Van Huid tot Schoen |E GEZONKEN SCHAT. '2»ie Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 9 Mei 1931 Vierde Blad No. 21822 BOUWKUNSTIG SCHOON. - (27) te-;- ypr' r"'9A-- 11 I rTl %4^r j^FT HET SCHAAP Werkverruiming in de Schoen-industrie. FEUILLETON. Mors* AA H T)E Ji A 3 TA A AT TE 1,7,1 73 T.1Y g£S5p>>>vvr 'I r Til -=.-.-J - - f ftrKy -r1 jri M11 pj'!!',..i!h:,^'l!h';"ii.. II tafniiiumuiuuJ ^toöb!1i!lUlilliU 11 H.3. Jtsst [5reeds opmerkten, is door de t van Prof. Gugel de gevel, of liever Lbf overgebleven gedeelte daarvan, ir<| gebleven en is dat opgezet tegen blinde muur van de binnenplaats der fjsche Hoogeschool te Delft. En verder t een der idealen van architect Jesse, ffjf geveltje nog eens te Leiden moge Komen, om hier dienst te doen als lelijke gevel van een of ander nieuw iw. Wanneer men den stadhuisgevel, ,.j ontzettend geleden heeft, weer in i staat wil herstellen met een modern er achter, waartoe deze zich, vol- rarchitect Dudok en meerdere bonw- jgefl van groote bekwaamheid die tens volstrekt niet gesteld zijn op het Jgen van oude stijlvormen, uitstekend dan is het ook niet onmogelijk, zich uimte compositie op bescheiden schaal fenken, waarbij ter afsluiting een dank- [gebruik zou kunnen worden gemaakt oude geveltje, dat we bespreken, willen tlians nog even herinneren e geschiedenis van het Hofje. J| werd in 1690 gesticht door Cornelis fcgh van Hoogmade. We geven hierbij si ander uit de stichtingsoorkonde, celis Sprongh „wille, ende begere, huis op de Bredestraet binnen jadt Leijden, daer de Heilige Geest fc in de Gevel staid, naest mijn grote fwaer in ick selr^ woon, nae mijn lijde altoos sal werden bewoont bij d oude Vrouwspersonen, sijnde Wedu- te Vrijsters, ende Oud boven de i jaeren". fers beschikte de stichter „dat de n op den 21e SeDtember en Ictober sijnde mijn en mijn Vrouws zullen hebben een glaesje (eindelijk noteeren we nog, dat „mede Voft sullen bliven aen het selve huis, f graven in de St. Pieterskerk tot Des sullen mijn Broeder en sijn sen kinderen, daerin begraven mogen Gelijk mede, indien in de voor- i buisen fatsoenelijke luiden woonen, fte sullen mogen werden begraven in [12 F. voor het koor, en dat vol sijnde i de beenderen werden begraven in de (re graven etc." 5 de geschiedenis, zooals we voor een J weken nog zagen, geen rekening houdt (de 12 eeuwen oude traditie van een jstie, dan is het verklaarbaar, dat de pte wil van Cornelis Sprongh op den J ook in het gedrang kwam. de 19e eeuw was het Hofje zoo geworden dat omstreeks 1850 tot ak werd besloten. De Regenten hebben behalve „mijn huis aan de Bredestraet" i huis waer ick self woon" niet meer [richt. Sinds de ramp van 1807 lag ?in in de hoek van Douzastraat lapenburg onbebouwd. Dit werd door lad Leiden aan de Regenten afgestaan, Ier nu een nieuw Hofje bouwden be lde uit 14 woningen. Men zal zich (neren dat ook dit hofje voor eenige jaren is afgebroken en dat architect Van der Laan het in keurigen staat heeft herbouwd. De eenvoudige maar mooie toegangspoort ligt aan de Douzastraat en daarboven staat Hofje van Cornelis Sprongh van Hoogmade. Uit het testament van den erflater blijkt, dat de gevel zooals U die de vorige week in teekening werd voorgesteld, veel ouder is dan 1690, wat trouwens ook reeds duidelijk was uit verschillende motieven. We komen daarop terug. Van Loenen, in leven waterbouwkundige van Rijnland, deelt mede, dat het huis van Cornelis Sprongh veel vroeger reeds bewoond werd door den bekenden drukker Christoffel Plantijn. Deze, Franschman van geboorte, vestigde zich in 1549 te Ant werpen. Hij gaf er o.a. een „Biblia Rcgia" en een „Woordenboek der