bevordert natuurgenot
GEZONKEN SCHAT.
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 16 Mei 1931
Vierde Blad
No. 21827
EVEN uit de HOOFDSTAD
DE AVONTUREN VAN ADAMSON.
FEUILLETON.
'Amsterdam. Wereldstad van
"n misdaad en amusement.
gelukkig wij zijn er! De
|ne- 8kunnen gerust zijn: zij
wereldstad. Waar
[rdammers
1 'Soorstelling al niet toe in staat
sliepen de menschen 's nachts,
>e8eLj „jar de bioscoop en verwer
kende bijna zonder er moeite
het praedicaat van metropool,
als wij den oolijken conféren-
^rTisehinski's tooneel mogen geloo-
kii Shetzoo gegaan, dan heeft de
rmh0Se van onze stad gelegen in de
nineen van den burgemeester en
Jdcommissans die zich er toe
spweeen om in het nachtelijke uur
rhanlin in te halen. Amsterdam
Lights ontvangen, nadat juist alle
booglampen en straatlantaarns
„edoofd en de stad zich ter ruste
ben begeven. Maar een evenement
een Chaplin-première is exclusief
om het op buitengewone wijze op
"en en dat moeten dan ook de
ingen geweest zijn voor Tuschinki's
toen zij de gala-nachtvoorstelling
e'ivoi geweest en de stemming was
in onze mooie bioscoopzaal, waar
12 uur de menschen in smoking
hze pakjes, in plus fours en in
>n zich vereenigden om mondain
'immers, zonder deskundig te zijn
mled kan men aannemen, dat een
«telling en een City Lights-
nu eens werkelijk onderdeelen
tondaine leven in de groote stad
is gauw geneigd bij dit soort
in om van „beau monde",
of „crème de la crème" te pra-
curwonderlijk moet het geweest
«n der verslagen van dezen
"uitdrukkingen bij al het waar-
lat over Chaplin's meesterwerk
ireven, hebben gebezigd. Geen
heeft over de ontvangst ge-
dle Amsterdam den grooten
h—Engelschen kunstenaar be-
Het is maar beter ook, want
it die Amsterdammers, die altijd
at Amsterdam geen stad is, dat
mondain leven en geen wereld-
uisement kennen, zou zulk een be-
g weinig vloeiend zijn geweest. Zij
!en thans door afwezigheid en het
J gebleken, dat wanneer Amster-
■rkelijke grootsteedsche genoegens
n niet behoeft te rekenen op dat
van het publiek, dat men ver
in zou. Een zonderlinge mengelmoes
ichtbrakers en slapeloozen, haan-
roorste en een handjevol première-
s hebben City Lights ingehaald,
rüjk, zij allen waren enthousiast
het ook anders maar deze
ing miste het cachet van de
d, miste elke distinctie, die, al
alleen maar uit respect jegens
rooien kleinen man", verwacht had
worden. Wat is het naar om te
iden, dat de menschen niet warm
zijn, niet voor één keer zelfs. En
zoo'n loodzwaar argument van
kort komen, ijselijk gewichtig aan.
wij toch degelijk en fatsoenlijk
wereld, die het zeker niet zou ge-
dat wij 's nachts naar een film
Waar zijn de autoriteiten geweest,
imming gaven en waarom zagen
maar een politie-commissaris,
angstig voor waakte, dat deze nach-
TOorstelling geen nadeelige gevol-
■r zijn sectie zou hebben? O, zeker,
succes geweest, dit nachte-
roop-experiment van den heer
i, maar het knelde in een harnas
jnheilige braafheid. Men mocht
's nachts uit en dat was het aan-
voor velen, die kwamen. Het
het nieuwe, ja het grootsteedsche
i. Men kwam niet voor Chaplin en
d had men 'n onbenullige spreek-
nen draaien: bij voorbaat, van
meevallertje, gingen de menschen
laan naar huis. Een journaal met
iel vorstelijke personen erin opge-
en een deel van de Spaansche
ie bewees dat wel het beste. Er was
erastemming, een manifestatie van
en adhaesie met fluiten en
iwen om een rijtje soldaten en
len, die schoten. Er was even sprake
at Charlie Chaplin ook de Neder-
ie première van zijn laatste werk
jwonen. Laten wij blij zijn in
zin, dat hij er niet geweest is.
