Van Huid tot Schoen
|E GEZONKEN SCHAT.
'2»ie Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 9 Mei 1931
Vierde Blad
No. 21822
BOUWKUNSTIG SCHOON. - (27)
te-;-
ypr' r"'9A-- 11 I rTl %4^r j^FT
HET SCHAAP
Werkverruiming in de Schoen-industrie.
FEUILLETON.
Mors*
AA H T)E Ji A 3 TA A AT TE
1,7,1 73 T.1Y
g£S5p>>>vvr 'I r Til -=.-.-J - - f
ftrKy -r1 jri M11
pj'!!',..i!h:,^'l!h';"ii.. II tafniiiumuiuuJ ^toöb!1i!lUlilliU 11
H.3. Jtsst
[5reeds opmerkten, is door de
t van Prof. Gugel de gevel, of liever
Lbf overgebleven gedeelte daarvan,
ir<| gebleven en is dat opgezet tegen
blinde muur van de binnenplaats der
fjsche Hoogeschool te Delft. En verder
t een der idealen van architect Jesse,
ffjf geveltje nog eens te Leiden moge
Komen, om hier dienst te doen als
lelijke gevel van een of ander nieuw
iw. Wanneer men den stadhuisgevel,
,.j ontzettend geleden heeft, weer in
i staat wil herstellen met een modern
er achter, waartoe deze zich, vol-
rarchitect Dudok en meerdere bonw-
jgefl van groote bekwaamheid die
tens volstrekt niet gesteld zijn op het
Jgen van oude stijlvormen, uitstekend
dan is het ook niet onmogelijk, zich
uimte compositie op bescheiden schaal
fenken, waarbij ter afsluiting een dank-
[gebruik zou kunnen worden gemaakt
oude geveltje, dat we bespreken,
willen tlians nog even herinneren
e geschiedenis van het Hofje.
J| werd in 1690 gesticht door Cornelis
fcgh van Hoogmade. We geven hierbij
si ander uit de stichtingsoorkonde,
celis Sprongh „wille, ende begere,
huis op de Bredestraet binnen
jadt Leijden, daer de Heilige Geest
fc in de Gevel staid, naest mijn grote
fwaer in ick selr^ woon, nae mijn
lijde altoos sal werden bewoont bij
d oude Vrouwspersonen, sijnde Wedu-
te Vrijsters, ende Oud boven de
i jaeren".
fers beschikte de stichter „dat de
n op den 21e SeDtember en
Ictober sijnde mijn en mijn Vrouws
zullen hebben een glaesje
(eindelijk noteeren we nog, dat „mede
Voft sullen bliven aen het selve huis,
f graven in de St. Pieterskerk tot
Des sullen mijn Broeder en sijn
sen kinderen, daerin begraven mogen
Gelijk mede, indien in de voor-
i buisen fatsoenelijke luiden woonen,
fte sullen mogen werden begraven in
[12 F. voor het koor, en dat vol sijnde
i de beenderen werden begraven in de
(re graven etc."
5 de geschiedenis, zooals we voor een
J weken nog zagen, geen rekening houdt
(de 12 eeuwen oude traditie van een
jstie, dan is het verklaarbaar, dat de
pte wil van Cornelis Sprongh op den
J ook in het gedrang kwam.
de 19e eeuw was het Hofje zoo
geworden dat omstreeks 1850 tot
ak werd besloten. De Regenten hebben
behalve „mijn huis aan de Bredestraet"
i huis waer ick self woon" niet meer
[richt. Sinds de ramp van 1807 lag
?in in de hoek van Douzastraat
lapenburg onbebouwd. Dit werd door
lad Leiden aan de Regenten afgestaan,
Ier nu een nieuw Hofje bouwden be
lde uit 14 woningen. Men zal zich
(neren dat ook dit hofje voor eenige
jaren is afgebroken en dat architect Van der
Laan het in keurigen staat heeft herbouwd.
De eenvoudige maar mooie toegangspoort
ligt aan de Douzastraat en daarboven staat
Hofje van Cornelis Sprongh van Hoogmade.
Uit het testament van den erflater blijkt,
dat de gevel zooals U die de vorige week
in teekening werd voorgesteld, veel ouder
is dan 1690, wat trouwens ook reeds
duidelijk was uit verschillende motieven. We
komen daarop terug.
