v. ROSSEM's TROOST 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Vrijdag 5 Juni 1931 Derde Blad No. 21843 Het Nederl. Historisch Natuurwetenschappelijk Museum. Officieële Opening Boerhaave-Laboratorium. Heerenbaai EEN DUBBELTJE FEUILLETON. De Blauwe Diamanten van Mijnheer Merchison Foto Bleuzé in het voormalige Openingsrede van den directeur, dr. C. A. Crommelin. in een zevental daartoe ingerichte ver rekken op de bovenverdieping van het i raormalige Boerhaavelaboratorium, waar onder de vroegere collegezalen van prof. Jan Calcar en prof. Tendeloo is heden middag in tegenwoordigheid van een aan- 3 eenoodigden het Museum van de Stich- JJ, net Nederlandsch Historisch Natuur wetenschappelijk Museum" officieel ge diend Men bereikt het Museum door het ooote hek rechts van het standbeeld van joerhaave. Het doel der Stichting in de raimste beteekenis is het bevorderen van ce studie van de geschiedenis der natuur- ttienschappen. De Stichting van het Museum was evendien wenschelijk. omdat vele voor erpen van waarde tot dusver opgeborgen aren in laboratoria en ook bij particu- eren, onbekend bij en nooit gezien door jet publiek, alleen nu en dan bezocht en jewonderd door vakgenooten; voorts om- jat die voorwerpen soms niet veilig werden jevaard (b.v. brandgevaar) en dus dreig den verloren te gaan. Ook als een daad nn piéteit verschuldigd aan de nage dachtenis van vele groote Nederlanders, die door hunne onderzoekingen op natuur- retenschappelijk gebied zooveel tot jiederland's roem hebben bijgedragen, kan acn de stichting van dit Museum be schouwen. Wij zijn dezer dagen in de gelegenheid meest een voorbezoek aan het Museum :c brengen en hebben onder leiding van een directeur, dr. C. A. Crommelin en het Jd der wetenschappelijke commissie van ttorbereiding en advies, dr. van der Klaauw een rondwandeling door de verschillende vertrekken gemaakt. De tentoongestelde voorwerpen zijn voor kh groot deel bruikleenvoorwerpen van het Rijk en enkele van particulieren; vele ajjn ook eigendom der Stichting, hetzij als pschenk, hetzij door aankoop verworven. Het is uit den aard der zaak niet wel tragelijk hier een gedetailleerd overzicht Ie geven van de vele ongetwijfeld belang- rfjke voorwerpen, welke dit Museum her- tergt, Maar toch hebben we van ons I Een hoekje in de afdeeling natuurkunde uit de 16de en 17de eeuw. Op den voorgrond ziet men een der beide door Johan van Musschenbroek (16601707) vervaardigde luchtpompen. slechts vluchtig bezoek één indruk mee genomen: een gevoel van groote dankbaar heid jegens hen, die het initiatief namen tot de inrichting van dit Museum en een gevoel van groote bewondering voor dr. Crommelin en zijn helpers, die dit initia tief op zoo voortreffelijke wijze in een daad omzetten. Want dit Museum zal zijn bestaansrecht in steeds stijgende mate bewijzen, omdat het ons den ontwikkelingsgang leert ken nen der optische instrumentiek; omdat het onze bewondering verdiept voor een man als Anthony van Leeuwenhoek een Chris- tiaan Huygens en een Musschenbroek. die met dergelijke gebrekkige hulpmiddelen ,tot ontdekkingen kwamen, waarvan de hedendaagsche wetenschap nog profiteert; kortom omdat het onze interesse verdiept voor wetenschappelijke hulpmiddelen, waarvan wij geneigd zijn het ontzaglijke practische nut als iets vanzelfsprekends te aanvaarden En naarmate wij dien ont wikkelingsgang beter leeren kennen, zal onze belangstelling ervoor grootere afme tingen aannemen; zullen wij iedere scha kel, welke wordt geklonken in den keten der volledigheid gaan beschouwen als een Foto Bleuzé In de afdeeling