ddstadalluresdaar gaan wij.
ie, criminaliteit; wij smullen er weer
loewel een gruwelijke moordaffajre
Rokin meer weg heeft van een
6 op het platteland, uit overwegin-
m verbitterde wraakgevoelens. Lon
den, Parijs, Berlijn kortom de groote
steden kennen meer het zakelijker en af
doende systeem van het automatisch pis
tool, onzichbaar van een jaszak uit gericht
en gevuurd. Maar juist daarom misschien
staat deze beestachtige misdaad zoo in het
middelpunt van Amsterdam's belangstel
ling. Het is het gesprek van den dag en
het kantorengebouw aan het Rokin geniet
de onverdeelde belangstelling van 'n groot
aantal kijkers. Zoo een zaak heeft de poli
tie in lang niet gehad en ook aan dien
kant is men er vol van. En zelfs van de
deskundigen zijn er, die beweerden: „een
tweede Wijsman-zaak, wij krijgen nooit
een dader" en anderen weer: „in twee
dagen is hij binnen". In hoeverre deze
laatste prognose juist was, is inmiddels al
komen vast te staan, alsook in hoeverre
bij deze soort zaken de wetenschap,
in den strijd tegen de criminaliteit,
justitie en politie ter zijde staat. Men
heeft ook een politiehond op het terrein
gehad; zonder succes evenwel. Niet alle
deskundigen zijn van het nut van politie-
ho den overtuigd en wie getuige is ge
weest van de behandeling van deze zaak,
van kort na het ontdekken van den gru-
welijken moord af, behoeft zich er niet
over te verwonderen, dat de hond weinig
van een vast spoor wist te ontdekken.
Natuurlijk, het is van belang, dat zoo min
mogelijk andere sporen dat van den dader
of daders vervagen en daarom ook, dat de
speurhonden zoo spoedig mogelijk ter
plaatse zijn. En dan blijkt weer hoe nuttig
en noodzakelijk ook 'n snelle verplaatsing
voor politie en recherche is. Immers, het
doet ietwat eigenaardig aan, dat in een
„wereldstad" eerst bijna twee uur na het
bekend worden van zulk een misdaad, de
politiebeambte met zijn hond en per
fiets nog wel op de plaats van het mis
drijf aankomt. En ook het feit, dat deze
man pas vijf kwartier later een betreffende
boodschap heeft gekregen, doet veronder
stellen. dat op eenig punt hier de organi
satie te kort schiet. De politie beschikt
over eenige auto's en voor 't geval die niet
beschikbaar zouden zijn, bestaat toch nog
altijd de mogelijkheid om één of meer
stads-taxi's terequireei :n op dezelfde wijze
als ook de brandweer dit doet, wanneer bij
groote branden geheel onvoorbereid het
thuis zijnde personeel wordt gemobiliseerd.
Ook met het oog op deze eventualiteiten
verdient ongetwijfeld het plan, dat in
voorbereiding is, omtrent het stationeeren
van een aantal politie-auto's op vaste
punten van de stad, alle aanbeveling.
Zeker, de Amsterdamsche politie staat er
voor bekend, nooit ondoordacht of over
haast te handelen en ongemotiveerd tot
arrestaties over te gaan, doch niemand zal
kunnen bestrijden, dat snelheid in verband
met het eerste onderzoek een uiterst ge
wichtig punt is. In het eerste uur na een
dergelijk misdrijf kan de kans op het spoe
dig vatten van den dader meer succes
hebben, dan na verloop van langeren tijd,
wanneer deze gelegenheid heeft gehad een
vlucht te beramen of voor te bereiden.