Van Loenen, in leven waterbouwkundige
van Rijnland, deelt mede, dat het huis
van Cornelis Sprongh veel vroeger reeds
bewoond werd door den bekenden drukker
Christoffel Plantijn. Deze, Franschman van
geboorte, vestigde zich in 1549 te Ant
werpen. Hij gaf er o.a. een „Biblia Rcgia"
en een „Woordenboek der Nederlandsche
Taal" uit. Ongeveer 1580 week hij uit naar
Noord-Nederland en vestigde zich omstreeks
1582 te Leiden, waar hij in 1585 benoemd
werd tot Universiteitsdrukker Zijn bedrijf
te Antwerpen werd evenwel voortgezet en
eerst in 1876 opgeheven en toen ingericht
tot Museum-Plantijn. Hij stierf in 1589.
Toch zal het huis oorspronkelijk nog een
40-tal jaren ouder zijn. Het is een eigen
aardige vermenging van Gothiek met klas
sieke motieven, welke heel sterk doet denken
aan de Fransche vroeg-renaissance di£ het
tijdperk van Lodewijk XII van 1498—1515
en van Frans 1, 1515—1547 omvat. Doordat
de Fransche koningen over 't algemeen
sterk uitgesproken kunstzinnige persoonlijk
heden waren, ontwikkelde zich tijdens ieders
regeering een stijl die naar den betreffenden
vorst wordt genoemd en zelfs Napoleon
schiep nog den Empire-stijl.
Ons huis herinnert aan den stijl Francois
Premier. Deze wordt gekenmerkt door een
pilasterstelsel met gedrukte bogen, omdat
men niet hooge verdiepingen ontwierp. De
bogen waren doorgaans heel fijn op üothi-
sche wijze geprofileerd.
Verder werden de pilasters sierlijk be
handeld, aan de zijden met een fijn pro
fiel in de midden nisvorming uitgediept.
In de friezen der lijsten tusschen de ver
schillende verdiepingen bracht men posta
menten aan voor de pilasters der hooger
liggende verdiepingen. De geheele conceptie
van den gevel was Gothisch, tenminste bij
woonhuizen, een smallen ingang met een
booggalerij voor de benedenverdieping. Deze
booggalerij was veelal werkplaats of winkel.
Nü moet men weten dat Frans I zijn
bouwmeesters en vooral de sierende kunste
naars uit Italië liet overkomen *Ik noem
u Leonardo da Vinci, Rosso di Rossi, leer
ling van Michel Angelo, Serlia, leerling
van Bramante en Rafaël Deze brachten de
Italiaansche werkwijze mede, terwijl de
koning zijn zeer persoonlijke compositie-
wenschen had. De Fransche vroegrenais
sance wordt daardoor minder monumentaal,
maar anderszijds vriendelijker en schilder
achtiger dan de Italiaansche.
„Le Roy Francois I estoit merveilleuse-
mént adonné après les batiments" zei men
in de dagen zijner langdurige regeering.
Door zijn kunstzin, die in die da^en den
oorspronkelijken kunstzin van het bransche
ras hevig aanvuurde, wordt de stijl Fran
cois Premier gekenmerkt door de harmo
nische versmelting van twee contrasteerende
elementen, Gothiek en Klassicisme. De
Noord-Italiaansche elementen werden met
werd naar inzicht een behoefte geboren,
fijnen smaak ondergeschikt gemaakt aan
de oude Gothische gedachte. Iets nieuws
waarin noch het een noch het ander
overheerschte.
Het zou ons veel te ver voeren, hier het
kasteel Chambord en andere scheppingen
van Frans T te bespreken.
Alleen willen we er even aan herinneren,
dat te Moret nabij Fontainebleau in 1527
werd gebouwd het „Maison Francois I"
Later werd dat huis afgebroken en weer
opgetrokken aan den Seine-oever in de
nabijheid van de Champs Elysées. Ook te
Orléans bestaat een „Huis Frans 1" ge
bouwd in 1536, dat met voornoemde eenige
overeenkomst bezit
Opzettelijk vermeld ik deze historische
toelichtingen, omdat het geveltje, dat voor
maals ter plaatse stond, waar nu „Minerva"
is, al is het eenvoudiger naar de bouworde
karakteristiek is voor de Fransche vroeg-
Renaissance. in 't bijzonder voor den
Frans I-stijl, zooals die in Holland toe
passing vond.