Nederlandsche Taal" uit. Ongeveer 1580 week hij uit naar Noord-Nederland en vestigde zich omstreeks 1582 te Leiden, waar hij in 1585 benoemd werd tot Universiteitsdrukker Zijn bedrijf te Antwerpen werd evenwel voortgezet en eerst in 1876 opgeheven en toen ingericht tot Museum-Plantijn. Hij stierf in 1589. Toch zal het huis oorspronkelijk nog een 40-tal jaren ouder zijn. Het is een eigen aardige vermenging van Gothiek met klas sieke motieven, welke heel sterk doet denken aan de Fransche vroeg-renaissance di£ het tijdperk van Lodewijk XII van 1498—1515 en van Frans 1, 1515—1547 omvat. Doordat de Fransche koningen over 't algemeen sterk uitgesproken kunstzinnige persoonlijk heden waren, ontwikkelde zich tijdens ieders regeering een stijl die naar den betreffenden vorst wordt genoemd en zelfs Napoleon schiep nog den Empire-stijl. Ons huis herinnert aan den stijl Francois Premier. Deze wordt gekenmerkt door een pilasterstelsel met gedrukte bogen, omdat men niet hooge verdiepingen ontwierp. De bogen waren doorgaans heel fijn op üothi- sche wijze geprofileerd. Verder werden de pilasters sierlijk be handeld, aan de zijden met een fijn pro fiel in de midden nisvorming uitgediept. In de friezen der lijsten tusschen de ver schillende verdiepingen bracht men posta menten aan voor de pilasters der hooger liggende verdiepingen. De geheele conceptie van den gevel was Gothisch, tenminste bij woonhuizen, een smallen ingang met een booggalerij voor de benedenverdieping. Deze booggalerij was veelal werkplaats of winkel. Nü moet men weten dat Frans I zijn bouwmeesters en vooral de sierende kunste naars uit Italië liet overkomen *Ik noem u Leonardo da Vinci, Rosso di Rossi, leer ling van Michel Angelo, Serlia, leerling van Bramante en Rafaël Deze brachten de Italiaansche werkwijze mede, terwijl de koning zijn zeer persoonlijke compositie- wenschen had. De Fransche vroegrenais sance wordt daardoor minder monumentaal, maar anderszijds vriendelijker en schilder achtiger dan de Italiaansche. „Le Roy Francois I estoit merveilleuse- mént adonné après les batiments" zei men in de dagen zijner langdurige regeering. Door zijn kunstzin, die in die da^en den oorspronkelijken kunstzin van het bransche ras hevig aanvuurde, wordt de stijl Fran cois Premier gekenmerkt door de harmo nische versmelting van twee contrasteerende elementen, Gothiek en Klassicisme. De Noord-Italiaansche elementen werden met werd naar inzicht een behoefte geboren, fijnen smaak ondergeschikt gemaakt aan de oude Gothische gedachte. Iets nieuws waarin noch het een noch het ander overheerschte. Het zou ons veel te ver voeren, hier het kasteel Chambord en andere scheppingen van Frans T te bespreken. Alleen willen we er even aan herinneren, dat te Moret nabij Fontainebleau in 1527 werd gebouwd het „Maison Francois I" Later werd dat huis afgebroken en weer opgetrokken aan den Seine-oever in de nabijheid van de Champs Elysées. Ook te Orléans bestaat een „Huis Frans 1" ge bouwd in 1536, dat met voornoemde eenige overeenkomst bezit Opzettelijk vermeld ik deze historische toelichtingen, omdat het geveltje, dat voor maals ter plaatse stond, waar nu „Minerva" is, al is het eenvoudiger naar de bouworde karakteristiek is voor de Fransche vroeg- Renaissance. in 't bijzonder voor den Frans I-stijl, zooals die in Holland toe passing vond. Nu moet U ten overvloede in aanmerking nemen, dat het bewuste geveltje zooals het nu te Delft op de binnenplaats staat, reeds niet meer den oorspronkelijken toestand weergeeft. Wij schatten den oorspronkelijken bouw- uit ongeveer 1530 tot 1550. Een juiste da teering is natuurlijk niet precies aan te