!.it Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 Juni 1931
Vierde Blad
No. 21844
BOUWKUNST
RONDOM LEIDEN
X
[NDERLANDSCHE BANK
BRIEVEN uit de HOOFDSTAD
HISTORISCHE FIGUREN.
INZE BRIDGE-RUBRIEK.
ui.
bijgaande teekeningen aangeven,
i-prkje van Sassenheim reeds in
Lain der 18de eeuw, 1730, een drie-
gesloten koor, dat trouwens bij de
tas aangetrokken als predikruimte.
dien tijd was er waarschijnlijk een
halfrond gesloten koor, dat werd
,pt om de kerk Oostwaarts te ver-
vayn/ ó.T Od,
de „Voorloopige lijst van Monumen-
ivan Zuid-Holland" wordt opgegeven,
[dit in 't midden der I8de eeuw ge-
_e, maar volgens de teekeningen in
Leidsche gemeente-archief, was dit
|n 1730 al gebeurd,
zal deze teekeningen hier kortelijk
j bespreken.
|Een penteekenlng van H. de Leth uit
die 't koor voorstelt met rechthoe- 1
ramen alleen met een paar boogjes
liceerd. Het portiek van het Noorder-
irpt is Gothisch.
i p Een photo van een teekening van A.
faen, eveneens uit 1730. Hier heeft het
(lelt ter weerszijden nog een raam en
het Romaansch, Als bijzonderheid
'Bhler op 't Romaansche rondboogfries
de galmgaten van den toren, dat
[de meeste teekeningen is verwaar-
Een kopergravure van 1732 uit Ra-
akers „Rijnland". Hier is het portaal
i ■aansch en zitten Gothisch getraceer-
I Bramen in rechthoekige omlijsting in
koor Boven den achtergevel van het
p is hier een klein trapje aangebracht
zien we in denzelfden gevel vlak
den nok van het koor nog een rond-
_:aam, dat op andere teekeningen
r ontbreekt.
Een teekening uit de tweede helft
118de eeuw heeft rechthoekige ramen
'et koor.
Een vrij groote teekening uit plm.
I geeft een klassicistisch portaal. Go
kt getraceerde ramen in het koor en
pboogfrlezen boven de galmgaten,
i teekening bij het eerste artikel heb
Ivergenomen uit het „Handboek tot de
[thledenis der Nederlandsche Bouw-
t" van Frans Vermeulen, die ze
heeft uit een kloosterachief. Er
It bij die teekening een aardige notitie,
fe ik heb trachten te ontcijferen. Ze
luuwe Schets van den plattengrond
Iden Thooren en Kerk van Sassenheim
RECLAME.
VOOR BELASTE WAARDEN
'•-GRAVENHAGE
0/ Tegen beurskoers
L OBUGATIËN
m. jearl. uitloting
den 12 November 1797. Den Thooren en
de muren van de Kerk is geheel van
Duyts oft tufsteen en van een groote Oud-
heyt hetwelk de bouwing van het Front of
muurwerk der kerk aantoond, geschiedt te
zijn. Naebij de tijden van het Heiden
dom oft inde eerste tijden des Christen-
dorps. De glasligten zijn er naerhand in
gebroken oft wel veel grooter gebroken.
(Den bouwtrant van het werk komt over
een met die van Wierlngen op het West-
Einde). De kerk is dan seer slegt van bin
nen met het houten wuift. De kerk iszhii
nen met het houten wuift. Het Choir dat
met pannen gedekt is, is van veel vroe
ger bouwtijd. Het muurwerk van den
Thoorn wordt ook slegt dog het spids zijn
er nog niet lang opgestaan te hebben."
Deze mededeelingen, die mij niet in alle
opzichten duidelijk zijn vindt men in het
handschrift Verkees, dat bij de Francis-
kanen te Handel berust.
Laat ons ten slotte den tegenwoordigen
toestand nog even vluchtig onder de
oogen zien.