Nu moet U ten overvloede in aanmerking
nemen, dat het bewuste geveltje zooals het
nu te Delft op de binnenplaats staat, reeds
niet meer den oorspronkelijken toestand
weergeeft.
Wij schatten den oorspronkelijken bouw-
uit ongeveer 1530 tot 1550. Een juiste da
teering is natuurlijk niet precies aan te
geven.
De volgende week zullen we onze his
torische excursie nog even voortzetten in
een slotartikel. Het is niet onaardig, dat
U alvast bovenstaande teekening van archi
tect Jesse bestudeert en deze vergelijkt
met die van de vorige week.
Wij komen er op terug.
Bestaat er iets poëtischer, dan een grijs-
gebaarde herder met staf en breikous,
hoedend een kudde blatende schaapjes,
t die, bewaakt door een trouwen hond, de
j geurige heide afknabbelen?
Wij weten, dat zooiets bestaat. Niet, om
dat wij het zelf ooit aanschouwden. Neen.
wij zagen hem op schilderijen en lazen
over hem in oude boeken en minder oude
gedichten; wij zouden haast zeggen: tot
vervelens worden toe.
En dan de schapen zélf. want daar gaat
het toch per slot van rekening om; die
schapen met hun vriendelijk, maar wat
onbenullige aangezichten; de rammen
trotsch en sierlijk-gebogen horens op den
kop dragend; de ooien, gepast-bescheiden,
zonder de emblemen van hun vervaarlijke
echtgenooten. omringd door „dartele lam
metjes", zooals de geijkte term luidt. Is
„schaapskop" niet eer een compliment dan
een beleediging? En zou „het zwarte
schaap" een ander karakter vertoonen.
dan het witte (vuile)?
Is een neger soms geen mensch?
Is een zwart schaap soms geen schaap?
O zoo! Zwarte schapen en witte schapen
leveren allen schapebout en schapekaas
(Iaat ons hun dit laatste niet verwijten!
Maar in Nederland verschijnt het schaap
nog slechts bijna uitsluitend op 't weiland.
De groote kudden verdwenen, en met heil
de schaapherder.
En in de verdere toekomst?
Dan keert de herder terug, gemoderni
seerd en wel!
Het tijdroovende voortdrijven der „wit-
gewolde wolkjes" vervalt; des morgens
vroeg zet de herder het gedierte op een
grooten platten wagen, waarna hij de
daarvoor gespannen tractor aanslaat, om
drie minuten later midden op de heide,
rustig gezeten bij de grazende schapen,
een breimachine in werking te stellen. Af
en toe luistert hij met zijn radio-koffer-
toestel naar het onfeilbare weerbericht,
om terstond naar huis te tuffen, als het
buiten minder aangenaam dreigt te wor
den. Welk een heerlijk vooruitzicht: het
aantal vakvereenigingen kan weer eens
uitgebreid worden en de Hollanders leeren
eindelijk schapenvleesch eten.
En wat prettig voor de schapen zelf!
Het lange-afstand-marcheeren kan
voortaan aan ons eminente leger overge
laten worden en als een arm kind ons op
straat om een dubbeltje vraagt, zullen wij
nóóit meer, na het twee centen te hebben
gegeven, zooiets als: „het arme schaap"
murmelen, want het schaap zal een der
meest benijde plattelandsbewoners zijn!
Ook voor het schaap licht een betere
toekomst!
(Nadruk verboden) H. K.
BEZOEK AAN BRABANTSCHE FABRIEKEN.
O
De schoen! Nietwaar: dat is een belang
rijk, een nuttig, een onmisbaar artikel. In
welk werelddeel men ook komt: sinds
eeuwen en eeuwen heeft men er aandacht
gewijd aan de voetbescherming, die in de
loop der tijden meer en meer geperfec
tioneerd werd. Zou er nog wel iemand
zijn, die de waarde van een gemakkelijk
passende en daarbij goed uitziende schoen
niet inziet? Men kan nóg zoo netjes voor
den dag komen, doch daarbij een paar
slecht zittende, schamele of kapotte laar
zen dragen en het effect is volkomen be
dorven, terwijl het tevens schadelijk is
voor de gezondheid. Wij allen zijn er zoo
langzamerhand wel van overtuigd, dat zij
een der voornaamste onderdeelen der
hedendaagsche kleeding uitmaken en wij
stellen er daarom de hoogste eischen aan,
zoowel wat uiterlijk, kwaliteit als pasvorm
betreft.