Gelukkig zijn dit soort misdaden in Am
sterdam niet aan de orde van den dag,
doch het zal welicht niet uitgesloten zijn,
dat, evenals in het buitenland, een soort
vliegende brigade, samengesteld uit aller
lei deskundigen: fotografen, scheikundi
gen, rechercheurs, een dokter, een ambte
naar van den dactyloscopischen dienst en
ook honden met hun geleiders, georgani
seerd wordt. Niet, dat door een en ander
een beteren politiedienst zoo maar ge
waarborgd zou worden, doch uitsluiténd
om in dezen tijd van snelle verplaatsings
mogelijkheid over gelijke middelen te kun
nen beschikken. Ook de vraag, door welke
recherche-ambtenaren het onderzoek moet
worden geleid, is er in de hoofdstad sinds
eenigen tijd een van een soort oneenigheid
tusschen de afdeelingen recherche aan de
sectiebureaux en de mobiele brigade, ge
vormd door eenige ondervlndingrijke
detectives, van het hoofdbureau, die al
heel wat „groote zaken" hebben opgeknapt
en in de Amsterdamsche misdadigers-
wereld een even beroemden als gevreesden
naam hebben.
Eerst als het hoofd van een politieafdee-
ling de medewerking van de z.g. mobiele
brigade inroept, verschijnt deze speurders
kern ten tooneele en natuurlijk dikwijls
niet met de algeheele instemming der
afdeelingsrechercheurs, die soms dan een
belangrijk deel van het onderzoek in han
den hebben gehad. De afdeeling zelf is
veelal ook beter in haar eigen sectie ge
oriënteerd dan vreemde rechercheurs en
zoo komt het, dat eerst eenigen tijd later
gewoonlijk de assistentie der mobiele bri
gade wordt gevraagd. Een directe algeheele
centralisatie der recherche voor groote
misdrijven is dus wellicht in het geheel
nog niet verkieselijk. Doch dat men. hoe
onze politiedienst ook georganiseerd is,
over snellere middelen zal moeten beschik
ken, is zeker, VAN SIEGEN.
SLAPEN.
In een vorigen brief noemde ik het
leven een wonder. Een van de wonder
lijkste levensuitingen is wel de slaap. Het
kan een eenigszins vreemden indruk ma
ken slaap een levensuiting te noemen.
Feitelijk toch ontbreken gedurende den
slaap vele, schijnbaar bijna alle uitingen
welke wij in den regel van het leven
waarnemen. Van de organische verrich
tingen. die in mindere of meerdere mate
hun werk voortzetten, bespeurt de om
stander maar weinig. De geestelijke en
bewegingsfuncties, die voor den omstan
der het leven kenmerken, zijn echter zoo
goed als verdwenen. Reeds in den ouden
tijd werd de slaap als'de zuster van den
dood afgebeeld.
Het is wel merkwaardig, dat wij over
een verschijnsel, dat wij dagelijks waar
nemen en persoonlijk ondergaan, zoo vei-
bazend weinig met zekerheid weten. Wi)
weten, dat slaap noodig is, dat de mensch
er op geregelde tijden behoefte aan heeft,
wij weten dat wij kort of lang, diep of
oppervlakkig kunnen slapen en nog eenige
dingen meer, maar het wezen van den
slaap is nog steeds en diep geheim.
Alle pogingen om een verklaring te
geven, hebben het niet veel verder ge
bracht dan tot het opbouwen van een
hypothese, welker bewijs nog altijd gele
verd moet worden. Wanneer wij vermoeid
geraken, treedt zeer gemakkelijk slaap op.
Het lag dus voor de hand, te zoeken naar
bepaalde stoffen, die door vermoeidheid
zich in het lichaam ontwikkelen en aan
deze vermoeidheidsstoffen de rol toe te
bedeelen van een verdoovend vergif. Er
zijn immers tal van vergiften bekend, die
een toestand te voorschijn roepen, welke
veel op slaap gelijkt. Ook heeft men ge
dacht aan een bepaald centrum in de
hersenen, overeenkomstig met de bekende
plekjes, van waaruit bijv. de ademhaling,
de hartbeweging, vernauwing en verwij
ding van bloedvaten geregeld worden. Dit
centrum zou dan zelfstandig met be
paalde intervallen slaap verwekken, of
door vermoeidheidsstoffen geprikkeld,
ditzelfde op andere tijden bewerkstelligen.
Dit centrum zou dan in de middenherse
nen gezeteld zijn. Maar, zooais gezegd,
veel meer dan theoretische waarde mag
aan deze opvattingen nog niet worden
toegekend. Tal van vragen blijven nog
voor oplossing over. Om bij de vermoeid
heid te blijven, hoe is het te verklaren
als men een soort giftwerking aanneemt,
da» juist bi] oververmoeidheid de slaap
dikwijls uitblijft?