geven. De volgende week zullen we onze his torische excursie nog even voortzetten in een slotartikel. Het is niet onaardig, dat U alvast bovenstaande teekening van archi tect Jesse bestudeert en deze vergelijkt met die van de vorige week. Wij komen er op terug. Bestaat er iets poëtischer, dan een grijs- gebaarde herder met staf en breikous, hoedend een kudde blatende schaapjes, t die, bewaakt door een trouwen hond, de j geurige heide afknabbelen? Wij weten, dat zooiets bestaat. Niet, om dat wij het zelf ooit aanschouwden. Neen. wij zagen hem op schilderijen en lazen over hem in oude boeken en minder oude gedichten; wij zouden haast zeggen: tot vervelens worden toe. En dan de schapen zélf. want daar gaat het toch per slot van rekening om; die schapen met hun vriendelijk, maar wat onbenullige aangezichten; de rammen trotsch en sierlijk-gebogen horens op den kop dragend; de ooien, gepast-bescheiden, zonder de emblemen van hun vervaarlijke echtgenooten. omringd door „dartele lam metjes", zooals de geijkte term luidt. Is „schaapskop" niet eer een compliment dan een beleediging? En zou „het zwarte schaap" een ander karakter vertoonen. dan het witte (vuile)? Is een neger soms geen mensch? Is een zwart schaap soms geen schaap? O zoo! Zwarte schapen en witte schapen leveren allen schapebout en schapekaas (Iaat ons hun dit laatste niet verwijten! Maar in Nederland verschijnt het schaap nog slechts bijna uitsluitend op 't weiland. De groote kudden verdwenen, en met heil de schaapherder. En in de verdere toekomst? Dan keert de herder terug, gemoderni seerd en wel! Het tijdroovende voortdrijven der „wit- gewolde wolkjes" vervalt; des morgens vroeg zet de herder het gedierte op een grooten platten wagen, waarna hij de daarvoor gespannen tractor aanslaat, om drie minuten later midden op de heide, rustig gezeten bij de grazende schapen, een breimachine in werking te stellen. Af en toe luistert hij met zijn radio-koffer- toestel naar het onfeilbare weerbericht, om terstond naar huis te tuffen, als het buiten minder aangenaam dreigt te wor den. Welk een heerlijk vooruitzicht: het aantal vakvereenigingen kan weer eens uitgebreid worden en de Hollanders leeren eindelijk schapenvleesch eten. En wat prettig voor de schapen zelf! Het lange-afstand-marcheeren kan voortaan aan ons eminente leger overge laten worden en als een arm kind ons op straat om een dubbeltje vraagt, zullen wij nóóit meer, na het twee centen te hebben gegeven, zooiets als: „het arme schaap" murmelen, want het schaap zal een der meest benijde plattelandsbewoners zijn! Ook voor het schaap licht een betere toekomst! (Nadruk verboden) H. K. BEZOEK AAN BRABANTSCHE FABRIEKEN. O De schoen! Nietwaar: dat is een belang rijk, een nuttig, een onmisbaar artikel. In welk werelddeel men ook komt: sinds eeuwen en eeuwen heeft men er aandacht gewijd aan de voetbescherming, die in de loop der tijden meer en meer geperfec tioneerd werd. Zou er nog wel iemand zijn, die de waarde van een gemakkelijk passende en daarbij goed uitziende schoen niet inziet? Men kan nóg zoo netjes voor den dag komen, doch daarbij een paar slecht zittende, schamele of kapotte laar zen dragen en het effect is volkomen be dorven, terwijl het tevens schadelijk is voor de gezondheid. Wij allen zijn er zoo langzamerhand wel van overtuigd, dat zij een der voornaamste onderdeelen der hedendaagsche kleeding uitmaken en wij stellen er daarom de hoogste eischen aan, zoowel wat uiterlijk, kwaliteit als pasvorm betreft. Welnu: de Nederlandsche schoenen industrie heeft zich reeds lang een voor- treffelijken naam weten teverwerven. Wij leerden het reeds in onzen