De plattegrond is nog ongeveer, zooals
wij dien gaven, met dit verschil, dat een
der lage transepten verdwenen is en het
andere geheel verbouwd. De ingang is
thans in den achtersten wand van het
koor. Van de oorspronkelijke muurgele
ding ziet men zoo goed als niets meer.
Behalve het fragment van den West
gevel, dat we teekenden is de toren nog
het best bewaard. Hij is opgetrokken van
rooden baksteen, z.g. moppen en niet van
tufsteen, zooals de schrijver van het H. S.
beweert.
De karakteristiek Romaansche ele
menten vinden we boven de galmgaten,
waar een gevlochten rondboogfries is aan
gebracht. dat reeds wijst op een naderen
tot de Gothiek.
Het gevlochten rondboogfries kunt u
ook nog te Leiden in de Hooglandsche
kerk zien, n.l. tegen den Noordmuur van
den ingebouwden Romaanschen toren.
Het portiek van den toren is vroeg-Go-
thiek, maar een eind naar boven zien we
nog toegemetselde rondboog-lichtopenin
gen.
De spits van den toren is niet Ro
maansch maar van Gothische constructie.
Wellicht zal de lagere Romaansche spits,
misschien een zadeldak eeuwen galeden
reeds ten offer zijn gevallen aan het he
melvuur, dat heel wat torenbranden op
zijn geweten heeft.
In den Oostgevel boven het dak van het
koor ziet men nog een toog en twee cir
kels van toegemetselde lichtopeningen
De alleroudste toestand is dus niet zui
ver meer herkenbaar.
Toch is het nog wel de moeite waard,
eens om dit oude kerkje heen te wan
delen, dat in 1595 grondig schijnt te zijn
vernieuwd, waarbij gebruik werd gemaakt
van steenen afkomstig van het slot Tey-
lingen. Waarschijnlijk had het ernstig
schade geleden in het jaar 1574, toen om
streeks het beleg van Leiden, ook de ker
ken te Warmond, Oegstgeest, Rijnsburg
en Wassenaar werden verwoest.
We merken nog op, dat het avon'dmaal-
zilver in 1731 aan de kerk werd geschon
ken. Is het louter toeval, dat ook juist in
1730 en '32 de kerk door verschillende
personen werd geteekend en gegraveerd?
Dit zijn vragen, waarop wellicht een
grondig naspeuren der archieven een af
doend antwoord zou kunnen geven.
Als bijzonderheid deel ik nog mede, dat
de kleine klok in Gothische letters het
opschrift draagt:
ALLET—t)E—STOMME—JHESUS—MA
ANNO 1565.
De groote klok werd aangebracht in
1595.
Het is de moeite wel waard, om dit
aardige oude dorpskerkje, omgeven van
geboomte en bloeiende heesters die zich
buigen over de graven der gestorvenen,
nog eens te bezoeken en er een oogenblik
te mijmeren over de vergankelijke idealen
der tijden die zich in de geschiedenis van
bouw en verbouw afspiegelen.
Het heeft een intieme sfeer om zich
heen, welke in het zich steeds meer mo-
derniseerende Saxenheim langzamerhand
wel wat verloren gaat.
Maar dit blijft en verbindt ons met
het verleden.
Steunt, bij gelijken prijs en
kwaliteit,
De Nederlandsche Industrie.
Hiermede dient gij Uw land
En bestrijdt gij de werkloosheid.
DUITSCH AMSTERDAM -
„NAAR BUITEN, NAAR BUITEN'.
Wij zijn leelijk aan het verduitschen.
Tot nog toe heeft nog nooit iemand er
aanmerking op gemaakt en de Amster
dammers, die zeker niet blind zijn voor de
voordeelen, aan zoo'n Duitsche invasie
verbonden, hebben er alles toe bijgedra
gen, om het den vreemden gasten zoo
prettig mogelijk te maken. Trouwens toch,
vreemdelingen hebben het hier niet moei
lijk; althans gemakkelijker dan waar ook.