Tegenover dit gemis aan wetenschap
omtrent het wezen van den slaap, be
schikken wij evenwel over talrijke erva
ringsfeiten, waarmee wij ons voordeel kun
nen doen.
Dat alle geestelijke werking in den
slaap niet opgeheven is, blijkt reeds vol
doende uit het optreden van droomen,
alweer een gebied, rijkelijk met vraagtee-
kens bezaaid. De slapende schijnt alle
bewustzijn verloren te hebben. Op vele
prikkels wordt volstrekt niet of slechts
met groote moeite gereageerd. Denk maar
eens, hoeveel moeite het menigmaal kost,
een slapende wakker te maken. In dit
opzicht neemt men echter merkwaardige
dingen waar. Een vast slapende moeder,
een dito arts. zoo vast dat men. bij wijze
van spreken een kanon naast hun bed
zou kunnen afschieten, zonder dat. zij
wakker worden, ontwaken onmiddellijk,
de eerste wanneer haar borstkind, de
tweede zoodra de nachtbei zich laat hoo-
ren. Een vast-slaper, die zoo moeilijk
wakker wordt, dat hij meermalen zijn
wekker niet hoort, zal op een willekeurig
uur, veel vroeger dan hij gewoon is, van
zelf klaar wakker worden als hij voor een
gewichtige conferentie den vroegtrein
moet halen. Zoo blijkt, dat toch altijd een
zekere controle blijft bestaan, geheel
anders dan bij bewusteloosheid door ver-
doovingsmiddelen, waarbij zulk een con
trole niet betaat.
De behoefte aan slaap is niet voor ieder
dezelfde. In het algemeen kan men zeggen
dat de behoefte kleiner wordt naarmate
de mensch ouder wordt. Het pasgeboren
kind slaapt haast den ganschen dag en
ADAMSON ZOEKT BESCHERMING TEGEN DEN REGEN.
wordt alleen wakker als het honger heeft
of door onaangename prikkels (een ver
keerd gestoken speld, een natte luier
wordt getroffen. Gedurende den kleuter
leeftijd en de schooljaren daalt de behoefte
maar toch is het nuttig, dat tot aan het
eind van de lagere school minstens de
helft van het etmaal slapende wordt door
gebracht. Voor volwassenen kan als ge
middelde 8 uren gesteld worden, evenwel
met talrijke individueele afwijkingen. 6 a
7 uur ls wel als laagste grens te beschou
wen al zijn er voorbeelden genoeg, dat
iemand met nog minder toe kan. Een be
kend voorbeeld is dat van John Hunter,
een Engelsch geleerde, die hoogleeraar aan
een universiteit en bibliothecaris van een
groote bibliotheek was en daarnaast een
zeer uitgebreide praktijk uitoefende en
tal van boeken en andere geschriften het
licht deed zien. Deze man zou nooit meer
dan 4 uur per etmaal geslapen hebben.
Physiologen hebben uitgemaakt, dat de
stofwisseling gedurende den slaap er
vooral op is ingericht om versleten weef-
seldeelen te vervangen en nieuwe op te
bouwen. Dit is in overeenstemming met
het bovenstaande, omdat juist bij het
jonge kind veel nieuw weefsel moet wor
den gevormd. Na zwaren spierarbeid is
ook behoefte aan veel reparatiewerk.
Daarom hebben de krachtwerkers meer
slaap noodig dan de hoofdwerkers.
Een regelmatige slaap is het beste. Afwij
kingen kunnen tot zekere hoogte zonder
schade verdragen worden. Dat kan de arts
in een buitenpraktijk bewijzen, wanneer
het toeval wil, dat hij eenige nachten
achtereen geroepen wordt en door zijn
drukke praktijk overdag geen gelegenheid
heeft om de schade eens in te halen. Veel
meer schade wordt toegebracht, wanneer
langen tijd achtereen te weinig slaap ge
noten wordt. Het is een gewichtige taak
voor de ouders, hierop bij hun kinderen
te letten. Vooral het Iaat naar bed gaan
werkt schadelijk. De kinderen zelf zien het
niet in en dwingen gewoonlijk om nog wat
te mogen opblijven. Dat staat groot,
meenen zij. Nog erger is het als de ouders
de kinderen zelf meenemen naar voor
stellingen of andere gelegenheden, soms
wel om niet zelf thuis te moeten blijven.
