BUITENLANDSCH WEEKOVERZICHT De Intern. Koloniale Tentoonstelling.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 Juni 1931
Derde Blad
No. 21844
BRIEVEN UIT BERLIJN.
FEUILLETON.
)e Blauwe Diamanten
fan Mijnheer Merchison
HET OOG GERICHT OP CHEQUERS.
V.-
„Zwaluw, hoog in de lucht.
Waarheen is uw vlucht?"
Duitsche ministers Brüning en Cur-
Tjjn op Engelschen bodem en zullen op
jjuers het week-end doorbrengen met
Donald en overigens allerlei bespre-
[en voeren met de leidende figuren der
dsche regeering; gezwegen van een
deele ontvangst door koning George!
jdijker demonstratie, dat de oorlog
belde landen als iets totaal afgeloo-
i wordt beschouwd, dat er tusschen
Ischland en Engeland opnieuw een
«jke vredestoestand heerscht, kan moel-
gegeven worden en dat lijkt ons wel
groote hoofdzaak van dit bezoek, dat al
uren zooveel stof deed opwaaien; spe
ll in Frankrijk en zijn trouwe vazal-
en. Daar maaktê men zich ongerust,
1 uit dit bezoek wel eens een al te har-
jïe verstandhouding zou kunnen voort-
uiten. die afbreuk zou doen aan de
adsehapsbanden, tijdens den oorlog
egd en deze vrees kon men niet geheel
tergen, al deed men zijn bestHet
;t ons in dit verband, hoe de Engelsche
overigens de waarde van het Duit-
bezoek niet ontkennend wat pok
teleefd zou zijn zich inspant, om goed
(oen uitkomen, dat dit bezoek in wezen
i slechts provisorisch kan zijn, dat er
0 bepaalde besluiten kunnen vallen,
er alleen over en weer getracht kan
den elkaar juist in te lichten over de
landen in eigen land. En ongetwijfeld
it naar waarheid geschetst, doch daar
it tegenover, dat, al levert het bezoek
look geen vaste besluiten op, de Duit
eministers misschien toch wel in staat
m blijken, om Engeland in veel te
duigen omtrent Duitsche toestanden,
Engeland nu nog weifelt en aarzelt,
dat de Engelsche regeering tot meer.
in geneigd zal worden, dan zij tot dus-
loonde.
la zooverre is de Fransche vrees wel
ligszins begrijpelijk. En dit te meer,
u: hef oogenblik niet verre meer kan
a, dat Duitschland met een beroep op
groote economische nood aanspraak
maken op een moratorium inzake de
istelbetalingen zoowel als de overige
intieele verplichtingen. M.a.w. een
ïen-werking-stelling van het Young-
m! Steeds nijpender wordt de toestand
onze Oosterburen en hetgeen reeds is
gelekt over de nieuwe noodverordening,
iraan de regeering juist voor het ver-
1 der ministers naar Engeland de laat-
hand heeft gelegd, spreekt voor zich
I! Het volk neigt naar wanhoop, ge
kt als het gaat onder niet te dragen
sten; hetgeen het systematisch drijft in
armen der uitersten van rechts en
is, van wie slechts een destructieve
ilitiek te verwachten is, doch wat doet
a volk in wanhoop.Genoemde nood-
mrdening brengt in de eerste plaats de
rtijen, die de regeering onvoorwaarde-
steunen, geducht in de knel, doch niet
.r.der de socialisten, bij wier lijdelijke
lip de regeering Brüning zich slechts
handhaven. Deze hebben zoo onge
veer de grens van hun tegemoetkomend
heid bereikt, willen zij niet in nog ergere
mate den vat op hun kiezers kwijt raken,
maar een val der regeering Brüning be-
teekent vrij zeker een aan de macht ko
men van de nationaal-socialistenOm
van beide kwaden de minste te kiezen, is
geen gemakkelijke opgave! Op het te
Leipzig gehouden socialisten congres
heeft de leiding een vrij mandaat gekre
gen teneinde de noodverordening te kun
nen toetsen aan de omstandigheden, na
dat hun houding, die totnutoe was ge
volgd, was goedgekeurd, doch wat nu be
sloten zal wordenGevaren dreigen
aan alle zijden
Daarmede zal ook het buitenland reke
ning moeten houden en wanneer Duitsch
land straks aanklopt om een moratorium
zal men o.i. goed doen met eenigen spoed
deze belangrijke materie te behandelen,
opdat het Duitsche volk in wanhoop zich
niet in de armen werpt van de voorstan
ders van een va-banque-politiek, die ons
geheele werelddeel in de grootste wan
orde zou brengen; iets, waarnaar Moskou
reeds zit te likkebaarden!
