LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 20 Juni 1931 Tweede Blad No. 218S6 l p Jaargang FINANCIEN. BINNENLAND. DE STAFMUZIEK DER MARINE IN AMSTERDAM. - Naar aanleiding van het bezoek der stafmuziek aan de hoofdstad, werd gisteren een marsch door de stad gemaakt, onder commando van den luitenant ter zee 1ste klasse A. M. Hekking. AMSTELBANK TE AMSTERDAM. DE KONINKLIJKE FAMILIE TE PARIJS Mr J. A. RIJKENS subst. officier van Justitie bij de Haagsche Rechtbank is, lelijk gemeld, op 50-jarigen leeftijd te Oen Haag overleden. Hij behaalde eertijds zijn titel aan de Leidsche Universiteit. Surséance van betaling zal worden gevraagd. In verband met de bekende moeilijkhe den bij de Oesterrechische Creditanstalt 'e Weenen gerezen, zijn ook aan de Am- kelbank te Amsterdam zeer groote bedra- ten en vele acceptcredieten opgezegd. De directie der Amstelbank heeft daarin inleiding gevonden, haar raadsman op dracht te geven, de noodige stappen te doen tot het verkrijgen van surséance van «taling. liet diner bij maarschalk Lyautey. Gisteravond heeft de Koninklijke familie te Parijs aangezeten aan het diner, dat aangeboden was door maarschalk Lyautey. Te kwart over acht arriveerde de Ko ninklijke familie per auto aan de Draken- allee, waaraan de receptiehall van de afdeeling Cambodga gelegen is. Bij den ingang stond een detachement Fransche koloniale troepen opgesteld, die de Koninklijke familie eerbewijzen bracht. Hier werden de hooge bezoekers ontvangen door maarschalk Lyautey, die hen geleidde naar den ingang van de receptiehall, waar de tempeltroepen in hun kleurrijke gewa- I den aan weerszijden van de troepen stonden opgesteld. H. M. de Koningin droeg een lila avond toilet en een wit hermelijnen mantel en op het hoofd een diadeem. De Prinses droeg een robe van witte gaze de soie met zilveren bloemen en hermelijnen mantel terwijl zij een waaier van witte struisveeren in de hand hield. De Prins was in rok. Dadelijk na aankomst nam het diner, dat maarschalk Lyautey de Koninklijke familie aanbood, een aanvang. De Konin gin was gezeten ter rechterzijde van maar schalk Lyautey: ter rechterzijde van haar zat de minister van koloniën van Frank rijk. Paul Reynaud, en aan diens rechter hand Prinses Juliana. Tegenover H. M. zat Prins Hendrik, tusschen de dames Lyautey en Reynaud. Er waren een 40-tal gasten waaronder van Nederlandsche zijde de gezant en mevr. Loudon, mr. Fock, mr. Swart. en architect Mooyen. en de ge- zantschapsattache mr. Karsten. Tegen halftien was het diner geëindigd, waarna inlanders uit Cambodga in het paviljoen enkele dansen uitvoerden. Te 10 uur verliet het gezelschap de diner zaal en wandelde langs de Drakenallee naar den tempel van Angkor die badend in het licht der schijnwerpers een sprook- jesachtigen aanblik bood. Het gezelschap besteeg de hoofdtrap er maakte een korte wandeling over de voor naamste verdiepingen, om daarna dit trot- sche bouwwerk langs de binnentrap te verlaten. Vervolgens begaf het gezelschap zich te voet langs de Drakenallee naar het Lac Doumesnil, waar enkele feestelijk verlichte pontons gereed lagen. De Koninklijke fa milie nam in de eerste dezer pontons plaats, waarna negen inboorlingen uit Cambodga de booten het meer op stuur den. Dit werd een feeërieke tocht langs de kleurrijk verlichte waterfonteinen, welke tocht eindigde bij het restaurant van de Nederlandsche afdeeling. Hier ging het hooge gezelschap aan wal, terwijl de ga melang van het Balineesche dansgezel schap zich liet hooren, en de Balineesche dansers als het ware met hun pajongs (de heilige speren), een eerewacht ter weers zijden van de Koninklijke familie vorm den. Tusschen de dichte rijen, waaruit tel kens de enthousiaste kreten: „Vive la Reine" opklonken, begaf het gezelschap zich naar den hoofdweg, waar de Konink lijke auto gereed stond. Na maarschalk Lyautey en minister Reynaud dank te hebben gebracht en haar bewondering te hebben uitgesproken voor hetgeen haar hier dezen avond was gebo den, nam de Koninklijke familie in de auto plaats en onder het enthousiast hoe rageroep der talrijke aanwezigen, verliet de Koninklijke familie de tentoonstelling en reed terug naar Chevreuse. RECHTSTOESTAND MILITAIRE AMBTENAREN. Voorloopig Verslag der Tweede Kamer. De N. R. Crt. ontleent het volgende aan het voorloopig verslag over het wets- ontwerp houdende regelen betreffende den rechtstoestand van de militaire amb tenaren. Naar de meening van vele leden is de gevolgde methode, waarbij de ambtena renwet 1929 als grondslag wordt genomen en in een afzonderlijk ontwerp alleen de afwijkingen worden opgesomd, welke in verband met het bijzonder karakter van den militairen dienst noodzakelijk zijn, niet de justitie. Zij achtten haar weinig fraai en wezen er op, dat zij tot bezwaren aanleiding geeft. Wordt het ontwerp tot 1 wet verheven, dan zal bij de toepassing steeds het gebruik van twee wetten nood zakelijk zijn. Waren deze leden eenstemmig in hun conclusie, dat uit den inhoud van dit wetsontwerp wel ten duidelijkste blijkt, welk een verkeerde weg ten dezen aan