslag liggend menschelijk vernuft vermoedt. Het jonge, nog niet volgroeide ge boomte verrijst er in veelzijdige, aantrek kelijke en bijzondere schoonheid! De boer derij steekt in al haar schilderachtigheid er hoog uit op en tijdens een kruistocht door dit verrukkelijke landschap, dat steeds heerlijker gezichten biedt, komt men telkens voor onverwachte, nooit-ge- dachte ontdekkingen! Al verpoozend op een der banken, spreekt de omgeving een taal van rust en welt een gevoel op van onzegbare dankbaarheid voor de totstand koming van dit in zulk een korten tijd geschapen „lustoord". Voor volwassenen, als voor de kinderen, die in de vijvers dartelend „pootje baden" of hun scheepjes laten varen is deze om geving als een oase na een verblijf in de druk-rumoerige straten, vol lawaai van het moderne, enerveerende verkeer. Het is goed een tijd te verwijlen in deze omgeving, waar een kunstenaar een ongerepte natuur schiep, zonder het aspect te verkrijgen van een „park" of „plantsoen", waaraan altijd de gedachte aan te opzettelijke cul tuur verbonden is. Wij mogen, hetgeen hier werd gewrocht, wel hoogelijk waardeeren, en zijn er van overtuigd, dat onze stadge- nooten dit „Dorado", dat ontelbare schoonheden in zich bergt, naar waarde zullen weten te schatten! Onder de vele belangstellenden, die de lang verbeide openstelling voor 't publiek bijwoonden, merkten wij o a. op burge meester van de Sande Bakhuyzen, als mede de wethouders de heeren Reimerin- ger, Goslinga en mr. Tepe. mr. dr. Van Strljen, gemeente-secretaris; voorts de heeren A, J. van Gerrevink en Rüben- kamp, resp. burgemeester en wethouder der gemeente Oegstgeest, prof. dr. Vogel, rector-magnificus der Leidsche Universi teit, den heer B. F. Krantz, den „stuwende kracht" van den Leidschen Hout, den heer A. de Koster, dr. J. A. N. Knuttel, den heer P. C. G. A. Wijkmans, directeur v. d. Socia len Dienst, mr. Pijnacker Hordijk en mr. Slagter namens Rijnland, den heer v. d. Laan, voorzitter der 3-Octobervereeniging. den heer Wichers Rollandet namens de V V.V., den heer Ballego namens de Kon. Ned. Mij. v. Tuinb. en Plantk. afd. Leiden, den heer Meyer, commissaris van politie, den heer v. d. Voet, gem.-opz. van Oegst geest, mr. v.d. Eist, ambt, O M. bij 't Kan tongerecht te Leiden en talrijke anderen, velen vergezeld door hun dames. Allen personen, die op eenigerlei wijze hun groote belangstelling in de tot-stand- koming van „den Leidschen Hout" betoond hebben, waarvoor hun den oprechten dank van de Leidsche burgerij zeker toekomt. Tegen halfvijf schaarden de belangstel lenden zich rond den opgestelden kathe der en luisterden eerst naar de woorden van den heer Van Nes, den kunstzinnigen architect, aan wien men zoo uiterst veel verplicht is. Deze sprak als volgt: Rede van architect K. C. van Nes. Van het voorrecht, dat u mij gegeven heeft, mijnheer de voorzitter, om vóór de opening eenige woorden te mogen spreken wil ik gaarne gebruik maken om aller eerst eenige bijzonderheden van het werk te memoreeren. Nadat in het voorjaar van 1927 het ter rein nauwkeurig was opgemeten, werden er 2 ontwerpen vervaardigd, waaruit op 4 Aug. 1927 in de vergadering van uw bestuur het zoogenaamde plan I werd gekozen. Dit ontwerp is daarna in onder- deelen uitgewerkt tot het plan. dat nu is uitgevoerd. Op 17 September 1928 kon er met het werk worden begonnen. Eerst met slechts enkele arbeiders, welk getal geleidelijk is opgevoerd tot ongeveer 50 menschen. Naarmate 't werk vorderde is dit aantal weer verminderd. Bij