Reeds thans wordt van verschillende
zijden op Amerika een zachte pressie ge
oefend, om medewerking te verleenen. Zal
Amerika nu aan deze roepstem gehoor
willen verleenen, na zich tot dusver doof
te hebben gehouden aan dit oor? Practisch
komt deze medewerking immers neer op
een regeling ten aanzien van de schulden
der geallieerden in gunstiger zin, om
niet te spreken van een kwijt schelden
van schulden. Dat het algemeen aspect
bijzonder gunstig lijkt, zouden wij niet
gaarne willen beweren, waar ook aan de
overzijde van den haringvijver de tijden
"Van voofr'spoed hebben plaats gemaakt
voor malaise op groote schaal. Toch zal
er iets moeten gebeuren
Toen tusschen Quirinaal en Vaticaan
het verdrag van Lateranen tot stand
kwam, leek het er op, dat aan een ouden
strijd een eind was gekomen, maar nu
heeft zich een nieuwe strijd ontketend:
een strijd om de jeugd. Nog altijd geldt
het bekende gezegde: wie de jeugd heeft,
heeft de toekomst en daarom is te begrij
pen, dat het Italiaansche fascisme, dat
feitelijk een minderheid vormt, al heeft
het de macht aan zich weten te trekken,
geen tegenstander naast zich duldt, waar
het geldt de greep op de jeugd. Als zoo
danig beschouwde het fascisme de actie
der R.-K. jeugdgroepen en het is er niet
voor teruggedeinsd, deze te sluiten, toen
deze zich z.g. afgaven met politiek in niet
strikt fascistischen geest. Het is tot felle
botsingen gekomen, doch van weerskanten
is men tot het verstandig oordeel overge
held, dat het beter was een soort wapen
stilstand te sluiten, om inmiddels te trach
ten tot overeenstemming te geraken. Men
is thans druk in onderhandeling en de
vooruitzichten laten zich wat gunstiger
Gedurende de Pinksterdagen is het ge
zoem van de motoren in den hoogblauwen
hemel, die als een onmetelijke koepel
boven Parijs stond gestrakt, geen moment
van de lucht geweest. In tientkllen gelijk
vlogen de zware bombardementstoestellen
I over het vredige tentoonstellingsterrein,
waar duizenden en honderdduizenden zich
verdrongen om de wonderen van de ge
heele tropische en semi-tropische wereld
te mogen aanschouwen. Het Nationale
Luchtvaart-Feest had alles wat slechts
vliegbrevet heeft naar Vincennes gejaagd
en als apotheose van den eersten dag
vlogen niet minder dan 320 toestellen
tegelijk door het luchtruim.
De brave Marokkaansche, Tunische,
Annamitische, West-Afrikaansche en wat
al andere soldaten uit de koloniale gebie
den er op het terrein de paviljoens mogen
bewaken, zullen met vreemde oogen ge
keken hebben naar al die monstergroote
I witte vogels, die met een boosaardig ge-
i brom door het luchtruim scheerden,
j Want zij kennen toch bijna slechts de
vliegmachine als een oorlogsinstrument;
wat weten zij in die streken van het
paisibele luchtverkeer voor haastige brie
ven en haastende burgers? Zij toch ken
nen hoofdzakelijk die motor-vogels als
requisieten van een leger, waarvan ook
zij zelf deel uitmaken en ze moeten al
een zonderlingen indruk hebben gekregen
van de vredelievende ideeën van die zotte
blanken, die een woord en een daad er
op nahouden, als regel in volstrekte tegen
stelling
Het is maar goed, dat de meesten hun
ner geen kranten lezen, anders zouden ze
volslagen de kluts kwijt raken, zooals ook
wij nuchteren, die van de vredelievende
partij zijn. Enkele dagen geleden werd het
Italiaansche paviljoen officieel geopend..