Zoolang een vreemdeling bij ons maar ge
noeg geld op geoorloofde wijze verdient,
om aan den kost te komen, laat men hem
hier met rust en kan hij doen laten wat
hij wil, zonder dat hem het minste in den
weg wordt gelegd. Die opvattingen wor
den al lang van vóór den oorlog af gehul
digd en Amsterdam heeft bij die tactiek
nog altijd weigevaren. Er zijn groote
Duitsche zakenlieden op allerlei gebied, er
is Duitsch personeel gekomen en met de
talrijke Duitsche dienstmeisjes, die haar
Hollandsche collega's finaal hebben ver
drongen zoo er van verdringen althans
gesproken kan worden In dezen tijd van
dienstboden-schaarschte bezit Amster
dam een niet te onderschatten Duitsche
bevolking. De menschen gaan uit, doen er
hun inkoopen en laten het geld rollen. Het
ging alles best en geen wanklank werd
ooit gehoord, behoudens de enkele keeren,
dat wat dronken vlegels nationalistische
betoogingen houden op het plezierplein
rond Rembrandt's standbeeld, op tijden,
dat de blagen eigenlijk al lang naar bed
hadden moeten zijn. Wij zijn gewend ge
raakt aan de stemmen der Fraulein's aan
de telefoon met haar: „Wie Bitte" en het
„Nein, mineer, ist niet tois" en ook op
andere oogenblikken van aansluiting heb
ben ettelijke Amsterdamsche jongens alle
talenvrees overwonnen en in de Duitsche
meisjes alleraardigst gezelschap gevonden.
Het is tot dusverre alles gemoedelijk en
ongedwongen gegaan en in de beste har
monie hebben wij steeds kunnen opschie
ten met de Duitsche kolonisten. Af en toe
werden wij eens bezocht door een Berliner
bollen- of warme worstjesplaag, maar het
had geen kwaadaardig karakter en wij
hebben er hoogstens om gelachen. Op het
oogenblik echter wordt het ietwat beden
kelijk en als het zoo doorgaat, worden
wij heel gauw vreemdelingen in onze eigen
stad. De Parijzenaars hebben zich en
terecht beklaagd over de Engelsche op
schriften op hun boulevards; als het even
verder is, zullen de Amsterdammers ver
ontwaardigd moeten zijn over de ongemo
tiveerde verduitsching van hun stad. Er is
op ons specifiek Amsterdamsch Leidsche-
plein een Duitsch café gekomen met een
Duitschen naam: „Stadt Schanke, Duit
sche kellners, Duitsch drukwerk en
Duitsch bier. Tegen het bier hebben wij
niets; wij weten het naar waarde te schat
ten, maar het etablissement zelf, dat nota
ben
bene door een Hollander, een Amsterdam
mer, en lang geen onbekende in het café
bedrijf, geexploiteerd wordt, kan onmo
gelijk de onverdeelde sympathie der Am
sterdammers hebben. Dit is het begin van
het einde. Nu is er één over de brug en
de anderen zullen spoedig volgen. In Zuid
is een gewone Hollandsche koekebakkerij
gekomen, met een groot zonnescherm,
waarop beslist „Konditorei" moest komen
te staan. Zie je, dat is mis en geen recht
geaard Amsterdammer zal met deze mis
plaatste tentoonstelling van gastvrijheid
op den duur genoegen kunnen nemen. Wij
hebben vele Duitsche zaken in de stad,
die op kiesche wijze en zonder te provo-
ceeren van hun aanwezigheid blijk geven.
En de Amsterdammers komen er graag.