de beëindiging op 30 Mei waren er nog ongeveer 10 menschen aan 't werk. De totale duur van den aanleg was, met uitzondering van de landmeting 141 weken. Bij het ontwerpen van het plan deden zich factoren van bijzonderen aard voor, waarvoor een oplossing moest worden ge vonden. Ik noem slechts; het groote verschil in grondsoort en in doorlatendheid van den bodem; het feit, dat het eene deel van het terrein wel. het andere niet in den polder lag, alsmede de vraag hoe de aan leg te maken in verband met toekomstige uitbreiding van het wandelbosch. De Leidsche Hout bedoelt geen park te zijn in den zin, zooals wij dit kennen; met wilde Mee!!?,, ',s vo1 van stemmige plekjes, met grillige sloten, omrankt door lenden die e11 ^.kleurige schakeeringen. Gisteren is door de talrijke belangstel noten 'vain- offlc'ee'e opening van den Leidschen Hout bijwoonden, intens ge- snoedie een w r Natuur hiergeboden wordt, Moge de Leidsche Hout ven vermaarde klank verkrijgen als de andere „Houten" in ons land! perkjes vol bloemen, met een keur van exotische gewassen. Het is gedacht als een eenvoudig wan delbosch, met boomen en struiken, zooals die in deze streek groeien, met veel bloe men zooals we die vinden langs wegen, in slooten, in weiden en bosschen. In har monie dus met de landelijke omgeving van deze geweesten zonder dat uit het oog verloren is het doel van den aanleg: re creatieterrein voor de bewoners van de zich meer en meer uitbreidende woon kernen. Die gestadige uitbreiding is oor zaak. dat het onbebouwde landschap steeds verder van de stadskern wordt ver wijderd. De Leidsche Hout moet in dit licht be schouwd worden als een begin, een heel mooi begin. Voor Leiden is het echter te klein. Leiden heeft groote behoefte aan bruik bare natuurruimte. Dit lijkt mij een nood zakelijk sociaal belang. De verhouding steenmassagroen is zeer ongunstig. Een gevolg daarvan is vertrek van welgestelde burgers. Deze kunnen het ergens anders zoeken, wat niet het geval is met de groote massa der burgerij. Een gevolg van gebrek aan wan delterrein en bruikbare natuurruimte is ook grootere baldadigheid bij de jeugd. Aanleg van meer openbare bosschen, van meer recreatieterrein door de ge meente is zeker geeij. luxe De kosten er voor zijn even noodig, als die voor andere sociale doeleinden. Daarom is de oprich ting van het Fonds voor Aanleg, Onder houd en Eeheer van Wandelparken in Leiden een weldaad voor de stad. Zijn eerste daad, de stichting van Den Leidschen Hout, is een grootsche geweest. Zeer tegen mijn zin, maar niettemin overtuigd, dat het noodig was, werd er besloten, het werk met werklooze arbeiders uit te voeren. Uitvoering in eigen beheer was nu beslist noodzakelijk. De moeilijk heden, die voorzien waren, hebben zich inderdaad ook voorgedaan. Hoe kon het ook anders. Wij hadden geen materiaal, geen plank, geen pompen, geen gereed schap, niets hadden we. Daarbij arbeiders, waarvan de meesten nog nooit dergelijk werk hadden gedaan en waarbij er velen waren, die zeer langen tijd werkloos waren geweest en voor wie dus het zware grond werk een foltering beteekende. In het begin was een streng en zeer individueele behandeling noodig. Later, toen de menschen aan de werkwijze en de soort arbeid gewend waren, terwijl de groep als een homogene kon worden be schouwd. ontstond er vanzelf een normale verhouding. De arbeiders hebben het (ik wist dit vooruit) in 't begin heel moeilijk gehad. Ik kon in den aanvang nooit op 't werk komen of er waren klachten, altijd waren