De Prins di Saclea, gedelegeerde van
het Italiaansche comité en oudste der
buitenlandsche gedelegeerden, sprak den
President Doumergue. den maarschalk
Lyautey en Paul Reynaud toe. Met onbe-
I grijpelijke onhandigheid had Italië den
openingsdag van zijn paviljoen doen
samenvallen met den datum, waarop dit
I land in oorlog was getreden, en in plaats
van deze opzettelijke coïncidentie als een
diep geheim te verbergen, totdat het tijd
stip gekomen was, dat Benito de Groote
dit in één zijner binnenlandsche speeches
had kunnen gebruiken, bracht de prins
dit als een soort heldendaad naar voren.
In Italië dan ook schijnt de jeugd tot op
vergevorderden leeftijd door te bloeien,
hoe anders al deze kinderlijke blunders
I te verklaren, waarin alles wat Italië
representeert uitmunt?
Paul Reynaud, mjnistqr van Koloniën,
die, door zijn zoetsappig kindergezichtje,
i den naam van „Bébé Cadum" in een
volksmond heeft gekregen, antwoordde,
en zijn redevoering leek een kleine te
rechtwijzing, toen hij zeide, dat „de naties
van Europa moesten begrijpen, dat de era
van verovering en bloedigen naijver voor
bij was en dat voor geen van hen in isole
ment of egoïsme een oplossing zou zijn
te vinden."
Wellicht was hqt niet als een terecht
wijzing bedoeld, doch na den misplaatsten
speech van di Scalea klonk het ons alle
maal zoodanig in de ooren en gaarne
schaarden we ons aan de zijde van Frank-
rijks koloniaal vertegenwoordiger.
Het Italiaansche paviljoen is inderdaad
een meesterwerk. Het lijkt ons fout, dat
de imposante facade naar de zijde van de
Avenue Daumesnil is gekeerd en derhalve
van het tentoonstellingsterrein slechts de
aanzien, maar het blijft een heet hang
ijzer. Geeft het Vaticaan toe, dan is daar
mede erkend, dat de politiek staat buiten
het geloof. Waaraan gevaarlijke zijden
zijn verbonden voor de R.-K. Tot bewijs
zie men slechts naar België, waar de crisis
al lang zou zijn opgelost, zoo het ging
tusschen R.-K. en liberalen. Daartusschen
staan echter de Vlaamsche Katholieken,
die aan hun taal verreweg de grootste
waarde hechten en zich niet weer met een
kluitje in het riet willen laten jagen. Dien
tengevolge is nog zoo zeker niet, of Ren-
kin, al aanvaardde hij de opdracht, een
kabinet zal weten te vormen, en als dit
mocht slagen, of zijn regeering een blij
vertje zal zijn
achterzijde is te zien, welke in geenen
deele het front kan evenaarden. Doch
niettemin Is het een schoon stuk arbeid.
Binnentredende komt men in een hall,
die door groote hoogpoorten toegang geeft
tot een enorme ruimte, die een recon
structie is van de basiliek van Severiana.
Dit is één der machtigste bouwwerken
uit de tijden toen Tripoli, dat sedert 1912
tot Italië is teruggekeerd, in handen was
van het toen almachtige Rome. Zij het
ook slechts fragmentarisch, werd dit ge
heel geschiedkundig zuiver door den kun-
digen ingenieur Ferruccio Brasini gerecon
strueerd. Het dak wórdt gedragen door
twee boven elkaar geplaatste rijen van
zuilen met Corinthische kapiteelen. De
bovenste rij zuilen, die alle in rood marmer
Imitatie zijn, draagt een galerij, die langs
de beide zijden van de basiliek loopen.
Gelukkig heeft men deze tot twintig
meter hoogte reikende ruimte vrijgelaten
en slechts versierd met afgietsels van
enkele beroemde beeldhouwwerken uit den
ouden Romeinschen tijd.
De zijzalen geven een kijk op de voort
brengselen van de paar kolonietjes, die
nog Italiaansch bezit zijn. Doch voor den
minder polyglottisch ontwikkelde maakt
Italië het moeilijk door alles wat beschrij
ving of verklaring aangaat in de taal der
vaderen te laten. Een weinig minder
chauvinisme ware hier niet misplaatst
geweest!
