v. ROSSEM's TROOST
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD Vrijdag 5 Juni 1931
Derde Blad No. 21843
Het Nederl. Historisch Natuurwetenschappelijk Museum.
Officieële Opening
Boerhaave-Laboratorium.
Heerenbaai EEN DUBBELTJE
FEUILLETON.
De Blauwe Diamanten
van Mijnheer Merchison
Foto Bleuzé
in het voormalige
Openingsrede van den directeur,
dr. C. A. Crommelin.
in een zevental daartoe ingerichte ver
rekken op de bovenverdieping van het i
raormalige Boerhaavelaboratorium, waar
onder de vroegere collegezalen van prof.
Jan Calcar en prof. Tendeloo is heden
middag in tegenwoordigheid van een aan-
3 eenoodigden het Museum van de Stich-
JJ, net Nederlandsch Historisch Natuur
wetenschappelijk Museum" officieel ge
diend Men bereikt het Museum door het
ooote hek rechts van het standbeeld van
joerhaave. Het doel der Stichting in de
raimste beteekenis is het bevorderen van
ce studie van de geschiedenis der natuur-
ttienschappen.
De Stichting van het Museum was
evendien wenschelijk. omdat vele voor
erpen van waarde tot dusver opgeborgen
aren in laboratoria en ook bij particu-
eren, onbekend bij en nooit gezien door
jet publiek, alleen nu en dan bezocht en
jewonderd door vakgenooten; voorts om-
jat die voorwerpen soms niet veilig werden
jevaard (b.v. brandgevaar) en dus dreig
den verloren te gaan. Ook als een daad
nn piéteit verschuldigd aan de nage
dachtenis van vele groote Nederlanders,
die door hunne onderzoekingen op natuur-
retenschappelijk gebied zooveel tot
jiederland's roem hebben bijgedragen, kan
acn de stichting van dit Museum be
schouwen.
Wij zijn dezer dagen in de gelegenheid
meest een voorbezoek aan het Museum
:c brengen en hebben onder leiding van
een directeur, dr. C. A. Crommelin en het
Jd der wetenschappelijke commissie van
ttorbereiding en advies, dr. van der
Klaauw
een rondwandeling
door de verschillende vertrekken gemaakt.
De tentoongestelde voorwerpen zijn voor
kh groot deel bruikleenvoorwerpen van
het Rijk en enkele van particulieren; vele
ajjn ook eigendom der Stichting, hetzij als
pschenk, hetzij door aankoop verworven.
Het is uit den aard der zaak niet wel
tragelijk hier een gedetailleerd overzicht
Ie geven van de vele ongetwijfeld belang-
rfjke voorwerpen, welke dit Museum her-
tergt, Maar toch hebben we van ons I
Een hoekje in de afdeeling natuurkunde uit de 16de en 17de eeuw. Op den
voorgrond ziet men een der beide door Johan van Musschenbroek (16601707)
vervaardigde luchtpompen.
slechts vluchtig bezoek één indruk mee
genomen: een gevoel van groote dankbaar
heid jegens hen, die het initiatief namen
tot de inrichting van dit Museum en een
gevoel van groote bewondering voor dr.
Crommelin en zijn helpers, die dit initia
tief op zoo voortreffelijke wijze in een
daad omzetten.
Want dit Museum zal zijn bestaansrecht
in steeds stijgende mate bewijzen, omdat
het ons den ontwikkelingsgang leert ken
nen der optische instrumentiek; omdat het
onze bewondering verdiept voor een man
als Anthony van Leeuwenhoek een Chris-
tiaan Huygens en een Musschenbroek. die
met dergelijke gebrekkige hulpmiddelen
,tot ontdekkingen kwamen, waarvan de
hedendaagsche wetenschap nog profiteert;
kortom omdat het onze interesse verdiept
voor wetenschappelijke hulpmiddelen,
waarvan wij geneigd zijn het ontzaglijke
practische nut als iets vanzelfsprekends te
aanvaarden En naarmate wij dien ont
wikkelingsgang beter leeren kennen, zal
onze belangstelling ervoor grootere afme
tingen aannemen; zullen wij iedere scha
kel, welke wordt geklonken in den keten
der volledigheid gaan beschouwen als een
Foto Bleuzé
In de afdeeling sterrekunde en geodesie
telescoop, welke in 1734 door George
's-Gravesande werd vervaardigd.
trekt de Newtoniaansche houten spiegel-
Hearne te Londen in opdracht van
onmiddellijk de aandacht.
kostbare aanwinst en zal de wetenschap
als zoodanig in ons denken groeien tot een
levend iets, dat evenals elk individu zijn
eigen ontwikkelingsstadia onderscheidt.