er menschen, die mij wilden spreken er waren er zelfs ziek van spierpijn men sprak van slavenarbeid. Doch zooals verwacht, werd dit geleide lijk beter. Wanneer de spieren aan 't werk gewend zijn, is het werken in de buiten lucht prettig. De werkman krijgt een betere stofwisseling, het eten smaakt hem goed, hij is lichamelijk moe en slaapt beter een groot verschil bij den tijd dat men gedwongen is werkloos rond te loopen. De werkloosheid maakt goede arbeiders ziek en geen wonder is het dat zij thuis, geen pretige huisgenoot zijn. Ik denk dat vele vrouwen mijner werklieden hebben gewenscht dat het werk in Den Hout onaf gebroken had kunnen voortduren. Het was mij niet mogelijk in de dagen dat ik het werk bezocht steeds iederen werkman te woord te staan. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, deed ik in stellen een vertegenwoordiging van twee arbeiders, door hen zelf gekozen. Deze instelling heeft goed gewerkt. Ik heb den indruk, dat de meeste arbei ders met plezier in den Leidschen Hout hebben gewerkt en velen zouden er gaarne zijn blijven arbeiden. Mijnerzijds wil ik gaarne getuigen, dat zij flink hun best hebben gedaan. Spr. brengt dan dank aan de opzichters J. Brinkman en J. van Ingen, aan den directeur van den Gem. Dienst voor So ciale Zaken, den heer Wijkmans en den hoofdambtenaar J. Tierolf. aan heeren be stuursleden voor het groote vertrouwen dat zij hem hebben geschonken en last not least sprak de heer Van Nes een woord tot den heer Krantz. Hoevele Vrijdag avonden hebben wij wel samen „Geleid- schehout", zegt spreker. Ik heb met de allergrootste waardeering gemerkt, dat de kleinste onderdeelen uwe belangstelling hadden en dat u er ook van od de hoogte waart. Deze avonden bij u thuis zullen voor mij onvergetelijk blijven. De Leidsche Hout is nog niet geheel af. De middelen lieten niet toe het geheel af te werken. Met den penningmeester werd steeds overleg gepleegd wat kon worden uitgevoerd. Gelukkig is er een zoodanig gedeelte klaar, dat men De Hout kan ge bruiken. Er moeten echter nog eenige zeer be langrijke dingen worden gemaakt. Een van de meest urgente is wel het bouwen van het burgertheehuis, waarvan de kosten begroot worden op f. 20.000. In den speel tuin zijn noodig. enkele speelwerktuigen als een draaimolen, een paar wippen, de touwen voor den zweefmolen, voor de schommels enz., terwijl verder een zand bak en een drinkfontein wel noodig zijn. Bovendien is er in het midden van het grasveldje gedacht een waterbassin voor goudvisschen. De kleine bruggetjes door het wandel- bösch werden voorloopig vervaardigd van een stuk smalspoor, waarop eenige krui planken. Deze zullen binnen enkele jaren moeten worden vervangen door eenvou dige brugggetjes. Aan den Maredijk ont breken nog 2 vaste bruggen Op de plaats, waar de oude boerderij gestaan heeft, moet er nog een sloot wor den gegraven, waarin een stuw moet wor den gebouwd. De tweede vijver is half gegraven. Deze dient nog te worden afgemaakt. Het groote gazon voor het buitenrestaurant wordt dan met den uitkómenden grond opgehoogd. Ten slotte is er in het plan gerekend op het reeds genoemde buitenrestaurant met een muziektent, waarvoor de plaats op het terrein is aangeduid door een omheining met populiertjes. Dit vrij groote gebouw, 40 meter lang en 20 meter breed, waarin ook zalen voor feestvergaderingen en tentoonstellingen zijn gedacht, zal met den inventaris nog een groot bedrag vereischen. Echter is duidelijk dat dit bedrag door verpachting rente zal moeten