728te Jaargang
Zaterdag 4 April 1931
No. 13
DE PAASCHE1EREN VAN GIJS.
BERICHT.
DAT KOMT ERVAN
Wat was Gijs blij! Hij had het gewonnen,
f Tiet Paaschei! En wat een leuk Paaschei!
I Het leek net een gewoon ei, 't was alleen
iets grooter, maar 't rolde niet weg, als je
't neerlegde, want van onderen had 't een
I plat kantje, en dat was meteen een dek-
I seltje. Als je 't er af nam, zag je, dat het
ei eigenlijk een doosje was, gevuld met
lekkertjes. Maar 't aardigste komt nog.
Want boven op het ei zat een snoezig geel,
wollig kuikentje met pietere oogjes en een
fijn snaveltje. De "teere pootjes zaten in
het ei vast, maar 't leek net, of het bol-
j vormige beestje er boven op zat. Een heele
I week had het in de klas te pronk gestaan.
En wie in die week de hoogste punten haal
de, die zou 't aardige Paaschei winnen,
j Gijs had erg zijn best gedaan, want Paasch-
eieren waren bij hem thuis ongekende din
gen. Zijn vader was een eenvoudig dagloo-
j ner, die maar een karig loon verdiende, en
I zo waren al heel blij, als moeder ter eere
van het Paaschfeest voor ieder een ei bij
dc boterham kookte. Maar van suiker- of
chocolade-eieren kwam nooit iets. En nu
j had Gijs een echt Paaschei, nog veel aar-
I diger dan wanneer 't van suiker of chocola
geweest was, want als hij hiervan de
lekkertjes had uitgedeeld, hield hij toch
nog altijd het ei en het kuikentje over.
't Was Gijs zijn geluk geweest, dat Rinus
r deze week niet op school kon komen, want
Rinus was de piet uit de klas. Die zou
stellig den prijs gewonnen hebben. Maar
Rinus had kou gevat en moest in bed
blijven.
Verheugd liep Gijs met zijn prijs naar
l huis. 't Was Donderdagmiddag en de
Paasch-vacantie was begonnen. Wat was
moeder in haar schik, dat Gijs 't ei gewon-
i nen had. Allen bewonderden het en kleine
f zus greep er dadelijk naar, maar ze mocht
het natuurlijk niet hebben. Wél maakte
Gijs 't open en liet ieder eens snoepen.
Den volgende dag ging Gijs zijn zieke
viiendje opzoeken en hij wou graag het
Paaschei meenemen om 't eens te laten
zier. Dat vond Gijs' moeder goed. „Maar
j dan zal ik de suikertjes er uit halen", zei
ze, „je mocht ze eens verliezen onderweg.
Tvveo zal ik er inlaten voor Rinus". En
de rest legde moeder op een schoteltje in
de kast.
Toen Rinus 't ei zag, vond hij 't zóó
prachtig, dat 't hem meer dan erg speet,
dat hij die week niet op school geweest
was.
„Waarom moest ik dan ook net ziek
zijn?" mopperde hij. „Misschien had ik 't
wel gewonnen".
„Ja, dat vrees ik ook", zei Gijs. En Gijs
dachi na: Als Rinus op school geweest was,
had die vast het Paaschei gewonnen. Kwam
't dus eigenlijk Rinus niet toe? Maar Rinus
kreeg wel eens meer een Paaschei; Rinus'
vader had een flinke boerderij en kon 't wel
betalen. Neen, Gijs was veel te blij met
liet ei. Doch Rinus was ziek en hij, Gijs,
kon spelen en draven zooveel hij wou.
Maar 't ei geven, neen, dat deed hij toch
niet.
„Er zit wat voor je in", zei Gijs, deed
liet ei open en gaf Rinus de suikertjes.
Rinus stak het. lekkers in z'n mond en
nam vol bewondering het witte ei met het
kuikentje in de hand.
„Zacht is 't, hè", zei hij, over het beestje
strijkend.
