a loo I ROOKT NIET MEER.... VAOERLANDSCHE BANK VOOR ONZE POSTZEGEL VERZAMELAARS. H. P. H. KEEREWEEFÉ VOETANGELS EN KLEMMEN OP BELASTINGTERRENL ■Hmiinii»iifiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiH««iiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini«a| Firma A. H. J. WIJTENBURG lillllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllinillllllllllllllllllilllllillllllllllllflIM DE KOE. FINANCIEEL OVERZICHT. 67c MET OF ZONDER GOM? In ons laatste artikel hebben wij reeds benige vóór- en nadeelen van dit onder werp besproken. De groote belangstelling van de zijde van onze verzamelaars, zoo wel als de belangrijkheid van het onder werp zelf, noodzaken ons op dit onder werp terug te komen. In de „Postzegel verzamelaar" vinden wij een uitvoerige be schrijving hierover, waaraan het volgende is ontleend: Zonder twijfel is dit een der vraagstuk ken der phllatelie, die zoowel in het be lang der zaak zelf als in dat der verzame laars, dringend een oplossing eisehen. Als bijdrage daartoe, volgen hier eenige be schouwingen, die niet alleen op eigen ondervinding, maar ook op die van andere verzamelaars, steunen. In de eerste plaats wil ik er nog eens de aandacht op vestigen dat het postzegelverzamelen een genoegen moet zijn, dat evenmin gedwongen wil zijn als andere genoegens. Daarvoor is het echter noodzakelijk, dat de verzamelaar vrij moet blijven hoe en wat hij wil ver zamelen. Geen vaste regels mogen hem hinderen; zijn smaak, zijn voorliefde voor het een of ander alleen moeten hem leiden bij de wijze, waarop hij zijn verzameling wil aanleggen. Raadgevingen kunnen slechts ten doel hebben hem wegwijs te maken, hem proefnemingen te besparen en voor vergissingen te vrijwaren, die hij anders waarschijnlijk zou maken. Als ver zamelaar heeft hij het recht dat te ver zamelen. wat hem de moeite waard lijkt: in dit geval dus met of zonder gom. De volgende opmerkingen moeten uit dit ge zichtspunt beoordeeld worden. Wij weten, dat men ons postzegels, waarop niets aan te merken valt. pleegt aan te bieden als te zijn „postfrisch". In het algemeen wordt door den verza melaar daaronder verstaan, dat een post zegel in alle opzichten zoo is, als het aan het loket van het postkantoor wordt ver kocht, om het op het te verzenden voor werp te plakken (of wel in een verzame ling te worden ondergebracht). Voor het gemak van het publiek is het daarom ge woonlijk aan den achterkant voorzien van een kleefmiddel, terwijl de zegels, om ze gemakkelijk van elkaar te kunnen schei den, langs de randen geperforeerd zijn. Is nu het ongebruikte postzegel zonder per foratie, zooals men deze nog in vele landen aantreft, als „postfrisch" te beschouwen, immers wie zou daaraan twijfelen. Welnu, dan moet men ook het ongegomd zegel als zoodanig beschouwen. Hiervoor pleit ook nog het volgende. De postzegels voor de verschillende koloniën (vroegere Duit- sche koloniën, Nederlandsche, Fransche, enz.) werden meestal door het moederland ongegomd gezonden, daar het kleefmid del niet bestand was tegen de tempera tuurswisselingen gedurende het transport, zoodat de geheele zending, ware zij ge gomd, zou kunnen bederven De koloniale zegels, die in het moederland werden ver kocht, b.v. aan de philatelistische loketten, waren ongegomd of hoogstens ten gerieve van de verzamelaars gegomd. Het is dus onjuist de gom aan de achterzijde van het zegel in nauw samenhang te brengen, met het begrip „postfrisch". Het ontbreken van gom ontneemt immers aan het zegel toch niet het karakter van postzegel. Des te minder omdat, wat kleur en zuiverheid van het papier betreft, het in geen geval daardoor minder is geworden. Onvoldoende bewaring, onvoldoende be scherming tegen lucht en licht, verande ring van de kleefstof, kunnen zulke ver anderingen in kleur en papier veroor zaken (Lubeck, Falkland, enz.) dat men terstond ziet, dat het zegel niet meer „postfrisch" is. Wanneer wij dus aannemen, dat ook ongestempelde zegels zondff gom „post frisch" zijn, dan kunnen wij met recht vragen: Waarom zijn ze minder dan die