Welnu: de Nederlandsche schoenen
industrie heeft zich reeds lang een voor-
treffelijken naam weten teverwerven.
Wij leerden het reeds in onzen jongenstijd
op school, hoe de Langstraat in Noord-
Brabant beroemd was om haar schoenen
industrie en leerlooierijen. En mochten we
wellicht te dien opzichte nog in twijfel
keeren: een bezoek aan deze fabrieken
zelve, deze week door een groep journa
listen gebracht op verzoek van de Com
missie voor Werkverruiming in de Schoen
industrie, heeft ons wel de overtuiging ge
schonken, dat in Nederland aan de fabri
catie van leder en schoenen in de meest
veelzijdige soorten en vormen de grootste
zorg wordt besteed.
Wij durven haast niet meer een woord,
dat zoo veel gehoord wordt in den laat-
sten tijd, neer schrijven. En toch moet het:
er is ook „malaise" in de bovenfgenoemde
industriën, gevolg van de hooge invoer
rechten, welke door het buitenland ge
heven worden, speciaal door Scandinavië,
om niet te spreken van de tallooze overige
belemmeringen, welke men haar in den
weg legt. De export is zoo goed als lam
geslagen, de export, die vroeger zulk een
geweldige factor beteekende. Wij willen
hier het een en ander aanhalen uit de rede
die de Voorzitter van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken voor Tilburg e.o., de
heer Jos. de Pont tijdens het bezoek aldaar
voor ons uitsprak. Nadat deze er op ge
wezen had. hoe de Kamer iedere poging
tot werkverruiming in deze benarde tijden
van harte toejuicht, zeide hij: Men stelt
het wel eens voor alsof de Nederlandsche
schoenindustrie achterlijk is in hare pro
ductie methoden en dat zij daardoor ge
vaar loopt overvleugeld te worden door de
buitenlandsche concurrentie. De werke
lijkheid is geheel anders. Wat betreft
inrichting en productiemethoden kunnen
de Nederlandsche schoenfabrieken de ver
gelijking met soortgelijke inrichtingen in
het buitenland glansrijk doorstaan. De
overgroote meerderheid der Nederlandsche
schoenfabrikanten fabriceert kwaliteits
werk, waarbij de uiterste zorg aan kwali
teit, pasvorm en afwerking wordt besteed,
terwijl de prijs van dit scboeisel, de kwali
teit in aanmerking nemende nergens ter
wereld lager is dan juist in Nederland.
Het Nederlandsch verbruik van schoei
sel wordt dan ook blijkens de laatst be
schikbare statistische gegevens voor c.a.
63% door de binnenlandsche productie ge
dekt. De groote vlucht welke de schoen
industrie hier te lande heeft genomen
dwingt tot het uitvoeren van een deel
harer productie. En dit nu wordt haar
door de steeds hooger wordende tarief-
muren in de meeste landen zoo niet geheel
en al onmogelijk dan toch steeds moei
lijker gemaakt. De Schoenindustrie be
klaagt zich niet over buitenlandsche
mededinging maar wel beklaagt zij zich
over de ongelijke wapenen waarmede de
concurrentiestrijd door haar op de wereld
markt moet worden gestreden.
Bij de huidige toepassing der tariefwet
wordt een damesschoentje dat door buiten
landsche huizen hier te lande voor f. 4.90
wordt verkocht ingevoerd tegen eene
waardebepaling van circa 3 gulden.
Het verschuldigde invoerrecht bedraagt
dus 24 ets. per paar. Wil de Nederlandsche
fabrikant een dergelijk artikel uitvoeren
dan betaalt hij in alle landen behalve
Engeland een invoerrecht varieerende van
80 ets. tot 2 gulden per paar.
Het behoeft wel geen betoog, dat onder
deze omstandigheden de export van
Nederlandsch schoenwerk gestadig af
neemt. en men steeds meer is aangewezen
op de binnenlandsche markt die reeds
overvoerd is.
Nu zijn er twee mogelijkheden. Men
kan de productie inkrimpen of men kan
trachten door nog verder doorgevoerde
rationaliseering den kostprijs te verlagen
en daardoor het verbruik stimuleeren.
In beide gevallen komen weer een aan
tal menschen zonder werk.