Slechts weinig kinderen zijn daartegen
bestand, Zij worden kribbig, humeurig,
krijgen moeite met hun huiswerk en de
slechte cijfers, welke zij van de school op
hun rapporten meebrengen, hebben zij
dan echter aan het onverstandig gedrag
van hun ouders te wijten. Het is raadzaam,
bij kinderen zeer lang voort te gaan met
hen des middags ook nog te laten slapen.
Maar ook voor volwassenen ls dit een
maatregel, die dikwijls zeer gunstig werkt.
Eigenaardig ls, dat slaap, een van de
allernoodlgste levensvoorwaarden, zoo dik
wijls in ongunstige beteekenis wordt ge
bruikt. Het klinkt allerminst aardig, voor
een slaapkop te worden betiteld. Wij
dienen dit zoo te verklaren, dat vele
levensverrichtingen gedurende den slaap
zijn opgeheven of tot een minimum terug
gebracht. Wanneer iemand gebrek aan
energie heeft, traag is, dan vertoont hij
meestal ook verminderde functie van
geest en lichaam, een toestand dus, die in
de richting van slaap wijst. Maar als
iemand aan het eind van zijn dagtaak
gekomen, duidelijke teekenen geeft dat hij
behoefte heeft aan slaap, dan zal wel nie
mand daar een verwijt van maken. Wie bij
zijn gewone werk duidelijk laat blijken, dat
hij zijn taak met tegenzin vervult en in
plaats van opgewekten arbeidslust en on
miskenbare sufheid ten toon spreidt, ver
dient ongetwijfeld een teeken van afkeu
ring. Men mag daar echter niet te voor
barig mee zijn en moet op goede gronden
de overtuiging hebben, dat geen ziekelijke
afwijkingen in het spel zijn. Bij jonge
personen is een dergelijke toestand door
overwerken en te weinig rust verklaar
baar. Vroeger, toen de jeugd nog niet
tegen te zwaren arbeid werd beschermd,
kon men zoo iets herhaaldelijk waar
nemen. Natuurlijk kwam het ook wel bij
volwassenen voor, maar ook daar treedt de
overheid regelend op en indien geen
andere reden kan worden gevonden, blijft
zeker de mogelijkheid bestaan, dat de
slaperige neiging een persoonlijke eigen
schap is.
Over slapeloosheid en droomen nog wat
ln een volgenden brief.
H.A. S.
RECLAME.
9192
iet Engelsch van LEO WALMSLEY.
verklaarde
«'oonweg schitterend'
•ia bewonderend.
-niet kwaad, wat!" zei luitenant
bonzales, terwijl hij ons vaderlijk-
Uend toeknikte.
kwamen we na een afwezigheid
jer-en-twintig uur weer op Thunder
terug
waren geen tien meter van de plek
me ik op mijn schets met een
e aangegeven had. De kleine par-
nvv !ecs en lieten ons zakken
Owen de machine hoogerop tot ze
°Pjje scheiding tusschen water en
Daarna ..stapte" Patricia uit.
dat hebben we netjes opge-
zei onze piloot tevreden, terwijl
Ipjj ailn beide handen tegelijk zijn
Je "Pdraaide. „Zooals ik voorspeld
,|.f; Een goeie landing. Tja... ik
1 '00r niets de beste piloot van het
i l, En wat gaan we nu doen?
Mmp dichtbij Ik heb nu wel be-
f„"™ wat nattigheid, ouwe jongen,
p oet maar. Vooruit!"
hoe moet het hier dan?"
is ongerust.
L^het niet over mijn hart verkrij-
,ïn kostbare machine als de Scott
k™??r. nnheheerd te laten liggen.
im tu orde". was het luchtige
.Ik heb anker. Ik zal even
kir.m n leSgen we 'm vast."
*ertlii?.8en machine op en haalde
Jiumiii ^ruikbaar-uitziend anker
2» te voorschijn. Het touw
a £3? hij aan het onderstel vast.
i"0b| hij aan land, liep met het
anker onder zijn arm een eind het strand
op, begroef het in het zand en stapelde
een aantal brokken koraalrots er bovenop.