met gom? Maar de zaak is nog eenvoudiger, ook zelfs als wij het ongegomdc zegel „post frisch" zouden noemen. Reeds in ongeveer 1870 heeft de apothe ker Ferd. Maijer uit Franzenbad. die be kend is om zijn publicaties op phllatelis- tisch gebied, de verzamelaars gewezen op het ongeschonden bewaren van onze zegels en de kleefstof de ergste vijand van het postzegel genoemd. Voor het gommen der zegels worden meestal goed- koope kleefstoffen gebruikt (Arabische gom is veel te duur), die zuur worden en bederven in meerdere of mindere mate. Dat bederf, dat op het zegel inwerkt, ver loopt zeer langzaam, het wordt door geen tijd begrensed en kan met de volkomen Vernietiging van het zegel eindigen. Zeer veel verzamelaars, die dit aan hun verzameling hadden bemerkt, maakten daaruit de logische gevolgtrekking en leg den hun zegels in lauw water ten einde ze op deze manier voor algeheele vernie tiging te vrijwaren. De schadelijkheid van het kleefmiddel bestaat ook heden nog. Zelfs bij de zoo genaamde gompapiertjes voor het opplak ken, dient men er terdege op te letten, dat die niet met een schadelijke kleefstof zijn bestreken. Men behoeft zich verder tevens geen illusies te maken, dat de directies der posterijen, nu zoo bijzonder er op zullen letten of de kleefstof al dan niet schadelijk is voor het zegel. Het ligt alleen op haar weg de zegels zoo te „gommen dat ze gedurende de verzending voldoende op de poststukken blijven plakken en dat de kleefstof goedkoop is. Hoe de kleefstof de zegels kan bescha digen, daarvan kan men zich overtuigen als men een verzameling van oude zegels met „Orginal-gummi" bekijkt. Onlangs nog werd aangemerkt, naar aanleiding van een postzegel tentoonstelling, dat bin nen 60 jaar de oude. ongebruikte zegels van Oostenrijk geheel vernietigd zijn. Ook de heer P. Krüger heeft nog onlangs ge zegd. dat een goed zegel na dertig jaar, niettegenstaande alle voorzorgen, slechts het derde gedeelte maar waard is. En hoewel hij niet er bij zegt of dit oor deel gerepareerde, gebruikte of onge bruikte zegels betreft, mag men wel aan nemen, dat deze bekende vakman daarbij het oog had op de gom. En al is dit oordeel misschien eenigszins overdreven, toch kan men niet loochenen, dat de gom zeer scha delijk op het zegel werkt, vooral niet als men die inwerking gezien heeft, b.v. de oude zegels van Beleren. Duitschland, Oos tenrijk, enz. Verder moet men het gevaar niet onderschatten, dat een zending van gegomde zegels loopt bij een reis over den Oceaan, ook die. welke zich in een album bevinden. Het is begrijpelijk en juist, dat het den verzamelaars moeilijk zal vallen van hun ongebruikte zegels de gom te verwijderen, wat bovendien ook, vooral bij oude zegels, nog niet zoo heel eenvoudig is. Maar ook een zieke offert arm of been op om zijn leven te redden. Bij nieuwe zegels, vooral die van na 1918'20, uitgenomen sommige landen, laat zich de kleefstof gemakkelijk verwij deren. Hoe het zij, ook mijn eigen ondervinding is, dat verzamelaars, die zegels zonder gom verzamelen, zeer verstandig handelen. PHILATELIST. RECLAME. BFfSRAFENISSEN t«i. oei AUTO TRANSPORT Aalmarkt 16. CREMATIE HOE „BRULLENDE HYaNEN" GEKWEEKT WORDEN. Het Is een niet te loochenen feit, dat St. Bureaucratlus vele volgelingen telt en dat er tevens vele principieele menschen zijn; ware dit niet zoo, van menig illustreerend staaltje zouden we verschoond gebleven zijn. Dezer dagen eens snuffelend in de vakliteratuur vond ik 'n geval, waarin ge noemde feiten prachtig tot uiting kwamen Het is eigenlijk vreemd, dat men, nu te- I genwoordig zooveel nieuwe faculteiten aan de universiteit worden gecreëerd, er nog niet aan gedacht heeft, een leerstoel op te richten, waar over den invloed van den fiscus op de mcnschelljke psyche wordt gedoceerd. Het verschijnsel, dat goedmoedige, royaal aangelegde men schen bij een ontmoeting met den fiscus krenterig worden, zelfs op den laatsten halven cent blijven staan, hun goedmoe digheid verliezen, in één woord verande ren in „brüllende hyanen", is toch wel 'n studie