Van de zeven vertrekken is een tweetal
gewijd aan de botanie en zoölogie. In de
eerste kamer zien wij voor den schoor
steen de Simpliciakast der Leidsche Aka-
demie (pl.m. 1660). een groote kast, waarin
tallooze kruiden en andere geneesmiddelen
en die langen tijd bij examens gediend
heeft, hij is zonder twijfel ook door Boer-
haave gjbruikt.
Voorts" een deel der Zoölogische collec
ties van Sebald Justinus Brugmans (1768
1819) hoogleeraar te Leiden 17861819.
vooral vergelijkend anatoom; hieronder is
ook een preparaat van Cuvier en van Jan
van der Hoeven (18011868. hoogleeraar
te Leiden 18261868; op vele praeparaten
uit deze laatste collectie zijn bekende ver
handelingen van Van der Hoven geba
seerd (Limulus of Molukkenkreeft).
De kasten in 't andere vertrek bevatten
een deel der Zoölogische verzameling van
Theodoor Gerard van Lidth de Jeude 1788
1863, hoogleeraar te Utrecht 18191858),
die een belangwekkend beeld geeft van de
macroscopische zootechniek dier dagen.
In de vitrines vindt men het beroemde
herbarium van Leonhard Rauwoif 1540
1596) uit de jaren 15601563 en 1573-
1575. het oudste herbarium, dat nog be
staat: het is met dé'Vossiaansche Codices
te Leiden gekomen; voorts een herbarium
van de Teunisbloem, Oenothera Lamarc-
kiana en mutanten, betrekking hebbende
op de mutatietheorie. Dit herbarium is
een geschenk van den schepper dezer
theorie. Prof. Dr. Hugo de Vries, die
het eigenhandig voor dit museum heeft
vervaardigd.
Een andere zaal geeft een overzicht van
de natuurkunde in de 17de en 18de eeuw,
o.a. een verzameling van 's-Gravesande en
van Musschenbroek.
Wilhelmus Jacobus 's Gravesande (1688
1742. van 1717 tot zijn dood hoog
leeraar te Leiden) was de eerste, die
het denkbeeld opvatte, zijn college over
experimenteele natuurkunde door een
volledige reeks proeven te verduidelijken.
Aangezien de daarvoor noodige instru
menten toentertijd niet bestonden, onder
nam hij het om. in samenwerking met
zijn vriend den instrumentmaker Jan van
Musschenbroek (1687—1748) deze instru
menten te ontwerpen; zij werden door Jan
van Musschenbroek in zijn werkplaats te
Leiden eigenhandig vervaardigd en zijn
door 's Gravesande nauwkeurig beschre
ven en afgebeeld in zijn werk ..Physices
Elementa mathematica, experimentis con-
i firmata", het eerste handboek der proef
ondervindelijke natuurkunde. Deze in
strumenten iruim 100 stuks) vormden dus
tezamen de eerste volledige collectie
natuurkundige instrumenten, die ooit
bestaan heeft,
's Gravesande's werk is voortgezet en
aangevuld door Petrus van Musschen
broek (1692—17611, i hoogleeraar te
Utrecht 1723—1740, te Leiden 1740—1761,
jongeren broeder van Jan). Voor hem
werxten zijn broer en later de Leidsche
instrumentmaker Jan Paauw De van
Petrus van Musscnenbroek afkomstige
instrumenten bevinden zien grootendeels
in de kast dadelijk links van de deur.
Voorts bevat zaal B de verzameling
luchtpompen, een hoogst belangwek
kende collectie.
In de meest linksche vitrine bij de ra
men vindt men de verzameling thermo
meters, waaronder twee, vervaardigd door
Gabriel Daniell Fahrenheit (16861736).
De beide andere vitrines bevatten hand
schriften van Jan en Petrus van Mus
schenbroek, de beide doctorale bullen van
Petrus van Musschenbroek i waarop
handteekeningen van bekende Leidsche
hoogleeraren, o.a. Boerhaave, 's Grave
sande e.a.