sterrekunde en geodesie telescoop, welke in 1734 door George 's-Gravesande werd vervaardigd. trekt de Newtoniaansche houten spiegel- Hearne te Londen in opdracht van onmiddellijk de aandacht. kostbare aanwinst en zal de wetenschap als zoodanig in ons denken groeien tot een levend iets, dat evenals elk individu zijn eigen ontwikkelingsstadia onderscheidt. Van de zeven vertrekken is een tweetal gewijd aan de botanie en zoölogie. In de eerste kamer zien wij voor den schoor steen de Simpliciakast der Leidsche Aka- demie (pl.m. 1660). een groote kast, waarin tallooze kruiden en andere geneesmiddelen en die langen tijd bij examens gediend heeft, hij is zonder twijfel ook door Boer- haave gjbruikt. Voorts" een deel der Zoölogische collec ties van Sebald Justinus Brugmans (1768 1819) hoogleeraar te Leiden 17861819. vooral vergelijkend anatoom; hieronder is ook een preparaat van Cuvier en van Jan van der Hoeven (18011868. hoogleeraar te Leiden 18261868; op vele praeparaten uit deze laatste collectie zijn bekende ver handelingen van Van der Hoven geba seerd (Limulus of Molukkenkreeft). De kasten in 't andere vertrek bevatten een deel der Zoölogische verzameling van Theodoor Gerard van Lidth de Jeude 1788 1863, hoogleeraar te Utrecht 18191858), die een belangwekkend beeld geeft van de macroscopische zootechniek dier dagen. In de vitrines vindt men het beroemde herbarium van Leonhard Rauwoif 1540 1596) uit de jaren 15601563 en 1573- 1575. het oudste herbarium, dat nog be staat: het is met dé'Vossiaansche Codices te Leiden gekomen; voorts een herbarium van de Teunisbloem, Oenothera Lamarc- kiana en mutanten, betrekking hebbende op de mutatietheorie. Dit herbarium is een geschenk van den schepper dezer theorie. Prof. Dr. Hugo de Vries, die het eigenhandig voor dit museum heeft vervaardigd. Een andere zaal geeft een overzicht van de natuurkunde in de 17de en 18de eeuw, o.a. een verzameling van 's-Gravesande en van Musschenbroek. Wilhelmus Jacobus 's Gravesande (1688 1742. van 1717 tot zijn dood hoog leeraar te Leiden) was de eerste, die het denkbeeld opvatte, zijn college over experimenteele natuurkunde door een volledige reeks proeven te verduidelijken. Aangezien de daarvoor noodige instru menten toentertijd niet bestonden, onder nam hij het om. in samenwerking met zijn vriend den instrumentmaker Jan van Musschenbroek (1687—1748) deze instru menten te ontwerpen; zij werden door Jan van Musschenbroek in zijn werkplaats te Leiden eigenhandig vervaardigd en zijn door 's Gravesande nauwkeurig beschre ven en afgebeeld in zijn werk ..Physices Elementa mathematica, experimentis con- i firmata", het eerste handboek der proef ondervindelijke natuurkunde. Deze in strumenten iruim 100 stuks) vormden dus tezamen de eerste volledige collectie natuurkundige instrumenten, die ooit bestaan heeft, 's Gravesande's werk is voortgezet en aangevuld door Petrus van Musschen broek (1692—17611, i hoogleeraar te Utrecht 1723—1740, te Leiden 1740—1761, jongeren broeder van Jan). Voor hem werxten zijn broer en later de Leidsche instrumentmaker Jan Paauw De van Petrus van Musscnenbroek afkomstige instrumenten bevinden zien grootendeels in de kast dadelijk links van de deur. Voorts bevat zaal B de verzameling luchtpompen, een hoogst belangwek kende collectie. In de meest linksche vitrine bij de ra men vindt men de verzameling thermo meters, waaronder twee, vervaardigd door Gabriel Daniell Fahrenheit (16861736). De beide andere vitrines bevatten hand schriften van Jan en Petrus van Mus schenbroek, de beide doctorale bullen van Petrus van