opbrengen Zoo heb lk dan een beeld gegeven van het begin en het verloop van het werk en van hetgeen er nog moet worden ge maakt. Het leek me een goede gedachte van het bestuur om De Leidsche Hout voor het publiek open te stellen, zoo spoedig het werk dit toeliet. Al is het dan ook nog niet geheel af, de burgers van Leiden en Oegstgeest, die als tegenstelling van drukte, lawaai, ver keer, stof en haastig leven, behoefte heb ben aan een verblijf in een rustige mooie omgeving, zullen dit kunnen vinden in Den Leidschen Hout. Mijnheer de voorzitter, ik hoop, dat het uw bestuur gegeven moge zijn. De Leid sche Hout-gedachte verder door te voeren zoodat binnen afzienbaren tijd, uw stad met trots zal kunnen wijzen op een prachtige verhouding van stadsche- en natuurschoonheid dat De Leidsche Hout zich krachtig moge ontwikkelen en dat hij volkomen moge beantwoorden aan het schoone doel, dat het Fonds nastreeft. Met dezen wensch, en onder aanbie- i ding van een album met foto's van het i werk, heb ik de eer u De Leidsche Hout over te dragen. Hierop was het woord aan den burge meester van Leiden, mr. v. d. Sande Bak huyzen. Rede mr. v. d. Sande Bakhuyzen. Namens het bestuur der stichting „het Fonds voor aanleg, onderhoud en beheer van Wandelparken te Leiden", aanvaard ik. hooggeachte heer Van Nes, uit uw han den den Leidschen Hout. Aan u is 18 September 1928 over een stuk weiland met slooten de beschikking gegeven in een polder, gij geeft ons heden dit weiland terug met weelderige beplan ting beboscht, gedraineerd van wegen en paden, zitbanken en vijvers voorzien, ge heel overeenkomstig de opdracht die wij u gaver, en die u aanvaardde. Het is voor ons overbodig u te zeggen dat u onze op dracht tot ons genoegen heeft uitgevoerd, want dat zeiden wij u reeds herhaaldelijk. Het is voor hen die de wording van den Hout niet zoo van nabij medegemaakt hebben niet noodig hun dat te vertellen, omdat zij het kunnen zien dat u werke lijk een wandelpark heeft aangelegd. Wie maar eenigszins kijk heeft op de moeilijk heden om een boschaanleg op een moei lijken grond tot stand te brengen, zal ook beseffen dat gij in de korte spanne tijds verloopen tusschen de planting van den eersten boom in November 1929 en van daag,- dus in IV» jaar op bewonderens waardige wijze hebt weten te scheppen voor zoover menschenhand daarbij iets kan doen. Gijzelf zult de eerste zijn te er kennen, dat er op uw werk groote zegen heeft mogen rusten en dat de omstandig heden u in veel opzichten gunstig geweest zijn. Ons past een woord van erkenning van uw juist inzicht, een woord van hulde aan uw kennis, een woord van dank aan uwe toewijding en medewerking waar het bestuur voor u de omstandigheden in en kele opzichten zeker niet gemakkelijk ge maakt heeft, hoe gerechtvaardigd dit dan ook in uw oogen was. Ik doel op de werk krachten die wij u opdrongen in plaats van degenen die gij u zelf anders gekozen zoudt hebben. U heeft ook hier bewezen een voortreffelijk ontwerper en een voor treffelijke uitvoerder op dit terrein te zijn. Voor uw werk hebben wij niets dan lof! En met bijzonder genoegen blijven wij aan den omgang met u denken! Herhaaldelijk heeft u in grooter en klei ner gezelschap de grondgedachten waarop uw plannen zijn gebouwd, uiteengezet; de pers heeft die op welwillende wijze meer malen ook den volke verkondigd. Ik ga daarop niet nogmaals in. De hoofdzaak waarop het aankomt en waarover wij ons op dit uur verheugen kunnen, is dat de Hout er is en dat is voor een kleine ge meenschap