Er zijn Hollandsche menu's en Holland
sche kellners en wij zijn er niet op visite,
maar bij ons zelf thuis. En daar gaat het
om. Het is een psychologische fout, deze
handelsgeest der slimmerikken, die blijk
baar inzien van de vreemde klandizie nog
meer te kunnen profiteeren door dit „han
digheidje". Goed, laten wij Amsterdam
mers de menschen hun gang laten gaan,
laat hen profiteeren van de buitenlanders,
maar dan ook alleen van hen en laten wij
geen gelegenheden bezoeken in onze eigen
omgeving, waar wij eigenlijk maar alleen
worden geduld. Wij zijn nu eenmaal lako-
niek en protesteeren niet eens wanneer
anderen, buitenlanders, jegens Hollandsche
gasten misschien al lang hadden gesput
terd. In negen van de tien amusements
inrichtingen spelen buitenlandsche musici
wij zeggen niets en waardeeren de men
schen als artisten. Wij spreken andere
talen, beleefdheidshalve, wanneer anderen
zich zeker doof hielden. Maar wij maken
een grapje en lachen wat tegen elkaar:
„Wat zal het stil zijn in Berlijn". En daar
blijft het bij.
Vooral in deze tijden van malaise moet
het nog eens gezegd: onze autoriteiten zijn
uitermate tolerant, welwillend en op alle
mogelijke manieren vol consideratie jegens
buitenlanders; maar enkele Amsterdam
mers moeten daarom nog heelemaal niet,
van wansmaak getuigend, onze stadge-
nooten desavoueeren, zooals op uiterst on-
kiesche wijze, dat nu al een paar malen
in Amsterdam is gebeurd. Onze stad heeft
sinds eeuwen een eigen karakter, een
eigen sfeer en een meening Die moeten wij
behouden. En verdraagzaam zijn wij ook.
Dan ook geen misbruik daarvan maken en
een Hollandsche koekjeswinkel desnoods
„patisserie" of „confiserie" noemen; er
zijn menschen, die nu eenmaal een zwak
voor Fransche woorden hebben overgehou
den uit een vorige eeuw. Misschien waren
toen de overwegingen wel van denzelfden
aard als thans weer. maar dat zijn wij
vergeten en daarom kunnen wij nu zeker
niet meer boos zijn.
Wij lusten geen „helles", geen „Kuchen
oder Torten"; „Geef u maar Pils!"
Ny de Pinksterdagen weer achter ons
liggen heeft zich tegelijkertijd het vraag
stuk weer op den voorgrond geplaatst:
„Waar kunnen de Amsterdammers in hun
vrijen tijd als het mooi weer is naar toe?"
Wij hebben Zandvoort en het Gooi, Mui-
derberg dan wel te verstaan, maar voor
hen, die niet kunnen beschikken over
eigen auto's, is dit „uitje" naar strand of
bosch een ware lijdensweg. Aan de ver
binding AmsterdamZandvoort schijnt
nogal iets te mankeeren. Spoor en tram
„beconcurreeren" elkaar zoo, dat op dit
punt de Haarlemsche tram, de beroemde
fluitist op het smalle spoor, de spoorwegen
toch altijd nog de baas is gebleven in acti
viteit. Aan voldoende materiaal ontbreekt
het op de drukke dagen niet, maar de tijd,
die de tram noodig heeft, om dit afstandje
van ruim 20 K.M. af te leggen, is belache
lijk. Het schijnt verband te houden met
onderlinge overeenkomsten tusschen de
spoor- en tramwegmaatschappij. Waar
schijnlijk is dat ook wel de oorzaak, dat
het stuk HaarlemZandvoort nog steeds
niet werd geëlectrificeerd en terwijl wij
naar Zaandam en Uitgeest, naar Leiden
en Piet-Gijzenbrug met moderne snelheid
rijden, de verbinding Amsterdam met haar
dichtstbijzijnde badplaats nog wel even
aan tijden van slede en trekschuit doet
denken. Twee tot drie uur tijdverlies op
de drukke dagen zijn geen uitzonderingen
en het behoeft geen betoog, dat de men
schen met een dagje vrij, om te genieten
van zon en buitenlucht, hierdoor danig
worden gehandicapt. De weg terug is dan
ook altijd de dissonant van het heerlijke
dagje en hier ligt nu eens voor Amster
dam's democratische gemeentebestuur een
groot werk te verrichten. Naar den Gooi-
kant is het al niet veel beter gesteld. De
beruchte Goolsche Tram heeft zoo juist
gejubileerd, maar alleen de conducteurs en
de bestuurders, die een gratificatie hebben
ontvangen, werden er iets beter van. Ook
hier weer het gevolg van gemis aan con
currentie na het moedwillig vermoorden
van den autobusdienst, die gedurende
eenige jaren tot volle tevredenheid van
velen gefunctioneerd heeft. Er werd goed
gereden; ongelukken kwamen niet voor,
doch toen de stoomtram met een benzine
motor werd uitgerust was het met de con
cessie der busmaatschappij gedaan en het
publiek, de reizigers, de dagjesmenschen
voor Muiderberg en het Gooi, werden de
dupe.