waard. Misschien zou zelfs onder staand geval den docent nuttige leerstof kunnen opleveren. Thans ter zake komend, zien we een za kenman in 't voorjaar 1922 een auto koo- pen voor f. 5000. Aan het einde van dat Jaar werd een keurige balans opgesteld, waarbij natuurlijk ook de auto onder de activa werd opgenomen. Helaas werd één kleinigheid over het hoofd gezien: men vergat namelijk een afschrijving toe te passen op de waarde van de auto. In 1923 werd klaarblijkelijk ingezien, dat de auto niet steeds f. 5000 waard bleef, zoodat. te beginnen met 31 December 1923 ieder jaar f. 800 werd afgeschreven, welk bedrag in overleg met den Rijksaccoun tant werd vastgesteld. Dat ging zoo goed tot 31 December 1927 en toen kwam het geschil. Want de autobezitter redeneerde, dat hij over de jaren 1923 t.m. 1926 pas had afge schreven 4 X f. 800 f. 3200, zoodat ook over 1927 nog f. 800 kon worden afgeboekt waarna nog een restwaarde per 31 Decem ber 1927 resteerde van f. 1000, hetgeen niet te laag was, daar de wagen in het voorjaar 1928 werd verkocht voor f. 600. De Inspecteur daarentegen betoogde, dat de afschrijving had bedragen, te re kenen vanaf 1922 tot en met 1926: 5 X f. 800 f. 4000, zoodat voor 1927 nog voor afschrijving beschikbaar was f. 400, aangezien de wagen bij verkoop f. 600 had opgebracht, op grond waarvan over 1927 slechts een afschrijving van f. 400 kon toe gestaan worden. Het betoog van den Inspecteur kwarr. dus hierop neer dat de autobezitter over 1922 verzuimde af te schrijven en nu in 1927 poogde het verzuimde in te halen. De Inspecteur kon er nu niet mede ac- coord gaan, dat een afschrijving van 1922 in 1927 van het inkomen werd afgetrok ken. De koopman kreeg sterk den indruk, dat hem f. 800, t. w. één jaar afschrijving door den neus werd geboord en ging naar den Raad van Beroep om deze kwestie te laten uitmaken. De Raad besliste, dat op de aanschaf- fingskosten van de auto mag worden af geschreven, hetgeen deze door 't gebruik in bedrijf of beroep in waarde is vermin derd en dat dit bedrag is vastgesteld op f. 800 's jaars. Deze waardevermindering begint bij den aankoop van den wagen en niet vanaf het jaar, waarin de af schrijving voor het eerst wordt toegepast. Aannemend dat de waardevermindering in het eerste jaar grooter is dan in de volgende jaren moet deze voor 1922 ook op f. 800 worden gesteld, ook al heeft de wagen toen slechts zeven maanden dienst gedaan. Per 1 Januari 1927 bedroeg dus de totale afschrijving 5 X f. 800 f. 4000, zoodat voor 1927 nog slechts f. 400 tot af schrijving resteerde, daar de verkoopsop- i brengst f. 600 bedroeg. Door deze uitspraak werd de inspec teur dus geheel in het gelijk gesteld, doch onze koopman wilde thans de zaak tot in hoogste Instantie beslist hebben en tee- kende cassatie aan Immers, betoogde hij, nu ik over 1922 niet heb afgeschreven en die f. 800 niet meer in een later jaar afgeschreven kan worden, zou hieruit volgen, dat de auto steeds f. 300 te hoog te boek moet blijven staan, hetgeen in strijd is met de bedoe ling van den wetgever. Doch de Hooge Raad gaf te kennen, dar een verzuimde afschrijving van 1922 niet ten laste van het jaar 1927 mag gebracht worden, ook al zou de boekhouding daar door geen juist beeld geven van de waar de der auto. En hiermede was deze zaak uit, doch de koopman gevoelde zich niet dankbaar en nog minder voldaan. Een dergelijke regeling van zaken, hoe wel formeel natuurlijk volkomen onaan vechtbaar, geeft geen bevrediging aan het rechtsgevoel van het publiek. Dit ware wel het geval geweest, indien de Inspec teur, na het Rijksaccountantsonderzoek, waarbij immers de hoegrootheid van het af te schrijven bedrag werd vastgesteld, ambtshalve het inkomen over 1922 met f 800 had verminderd. Het heele gezeur over die f. 800 was dan achterwege geble ven en er was één onvriendelijk over den fiscus denkend mensch minder op de wereld geweest. A. J. W. Vragen op dit gebied zullen gaarne door onzen medewerker worden beantwoord. RECLAME. 