die zoozeer met financieele moeilijkheden te kampen heeft van bij zondere beteekenis. Ik betwijfel of de Gemeenteraadsleden het wel aangedurfd zouden hebben het geld der belastingbetalers voor den aanleg van dit park te bestemmen en ik geloof dat men die behartigers uwer belangen er geen verwijt van had mogen maken, indien zij zich ten aanzien van het beschikken over de gelden van anderen voor een doel als dit, maar niet zonder meer bereid ver klaard hadden. Toen echter gebleken was dat de burgerij zelve het initiatief nam en een groot bedrag bijeen bracht, heeft de Gemeenteraad ook niet geaarzeld zijner zijds de behulpzame hand te bieden èn door het terrein ter beschikking te stellen èn door de laatste loodjes voor zijn reke ning te nemen. In die keuze van een terrein is men, meen ik, gelukkig geweest. Geologisch zal wellicht de heer Van Nes zeggen dat hem makkelijker problemen hadden kunnen worden voorgezet, maar stedebouwkundig en landschappelijk geloof ik dat den Leid schen Hout geen gunstiger ligging bin nen onze gemeentegrenzen had kunnen worden gegeven. Ik mag hier wel en in dit verband een woord van welkom toeroepen aan het Ge meentebestuur van Oegstgeest, dat ons het genoegen doet bij de opening van ons park tegenwoordig te zijn. Wij stellen den Hout open voor de Leidenaars weliswaar, maar ook uwe gemeentenaren, mijnheer de bur gemeester van Oegstgeest. zullen hier wel kome bezoekers zijn. Het is altijd goed om wanneer men grond bezit 't oog te houden op de bouw plannen van zijn buurman en met angst en beven ziet menigeen de eerste spade gestoken in zijn's buurman's erf. De angst zich licht en lucht en uitzicht benomen te zien. heeft Oegstgeest en vooral zijn be woners aan den Warmonderweg niet be hoeven te koesteren. Wij vleien ons met de gedachte dat wij niet gezwicht zijn voor de verleiding van de financieele voordeelen die een bebouwing, aan die zijde had opgeleverd en dat nu daardoor ook voor uwe gemeente de Leidsche Hout in alle opzichten als een aanwinst mag worden beschouwd. C Ik zal u niet van de geschiedenis der tot standkoming spreken. Daarover is reeds geschreven en daarover zullen de documenten van de Stichting het noodige kunnen vertellen aan wie er meer van wil weten, maar op enkele belangrijke feiten mag nog wel even de aandacht gevestigd worden nu de Leidsche Hout straks zal worden beschouwd als een lustoord, dat bij Leiden hoort en nauwelijks iemand meer zal denken aan den tijd toen die er niet was en er zoo vurig naar verlangd werd en men ook niet meer vraagt hoe moei zaam de weg dezer schepping was. Het kan geen kwaad dat de tijdgenoot het nog eens hoort en dat de nazaat het gemakkelijk kan te weten komen door wie die burgerzin die dus de gemeenschap verrijkte, werd wakker geroepen, en ge dragen. Dienaangaande vermelden de kronieken van de Stichting niet alles. Het voegt mij tevens hier bij deze gelegenheid tegenover hen uit naam van die gemeen- sehap dank te brengen. Ik noem dan den heer Reijmeringer die, heb ik het wel, het eerst de gedachte uitte dat Leiden een Hout moest hebben. Ik noem den heer Knuttel, die 't eerst een poging deed de zaak opgang te brengen. Het zaad door hen gestrooid viel echter naar nu blijkt en daarvoor mogen zij dankbaar zijn - in vruchtbaren akker. Dit bleek welhaast toen twee burgers van Leiden de hoop, die men koesterde om- tooverden in een zeer wezenlijke en ge gronde verwachting door zoodanige giften dat plotseling wat een hersenschim ge leek, werd tot een tast- en