In de aangrenzende zaal is de natuur
kunde uit de 19de en 20ste eeuw onderge
bracht.
De verzameling electriseermachines
(links langs den wand en bij de ramen)
bevat voornamelijk 18de eeuwsche werk
tuigen. De oudste is de groote tonvor-
mige (voor het raam), waarschijnlijk ge
bruikt door Petrus van Musschenbroek
(midden 18de eeuw); die met glazen
schijven zijn jonger. Onder deze is de be
langrijkste degene (het dichtst bij de
deur), die vervaardigd is door JohnCuth-
bertson en waarmede Deiman en Paets
van Troostwijk hunne beroemde proeven
over de ontleding van water hebben ver
richt.
De glazen kasten bevatten voornamelijk
19de eeuwsche demonstratie-instrumen
ten, voorts oude gewichten en 19de eeuw
sche standaardkilogrammen. waaronder
menig merkwaardig stuk.
Achter in de zaal rechts zijn tentoon
gesteld herinneringen aan Prof. Kamer-
lingh Onnes, o.a. het toestel, waarmede
hij den lOden Juli 1908 voor het eerst het
helium vloeibaar heeft gemaakt, den
slinger, waarmede hij te Groningen de
proeven voor zijn proefschrift (1879) ver
richt heeft: voorts de electro-magneet,
waarmede Prof. Zeeman in 1896 in het
Leidsche laboratorium het naar hem ge
noemde magneto-optische verschijnsel
heeft ontdekt In de vitrine voor het raam
handschriften van Prof. Lorentz. van
Helmholtz, Clausius, Kirchhoff, enz
Voor de verzameling Christiaan Huy
gens is een apart zaaltje ingericht. Wij
treffen er o.m. aan 5 lenzen door Chris
tiaan Huygens (16291695), 9 door Con-
stantijn Huygens den Jongen(1628—
1697), Christiaan's ouderen broer, gesle
pen. gesigneerd en gedateerd (1683—
1686), een groot aantal 17de eeuwsche
lenzen, ongesigneerd, maar eveneens uit
de familie Huygens en waarschijnlijk van
beide broeders afkomstig, een astronomi
sche kijker van Christiaan Huygens met
volledig stel lenzen, een planetarium, door
Christaan Huykens berekend en volgens
zijne aanwijzingen in 1681 en 1682 door
den Haagschen klokkemaker Van Ceulen
vervaardigd.
Ten slotte is er nog een afdeeling
sterrekunde en geodesie.
De belangrijkste stukken in deze zaal
zijn: de beide globes van den beroemden i
cartograaf Willem Janszoon Blaeu (1571- j
1638). resp van 1599 en 1603; de groote
Newtoniaansche houten spiegeltelescoop,
in 1734 door George Hearne onder toe
zicht van Bradley te Londen voor 's-Gra
vesande vervaardigd, later door Johan
Lulofs (1711—1768) gebruikt; de kleine
telescoop in het midden der zaal is eigen
dom van Petrus van Musschenbroek ge
weest.
In de groote kast rechts van de deur
bevinden zich sextanten en octanten (zie
vooral de primitieve houten, vroeg-
17de eeuwsche werktuigen), voorts glo
bes en naast het raam de onderwijscol
lectie van F Kaiser (18081872), hoog
leeraar te Leiden 18401872). In de groote
vitrine standaardmeters, waaronder de
„mètre provisoire" te Parijs door Eugène
Lenoir in 1795 vervaardigd en door J. H.
van Swinden (1746—1823) naar Neder
land gebracht, de eerste meter, die ons
land gezien heeft.
De kleine vitrine bevat o.a twee fraaie
astrolabia een van 1601, de andere 15de
eeuwsch; voorts een quadrantje in 1727
door Nicolaas Samuel Cruquius (1673
1754) voor Boerhaave (16681733) ver
vaardigd en door dezen gebruikt op zijn
buitenplaats Oud-Poelgeest
Tenslotte een groote verzameling 18de
en vroeg 19de eeuwsche spiegeltelescopen
(Engelsche en de bekende Friesche van
Jan van der Bilt (17091791).
Openingsrede van den directeur,
dr. C. A. Crommelin.