Musschenbroek i waarop handteekeningen van bekende Leidsche hoogleeraren, o.a. Boerhaave, 's Grave sande e.a. In de aangrenzende zaal is de natuur kunde uit de 19de en 20ste eeuw onderge bracht. De verzameling electriseermachines (links langs den wand en bij de ramen) bevat voornamelijk 18de eeuwsche werk tuigen. De oudste is de groote tonvor- mige (voor het raam), waarschijnlijk ge bruikt door Petrus van Musschenbroek (midden 18de eeuw); die met glazen schijven zijn jonger. Onder deze is de be langrijkste degene (het dichtst bij de deur), die vervaardigd is door JohnCuth- bertson en waarmede Deiman en Paets van Troostwijk hunne beroemde proeven over de ontleding van water hebben ver richt. De glazen kasten bevatten voornamelijk 19de eeuwsche demonstratie-instrumen ten, voorts oude gewichten en 19de eeuw sche standaardkilogrammen. waaronder menig merkwaardig stuk. Achter in de zaal rechts zijn tentoon gesteld herinneringen aan Prof. Kamer- lingh Onnes, o.a. het toestel, waarmede hij den lOden Juli 1908 voor het eerst het helium vloeibaar heeft gemaakt, den slinger, waarmede hij te Groningen de proeven voor zijn proefschrift (1879) ver richt heeft: voorts de electro-magneet, waarmede Prof. Zeeman in 1896 in het Leidsche laboratorium het naar hem ge noemde magneto-optische verschijnsel heeft ontdekt In de vitrine voor het raam handschriften van Prof. Lorentz. van Helmholtz, Clausius, Kirchhoff, enz Voor de verzameling Christiaan Huy gens is een apart zaaltje ingericht. Wij treffen er o.m. aan 5 lenzen door Chris tiaan Huygens (16291695), 9 door Con- stantijn Huygens den Jongen(1628— 1697), Christiaan's ouderen broer, gesle pen. gesigneerd en gedateerd (1683— 1686), een groot aantal 17de eeuwsche lenzen, ongesigneerd, maar eveneens uit de familie Huygens en waarschijnlijk van beide broeders afkomstig, een astronomi sche kijker van Christiaan Huygens met volledig stel lenzen, een planetarium, door Christaan Huykens berekend en volgens zijne aanwijzingen in 1681 en 1682 door den Haagschen klokkemaker Van Ceulen vervaardigd. Ten slotte is er nog een afdeeling sterrekunde en geodesie. De belangrijkste stukken in deze zaal zijn: de beide globes van den beroemden i cartograaf Willem Janszoon Blaeu (1571- j 1638). resp van 1599 en 1603; de groote Newtoniaansche houten spiegeltelescoop, in 1734 door George Hearne onder toe zicht van Bradley te Londen voor 's-Gra vesande vervaardigd, later door Johan Lulofs (1711—1768) gebruikt; de kleine telescoop in het midden der zaal is eigen dom van Petrus van Musschenbroek ge weest. In de groote kast rechts van de deur bevinden zich sextanten en octanten (zie vooral de primitieve houten, vroeg- 17de eeuwsche werktuigen), voorts glo bes en naast het raam de onderwijscol lectie van F Kaiser (18081872), hoog leeraar te Leiden 18401872). In de groote vitrine standaardmeters, waaronder de „mètre provisoire" te Parijs door Eugène Lenoir in 1795 vervaardigd en door J. H. van Swinden (1746—1823) naar Neder land gebracht, de eerste meter, die ons land gezien heeft. De kleine vitrine bevat o.a twee fraaie astrolabia een van 1601, de andere 15de eeuwsch; voorts een quadrantje in 1727 door Nicolaas Samuel Cruquius (1673 1754) voor Boerhaave (16681733) ver vaardigd en door dezen gebruikt op zijn buitenplaats Oud-Poelgeest Tenslotte een groote verzameling 18de en vroeg 19de eeuwsche spiegeltelescopen (Engelsche en de bekende Friesche van Jan van der Bilt (17091791). Openingsrede van den directeur, dr. C. A. Crommelin. In tegenwoordigheid van een aantal ge- noodigden, heeft hedenmiddag in een