jongenstijd op school, hoe de Langstraat in Noord- Brabant beroemd was om haar schoenen industrie en leerlooierijen. En mochten we wellicht te dien opzichte nog in twijfel keeren: een bezoek aan deze fabrieken zelve, deze week door een groep journa listen gebracht op verzoek van de Com missie voor Werkverruiming in de Schoen industrie, heeft ons wel de overtuiging ge schonken, dat in Nederland aan de fabri catie van leder en schoenen in de meest veelzijdige soorten en vormen de grootste zorg wordt besteed. Wij durven haast niet meer een woord, dat zoo veel gehoord wordt in den laat- sten tijd, neer schrijven. En toch moet het: er is ook „malaise" in de bovenfgenoemde industriën, gevolg van de hooge invoer rechten, welke door het buitenland ge heven worden, speciaal door Scandinavië, om niet te spreken van de tallooze overige belemmeringen, welke men haar in den weg legt. De export is zoo goed als lam geslagen, de export, die vroeger zulk een geweldige factor beteekende. Wij willen hier het een en ander aanhalen uit de rede die de Voorzitter van de Kamer van Koop handel en Fabrieken voor Tilburg e.o., de heer Jos. de Pont tijdens het bezoek aldaar voor ons uitsprak. Nadat deze er op ge wezen had. hoe de Kamer iedere poging tot werkverruiming in deze benarde tijden van harte toejuicht, zeide hij: Men stelt het wel eens voor alsof de Nederlandsche schoenindustrie achterlijk is in hare pro ductie methoden en dat zij daardoor ge vaar loopt overvleugeld te worden door de buitenlandsche concurrentie. De werke lijkheid is geheel anders. Wat betreft inrichting en productiemethoden kunnen de Nederlandsche schoenfabrieken de ver gelijking met soortgelijke inrichtingen in het buitenland glansrijk doorstaan. De overgroote meerderheid der Nederlandsche schoenfabrikanten fabriceert kwaliteits werk, waarbij de uiterste zorg aan kwali teit, pasvorm en afwerking wordt besteed, terwijl de prijs van dit scboeisel, de kwali teit in aanmerking nemende nergens ter wereld lager is dan juist in Nederland. Het Nederlandsch verbruik van schoei sel wordt dan ook blijkens de laatst be schikbare statistische gegevens voor c.a. 63% door de binnenlandsche productie ge dekt. De groote vlucht welke de schoen industrie hier te lande heeft genomen dwingt tot het uitvoeren van een deel harer productie. En dit nu wordt haar door de steeds hooger wordende tarief- muren in de meeste landen zoo niet geheel en al onmogelijk dan toch steeds moei lijker gemaakt. De Schoenindustrie be klaagt zich niet over buitenlandsche mededinging maar wel beklaagt zij zich over de ongelijke wapenen waarmede de concurrentiestrijd door haar op de wereld markt moet worden gestreden. Bij de huidige toepassing der tariefwet wordt een damesschoentje dat door buiten landsche huizen hier te lande voor f. 4.90 wordt verkocht ingevoerd tegen eene waardebepaling van circa 3 gulden. Het verschuldigde invoerrecht bedraagt dus 24 ets. per paar. Wil de Nederlandsche fabrikant een dergelijk artikel uitvoeren dan betaalt hij in alle landen behalve Engeland een invoerrecht varieerende van 80 ets. tot 2 gulden per paar. Het behoeft wel geen betoog, dat onder deze omstandigheden de export van Nederlandsch schoenwerk gestadig af neemt. en men steeds meer is aangewezen op de binnenlandsche markt die reeds overvoerd is. Nu zijn er twee mogelijkheden. Men kan de productie inkrimpen of men kan trachten door nog verder doorgevoerde rationaliseering den kostprijs te verlagen en daardoor het verbruik stimuleeren. In beide gevallen komen weer een aan tal menschen zonder werk. Beter lijkt het mij de arbeiders zoo iang mogelijk aan het werk te