zichtbaar begin eener nabij komende werkelijkheid. De heeren J. de Koster, helaas te vroeg gestorven en van Waveren hebben den weg gewezen en het voorbeeld gegeven. Van het oogenblik hunner schitterende schenkingen af was het een plicht der burgerij geworden hun roepstem gehoor te geven en kon de Stichting van het Fonds tot aanleg. Onderhoud en Beheer van een Park geboren worden en deze zelf het werk van die twee mannen overnemen, dat zij heden in dankbare herinnering aan hun burgerzin tot stand gekomen ziet. Tal van anderen hebben naar vermogen het hunne bijgedragen. Ge vraagt mij niet dat ik allen noem, maar aan al die schen kers en schenksters onzen warmen dank. Mogen zij allen met groeiende voldoening en dikwijls zien hoe goed hunne gaven besteed zijn. Ik kom nu tot de uitvoering van het werk. Ook in dit opzicht is de rij van hen 1 tot wien het Bestuur der Stichting woor- den van dank mag richten lang. Daar is de regeering die haar steun gaf door een belangrijke bedrage in de loonen en die door zijn werkverschaffingsdienst op de meest tegemoetkomende wijze moeilijk heden hielp overwinnen. Het gemeentelijk orgaan van den Socialen Dienst verper soonlijkt door den heer Wijkmans heeft wel zeer belangrijk bijgedragen tot het welslagen van de moeilijke opgave om een groep hetrogene werkloozen te vormen tot een corps van flinke arbeiders, die aan het Bestuur der Stichting zeker nooit hebben doen berouwen dat zij getracht heeft van het maken van den Leidschen Hout ook Sociaal nut te trekken. Van de bezitsters en bezitters van bui tenplaatsen in Leidens omgeving ontvin gen wij giften in natura en andere mede werking waarvoor we niet dankbaar ge noeg kunnen zijn, omdat zij ons hielpen dit park te maken niet tot een exotischen tuin, geen hortus botanicus, maar een typisch Hollandsch bosch in 'n Hollandsch polderlandschap Vol waardeering zijn wij voor de hulp en medewerking, die wij van de zijde van Rijnland en diens ambtenaren mochten ontvangen en eindelijk is er een groep van bijdragers, die meer nog dan door hun giften, door hun sympathie voor ons werk ons streven schraagden en verlichtten. Ik denk aan den Senaat der Universiteit en het Universiteitsfonds. Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, Drie Octoberver- eeniging, muziekgezelschappen en tal van anderen Er is een naam, dien ik U nog niet noemde, doch die m. i. aan allen vooraf had moeten gaan. omdat het die is van den man, die meer dan eenig ander ik zeg niet tot het welslagen heeft medege werkt want wat hij deed was meer dan medewerken, het was leiden. Zijn aan deel in het werk stempelt hem voor allen, die zijn activiteit van nabij mochten gade slaan tot den Stichter van den Hout De heer B. F. Krantz is dag en nacht be zield geweest met deze eene gedachte „den Leidschen Hout tot stand brengen", en met taaie volharding heeft hij daaraan vast gehouden. Op alle kanten van het werk viel voortdurend zijn aandacht niet het minst zeker juist op de sociale beteekenis van dit bezit voor die Gemeentenaren, die niet zoo gemakkelijk den weg naar buiten vinden, en op de sociale waarde van het werk voor de bestrijding der werk loosheid. De groote beteekenis der water staatkundige zijde van het vraagstuk ont ging zijn aandacht al evenmin als de wijze w-arop de belangstelling bij alle lagen der burgerij kon worden wakker ge roepen en levendig gehouden. De heer Krantz heeft veel tijd. veel zorg en ontzaglijk veel liefde aan den Leid-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9