der collegekamers van het oude Academisch Ziekenhuis, de directeur, dr. C A. Crom melin het Museum geopend met een rede, waaraan het volgende is ontleend: Na zijn vreugde te hebben uitgesproken over de totstandkoming van dit Museum, herinnerde spr. er aan. dat de stichting den 30sten Augustus 1928 is tot stand ge komen en dat de heeren De Gijselaar en Wensinck, destijds president-curator en rector als stichters zijn opgetreden. De inrichtingskosten zijn bestreden uit giften van belangstellenden, de jaarlijk- sehe bedrijfskosten zullen voor verreweg het grootste deel geput worden uit een rijkssubsidie. Een wetenschappelijke com missie van voorbereiding en advies, be staande uit de heeren Hunger, Jorissen, Van der Klaauw, De Lint, Schierbeek, Van Seters, Cohen en den spreker, heeft bij de wetenschappelijke inrichting van het Mu seum belangrijke diensten van zeer uiteen loopenden aard bewezen. Uitvoerig zette spr. vervolgens uiteen, dat het doel beoogt: belangstelling te wekken voor de geschiedenis der natuur wetenschappen. Aan dit vak wordt aan onze universiteiten weinig aandacht ge schonken, het wordt er weinig onderwezen en weinig beoefend. Wel weet spr., dat veie professoren en docenten zich moeite geven, historische bijzonderheden over de behandelde onderwerpen en over beroem de natuuronderzoekers uit het verleden op hun colleges ten beste te geven en dit streven is ongetwijfeld niet genoeg te prijzen. Doch een systematisch historisch inzicht in den ontwikkelingsgang der we tenschap geeft dit niet en toch vormt de geschiedenis der natuurwetenschappen een uitermate belangwekkend onderdeel der beschavingsgeschiedenis, een onderdeel, waarvan de studie ons inziens door den modernen beoefenaar dier wetenschappen zonder schade aan zijn wetenschappelijke vorming niet geheel verwaarloosd kan worden. Weliswaar is de ontwikkeling der mo derne wetenschap niet in de eerste en voornaamste plaats ervan afhankelijk, of haar beoefenaren al dan niet over histo risch inzicht beschikken, doch daartegen over staat, dat de blik van den modernen natuuronderzoeker op de door hem beoefende wetenschap zal worden verruimd en zijn inzicht verhelderd, wan neer hij zich systematisch rekenschap geeft van het geleidelijk ontstaan dei- grondslagen dier wetenschap en van de wijze, waarop op die grondslagen is voort gebouwd. Om dit laatste te bereiken moet de ge schiedenis der natuurwetenschappen be oefend worden als een onderdeel der cul tuurgeschiedenis; men dient zich daarbij rekenschap te geven van de letterkundige, wijsgeerige en vooral ook van de religieuse stroomingen in den loop der eeuwen; men dient na te gaan hoe deze stroomingen haren invloed op den geest der natuur onderzoekers en op het milieu, waarin zij leefden hebben uitgeoefend, kortom, men moet trachten een bepaald persoon të zien in den tijd. waarin hij heeft geleefd, een 'theorie in den tijd waarin hij is ontstaan: eerst dan kan men hopen tot een juiste kritiek te geraken, een kritiek gebaseerd op dieper historisch inzicht. Zóó studee- rende. zal men bijvoorbeeld leeren besef fen. dat de groote ontdekkingen en uit vindingen, waarvan men dikwijls in op- RECLAME. Geautoriseerde vert. uit het Engelsch van J. S FLETCHER door Jhr. C. A. L. v d. W. (Nadruk verboden). 