houden en te trachten de afzetmogelijkheid op de binnenlandsche markt uit te breiden. In Engeland heeft men met het slagwoord „Buy British Goods" weten te bereiken, dat de invoer van schoenen beduidend is afgenomen en de Commissie voor Werk verruiming in de Schoenindustrie stelt zich voor hier te lande hetzelfde doel te kunnen bereiken. r Tot zoover de Voorzitter der K. v. K. Men weet dus, waar de schoen wringt! Wij juichen het ten zeerste toe, dat de Com missie tot Werkverruiming ons in de ge legenheid gesteld heeft verschillende fa brieken te bezichtigen, blijkbaar niet be vreesd. dat er ook maar één factor te vinden zou zijn, die tegen het vormen van een gunstig oordeel over deze industrie kon pleiten. Natuurlijk kunnen wij geen vergelijkingen treffen .met buitenlandsche fabrieken een studie van weken en weken zou daarvoor noodig zijn doch wel weten wij nu. dat door de Nederland sche schoenfabrikanten gestreefd wordt om het allerbeste te geven, waartoe de tegenwoordige tijd, met haar zeer moderne productiemethoden, die de allerhoogst ge stelde eischen trachten te bevredigen, in staat is. Ongelijksoortige fabrieken werden door ons bezichtigd: groote en kleine, die welke gespecialiseerd zijn op goedkoop of op luxieus schoenwerk, fabrieken waar eenvoudig of kostbaar leer gebruikt wordt, waar men zich uitsluitend toelegt op machinale fabricatie, daarnaast ook op het handwerk, waar groote aandacht uit gaat naar de z.g. confectieschoen, doch daarnevens naar den meest geschikten pasvorm voor de verschillendste voetvor- men en voetgebreken. Overal trof ons daarbij de degelijke vakkennis, de groote zorgvuldigheid voor elk onderdeel, het uitzoeken van het voor een bepaalden prijs beste leer, welk pro duct weer afkomstig is uit de prachtig geoutilleerde leerlooierijen van Noord- Brabant. die op haar beurt weer sinds lange jaren een welverdiende reputatie bezitten. I Men zal wellicht benieuwd zijn, naar de wijze, waarop het fabriceeren van een schoen in zijn werk gaat. Wij willen er eerlijk voor uitkomen: nimmer hebben wij. bij het koopen van een schoen eigen lijk voldoende beseft, hoeveel phasen deze moest doorloopen, alvorens hij door den verkooper getoond kon worden in den smakelijken vorm, zooals zij in de étalages te zien is. „Van koehuid tot schoen" zou de titel kunnen luiden van een film, die de schoenenfabrikatie toont. In een der grootste fabrieken annex looierij uit sluitend voor zoolleer hebben wij het langdurige en ingewikkelde proces in vogelvlucht beschouwd en willen U er het een en ander van verhalen. Om dit proces tot in al zijn finesses weer te geven, daar voor zou zeker een dikke brochure nood zakelijk zijn: wij bepalen ons dus tot de hoofdmomenten, die het meest wisten te treffen. De huiden worden geïmporteerd uit alle deelen van de wereld Australië, Afrika t het Engelsch van LEO WALMSLEY. lenktu, dat dat mij iets kan schelen?" ze met iets uitdagends in haar stem. gaf eerst geen antwoord, r™) me eens wat el' vanmorgen ge- P is", verzocht ik haar toen. om het Kek op een veiliger onderwerp te pgen, F' rustig te slapen in mijn hut", .on ze. opeens schrik ik wakker, er Ir (omand hard op de deur te bonzen, penk: dat is Charley die terug gekomen HiJ was aan wal gegaan om onzen triad regenwater aan te vullenIk "pen doe de deur open.en daar Trout en dien verschrikkelijken Konaar. Ze stonden me nota bene alle- te lachenom het gezicht dat ik i v» t ntoen beS°n die Egyptenaar me L.rtellen wat er gebeurd was en dat 1bloten had voortaan voor hem te itrSa rr! Wat een ellendige kerel is h.