zien is ingeslagen, zij verschilden van meening wat betreft de oplossing, welke met inachtneming van den aanvaarden grondslag, dat voor de militaire ambte naren bijzondere voorschriften noodig zijn, voor de gekozene in de plaats zou zijn te stellen. Terwijl toch verscheidene hunner van meening waren, dat het aanbeveling ver dient het geheele ambtenarenrecht in een wet onder te brengen, waren de overigen van oordeel, dat aan de invoering van een geheel op zich zelf staande regeling voor de militaire ambtenaren behoefte be staat. Naar het inzicht van de laatstbe doelde leden, zal, als gevolg van de bij zondere verhoudingen, welke in het mili taire leven bestaan, een goede regeling voor burgerlijk en militaire ambtenaren In één wet nimmer zijn te bereiken. Verscheidene andere leden verklaarden het ontwerp met instemming te hebben begroet, voornamelijk wijl het de regeling van den rechtstoestand der militaire ambtenaren zooveel mogelijk aan die van den rechtstoestand der burgerlijke amb tenaren laat aansluiten. Zij vonden ech ter in dit nauwe verband, dat er tusschen deze beide regelingen bestaat, aanleiding zich aan te sluiten bij die leden, die het onderbrengen van het geheele ambtena renrecht in één wet hadden bepleit. Dat de regelen omtrent den rechtstoe stand voor land- en zeemacht in één wet zijn opgenomen, vond algemeen instem ming Echter stelden verscheidene leden de vraag, of het wel vaststaat, dat de be palingen der wet op alle militairen, werk zaam bij de zeemacht, van toepassing zul len zijn. Het ontwerp toch bevat geen be paling, welke de daarin vervatte voor schriften verbindend verklaart voor de overzeesche gebiedsdeelen. De commissie tot regeling van den rechtstoestand van het militaire perso neel der zeemacht welke van 1913 tot 1926 werkzaam is geweest, stelde voor, de door haar ontworpen wet mede verbin dend te verklaren voor Ned.-Indiè, Suri name en Curacao. Dit schijnt op zichzelf de eenige juiste oplossing, omdat geen zuivere afscheiding bestaat tusschen de marine hier te lande en in andere deelen van het Rijk. Intusschen kan niet ont kend worden, dat aan deze oplossing ook bezwaren verbonden zijn. Wijl echter dc regeling, gelijk zij thans is voorgesteld, dreigt tot voortdurende conflicten aanlei ding te zullen geven, behoort deze niet ongewijzigd het Staatsblad te bereiken. Men drong er derhalve op aan, dat de re geering het ontwerp zal wijzigen in dien zin, dat een middenweg worde gekozen en voor de zeemacht tot de bepaling, voor komende in artikel 124 der Ambtenaren wet 1929, worde teruggekeerd. Een aantal leden wenschte de toevoe ging van militaire leden aan de ambte naren-gerechten te doen vervallen. Voor die gevallen, waarin de bijzondere mili taire verhoudingen het vellen van een oordeel door militairen gewenscht doen zijn, zou dan een afzonderlijke instantie kunnen worden ingesteld. Van de beslis sing in die instantie zou administratief beroep mogelijk moeten zijn. Vele leden, onder wie er waren, die de toevoeging van militaire leden aan de ambtenaren gerechten wél toelaatbaar achtten, hadden ernstig bezwaar tegen zoodanige toevoeging aan den Centralen Raad van Beroep. Slaat men eenmaal dezen weg in, dan zal men in het alge meen herhaaldelijk dit college met des kundigen, bijv. medici en onderwijzers, moeten aanvullen. Andere leden waren van meening, dat hier, een taak is weggelegd voor het Hoog Militair Gerechtshof. Zij achtten dit col lege voor het behandelen van militaire ambtenarenzaken in beroep als het ware aangewezen. Deze leden ontveinsden zich niet, dat met een voorstel tot het opdragen van deze nieuwe taak aan het Hoog Militair Gerechtshof de hoogst belangrijke vraag weder aan de orde zou worden gebracht of de afzonderlijke militaire rechtspraak al dan niet gehandhaafd behoort te blij ven. Zij vestigden er echter de aandacht op, dat in den grond ook door het nala ten van zulk een voorstel deze quaestie aan de orde wordt gesteld. Immers de bij dit ontwerp door de regeering gevolgde grondlijn brengt als consequentie mede, dat zij te eeniger tijd komt met een voor stel tot afschaffing van de afzonderlijke militaire rechtspraak in haar geheel. Verscheidene leden achtten opneming van het reservepersoneel en van de dienstplichtigen onder hen, op wie deze wet van toepassing zal zijn, in haar ge heel onjuist. Zij vermochten niet in te zien, waarom het nuttig zou zijn de voor- DE BIJZONDERE VRIJWILLIGE LANDSTORM heeft gisteren te Brummen een Landdag gehouden, welke door H.M. de Koningin-Moeder werd bijgewoond. Bij aankomst werd H. M. met bloemen gehuldigd, welke dankbaar werden aanvaard TE NANTES is het stoffelijk overschot v an ongeveer zeventig slachtoffers der scheepsramp van de „Saint Philibert ter aarde besteld. De stoet op weg door de stad. Duizenden waren van de droeve plechtigheid getuige. WELKE SNELHEID? Chineesche belangstelling voor het log aan boord van de „Tjisadane" het nieuwe schip der Java-China-Japanlijn tijdens de proefvaart welke op de Noordzee gemaakt werd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 5