3028 of gij moet verzekerd zijn van een prima kwaliteit. - Onze ss Sumatra Miskleur van 12 voor 8 ct. voldoet aan dezen eisch, S 55 want zij is van onovertrefbare kwaliteit, vandaar de steeds toe- £=j nemende verkoop dezer sigaren. Daarom ook met de feestdagen Wr SUMATRA MISKLEUR "TM 12 ets. kwaliteit voor 8 ct. Ziet étalages en neemt proef. 55 MEI;WE RIJA 89-90 - IIA.LUL.STRAAT 2 hoclc TURFMARKT Gedeprimeerde beurstemining Ongun stige financieele resultaten van verschil lende ondernemingen De ontwikkeling der internationale kapitaalmarkt belem merd door den politicken toestand Critlek op een overdrachttransactie der Holland Amerika-Iljn Ongunstige toe stand en vooruitzichten der scheepvaart Verdere prijsdaling op de petrolcum- markt. In de afgeloopen week was de stem ming op de meeste fondsenmarkten weer gedeprimeerd en op sommige beurzen is zelfs een scherpe koersreactle ingetreden, waardoor een belangrijk deel van het ln de eerste maanden van dit jaar behaalde koersherstel weder verloren is gegaan. Dit geldt vooral voor Amerikaansche spoor- wegaandeelen, van welke sommige zelfs het laagste niveau van dit jaar hebben bereikt en niet ver meer verwijderd zijn van de laagste noteringen van 't vorige jaar. Wij wezen er reeds eerder op, dat de koersstijging, die zich voorbijgaand in zulk een snel tempo op verschillende beurzen heeft voltrokken, voor een aan zienlijk deel gebaseerd was op verwach tingen betreffende een in aantocht zijnd economisch herstel, waarbij men er zich nauwelijks rekenschap van gaf, dat de naweeën van de ongunstige ontwikkeling in het afgeloopen jaar eerst na verloop van eenigen tijd aan den dag zouden treden. In de door verschillende onder nemingen in den jongsten tijd gepubli ceerde Jaarverslagen komt thans duidelijk tot uiting, welken ongunstlgen invloed de economische depressie op de financieele resultaten heeft uitgeoefend. Een groot aantal ondernemingen ziet zich gedwongen, haar dividend te ver lagen of geheel te laten vervallen. Be denkelijk is echter vooral het feit, dat de meeste jaarverslagen ten aanzien van den gang van zaken in het nieuwe jaar nog alles behalve een opgewekten geest ademen. De in dit jaar ontvangen be stellingen blijken meerendeels nog van beperkten omvang te zijn. terwijl het prijsniveau nog zeer laag blijft. Ook de vooruitzichten worden in het algemeen nog uiterst terughoudend be oordeeld. In vele gevallen is er zelfs aan leiding, om voor het loopende jaar wanneer tenminste niet spoedig een ver betering mocht intreden nog minder gunstige resultaten te verwachten dan over het voorafgaande, omdat in de eer ste helft van 1930 de economische depres sie nog niet ten volle had doorgewerkt. Er zijn natuurlijk altijd nog maatschap pijen wier bedrijf ook in 1930 nog bijzonder goede resultaten heeft opgeleverd en die dan ook het dividend van het vorige jaar handhaven of zelfs nog verhoogen. Deze vormen echter een uitzondering op den algemeenen regel. Het is geen wonder, dat men er zich ter beurze met de reeds gepubliceerde ongun stige jaarcijfers voor oogen, meer reken schap van begint te geven, dat de koers stijging ln het nieuwe jaar zich wel in een zeer snel, wellicht al te snel, tempo heeft voltrokken en dat er in elk geval voorshands alle aanleiding tot het in acht nemen van een voorzichtige houding be staat. Deze terughouding maakt, dat de zaken opnieuw sterk zijn ingekrompen, terwijl de beurs opnieuw sterk vatbaar is geworden voor invloeden van buiten af. Zoo heeft zich in de afgeloopen week nog altijd de ongunstige uitwerking doen gevoelen van de lichte politieke spanning, die door het afsluiten van de Tol-Unie tusschen Duitschland en Oostenrijk is ont staan, niet zoozeer omdat men vreest voor directe gevolgen hiervan op internationaal politiek gebied, als wel met het oog op de verdere ontwikkeling der internationale kapitaalmarkt. Het wantrouwen dat vooral ln de kringen der Fransche beleggers ten opzichte van de Duitsche verhoudingen bestaat, was juist ln den laatsten tijd be ginnen te luwen en de geneigdheid, om Fransch geld in Duitschland uit te zetten, nam zienderoogen