Een aangename verrassing wacht ons
wanneer we aan de rechterzijde het ge
bouw wenscher. te verlaten. Plots, eenige
treden afdalend, betreden we een oude
Romeinsche piscine, waaromheen de bus
ten der voornaamste Romeinsche keizers
op hooge zuilen zijn geplaatst. Het dak
is hier afwezig en in vollen rijkdom
stroomen de zonnestralen neer om zich
te weerspiegelen in het zacht ruischend
water van de piscine.
In principe lijkt deze combinatie moei
lijk vereenigbaar, doch de wijze waarop
dit tot één geheel werd verbonden,
dwingt eerbied af voor de ontwerpers.
Aan de achterzijde van het gebouw dalen
wij over een enorme trap af naar den
weg, waaraan het gebouw is gelegen. De
rij groene zuilen, welke daar het dak
I dragen, zijn langzaam maar zpker bezig
I hun groen af te schudden, doch dit is
niet het eenige op de tentoonstelling, dat
reeds teekenen van verval begint te
geven. Ook in de Temple d'Angkor en
speciaal op den grooten zgn. cementen
weg, die daarheen leidt, zag ik reeds
verschillende stukken, die zich onder de
onbestendigheid van het weer beginnen te
begeven.
Ook Portugal wierp de poorten open.
1 Kent de lezër de Portugeesche bezittingen?
Met mij zult ge waarschijnlijk Angola,
i Goa, Timor, Macao en wellicht nóg enkele
i dier bezittingen kennen. Doch aanschouwt
een wereldkaart, waarop de Portugeesche
koloniën zijn aangegeven. Men duizelt en
benijdt een minister van Koloniën in dat
land niet meer! Het is alsof de groote
wereldkaart door een slordig man met
inktspatjes is bemorst, miniscule inkt
spatjes, die de heele wereldkaart hebben
bezoedeld. Over de geheele wereld schijnt
Portugal koloniën te hebben van het
formaat Macao, waar men met een auto
in een uurtje doorgetuft en het lijkt roeke
loos den boel zoo te versnipperen.
Op het verleden, de ontdekkingsreizi
gers en al wat meer roemruchtig in het
koloniale verleden was, wordt de aandacht
gevestigd, doch wijselijk heeft men niet
statistisch of grafisch voorgesteld „was
einmal dagewesen". Begrijpelijkerwijze
nemen Angola en Mozambique de voor
naamste plaatsen in in dit paviljoen, dat
architectonisch gesproken, niet bijster
gelukt lijkt, te meer, waar het Portugee
sche koloniale terrein in het Bosch van
Vincennes, waarschijnlijk om consequent
te blijven, eveneens versnipperd werd
Het is weer een week van openen en
nogmaals openen geweest, want ook
Amerika heeft zijn paviljoen voor het
publiek opengesteld. Zooals misschien be
kend, heeft Amerika een getrouwe cople
gebouwd van het geboortehuis van George
Washington te Mount Vernon. Het is een
charmant huis en een kapitalist moet nei
ging krijgen om .het met het gemeente
bestuur op een accoordje te gooien en het
huis na afloop van de tentoonstelling over
te nemen met inrichting en al, indien de
stad Parijs er een stukje grond bij wil
geven.
Voor niet minder dan f60.000 aan
„colonial' furniture" werd uit Amerika in
gevoerd om dit huis, dat een zeventiental
j kamers telt. te stóffeeren. Het geheele
huis in wit doch de vensters, de deuren
en paneelen zijn van het diepe groen,
i waarvoor onze voorouders zulk een voor
liefde hadden.
De bijgebouwen worden ingenomen
door de werkelijke koloniale inzendingen,
ter rechterzijde die van de Philippijnen,
ter linkerzijde Alaska en Hawai. inder
daad 'n ietwat ulteenloopende combinatie.
En om ons nog meer Rex Beach voor den
geest te halen, wanneer we droomend naar
I een uitrusting van een goudzoeker staan
te turen, klinken uit de voorgalerij de
tonen van een Indiaanschen band, die van
tijd tot tijd hun melancholieke melodieën
doet hooren. Maar al dragen ze nog de
i groote kap met arendsveeren op het hoofd,
ze weten even goed als elk Europeaan wat
Jazz is en ze spelen het beter dan menig
orkest van Westerlingen of negers. Wat zij
in de cacophonie van klanken weten te
leggen is niet onder woorden te brengen,
doch er klinkt een bijna ziekelijke smart
in, die van tijd tot tijd aan nostalgie doet
denken
Zouden ze, zoo vraag ik me af,, een stil
ziekelijk en knagend verlangen hebben
naar hun confectie-colbertje, dat gedu
rende zes lange maanden voor hen „taboe"
zal zijn?