4) Mazaroff staarde de dames met bijzon dere oplettendheid aan en dat viel mij bijzonder op, omdat ik hem tot nog toe «ooit bijzondere aandacht aan vrouw sn «ad zien schenken. Zijn dat buren van u? vroeg hij plot ting aan Musgrave. Dat is mevrouw Elphinstone. mijn teer. van Marrasdale Tower, antwoordde «e herbergier. Dat is het groote huis, daar over de heide; u kunt de schoor stenen ervan zien over dat dennenhout daarginds. Marrasdale Tower behoorde vroeger aan sir Richard Cotgreave, het is «dndeiden jaren in de familie geweest, 'oen sir Richard eenige jaren geleden jherf. kocht mijnheer Elphinstone dat «u's; het grootste gedeelte van het land «enoort r.u aan hem. Mevrouw Elphinstone zegt u? zeide Mazaroff. En de jongedame? Dat is na- ruurlijk juffrouw Elphinstone? Neen. mijnheer, de jongedame is jut- 'touw Merchison. juffrouw Sheila, zooals naar noemen Het is de dochter uit I eerste huwelijk van mevrouw. Mljn- ript iCn mevr°uw Elphinstone waren nog lang getrouwd, voor zij hier kwamen i wonen. verbeelde mij, dat Mazaroff buiten- gewoon veel belangstelling toonde in deze mededeelingen. Hij wist echter zijn ge dachten goed re verbergen. Dus alles wat wij hier zien behoort aan mijnheer Elphinstone? vroeg hij. Niet alles, mijnheer. Hij zette zijn mand met appels op den grond en begon ons verschillende kenbare punten aan te wijzen Het landgoed van mijnheer El phinstone loopt van hier tot het dorp en dan over de heuvels naar een punt bij dat groene heuveltje en vandaar in een rechte lijn naar hier terug, zoodat geheel Marrasdale Moor daar binnen ligt. Maar die heidegrond in het Zuiden en Oosten High Cap Moors mijnheer, behoort aan iemand uit Londen - Verner Cour thope, een bankier Hij heeft daar een jaóhthuis High Cap Lodge en hij is daar op het oogenblik met een jacht gezelschap. Valt er hier veel te jagen? vroeg mijnheer Mazaroff onverschillig. Dit jaar zijn er veel korhoenders, mijnheer Mijnheer Elphinstone en mijn heer Courthope hebben beiden al veel wild geschoten. Onder gezellige kout brachten wij onzen eersten avond in ..De Houtsnip" door. Ik was wel benieuwd wat wij den volgenden dag in dit afgelegen oord zouden doen. Het bleek echter dat Mazaroff daarover zijn eigen plannen had. die hij den vol genden morgen aan het ontbijt vertelde. Holt. Jongen zeide hij. je zult kun nen begrijpen, dat ik dezen dag voor mij alleen wil houden, om alle bekende plek jes eens op te zoeken En dan moet ik ook iemand bezoeken om zaken mee te be spreken. Dus moet jij je tot vanavond alleen bezig houden: tegen etenstijd ben Natuurlijk! gaf ik toe. Dat komt in orde. Maak u zich over mij geen zorgen. Hij bedankte mij, alsof hij met mü in de eerste plaats rekening had te houden. Met een stevigen wandelstok ging hij op stap, hij zette een blauwen bril op voor hij de zitkamer verliet, zooals hij zeide voor het felle zonlicht. Hij wandelde in de richting van het dorp en ik zag hem niet terug voordat ons diner om zeven uur ge reed was. Hij was gedurende den maaltijd stil en in gedachten verzonken en toen hij zijn sigaar reeds half had opgerookt, verzocht hij mij om naast hem te komen zitten Holt, zeide hij, ik moet je iets vertel len. En. vriend, zoo iets zul je nog nooit gehoord hebben HOOFDSTUK III. Verdwenen. Ik keek Mazaroff verwonderd en eenigs- zins ongerust aan, maar hij knikte ge ruststellend, toen ik naast hem kwam zitten. Je behoeft niet bang te zijn. zeide hij. Ik wil je van mijn levensomstandigheden vertellen Maar.... geen prettige! En zooals ik reeds zei, een verhaal zoo eigen aardig, als je nog nooit zult gehoord heb ben. Over u zelf? Over mijzelf en over anderen, ant woordde hij met een verwoeden glimlach. Over anderen' Dat is het juist' Als het maar om mij alleen ging maar het raakt ook anderen. En nu ik over dat alles nadenk, begrijp ik, dat het zoo heeft moeten loopen! Hij keerde zich naar het raam en staarde