„Weet je wat", begon Gijs op eens, „weg
geven doe ik het natuurlijk niet. Ik vind
het zelf veel te leuk. Maar jij mag het
houden tot Zondag. Dan kom ik het weer
halen".
Dat vond Rinus fijn. 't Kostte Gijs wel
moeite om zoolang afstand 'ce doen van 't
mooie ding, maar voor je zieken vriend
moet je wat over hebben. „Zondag krijg ik
het weer terug", dacht Gijs hoopvol en ging
weer naar huis.
Maar toen Gijs op den eersten Paaschdag
kwam om zijn ei terug te halen, was 't
verdwenen. Gijs was erg verdrietig en
Rinus en zijn moeder waren er wel wat
verlegen mee.
Want wat was er gebeurd? Denzelfden
avond, dat Rinus het ei van Gijs in bruik
leen had gekregen, bracht Rinus' vader uit
do stad voor zijn zoontje en de andere
Daar dit het Paaschnummer is, zullen
we de Van der Lithjes rustig in „De Woe
lige Stal" laten en hun ervaringen de
volgende week verder vertellen.
DE DIRECTIE.
kinderen een mooie Paaschniand mee met
een kip en eieren er in. En die werd zóó
mooi gevonden, dat Gijs' Paaschei erbij
op den achtergrond raakte. En den morgen
daarop had Rinus' kleine broer, die 't ei
van Gijs erg mooi vond, het van den
stoel gepakt en 't mee naar buiten genomen.
En nu was 't weg! Toen de boerin zag,
dat Gijs er zoo verdrietig over was, be
loofde ze hem een ïiieuw èi. Maar Gijs
wou liever z'n eigen ei terug, het ei, dat
hij zelf verdiend had. Toen werd eens on
derzocht, waar het ei toch gebleven kon
zijn en vertelde broer, dat hij 't mee naar
buiten had genomen. Na gingen de boerin
en Gijs en broer aan 't zoeken. En 't'duur
de niet lang, of ze vonden 't achter de
heg. Maar niet alléén! Er was iets heel
leuks met liet ei gebeurd. De kippen, clio
vrij over 't erf 1 iepen, hadden Gijs' Paaschei
aangezien voor eeii ei uit 't leghok en
er allen haar ei bijgelegd: 't was een
heele verzameling geworden en middenin
zal als een klein prinsje 't geel wollen
kuikentje op zijn eierentroon. 't Was alleen
een beetje scheef gedrukt.
„Nou, Gijs", zei de boerin, „de Paaschhaas
heeft er eieren voor je bijgelegd. Maar hij
heeft vergeten om ze te Weuren".
Toen legde de "boerin voorzichtig allo
eieren in haar schort en nam ze mee
naar huis. Thuis legde zij ze in een mandje,
't waren er één-en-twintig, behalve het
Paaschei.
Gijs mocht ze allemaal mee naar huis
nemen.
Dat waren nog eens echte Paascheieren l
En ze smaakten heerlijk, ook al waren ze
niet gekleurd!
J. H. BRINKUREVE-ENTROP.
Ons Pietje is toch zoo verkouden,
Z'n hoofdje, z'n neusje doet pijn.
Hij niets en hij proest,
Hij kucht en hij hoest,
Wanneer zal het over toch zijn?
Ja Pietje, dat zal nog wat duren.
Verkouden zijn is h<u*ch geen pret!
Je liep in het gras
Zonder pet of jas
En nu ligt ons Pietje in bed.
Je Moedertje riep: Doe oen jas aan,
Het is nog geen zomer, mn kind!
Ondeugende Piet,
Die luisterde niet,
Sloeg Moedertjes raad in den wind.
Nu ligt hij zoo stil in z'n bedje,
Zijn neusje, zijn hoofdje doet pijn.
Blijf onder de wol!
Hou dat maar goed vol!
Dan zal je gauw beter wel zijn!
R. ASJSCHER VAN DER MOLEN.
(Nadruk verboden).