En waar Amsterdam in de onmiddellijke
nabijheid geen andere oorden kent, waai
de gewone man zich kan ontspannen, is
deze kwestie van transport voor passagiers
een probleem geworden. Fanatieke wan
delaars brengen het wel tot het Kalfje,
Ouderkerk, ja zelfs tot het Meerhuis in
Abcoude, maar de kleine man, die vrij is,
vraagt niet naar café's en uitspanningen
alleen, doch voelt evenals de anderen, en
meer nog wellicht, de behoefte aan ont
spanning in de vrije natuur, los van
knellende kleeren en stadsmanieren. En
ook de vervoertarieven blijken dan te
hoog. Het kleine gezin met twee of drie
kinderen verreist al gauw vier of vijf gul
den op zoo'n uitgangs-dagje en dat hakt er
in. Zoodat het toch eigenlijk nog maar
alleen gelukkigen enkelingen gegund is,
om zich des Zondags naar buiten te be
geven. Als hieraan de spoorwegmaat
schappij wellicht in combinatie met die
der tram, haar aandacht eens zou willen
geven. Er is dringend behoefte aan meer
en snellere vervoergelegenheid voor een
groot deel der Amsterdammers. En het is
hier een sociaal belang.
VAN SIEGEN.
LIEFDE EN POLITIEK.
(Slot).
Veertien dagen geleden sprak ik van
een „betooverden prins", hoe hij liefhad,
bemind werd en tóch zijn wensch niet
vervuld kreeg. Ik herinnerde aan Marie
Mancini's klacht tot Lodewijk XIV:
„Vous êtes roi, vous pleurez et je pars".
„U is koning, u schreit en ik moet weg",
had zij geklaagd tot Lodewijk XIV.
Wat was er toch gebeurd, dat de jonge
koning, die op de kleine zwarte Marie
Mancini verliefd was geworden, zoo spoe
dig en zoo plotseling met haar brak? De
twintigjarige Lodewijk was in menig op
zicht werkelijk geen kind meer en toen
hij in 1685 er van droomde, Marie Man
cini op den troon van Frankrijk te plaat
sen, bezat hij reeds om met Saint
Simon te spreken „die hoffelijkheid
en galanterie, welke hij zijn leven lang
wist te bewaren en zoo uitnemend te
vereenigen met den tact en de majesteit,
die hem eigen waren". Men kon. volgens
dezen mémolresschrijver, zeggen, dat hij
daartoe was geschapen en dat te midden
van alle andere mannen zijn gezicht, zijn
houding, zijn charme, ja zelfs de toon
van zijn stem, hem onmiddellijk aanwe
zen als den koning.
Voeg daarbij, dat het volk met hem
wegliep. De Jonge koning had het oorlog
voeren geleerd onder Turenne; de roem
had hem reeds met zijn vleugelen beroerd
en bij de belegering van Stenay en Mont-
medy had hij zich een onverschrokken
soldaat getoond. Geen vrouw in Frank
rijk, die in de bewegelijke omgeving van
het hof was, of zij liet haar droomen vrij
spel, wanneer zij aan den koning dacht.
Daarvoor was hij dan ook de koning. Maar
een koning, die wist hoe zwaar de plich
ten van een vorst waren en die nauw
gezet wenschte te volbrengen. Later,
wanneer zijn kleinzoon Filips V van
Spanje wordt, zal hij hem dan ook mogen
schrijven:
„Zoo ge meent, dat het gemakkelijk en
aangenaam is, koning te zijn, dan hebt ge
u vergist".