„Ziezoo", zei hij toen tevreden.
Voor het oogenblik was de machine vei
lig, dat was waar. En als we eenmaal ln
het kamp waren, zouden we gauw genoeg
te weten komen of van de zijde van Dusi
Khan gevaar dreigde. We hadden alle
kans. dat hij niet eens wist, dat wij er
weer waren Dank zij onzen defecten mo
tor waren we zoo ongeveer geluidloos ge
daald.
„En hoe gaat het ermee?" vroeg ik
Patricia, toen ik haar één oogenblik voor
mij alleen had.
„O.... uitstekend", gaf ze opgewekt
ten antwoord. „Wat een interessant
avontuur, niet? Het was voor het eerst,
zeg. Ik ben nog nooit in een vlieg
machine geweest. Je zou er bijna door
vergeten" ze aarzelde eventoen
ging ze voortZe zullen toch wel in
het kamp zijn, denk je niet? Dat licht..
„Natuurlijk," viel ik haar haastig in de
rede om onzen piloot, die op dat
oogenblik naar ons toe kwam. De moei
lijkheid was, dat ik niet wist, hoe hem
van den waren stand van zaken op de
hoogte te brengen. „Wat is het?" vroeg ik
hem. „Wat mankeert er aan?"
„Ik weet het niet. Eerst dacht ik: ben
zine is op. maar nu weet ik dat dat on
mogelijk is. Maar wat komt het er op aan!
We zijn waar we wezen wilden. En mor
gen ga ik terug en maak de heele zaak in
orde. Reken daar maar op."
Pas na een uur onvermoeid zoeken von
den we het bewuste pad. Het was niet
veel meer dan een sterk-kronkelende
doorgang verkregen door een dubbele rij
taxis om te bakken In het donker was in
een behoorlijk tempo vorderen bijna geen
doen. Toen we dan ook na een poos hard
werken eindelijk op het hoofdpad uitkwa
men het pad waarlangs lk destijds mijn
onderzoekingstocht begonnen was hin
gen onze kleeren aan flarden en zaten
onze handen en van dengeen die het ge
luk had gehad „voor" te loopen het
geen ik was het gezicht eveneens vol
schrammen van de venijnige-lange
doorns. Van dat oogenblik al ging het
vlugger vooruit. Ik probeerde telkens ge
legenheid te vinden om Patricia te waar
schuwen om vooral niets over de schedel-
schat-quaestie te vertellen, maar onze
Portugeesche vriend vervolgde haar, on
danks de „terrein-moeilijkheden" zoo
hardnekkig met zijn attenties, dat lk het
niet verder brengen kon dan een paar,
waarschuwende woorden, inderhaast ge
fluisterd. Maar zij begreep me gelukkig en
van dat oogenblik af wist ze steeds meer
door handig manoeuvreeren het gesprek
op hem en op zijn aangelegenheden te
brengen, een onderwerp, dat moet eerlijk
heidshalve gezegd worden, waarin hij bui
tengewoon veel belang scheen te stellen.
We hadde den top van Lighthouse Hill
nog niet bereikt, toen er opeens een ver
ontrustende gedachte bij me opkwam. We
hadden het licht nu wel gezien, maar dat
bewees niet dat in het kamp alles in orde
was. Den vorigen avond bij mijn vertrek
was de dokter ernstig ziek geweest. Wie
weet was hij kort daarop gestorven of had
Dusi Khan een aanval gewaagd, die in
een overwinning geëindigd was. Dan
mochten we straks bij hem onze opwach
ting gaan maken, Timms? Op Timms viel
geen staat te maken. Als hij en Howard
het in hun hoofd gekregen hadden om aan
de whisky te beginnen.
Maar met daarover te piekeren won lk
niets. Als dat gebeurd was, viel er niets
meer aan te verhelpen. En óf het gebeurd
was konden we binnen een minuut of tien
weten. Nog een paar meter klimmen en
we waren aan den top. Als Senor Gonza
les nu maar zoo goed was, om wat minder
luid te converseeren. Maar ik kon hem
bezwaarlijk vragen zachter te praten zon
der een reden voor mijn verzoek op te
geven. Misschien was het beter dat ik hem
tot op zekere hoogte in mijn vertrouwen
namwant zoo ging het niet. Hij liep
gewoonweg te schreeuwen!