™11 Ik zei: in elk geval hieruit! maar ^gonnen nog harder te lachen en affle aan en bonden me vast VI....!" mompelde ik. „Als ik dat ïpweten had, had ik den kerel beter En toen?" 1 rtmi. ze me op in zijn hut tot L, werd. Toen kwamen ze me Li™ "richten me aan dek. Als ik een ■4 aVJ ad bad- "o geloof dat ik er een au gemaakt had 't Was afschuwe- 0! ik ik m ,ru dat; ik u k°n beschrijven iie. n l 10611 ik °P eens uw stem Jfc Het eerste oogenbilk kon ik bijna h»«ven,' dat het werkelijkheid was. «eft u kunnen knmem?" 1 kunnen komen? Ik vertelde haar wat er aan wal ge beurd was 't ware doel van Howard's bezoek aan het kamp op het plateau ver zweeg ik maar. Ik sprak over zijn hulp vaardigheid en legde extra den nadruk op de handigheid, waarmee hij dr. Flint ge holpen had. „Ik was blij", eindigde ik mijn verhaal, „dat ik den dokter in zulke goede handen kon achterlaten." „O, als u wist hoe prettig ik dat vind", zei ze met een stem, die even verdacht trilde. „Ik vind het zoo vreeselijk „Hij was gewoonweg enthousiast", viel ik haar haastig in de rede, „ik kon hem er bijna niet toe krijgen om even wat te gaan eten." Daarna vertelde ik haar van de meta morfose van mijn slaapzak in een zwem gordel en beschreef haar mijn tocht van Sandy Point naar de M. L. „Ten slotte zijn we eigenlijk nu beter af", zei ik. „van welken kant je het ook beschouwt. Vóór deze geschiedenis zaten we zelfs zonder een boot We konden niets doen voor den dokter en met duiken voortgaan was heelemaal uitgesloten. Zoo als de zaken nu staan hebben wij wel een moeilijken nacht voor den boeg maar morgen worden we beslist opgepikt en dan is het nog maar een quaestie van een paar dagen voor we in Zanzibar of Dar-es- Salam zitten. En van daar uit kunnen we ze dan gemakkelijk te hulp komen NeeFish Island halen we niet meer." De twee „gewrichts" heuvels van Thun der Island waren nog zichtbaar, maar het lage land ertusschen en de twee eilanden ten Noord-Westen van Sudi Hill waren of in een zee-mist sluier aan het oog onttrok ken, of ze waren al achter den horizon weggezakt. De zee was gelukkig kalm. Mijn vrees, c!at de zware bewolking in het Noorden de voorlooper van een onweersbui zou zijn, bleek ongegrond. Wel weerlichtte het in het Noord-Westen bijna opophoudelijk, maar boven ons hoofd waren de wolken niet veel meer dan een dunne nevel met hier en daar een opening waardoor de sterren al weer gluurden. Wat zou er van de andere boot gewor den zijn' Zou Dusi Khan het aangedurfd hebben om zijn menschen te laten lan den? Ik dacht van niet. Die eene revolver zou hem wel op een eerbiedigen afstand gehouden heben. Ik wist niet, dat het wa pen allang op den zeebodem lag Eigenaardig dat Trout gedurende die schermutseling niet te voorschijn geko men was! Maar waarschijnlijk was het vinden van den privé-voorraad'cham pagne van Howard daar schuld aan. Anders net een kolfje naar zijn hand! Dusi Khan kon nog plezier van zijn nieuwe aanwinst hebben Of hij in staat zou zijn om „me vrind Trout" aan het werk te houden ais er alcohol in de buurt was? Maar het was waar, dan had hij al tijd nog zijn neger-duikers. Met zons opgang kon hij weer beginnen, terwijl wijDe hemel mocht weten waar wij dan zouden zitten! Als we het geluk had den om dadelijk door een dhow of een andere boot opgepikt te worden, hadden we altijd nog een paar dagen noodig om Dar-es-Salam te bereiken en een week om een nieuwe dhow te charteren en ermee naar Thunder Island terug te gaan. „Wat is er?" vroeg Miss Howard opeens. „U maakt u toch niet noodeloos bezorgd?" „Nee, dat niet", gaf ik ten antwoord. „Maar ik kan het niet hebben, dat die Egyptenaar ons zóó genomen heeft. Uw fatalistischen kijk op de dingen heb ik nu eenmaal nietof