Zelf had Lodewijk XIV zijn leertijd als
heerscher onder de moelijkste omstandig
heden zien verloopen. In zijn vroegste
jeugd had hij bij de bedreigingen van
den oproerigen adel in de omgeving van
Parijs rondgedoold. De groote stad was
toen in handen van de heeren van „ds
Fronde". In dien tijd bood het leven hem
ook nog geen groote weelde, sliep hij In
beddelakens. waarin gaten waren geval
len, en leerde hij zoowel het egoïsme als
de eerzucht der menschen kennen. En
hij had langzamerhand de overtuiging
gekregen, dat een koning, die zijn rang
waardig wil zijn, slechts op zich zelf moet
rekenen en belangen van particulieren
óók zijn eigen belangen aan die van
het Koninkrijk moet weten te onderwer
pen.
Men ziet, hij was reeds iemand, die
twintigjarge vorst. Hij had in lefdeszaken
zijn wil kunnen doordrijven. Hij was geen
klein kind, geen willooze jongen meer,
dien men kon richten naar willekeur. Hij
was reeds de lmponeerende persoon
die wel het leven hartstochtelijk liefhad,
maar toch door zijn tegenwoordigheid
alleen reeds aan de genoegens en de
feesten ten hove een bijzonder karakter
gaf. Zoo Iemand zou, indien hij wilde,
zijn zin kunnen volgen. Tóch deed hij het
niet, toen hij Marie Mancini liefhad.
Waarom niet? Achtte hij haar van te lage
geboorte? Alsof liefde daarop let! En als
of iemand, wie ook, zijns gelijke kon zijn,
de gelijke van hem, bij wien vergeleken
ik herinnerde reeds aan het gevleugel
de woord van Saint-Simon alle anderen
„slechts gepeupel" schenen1
Er moet een andere reden geweest zijn,
waarom Lodewijk XIV het offer bracht
en terwijl hij zijn aandoening niet kon be
dwingen, haar van zich liet gaan.
Hij had haar wel zeer lief. Uit de kleine
vluchtige ontmoetingen met haar, toen
hij haar moeder tijdens een ernstige on
gesteldheid herhaaldelijk bezocht, had hij
een niet te verdrijven indruk overgehou
den. Hij had haar daarop uit de gevan
genschap van Asschepoester, waarin haar
familie haar hield, naar den voorgrond
getrokken van het mondaine leven. En
zij, die het hoogste meende bereikt te
hebben, toen zij één woord met den ko
ning gewisseld had, ziet haar fantasie
groeien en vormt plannen voor een toe
komst. zooals slechts de stoutste fanta
sie zich durft denken: koningin te worden,
IX.
mijn vorig artikel is tot mijn spijt
[out geslopen, die de aandachtige lezer
"►edelijk reeds zal hebben opgemerkt.
G gelieve men te lezen: de partner
3 Ruiten of Klaveren in plaats
3 Ruiten of Schoppen.
ga thans verder met de opening op
Sans-atout en de gevallen.
De tegenpartij biedt de partner past.