In tegenwoordigheid van een aantal ge-
noodigden, heeft hedenmiddag in een der
collegekamers van het oude Academisch
Ziekenhuis, de directeur, dr. C A. Crom
melin het Museum geopend met een rede,
waaraan het volgende is ontleend:
Na zijn vreugde te hebben uitgesproken
over de totstandkoming van dit Museum,
herinnerde spr. er aan. dat de stichting
den 30sten Augustus 1928 is tot stand ge
komen en dat de heeren De Gijselaar en
Wensinck, destijds president-curator en
rector als stichters zijn opgetreden.
De inrichtingskosten zijn bestreden uit
giften van belangstellenden, de jaarlijk-
sehe bedrijfskosten zullen voor verreweg
het grootste deel geput worden uit een
rijkssubsidie. Een wetenschappelijke com
missie van voorbereiding en advies, be
staande uit de heeren Hunger, Jorissen,
Van der Klaauw, De Lint, Schierbeek, Van
Seters, Cohen en den spreker, heeft bij de
wetenschappelijke inrichting van het Mu
seum belangrijke diensten van zeer uiteen
loopenden aard bewezen.
Uitvoerig zette spr. vervolgens uiteen,
dat het doel beoogt: belangstelling te
wekken voor de geschiedenis der natuur
wetenschappen. Aan dit vak wordt aan
onze universiteiten weinig aandacht ge
schonken, het wordt er weinig onderwezen
en weinig beoefend. Wel weet spr., dat
veie professoren en docenten zich moeite
geven, historische bijzonderheden over de
behandelde onderwerpen en over beroem
de natuuronderzoekers uit het verleden op
hun colleges ten beste te geven en dit
streven is ongetwijfeld niet genoeg te
prijzen. Doch een systematisch historisch
inzicht in den ontwikkelingsgang der we
tenschap geeft dit niet en toch vormt de
geschiedenis der natuurwetenschappen een
uitermate belangwekkend onderdeel der
beschavingsgeschiedenis, een onderdeel,
waarvan de studie ons inziens door den
modernen beoefenaar dier wetenschappen
zonder schade aan zijn wetenschappelijke
vorming niet geheel verwaarloosd kan
worden.
Weliswaar is de ontwikkeling der mo
derne wetenschap niet in de eerste en
voornaamste plaats ervan afhankelijk, of
haar beoefenaren al dan niet over histo
risch inzicht beschikken, doch daartegen
over staat, dat de blik van den modernen
natuuronderzoeker op de door hem
beoefende wetenschap zal worden
verruimd en zijn inzicht verhelderd, wan
neer hij zich systematisch rekenschap
geeft van het geleidelijk ontstaan dei-
grondslagen dier wetenschap en van de
wijze, waarop op die grondslagen is voort
gebouwd.
Om dit laatste te bereiken moet de ge
schiedenis der natuurwetenschappen be
oefend worden als een onderdeel der cul
tuurgeschiedenis; men dient zich daarbij
rekenschap te geven van de letterkundige,
wijsgeerige en vooral ook van de religieuse
stroomingen in den loop der eeuwen; men
dient na te gaan hoe deze stroomingen
haren invloed op den geest der natuur
onderzoekers en op het milieu, waarin zij
leefden hebben uitgeoefend, kortom, men
moet trachten een bepaald persoon të zien
in den tijd. waarin hij heeft geleefd, een
'theorie in den tijd waarin hij is ontstaan:
eerst dan kan men hopen tot een juiste
kritiek te geraken, een kritiek gebaseerd
op dieper historisch inzicht. Zóó studee-
rende. zal men bijvoorbeeld leeren besef
fen. dat de groote ontdekkingen en uit
vindingen, waarvan men dikwijls in op-
RECLAME.
Geautoriseerde vert. uit het Engelsch van
J. S FLETCHER door Jhr. C. A. L. v d. W.
(Nadruk verboden).
4)
Mazaroff staarde de dames met bijzon
dere oplettendheid aan en dat viel mij
bijzonder op, omdat ik hem tot nog toe
«ooit bijzondere aandacht aan vrouw sn
«ad zien schenken.
Zijn dat buren van u? vroeg hij plot
ting aan Musgrave.