liever, die is voor mij op het oogenblik nog onbereikbaar. U voelt het nog net zoo als toen, op Fish Island?" Ze begon te lachen. „Die vraag is niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. Je gevoelens zijn altijd re latief. Als ik bijvoorbeeld aan den toe stand van een uur geleden denk, dan ls djt gewoonweg je reinste zaligheid. Maar denk ik daarentegen aan dr. Flint dat die daar in die benauwde tent doodziek ligt, dat Dusi Khan ons allemaal bij den neus gehad heeft, dat hij alle kans heeft om het wrak te vinden en er metjJen buit vandoor te gaan, dan zou ik kunnen razen en tieren. Vooral omdat ik nog steeds in den schat geloof. Nu nog meer dan gister avond." „Omdat Dusi ook ten tooneele versche nen is?" vroeg ik. „Jaomdat ik niet kan gelooven dat het hem om anthropologische curiositei ten te doen is." Zou ik haar vertellen wat dr. Flint ge zegd had? Dat hij absoluut niet van plan was om zijn rechten op een „schat" te laten geiden? Neen, beter van -niet. Al zat ze daar nog zoo beheerscht en kalm te doen, de gebeurtenissen van den dag hadden haar natuurlijk aangepakt. Ik mocht het haar niet nog zwaarder ma ken, door op een oogenblik als dit met de positieve bewijzen van het niet-bestaan van den schat aan te komen. „Ik begrijp van Dusi Khan niets", zei ik daarom heel gewoon, alsof ik haar uitda ging niet gehoord had. „Ik zou werkelijk niet eens willen weten wat ge op het oogenblik denkt." Meteen stond ik op en verkende den omtrek. We waren Thunder Island voor bij. Sudi Hill zag ik als een donkere massa ten Zuid-Oosten van ons, maar aan den West-kant was het zee en niets dan zee. Geen enkel orënteeringspunt! Het woei vrij hard. De hemel was helder tot aan den horizon, 't Was geen pleiziertochtje, maar we hadden heel wat erger af kunnen zijn vertel ik me zelf. En daar het verder toch alleen maar een quaestie van plicht doen was, kon ik evengoed een genoeglijk gezicht zetten als met mijn hoofd in mijn handen gaan zitten tobben. „We zullen uw raad maar opvolgen, Miss Howard", zei ik schertsend, „en maar doen of er van de geheele geschiedenis niets waar is. We kunnen toch niets begin nengelaten dragen is de boodschap. Jammer dat we geen spel kaarten bij ons hebben dan konden we een spelletje poker om de patronen beginnen. Of wie het eerste op de tasch mag gaan kau-, wen.Of „Schei uit met dat „of"," viel ze me lachend in de rede. „Ik heb een ontdek king gedaan een merkwaardige ont dekking. Als we o nog beter zoudt u zin hebben in een sigaret?" „Zin!" barstte ik verontwaardigd los. „Zin! Ik zou er iemand met pleizier om kunnen vermoorden." Ik voelde haar vingers om mijn pols. En een seconde later stopte ze me een doosje in mijn handen. „Ik ben bang, dat het Egyptische zijn, maar dat nemen we er dan maar op toe, vindt u niet? Als ze u maar niet moord- lustiger maken." „Nu", lachte ik „,die stemming is voor bij. En vanavond is het geen overwerken." We gingen op onze knieën liggen, knip ten het apparaatje open, staken onze sigaretten aan en gingen weer op onze respectieve bankjes zitten met onze eene hand als scherm om het" gloeiende uit einde. Ik zal de sensatie, die de eerste paar trekjes me gaven, niet licht vergeten. Zoo heerlijk kalmeerend, als dat werkte! „Goddank produceert Egypte nog iets anders dan Egyptenaren. 't Is je reinste zaligheid." „Gelukkig dan maar, dat mr. Dusi het verloren heeft," zei ze. „Wat geeft het of je je ongelukkig maakt. Laten we doen alsof we ergens gaan picnicken. We zijn in Twickenham aan boord gegaan en nu laten we ons met den stroom meedrij ven (Wordt vervolgd), 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 13