joord passen. Een ander bod zal als
I niet mogelijk zijn. De eenige moge
nd bestaat in een 2 Sans-atoutbod,
en men in de geboden kleur over
'stens 2 dekkingen beschikt en een totaal
ongeveer 7 slagen heeft. Men kan na-
jmjk bij den partner niet op normale
rekenen. Over het algemeen zal men
'r doen te passen. Hooger bieden brengt
nsico van down gaan mede, terwijl
ejT vrij zeker van is dat de tegenpartij
Manche zal kunnen behalen en ver
dijk reeds haar handen vol zal hebben
"et voldoen van haar contract,
den aard der zaak zal een kleurbod
regel niet mogelijk zijn aangezien de
dan zoo sterk zou moeten zijn, dat
openingsbod bij voorkeur niet in Sans-
doch in die kleur was gedaan. Een
"dering hierop zou maken een spei
een lange sterke Klaver of Ruiten
en eenige topkaarten in de andere
e& waarop men Sans-atout heeft ge-
omdat 3 Sans-atout wellicht gemak
te maken zal zijn dan 5 in die
dijker
1 een Sans-atout opening op
S H 2
H A 7
R H V 8
KI A H V 10 6 5
zou men na een 2 Schoppen op Harten
bod van de tegenpartij zonder veel risico
3 Klaver kunnen bieden. Ik teeken hierbij
aan dat een dergelijk spel hoewel een 1
Sans-atoutbod te verdedigen is,, door mij
persoonlijk niet als 1 Sans-atout zou ge
opend worden.
3. De tegenpartij biedt, de partner biedt
ook
Indien V heeft geboden en B daarna
2 Sans biedt, moet men aannemen, dat B
over 2 dikkingen in de geboden kleur be
schikt of over één dekking en groote kracht
in een of twee andere kleuren. Als regel
zal dan ook het 3 Sansbod veilig zijn
indien de andere kleuren voldoende sterk
zijn en vooral indien ook L nog over een
dekking in de geboden kleur beschikt. Is
echter een goede biedbare kleur aanwezig
dan zal het bieden daarvan de voorkeur
verdienen. Gaat de tegenpartij echter hooger
dan is doubleeren aangewezen. Het is uit
den aard der zaak, waar ook de partner
door zijn bod over kracht beschikt, vrij
wel uitgesloten, dat zij aan haar contract
kan voldoen. Het spreekt vanzelf dat men
indien het behalen van het 3 Sans-atoutbod
tevens het behalen van de Robber mee
brengt, dat als regel zal verkiezen, tenzij
een goede kans bestaat de tegenpartij meer
dan 3 down te krijgen zooals ik reeds in
mijne artikelen over „doubleeren" besprak.
Thans ga ik over tot het behandelen
van die spellen waarin het openingsbod
steeds in de kleur moet geschieden en
Sans-atout opening niet geoorloofd is.
De eischen waaraan deze spellen moeten
voldoen zijn ©enigszins anders en moeten
iets hooger worden gesteld. Heeft men in
drie kleuren topkaarten dan kan een in
formatiebod in de vierde kleur gedaan
worden op een zeer zwakke troef, doch
bij een in slechts 2 kleuren gedekt spel
is een eerste vereischte dat die kleur top
kaarten bezit. Als hoofdtypen van een
dergelijke kleur noem ik:
Aas Heer vijfde
A. H. Vr. vierde
Aas Vrouw derde Aas Heer derde
of
3 kleine kaarten 3 kleine kaarten
2 kleine kaarten 3 kleine kaarten
H. Vr. B. vierde H. Vr. B. vierde
Aas derde Aas Heer derde
of
Aas tweede Aas vierde
3 kleine kaarten 2 kleine kaarten
Speciaal op het laatstgenoemd spel wil
ik even de aandacht vestigen omdat het
zoo dikwijls ten onrechte op Sans-atout
wordt geopend. Opent men in 1 op de
eerstgenoemde kleur en men moet dit spelen
met een nagenoeg waardelooze blinde dan
zal men vermoedelijk hoogstens een down
zijn. Bij een Sans-atout opening kan men
bij een ongunstige verdeeling van de kaar
ten wellicht 3 of 4 gedoubleerd down gaan.
Waar de algemeene kracht van een
in slechts 2 kleuren gedekt spel, zooveel
minder is zal men uit den aard der zaak
voorzichtig moeten zijn met doorbieden
wanneer de partner antwoord geeft. In korte
trekken wil ik even de verschillende ge
vallen behandelen, speciaal daar waar er
afwijkingen bestaan van de biedingen die
ik in mijn vorige artikelen behandelde.