Onder het voorwendsel dat ik me in het
pad vergist had en dat ik eerst even moest
gaan verkennen, gebood ik halt.
„Luitenant Gonzales", begon ik, toen ik
terugkwam, „we hebben u niet alles ver
teldDe quaestie is
„O, komt wel goed, ouwe jongen", viel
hij me wat ongeduldig in de rede. „Ik heb
dorstVooruit ermeeOp, naar het
kamp..."
„Ja. maar misschien is er in het kamp
het een en ander gebeurd. De quaestie is
deze. We maken deel uit van een weten
schappelijke expeditiedat is waar.
Maar het doel ervan is.... curiositeiten.
Misschien begrijpt u me wel? Niet? Curio
siteiten van waardegevonden in pyra-
midenongeveer vijf jaar geleden
daarna verpakt en verzonden in een dhow
die hier in de buurt gezonken is. Daarom
zijn we hier.... we zoeken naar die
dhowMaar er zijn meer menschen die
dat doen, concurrenten van ons. Onder
anderen iemand, dien ik ken als het hoofd
van een geheim genootschap ln Egypte."
„Toch niet Dusi Khan?" vroeg hij tot
mijn niet geringe verbazing.
„Kent u hem?"
„En of! Ik woon twee jaar in Afrika. Ik
geloof dat ik hem een beetje te goed ken.
Mijn regeering zou wat graag de hand op
hem leggen. U heeft gehoord van dat op
roer in Mafika? Ja? Dat is Dusi Khan ge
weest. Een knappe en gladde baas, gelooft
u mij maar. Waar is hij nu?"
Ik vertelde hem in het kort en met ver
zwijgen van wat ik niet positief noodig
vond te vertellen, dat Dusi Khan zich van
de M. L. meester gemaakt had het be
staan van de dhow verzweeg ik onder
anderen en dat we alle kans hadden om
in het kamp tegen hem op te loopen.
Daarom moesten we bij nadering ervan
de noodige voorzorgen in acht nemen. Bij
het hooren van die laatste woorden klaar
de zijn gezicht op. Hij tastte naar zijn
heupzak en haalde een kleine revolver te
voorschijn.
„Waarom heeft u me dat niet dadelijk
verteld!" verweet hij me. „Ik had wapens
bij me. Heb ik nu in de oude kist achter
gelatenMorgen vlieg ik door naar
Port Amelia en waarschuw mijn regee
ring. Goed idee, wat! Dan sturen ze een
oorlogsschip."
„Een uitstekend idee", zei ik. „Maar op
het oogenblik gaat het er om, wie in her
kamp de baas is: Dusi of onze menschen.
Daarom moeten we zoo, dat ze ons niet
hooren, er op af."
„Goed. Op onze teenen dan maar. Blijft
u maar bij mij, mistress. Ik bescherm u
wel. Bij mij bent u veilig, geloof dat
maar."
Ik voelde dat het bloed me naar mijn
gezicht steeg. Zonder één woord keerde ik
me om en ging, zonder me te bekomme
ren of mijn metgezellen me volgden of
niet, zoo woedend was ik, alleen verder.
Ik heb weieens gehoord dat liefde Iemand
uit zijn evenwicht brengt. Ik weet niet of
dat voor iedereen waar is, maar bij mij
was het in elk geval wel zoo. Ik moest me
met alle kracht beheerschen om onzen
piloot niet te lijf te gaan, om hem niet
eens duchtig af te rossen. En wat erger
was, het had een haartje gescheeld, of ik
had Patricia apart genomen en haar een
flink standje gegeven voor de schandelijke
manier waarop ze hem aanmoedigde. En
dat terwijl lk wist dat ze hem absoluut
niet aangemoedigd had en dat de kleine
parmante Portugees een bovenste beste
kerel was, onze redder in den nood, aan
wien we het te danken hadden dat we
er zoo gemakkelijk afgekomen waren.
Maar zoo gaat het. Een verliefde man
ziet de dingen verwrongen, alsof hij in
een lachspiegel kijfct.
.(Wordt vervolgd).