Parijs, 29 Mei 1931.
A. P.
Warm weer.
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 30 Mei.
Het wonder is vast te stellen, dat we
heden, Zaterdag 30 MeJ precies acht
dagen een tropisch zonnetje boven Berlijn
hebben, dat er in deze week geen wolkje
aan de lucht te zien is geweest, dat de
temperatuur 's ochtends vroeg al 26 gra
den in de schaduw was en is, en 's mid
dags steeg tot 30 en zelfs 33 graden. Dat
het 's nachts tot nu toe niet afgekoeld is.
j Dat de stad Berlijn nauwelijks meer het
drinkwater voor al die dorstige kelen leve
ren kan en geen geld heeft om met de
sproeiwagens te werken, zoodat het overal
naar stof ruikt en de menschen met zwart
bestoven, In zweet gedompelde gezichten
huiswaarts keeren. Datja, wat verder?
Dat we zulk een lente, na al het geklaag
over slecht weer, toch een beetje bar
vinden.
Het is in Berlijn zoo warm en zoo droog,
dat we ons gaan afvragen, of het ooit weer
anders zal worden? Wij heeren hebben nu
radicaal met al die drukkende „zomer-
kleeren", die precies zoo warm zijn als de
wintergarderobe, gebroken. We loopen
zonder hoed en in ons overhemd. Ook mid
den in het grootestadsgewoel. Jawel, we
hebben eindelijk de nuttige mode van de
Amerikanen overgenomen en geneeren
ons niet meer. Ik weet niet, hoe men daar
in Nederland over denkt en hoe het daar
tegenwoordig is. Maar mocht de Holland-
sche mentaliteit nog altijd de oude zijn en
wacht men dus bij ons graag af, wat ande
ren doen voordat men er zelf toe besluit,
dan wil ik mijn geslachtsgenooten in het
vaderland toch een dienst bewijzen, door
vanuit den vreemde te melden, dat de
Duitsche heeren in massa's tot het sport
hemd met riem, dus zonder vest en zonder
colbertje, zijn overgegaan. Men kan voor
dat doel keurige hemden koopen, dassen
natuurlijk in passende kleuren. Men mag
in zijn hemd in de koffiehuizen en in de
bierpaleizen zitten. Deze kleeding is vol
strekt niet meer tot het sportleven be
perkt. Ja, ik zag gisteren zelfs in een zeer
deftig restaurant eenige heeren in hemd,
korte pantalon, bioote kuiten en sandalen
binnenkomen. En geen „Ober" of zaalchef
kwam op het denkbeeld om daar een aan
merking op te maken. Wij anderen in
alleen-maar-het-hemd hebben deze soort-
genooten eigenlijk benijd. Want het wei
nige, dat wij aan hadden, begon ons in de'
beschouwing van deze radicale omwente
ling nog te drukken. Er zal een tiid komen,
dat de dames er in den beeten zomer niet
meer beter aan toe zijn (jan wij!
Natuurlijk klagen de agrariërs weer. Het
is nu te droog en te warm. Het jonge groen
verdort bij gebrek aan water. Een reeen
van een dag of twee ware noodig om het
land rondom Berlijn, de toch al zoo droge
Autoriseerde vert. uit het Engelsch van
Is FLETCHER door Jhr. C. A. L. v. d. W.
(Nadruk verboden).
- En dat was? vroeg ik.
- Ik wil niet ontkennen, dat het auto-
en egoïstisch was, antwoordde hij
gedachten. Nu ik bezadigder ben ge-
Krden en meer menschenkennis heb ge
lden, zou ik dat zeker niet gedaan heb-
B Hetgeen ik deed was het volgende:
Pleegde overleg met een advocaat en
fahte geheimhouding. Toen verkocht ik
wat ik had, verdeelde mijn fortuin
-* tweeën en stelde een deel op haar
®w»; zij moet dat inkomen nog hebben,
W minder dan vijftien honderd pond
P jaar. Nadat ik die zaak behoorlijk
geregeld, verliet ik met mijn deel
-ë land.