Beter lijkt het mij de arbeiders zoo
iang mogelijk aan het werk te houden en
te trachten de afzetmogelijkheid op de
binnenlandsche markt uit te breiden. In
Engeland heeft men met het slagwoord
„Buy British Goods" weten te bereiken,
dat de invoer van schoenen beduidend is
afgenomen en de Commissie voor Werk
verruiming in de Schoenindustrie stelt
zich voor hier te lande hetzelfde doel te
kunnen bereiken. r
Tot zoover de Voorzitter der K. v. K.
Men weet dus, waar de schoen wringt! Wij
juichen het ten zeerste toe, dat de Com
missie tot Werkverruiming ons in de ge
legenheid gesteld heeft verschillende fa
brieken te bezichtigen, blijkbaar niet be
vreesd. dat er ook maar één factor te
vinden zou zijn, die tegen het vormen van
een gunstig oordeel over deze industrie
kon pleiten. Natuurlijk kunnen wij geen
vergelijkingen treffen .met buitenlandsche
fabrieken een studie van weken en
weken zou daarvoor noodig zijn doch
wel weten wij nu. dat door de Nederland
sche schoenfabrikanten gestreefd wordt
om het allerbeste te geven, waartoe de
tegenwoordige tijd, met haar zeer moderne
productiemethoden, die de allerhoogst ge
stelde eischen trachten te bevredigen, in
staat is. Ongelijksoortige fabrieken werden
door ons bezichtigd: groote en kleine, die
welke gespecialiseerd zijn op goedkoop of
op luxieus schoenwerk, fabrieken waar
eenvoudig of kostbaar leer gebruikt wordt,
waar men zich uitsluitend toelegt op
machinale fabricatie, daarnaast ook op
het handwerk, waar groote aandacht uit
gaat naar de z.g. confectieschoen, doch
daarnevens naar den meest geschikten
pasvorm voor de verschillendste voetvor-
men en voetgebreken.
Overal trof ons daarbij de degelijke
vakkennis, de groote zorgvuldigheid voor
elk onderdeel, het uitzoeken van het voor
een bepaalden prijs beste leer, welk pro
duct weer afkomstig is uit de prachtig
geoutilleerde leerlooierijen van Noord-
Brabant. die op haar beurt weer sinds
lange jaren een welverdiende reputatie
bezitten.
I Men zal wellicht benieuwd zijn, naar de
wijze, waarop het fabriceeren van een
schoen in zijn werk gaat. Wij willen er
eerlijk voor uitkomen: nimmer hebben
wij. bij het koopen van een schoen eigen
lijk voldoende beseft, hoeveel phasen deze
moest doorloopen, alvorens hij door den
verkooper getoond kon worden in den
smakelijken vorm, zooals zij in de étalages
te zien is. „Van koehuid tot schoen" zou
de titel kunnen luiden van een film, die
de schoenenfabrikatie toont. In een der
grootste fabrieken annex looierij uit
sluitend voor zoolleer hebben wij het
langdurige en ingewikkelde proces in
vogelvlucht beschouwd en willen U er het
een en ander van verhalen. Om dit proces
tot in al zijn finesses weer te geven, daar
voor zou zeker een dikke brochure nood
zakelijk zijn: wij bepalen ons dus tot de
hoofdmomenten, die het meest wisten te
treffen.
De huiden worden geïmporteerd uit alle
deelen van de wereld Australië, Afrika
t het Engelsch van LEO WALMSLEY.
lenktu, dat dat mij iets kan schelen?"
ze met iets uitdagends in haar stem.
gaf eerst geen antwoord,
r™) me eens wat el' vanmorgen ge-
P is", verzocht ik haar toen. om het
Kek op een veiliger onderwerp te
pgen,
F' rustig te slapen in mijn hut",
.on ze. opeens schrik ik wakker, er
Ir (omand hard op de deur te bonzen,
penk: dat is Charley die terug gekomen
HiJ was aan wal gegaan om onzen
triad regenwater aan te vullenIk
"pen doe de deur open.en daar
Trout en dien verschrikkelijken
Konaar. Ze stonden me nota bene alle-
te lachenom het gezicht dat ik
i v» t ntoen beS°n die Egyptenaar me
L.rtellen wat er gebeurd was en dat
1bloten had voortaan voor hem te
itrSa rr! Wat een ellendige kerel is
h.™11 Ik zei: in elk geval hieruit! maar
^gonnen nog harder te lachen en
affle aan en bonden me vast
VI....!" mompelde ik. „Als ik dat
ïpweten had, had ik den kerel beter
En toen?"