gedurende eenige oogenblikken over de heide, die daar in de avondsche mering voor ons lag. Het was echter niet de heide, die hij zag, noch de heuvels in het verschiet; zijn gedachten waren bij geheel iets anders. Nieuwgierigheid maakte zich van mij meester en ik brak daarom zijn gedachtengang af. Ik begrijp er niets van, mijnheer Mazaroff. Wilt u mij vertellen wat u op het hart heeft? Ja, ik moet het je mededeelen, want er is anders niemand aan wie ik het ver tellen kan en ik heb raad noodig. Kijk eens, je zag gisteren de twee dames, toen wij met den herbergier stonden te praten? Ik knikte bevestigend; ik had daarbij kunnen voegen, dat ik de jongste van de twee steeds voor mijn oogen had gezien en steeds aan haar had gedacht Dat hield ik echter voor mijzelf Nu dan, vervolgde hij. Zij weten het zelf niet en niemand behalve ik weet het: het waren mijn vrouw en mijn dochter. Bij het hooren van die mededeellng was ik zoo geschrokken, dat de sigaar die ik rookte uit mijn mond op den grond viel. Ondanks mijn grooten schrik en verba zing, was ik zelf verwonderd over de nuchterheid van mijn antwoord Musgrave, zeide ik rustig, noemde de oudste dame mevrouw Elphinstone en de jongere juffrouw Merchison, Shella Mer chison. Hij lachte sarcastisch. Musgrave. die Musgrave weet niet beter. Maar ik zeg je, dat dit mijn vrouw is en het meisje mijn dochter en. tenzij ik een uitweg zie in deze ingewikkelde zaak, heb je de poppen aan het dansen! Er was een oogenblik stilte. Hij draaide met zijn dikke duimen en toen hij zijn blauwe bril had afgenomen zag ik hem onheilspellender kijken dan ooit. Ik be gon iets geheimzinnigs in hem te zien en te begrijpen, dat hij voor mij nog ondoor grondelijk was. Ik begrijp er niets van, zeide ik. Ik zal het je duidelijk maken, Holt. Het zit zóó in elkaar, de naam van het meisje is vast en zeker Merchison en me vrouw Elphinstone is haar moeder. En mijn naam is Merchison! Dus niet Mazaroff? Op dien naam heb ik ook recht een wettelijk recht dat is zeker. Ik was als een Merchison, niet ver van hier, ge boren en trouwde ook onder dien naam. Ik begrijp er nog steeds niets van! Ik zal het je uitleggen, Hólt, en dan zul je bemerken, dat het niet zoo inge wikkeld is als. het lijkt. Kijk eens, ik werd in deze streek geboren; mijn vader was makelaar in landgoederen en in goeden doen; ik was zijn eenig kind. Mijn ouders stierven toen ik nog een jongen was en daarna woonde ik bij mijn grootvader op zijn boerderij bij Selkirk. Hij overleed toen ik twee en twintig jaren oud was, en hij liet mij alles na wat hij bezat en dat was niet weinig. Dit gevoegd bij het geen ik van mijn ouders erfde, maakte mij tot een zeer welgesteld man. Ik was koppig en gewend om te doen waarin ik lust had; niemand kon mij weerhouden de grillen te volvoeren die ik in mijn hoofd kreeg. Ik ontmoette een energiek meisje, een dominée's dochter, dat onge veer mijn karakter had. Zij was dom ge noeg om haar huis en haar ouders, bij wie zij een vervelend bestaan had, te ont vluchten en wij trouwden daarna zoo spoedig mogelijk, doch hadden even spoe dig berouw over die stap. Waarom? vroeg ik. Vriend, onze smaken liepen ver uit een! Wij hadden niets gemeen, behalve koppigheid en eigenzinnigheid. Wij pas ten hoegenaamd niet bij elkaar. Ik hield van avonturen en reizen, om de wereld te zien; zij wilde een huishouden opzetten en de dame uithangen tusschen de men- schen die haar vroeger tot wanhoop had den gebracht Binnen een jaar zag ik, dat het zoo niet langer ging; dus nam ik een besluit. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9