Zonder haar iets te zeggen? riep
'uit.
- Neen, zij wist van niets. Dat had
zin Ik ging. niemand zelfs de
;:Tocaat niet wist waarheen. Ik liet
weten, dat ik voor eenige Jaren op
^ging.
-Dus liep u van haar weg?
- Als je de vraag zoo stelt, ja, dan liep
r.S56. gaf hij openlijk toe, anders had-
£j wij onaangenaamheden gekregen,
pietjes vertrekken was volgens mijn
"p'deel de eenige oplossing.
En het kind? Het meisje, dat wij
tieren zagen? Was zij toen reeds ge-
t-'en?
.- Neen! antwoordde hij met nadruk,
jwas nog niet geboren. Als zij er ge-
was. dan weet ik wel zeker dat Ik
nimmer mijn vrouw had verlaten. Maar
zij was nog niet geboren en ik wist ook
niet dat mijn vrouw een kind verwachtte.
Dat heeft u dus gehoord?
Ik hoorde dat vandaag voor het
eerst! riep hij uit. Ik heb inlichtingen in
gewonnen .zonder te zeggen wie ik was.
Dit boerenvolk, Holt, weet alles van
familiegeschiedenis en geheimen en die
vertellen ze ook gaarne rond.
Natuurlijk gelooft mevrouw Elphir.-
stone dat u dood is, nietwaar? vroeg ik.
Dat zal wel zeker zijn.
Natuurlijk! Zij trouwde eenige jaren
geleden met haar tegenwoordigen man,
even voordat hij het landgoed hier kocht.
Ja, ze gelooft dat ik dood ben, en hier zit
ik in levende lijve!
En wat zijn nu uw plannen?
Wat zou jij doen in dit geval? Zeg
mij daarover eens je oordeel? Je kunt
het mij eerlijk zeggen, dat zal ik je niet
kwalijk nemen!
Ik zou weer weggaan, zonder iets te
zeggen, zeide ik. U heeft haar veriaten en
als u zich bekend maakt, zal dat waar
schijnlijk het verbreken van een gelukkig
huwelijk ten gevolge hebben.
Dat is zeker, zij passen even goed bij
elkaar, als wij slecht bij elkaar pasten!
brak hij af Dit huwelijk is gelukkig. Maar
dit meisje mijn dochter!
Zij heeft u nooit gekend, mijnheer
Mazaroff
Zijn gebruinde wangen kleurden en hij
schudde zijn hoofd.
Je hebt gelijk, Holt je hebt gelijk!
zeide hij, onderworpen. En het is alles
mijn schuld. Tot nu toe is er niets ge
beurd. Niemand weet nog iets behalve jij
en niemand kan eenig vermoeden hebben.
Na zoovele jaren zou dit een opzien
barende onthulling zijn, merkte ik op. Dat
moet wel bedacht worden. En viel mij
iets in gedachten en ik keek hem in twij
fel aan. Ik geloof, dat als het zoover
kwam dat u zou moeten bewijzen, 'dat..
Dat Salim Mazaroff Andrew Mer
chison is, viel hij in de rede. O, dat is
mogelijk. In de eerste plaats mijn loen-
schend oog, dan een moedervlek op mijn
rechterarm en verder mijn papieren; ook
zullen er menschen te vinden zijn, die
daarover verklaringen kunnen afgeven.
Hoe kwam u er toe zoo'n ongewonen
naam aan te nemen, waagde ik te vragen.
Hij glimlachte, alsof die herinnering
hem genoegen deed.
Dat zal ik je vertellen. Toen ik dit
land verliet, ging ik naar Indië. Ik zwierf
daar overal rond, daarna ging ik naar
Durban en de diamantvelden. In Durban
maakte ik kennis met iemand met wien
ik het daarna zeer goed kon vinden; wij
bleven bij elkaar en dreven samen han
del. Zijn naam was Mazaroff en bij zijn
overlijden liet hij mij al zijn geld na. Ik
was toen niet van plan om naar Engeland
terug te keeren.
Kwam het nooit bij u op, dat uw
vrouw zou hertrouwen?
Ik kan niet zeggen, dat ik daaraan
ooit gedacht heb. Ik had daaraan moeten
denken, maar ik deed het niet. En nu sta
ik voor een moeilijk geval.