1. De partner geeft 2 in de geboden
kleur, dus de zwakste steun die hij kan
geven. Passen zal als regel aan te raden
zijn, speciaal wanneer het openingsbod
minimaal is geweest. Het intermediaire bod
var. 2 Sans-atout hetwelk op de in 3
kleuren gedekte spellen uitkomst bracht is
hier te gevaarlijk. Biedt de tegenpartij
hooger dan kan men overwegen 3 in de oor
spronkelijke kleur te bieden indien uit eigen
spel blijkt dat het risico niet te groot is.
Men tracht het spel te behouden. Daar het
drie bod niet vrijwillig was, zal de partner
als regel het Manchebod niet doen.
2. De partner biedt 1 Sans-atout. Dit is
bij een in 2 kleuren gedekt spel een zeer
moeilijke kwestie. Men weet niet of de
Sans-atout geboden is, omdat in de geannon
ceerde kleur geen steun gegeven kan
worden, 'maar toch wei over eenige sterkte
beschikt wordt, óf, omdat, niettegenstaande
steun in de troefkaart, zooveel algemeene
kracht aanwezig is, dat de partner wil
trachten nadere informaties te verkrijgen.
Als speltypen hiervan noem ik, na een
Schoppen opening:
1 2
Sch. een kleintje Sch. 3 kleintjes
H. Vrouw Boer vierde H. Heer Boer derde
R. Heer Boer vierde R. Vrouw 10 vierde
KI. Aas 10 vierde KI. Aas Boer derde
(Met éen partner waarvan »*en weet,
dat het openingsbod betrouwbaar is, zou
ik zelfs nog op iets minder sterkte met 1
Sans-atout antwoorden. Ik kom hierop later
terug wanneer ik de steun van den partner
behandel. Een dergelijk zwakke Sans-
atoutbod noemt men in Engeland de Cour
tesy No Trump", omdat het bod geen groote
sterkte annonceert, doch slechts is gedaan
met de bedoeling de biedingen open te
houden om den partner gelegenheid te
geven, indien mogelijk nogmaals een bod
uit te brengen. Veel gevaar bestaat er bij
een dergelijk Sans-atouttod niet in ver
band met de origineele opening in
Schoppen).
In het algemeen moet gjen aannemen,
dat er een groote mogelijkheid bestaat dat
de Sans-atout belangrijk minder sterkte heeft
dan een# origineele openings-Sans, aange
zien anders, na de opening, minstens twee
Sans-atout gedaan zou zijn.
De spellen, die ik hierbij aangaf, gaven
ongeveer 3 slagen steun in het eerste geval
echter zonder troefsteun, in het tweede
geval met normale troefsteun zooals die
door den speler mag worden aangenomen.
Het steunen in de troefkleur is bij het
eerste spel gevaarlijk, omdat te veel troe
ven tegen kunnen zitten; in het tweede
geval te sterk voor een twee bod, niet
sterk genoeg voor een drie bod, (als ver
zoek aan den partner het Manchebod te
doen) en door een Sans-atout wordt de
gelegenheid gegeven tot nadere inlichtin
gen van den partner.
Degene die opende moet dus bij het
verder bieden zich terdege rekenschap
geven van den vermoedelijken aard van het
spel van zijn partner. Werd de opening
op minimale sterkte gedaan dan zal passen
aanbeveling verdienen. Bezit het openings
bod iets meer sterkte dan 2 in de openings-
kleur bieden. Is echter een tweede biedbare
kleur aanwezig zij het ook, een vierkaart
met minder topkaartsterkte dan voor een
oorspronkelijk openingsbod vereischt wordt
dan moet deze kleur worden aangegeven.
De beslissing is dan weer bij den partner,
die de keus heeft te passen, de oorspron
kelijke kleur te steunen of indien hij juist
sterkte heeft in de 2 ongenoemde kleuren,
naar 2 of mogelijk 3 Sans-atout overgaan.
Het spreekt vanzelf dat na het antwoord
van den partner niet meer geboden moet
worden en zijn bod als slotbod moet wor
den beschouwd.
A. J. VERSTEEG.