Dat is mevrouw Elphinstone. mijn
teer. van Marrasdale Tower, antwoordde
«e herbergier. Dat is het groote huis,
daar over de heide; u kunt de schoor
stenen ervan zien over dat dennenhout
daarginds. Marrasdale Tower behoorde
vroeger aan sir Richard Cotgreave, het is
«dndeiden jaren in de familie geweest,
'oen sir Richard eenige jaren geleden
jherf. kocht mijnheer Elphinstone dat
«u's; het grootste gedeelte van het land
«enoort r.u aan hem.
Mevrouw Elphinstone zegt u? zeide
Mazaroff. En de jongedame? Dat is na-
ruurlijk juffrouw Elphinstone?
Neen. mijnheer, de jongedame is jut-
'touw Merchison. juffrouw Sheila, zooals
naar noemen Het is de dochter uit I
eerste huwelijk van mevrouw. Mljn-
ript iCn mevr°uw Elphinstone waren nog
lang getrouwd, voor zij hier kwamen i
wonen.
verbeelde mij, dat Mazaroff buiten-
gewoon veel belangstelling toonde in deze
mededeelingen. Hij wist echter zijn ge
dachten goed re verbergen.
Dus alles wat wij hier zien behoort
aan mijnheer Elphinstone? vroeg hij.
Niet alles, mijnheer. Hij zette zijn
mand met appels op den grond en begon
ons verschillende kenbare punten aan te
wijzen Het landgoed van mijnheer El
phinstone loopt van hier tot het dorp en
dan over de heuvels naar een punt bij dat
groene heuveltje en vandaar in een
rechte lijn naar hier terug, zoodat geheel
Marrasdale Moor daar binnen ligt. Maar
die heidegrond in het Zuiden en Oosten
High Cap Moors mijnheer, behoort
aan iemand uit Londen - Verner Cour
thope, een bankier Hij heeft daar een
jaóhthuis High Cap Lodge en hij
is daar op het oogenblik met een jacht
gezelschap.
Valt er hier veel te jagen? vroeg
mijnheer Mazaroff onverschillig.
Dit jaar zijn er veel korhoenders,
mijnheer Mijnheer Elphinstone en mijn
heer Courthope hebben beiden al veel
wild geschoten.
Onder gezellige kout brachten wij onzen
eersten avond in ..De Houtsnip" door. Ik
was wel benieuwd wat wij den volgenden
dag in dit afgelegen oord zouden doen.
Het bleek echter dat Mazaroff daarover
zijn eigen plannen had. die hij den vol
genden morgen aan het ontbijt vertelde.
Holt. Jongen zeide hij. je zult kun
nen begrijpen, dat ik dezen dag voor mij
alleen wil houden, om alle bekende plek
jes eens op te zoeken En dan moet ik ook
iemand bezoeken om zaken mee te be
spreken. Dus moet jij je tot vanavond
alleen bezig houden: tegen etenstijd ben
Natuurlijk! gaf ik toe. Dat komt in
orde. Maak u zich over mij geen zorgen.
Hij bedankte mij, alsof hij met mü in
de eerste plaats rekening had te houden.
Met een stevigen wandelstok ging hij op
stap, hij zette een blauwen bril op voor
hij de zitkamer verliet, zooals hij zeide
voor het felle zonlicht. Hij wandelde in de
richting van het dorp en ik zag hem niet
terug voordat ons diner om zeven uur ge
reed was. Hij was gedurende den maaltijd
stil en in gedachten verzonken en toen
hij zijn sigaar reeds half had opgerookt,
verzocht hij mij om naast hem te komen
zitten
Holt, zeide hij, ik moet je iets vertel
len. En. vriend, zoo iets zul je nog nooit
gehoord hebben
HOOFDSTUK III.
Verdwenen.
Ik keek Mazaroff verwonderd en eenigs-
zins ongerust aan, maar hij knikte ge
ruststellend, toen ik naast hem kwam
zitten.
Je behoeft niet bang te zijn. zeide hij.
Ik wil je van mijn levensomstandigheden
vertellen Maar.... geen prettige! En
zooals ik reeds zei, een verhaal zoo eigen
aardig, als je nog nooit zult gehoord heb
ben.
Over u zelf?
Over mijzelf en over anderen, ant
woordde hij met een verwoeden glimlach.
Over anderen' Dat is het juist' Als het
maar om mij alleen ging maar het
raakt ook anderen. En nu ik over dat alles
nadenk, begrijp ik, dat het zoo heeft
moeten loopen!