Wat wilt u nu doen?
Ik weet het werkelijk niet. Haast heb
ik niet. Ik behoef niet te vreezen, dat ik
herkend zal worden. Ik heb vandaag een
half dozijn menschen gesproken, die mij
in vroeger dagen gekend hebben en door
mijn blauwen bril hadden zij geen flauw
idee, wie ik werkelijk was.
Hij stond op. ging naar buiten om voor
de herberg heen en weer te wandelen.
Dien avond, zeide hij geen woord meer
over onze onthullingen en ook den vol
genden morgen roerde hij dat punt niet
aan. Wij brachten den dag door met het
bezoeken van eenige ruïnes. Toen wij te
rugkeerden was het vol in de herberg;
zeer vele menschen waren teruggekeerd
van de markt, waarover Musgrave had
gesproken en elke kamer van het huis,
behalve onze zitkamer, was overvol. Toen
Mazaroff na ons diner mij mededeelde,
dat hij zijn omstandigheden wenschte te
overdenken en buiten ging wandelen, lie
pen er op den weg nog vele veekoopers.
Hij liep de heide over en dat was de
laatste keer, dat ik hem in levende
lijve zag.
Het was ongeveer half acht, toen hij
uitging, daarna ging ik ook uit en keerde
liepen er op den weg nog vele
veekoopers.
te ongeveer 9 uur in de herberg terug. Hij
was nog niet thuis. Toen hij om alf uur
nog niet was teruggekomen, zocht ik
Musgrave en zijn vrouw op, die hun
avondeten gebruikten na dezen bijzonder
drukken dag. Webster, onze chauffeur,
zat bij hen aan tafel.
De herbergier en zijn vrouw zagen geen
reden voor ongerustheid. Gedurende ons
tweedaagsch verblijf hadden zij bemerkt,
dat Mazaroff een beminnelijk, vriendelijk
mensch was, die van gezelligheid hield,
en daarom veronderstelden zij, dat hij
ergens zat te babbelen. Toen de klok ech
ter twaalf uur sloeg, was hij nog niet te
rug en begon Musgrave bedenkelijk te
kijken en zeide hij dat hij het dwaas vond
om in het donker rond te dolen.
Zou hem iets kunnen overkomen in
deze streek? vroeg ik.
Dat hangt er van af, antwoordde
Musgrave. Hij zou in duister in een moe
ras kunnen terechtkomen. Menschen, die
hier niet bekend zijn, moeten 's avonds
niet over de heide dooien.
Ik was op het punt te zeggen, dat Ma
zaroff hier goed bekend was, maar ik
hield mij in en in plaats van iets te zeg
gen ging ik den weg op. Het was toen
stikdonker en doodstil. Er stond geen
enkele ster aan den hemel en op den weg,
die naar het dorp voerde, was geen voet
stap te hooren.
Ik ging de herberg weer binnen, vast
besloten om handelend op te treden.
Musgrave haalde lantaarns voor zich zelf,
Webster en mij; wij gingen de heide op,
nadat aan juffrouw Musgrave was ver
zocht een licht te branden voor een der
ramen en een signaal met haar was afge
sproken om ons te waarschuwen als Ma
zaroff was teruggekeerd. Wij gingen elk
in een andere richting, luisterend naar
den een of anderen noodkreet.
Wij zochten, totdat een schemerachtig
licht zich begon te veitoonen boven de
Oostelijke heuvels; toen keerden wij te
rug. Niemand van ons had iets gezien of
gehoord Toen maakten Musgrave en zijn
vrouw weer andere veronderstellingen:
Mazaroff was afgedwaald, een of ander
huis binnengegaan en had daar over
nacht; met het ontbijt zou hij wel terug
komen.
Ik had daar weinig hoop op. Webster en
ik gebruikten ons ontbijt en gingen er
daarna weer op uit. Mijn weg leidde naar
het Oosten. De zon was juist in al zijn
glorie opgegaan en de heuvels glinsterden
in de morgendauw, toen ik na het pas-
seeren van een rotspartij tegenover het
meisje, kwam te staan, dat mijn gedach
ten sinds mijn komst hier had vervuld.
Sheila stond voor mij.
(Wordt vervolgd).