1 rtmi. ze me op in zijn hut tot
L, werd. Toen kwamen ze me
Li™ "richten me aan dek. Als ik een
■4 aVJ ad bad- "o geloof dat ik er een
au gemaakt had 't Was afschuwe-
0! ik
ik m ,ru dat; ik u k°n beschrijven
iie. n l 10611 ik °P eens uw stem
Jfc Het
eerste oogenbilk kon ik bijna
h»«ven,' dat het werkelijkheid was.
«eft u kunnen knmem?"
1 kunnen komen?
Ik vertelde haar wat er aan wal ge
beurd was 't ware doel van Howard's
bezoek aan het kamp op het plateau ver
zweeg ik maar. Ik sprak over zijn hulp
vaardigheid en legde extra den nadruk op
de handigheid, waarmee hij dr. Flint ge
holpen had. „Ik was blij", eindigde ik mijn
verhaal, „dat ik den dokter in zulke goede
handen kon achterlaten."
„O, als u wist hoe prettig ik dat vind",
zei ze met een stem, die even verdacht
trilde. „Ik vind het zoo vreeselijk
„Hij was gewoonweg enthousiast", viel
ik haar haastig in de rede, „ik kon hem er
bijna niet toe krijgen om even wat te gaan
eten."
Daarna vertelde ik haar van de meta
morfose van mijn slaapzak in een zwem
gordel en beschreef haar mijn tocht van
Sandy Point naar de M. L.
„Ten slotte zijn we eigenlijk nu beter
af", zei ik. „van welken kant je het ook
beschouwt. Vóór deze geschiedenis zaten
we zelfs zonder een boot We konden niets
doen voor den dokter en met duiken
voortgaan was heelemaal uitgesloten. Zoo
als de zaken nu staan hebben wij wel een
moeilijken nacht voor den boeg maar
morgen worden we beslist opgepikt en dan
is het nog maar een quaestie van een paar
dagen voor we in Zanzibar of Dar-es-
Salam zitten. En van daar uit kunnen we
ze dan gemakkelijk te hulp komen
NeeFish Island halen we niet meer."
De twee „gewrichts" heuvels van Thun
der Island waren nog zichtbaar, maar het
lage land ertusschen en de twee eilanden
ten Noord-Westen van Sudi Hill waren of
in een zee-mist sluier aan het oog onttrok
ken, of ze waren al achter den horizon
weggezakt.
De zee was gelukkig kalm. Mijn vrees,
c!at de zware bewolking in het Noorden de
voorlooper van een onweersbui zou zijn,
bleek ongegrond. Wel weerlichtte het in
het Noord-Westen bijna opophoudelijk,
maar boven ons hoofd waren de wolken
niet veel meer dan een dunne nevel met
hier en daar een opening waardoor de
sterren al weer gluurden.
Wat zou er van de andere boot gewor
den zijn' Zou Dusi Khan het aangedurfd
hebben om zijn menschen te laten lan
den? Ik dacht van niet. Die eene revolver
zou hem wel op een eerbiedigen afstand
gehouden heben. Ik wist niet, dat het wa
pen allang op den zeebodem lag
Eigenaardig dat Trout gedurende die
schermutseling niet te voorschijn geko
men was! Maar waarschijnlijk was het
vinden van den privé-voorraad'cham
pagne van Howard daar schuld aan.
Anders net een kolfje naar zijn hand!
Dusi Khan kon nog plezier van zijn
nieuwe aanwinst hebben Of hij in staat
zou zijn om „me vrind Trout" aan het
werk te houden ais er alcohol in de buurt
was? Maar het was waar, dan had hij al
tijd nog zijn neger-duikers. Met zons
opgang kon hij weer beginnen, terwijl
wijDe hemel mocht weten waar wij
dan zouden zitten! Als we het geluk had
den om dadelijk door een dhow of een
andere boot opgepikt te worden, hadden
we altijd nog een paar dagen noodig om
Dar-es-Salam te bereiken en een week om
een nieuwe dhow te charteren en ermee
naar Thunder Island terug te gaan.
„Wat is er?" vroeg Miss Howard opeens.
„U maakt u toch niet noodeloos bezorgd?"
„Nee, dat niet", gaf ik ten antwoord.