Hij keerde zich naar het raam en
staarde gedurende eenige oogenblikken
over de heide, die daar in de avondsche
mering voor ons lag. Het was echter niet
de heide, die hij zag, noch de heuvels in
het verschiet; zijn gedachten waren bij
geheel iets anders. Nieuwgierigheid maakte
zich van mij meester en ik brak daarom
zijn gedachtengang af.
Ik begrijp er niets van, mijnheer
Mazaroff. Wilt u mij vertellen wat u op
het hart heeft?
Ja, ik moet het je mededeelen, want
er is anders niemand aan wie ik het ver
tellen kan en ik heb raad noodig. Kijk
eens, je zag gisteren de twee dames, toen
wij met den herbergier stonden te praten?
Ik knikte bevestigend; ik had daarbij
kunnen voegen, dat ik de jongste van de
twee steeds voor mijn oogen had gezien en
steeds aan haar had gedacht Dat hield
ik echter voor mijzelf
Nu dan, vervolgde hij. Zij weten het
zelf niet en niemand behalve ik weet het:
het waren mijn vrouw en mijn dochter.
Bij het hooren van die mededeellng was
ik zoo geschrokken, dat de sigaar die ik
rookte uit mijn mond op den grond viel.
Ondanks mijn grooten schrik en verba
zing, was ik zelf verwonderd over de
nuchterheid van mijn antwoord
Musgrave, zeide ik rustig, noemde de
oudste dame mevrouw Elphinstone en de
jongere juffrouw Merchison, Shella Mer
chison.
Hij lachte sarcastisch. Musgrave. die
Musgrave weet niet beter. Maar ik zeg je,
dat dit mijn vrouw is en het meisje mijn
dochter en. tenzij ik een uitweg zie in
deze ingewikkelde zaak, heb je de poppen
aan het dansen!
Er was een oogenblik stilte. Hij draaide
met zijn dikke duimen en toen hij zijn
blauwe bril had afgenomen zag ik hem
onheilspellender kijken dan ooit. Ik be
gon iets geheimzinnigs in hem te zien en
te begrijpen, dat hij voor mij nog ondoor
grondelijk was.
Ik begrijp er niets van, zeide ik.
Ik zal het je duidelijk maken, Holt.
Het zit zóó in elkaar, de naam van het
meisje is vast en zeker Merchison en me
vrouw Elphinstone is haar moeder. En
mijn naam is Merchison!
Dus niet Mazaroff?
Op dien naam heb ik ook recht
een wettelijk recht dat is zeker. Ik was
als een Merchison, niet ver van hier, ge
boren en trouwde ook onder dien naam.
Ik begrijp er nog steeds niets van!
Ik zal het je uitleggen, Hólt, en dan
zul je bemerken, dat het niet zoo inge
wikkeld is als. het lijkt. Kijk eens, ik werd
in deze streek geboren; mijn vader was
makelaar in landgoederen en in goeden
doen; ik was zijn eenig kind. Mijn ouders
stierven toen ik nog een jongen was en
daarna woonde ik bij mijn grootvader op
zijn boerderij bij Selkirk. Hij overleed
toen ik twee en twintig jaren oud was,
en hij liet mij alles na wat hij bezat en
dat was niet weinig. Dit gevoegd bij het
geen ik van mijn ouders erfde, maakte
mij tot een zeer welgesteld man. Ik was
koppig en gewend om te doen waarin ik
lust had; niemand kon mij weerhouden
de grillen te volvoeren die ik in mijn
hoofd kreeg. Ik ontmoette een energiek
meisje, een dominée's dochter, dat onge
veer mijn karakter had. Zij was dom ge
noeg om haar huis en haar ouders, bij
wie zij een vervelend bestaan had, te ont
vluchten en wij trouwden daarna zoo
spoedig mogelijk, doch hadden even spoe
dig berouw over die stap.
Waarom? vroeg ik.
Vriend, onze smaken liepen ver uit
een! Wij hadden niets gemeen, behalve
koppigheid en eigenzinnigheid. Wij pas
ten hoegenaamd niet bij elkaar. Ik hield
van avonturen en reizen, om de wereld te
zien; zij wilde een huishouden opzetten
en de dame uithangen tusschen de men-
schen die haar vroeger tot wanhoop had
den gebracht Binnen een jaar zag ik,
dat het zoo niet langer ging; dus nam ik
een besluit.
(Wordt vervolgd).