„Maar ik kan het niet hebben, dat die
Egyptenaar ons zóó genomen heeft. Uw
fatalistischen kijk op de dingen heb ik nu
eenmaal nietof liever, die is voor mij
op het oogenblik nog onbereikbaar. U
voelt het nog net zoo als toen, op Fish
Island?" Ze begon te lachen.
„Die vraag is niet zoo gemakkelijk te
beantwoorden. Je gevoelens zijn altijd re
latief. Als ik bijvoorbeeld aan den toe
stand van een uur geleden denk, dan ls
djt gewoonweg je reinste zaligheid. Maar
denk ik daarentegen aan dr. Flint dat die
daar in die benauwde tent doodziek ligt,
dat Dusi Khan ons allemaal bij den neus
gehad heeft, dat hij alle kans heeft om
het wrak te vinden en er metjJen buit
vandoor te gaan, dan zou ik kunnen razen
en tieren. Vooral omdat ik nog steeds in
den schat geloof. Nu nog meer dan gister
avond."
„Omdat Dusi ook ten tooneele versche
nen is?" vroeg ik.
„Jaomdat ik niet kan gelooven dat
het hem om anthropologische curiositei
ten te doen is."
Zou ik haar vertellen wat dr. Flint ge
zegd had? Dat hij absoluut niet van plan
was om zijn rechten op een „schat" te
laten geiden? Neen, beter van -niet.
Al zat ze daar nog zoo beheerscht en
kalm te doen, de gebeurtenissen van den
dag hadden haar natuurlijk aangepakt. Ik
mocht het haar niet nog zwaarder ma
ken, door op een oogenblik als dit met de
positieve bewijzen van het niet-bestaan
van den schat aan te komen.
„Ik begrijp van Dusi Khan niets", zei ik
daarom heel gewoon, alsof ik haar uitda
ging niet gehoord had. „Ik zou werkelijk
niet eens willen weten wat ge op het
oogenblik denkt."
Meteen stond ik op en verkende den
omtrek. We waren Thunder Island voor
bij. Sudi Hill zag ik als een donkere massa
ten Zuid-Oosten van ons, maar aan den
West-kant was het zee en niets dan zee.
Geen enkel orënteeringspunt! Het woei
vrij hard. De hemel was helder tot aan
den horizon, 't Was geen pleiziertochtje,
maar we hadden heel wat erger af kunnen
zijn vertel ik me zelf. En daar het verder
toch alleen maar een quaestie van plicht
doen was, kon ik evengoed een genoeglijk
gezicht zetten als met mijn hoofd in mijn
handen gaan zitten tobben.
„We zullen uw raad maar opvolgen, Miss
Howard", zei ik schertsend, „en maar doen
of er van de geheele geschiedenis niets
waar is. We kunnen toch niets begin
nengelaten dragen is de boodschap.
Jammer dat we geen spel kaarten bij ons
hebben dan konden we een spelletje
poker om de patronen beginnen. Of wie
het eerste op de tasch mag gaan kau-,
wen.Of
„Schei uit met dat „of"," viel ze me
lachend in de rede. „Ik heb een ontdek
king gedaan een merkwaardige ont
dekking. Als we o nog beter zoudt
u zin hebben in een sigaret?"
„Zin!" barstte ik verontwaardigd los.
„Zin! Ik zou er iemand met pleizier om
kunnen vermoorden."
Ik voelde haar vingers om mijn pols. En
een seconde later stopte ze me een doosje
in mijn handen.
„Ik ben bang, dat het Egyptische zijn,
maar dat nemen we er dan maar op toe,
vindt u niet? Als ze u maar niet moord-
lustiger maken."
„Nu", lachte ik „,die stemming is voor
bij. En vanavond is het geen overwerken."
We gingen op onze knieën liggen, knip
ten het apparaatje open, staken onze
sigaretten aan en gingen weer op onze
respectieve bankjes zitten met onze eene
hand als scherm om het" gloeiende uit
einde. Ik zal de sensatie, die de eerste
paar trekjes me gaven, niet licht vergeten.
Zoo heerlijk kalmeerend, als dat werkte!
„Goddank produceert Egypte nog iets
anders dan Egyptenaren. 't Is je reinste
zaligheid."
„Gelukkig dan maar, dat mr. Dusi het
verloren heeft," zei ze. „Wat geeft het of
je je ongelukkig maakt. Laten we doen
alsof we ergens gaan picnicken. We zijn
in Twickenham aan boord gegaan en nu
laten we ons met den stroom meedrij
ven
(Wordt vervolgd), 1