toe. De scherpe critiek, die de Fransche pers op de Duitsch-Oostenrijksche douane overeenkomst heeft uitgeoefend, moet wel een ongunstigen invloed op de publieke opinie en in verband daarmede op de be reidwilligheid tot het verstrekken van ka pitaal aan Duitschland hebben. Zelfs op de Amsterdamsche beurs zijn de koersen van Duitsche obligatiën sinds het bekend worden der Tol-overeenkomst afgebrok keld en dc mogelijkheid, dat nieuwe lee ningen zullen worden afgesloten, is dien overeenkomstig verminderd. Ook overigens heeft de Nederlandsche beieggingsmarkt eenige teekenen van ver moeidheid aan den dag gelegd, zich uiten de ln een fractioneele teruggang der koer sen. Deze moet voornamelijk worden toe geschreven aan den aanhoudenden stroom van conversie-operaties. In de maand Maart werd voor een bedrag van bijna 80 millioen gulden aan conversie-leeningen aan de markt gebracht door binnenland- sche gemeenten, provincie en spoorweg maatschappijen: de groote behoefte aan belegglngsmaterinaal blijkt wel daaruit, dat de houders der oude, aflosbaar ge stelde 5"/o stukken, voor het meerendeel van hun recht van voorkeur op de nieuwe leeningen gebruik hebben gemaakt, zoodat op de vrije inschrijvingen in vele gevallen slechts een beperkt percentage van de aangevraagde bedragen kon worden toege wezen. Een van de weinige uitzonderingen vormde de 4"/» leening Rotterdam van f. 16.72 millioen, die niet geheel kon wor den geplaatst en afgewacht moet worden of, wanneer de converste-stroom zoo blijft vloeien als tot dusverre, de reeds voor April aangekondigde leeningen wel een volko men succes zullen worden. I Evenals elders oefende ook op de Am- sterwamsche beurs de publicatie van ver schillende ongunstige jaarverslagen een druk op het koerspeil uit. Vooral de direc- I ties der Nederlandsche scheepvaartmaat- j schappijen uiten zich zeer pessimistisch over den toestand van het scheepvaart bedrijf en de vooruitzichten voor het nieuwe jaar, en de resultaten in 1930 zijn bij de reeds laag gespannen verwachtin gen nog eerder ten achter gebleven. De winst- en verliesrekening der Hol land Amerika Lijn sluit, na de gebruike lijke afschrijvingen op de vloot, met een verlies van f2.35 milioen, dat op de re serverekening wordt afgeschreven. Een speciale transactie is voort saan de posi tie van de maatschappij niet ten goede gekomen. Naar men zich zal herinneren, is het oorspronkelijk door de Holland- Amerika Lijn in bouw gegeven stoomschip l „Statendam" later in een afzonderlijke i maatschappij ingebracht, aangezien de i noodige middelen, die voor den afbouw van het schip noodig waren, niet door de reeds destijds ln een minder gunstige financieele positie verkeerende Holland- Amerika Lijn korden worden verkregen. Tusschen de voor de exploitatie van dit stoomschip opgerichte „N.V. Maildienst der Holland-Amerika Lijn" (welker aan- deelen alle in het bezit van de moeder maatschappij zijn. maar die bij het publiek een 5I'/i pet. leening van f. 6 millioen heeft geplaatst) en de Holland Amerika Lijn zelf bestaan uit den aard der zaak zeer nauwe relaties. Het netto-provenu der reizen, die met de ss. „Statendam" zijn gemaakt, is zelfs in de kassen der moedermaatschappij gevloeid, waardoor de Maildienst een be langrijke vordering op de Holland Ame rika Lijn had gekregen. Vereffening van deze vordering door terugbetaling der ge storte bedragen leverde voor de Holland Amerika Lijn, met het oog op haar ge brek aan liquiditeit, moeilijkheden op, weshalve zij aan de Maildienst, het ss. „Volendam" heeft afgestaan en wel voor f. 3.150.000, de waarde, waarop dit stoom schip na afschrijving over 1930 te boek stond, onder de voorwaarde, dat de H. A. L. het schip te allen tijde tegen de ba- lanswaarde z kunnen terugkoopen. In het jaarverslag legt de directie der H. A. L. er wel den nadruk op, dat deze transactie op de resultaten van haar ven- nootschap geen invloed zal hebben, aan gezien een voordeelig saldo van de exploi- tatie-rekening evenzeer aan haar ten j goede zal komen ln den vorm van divi dend op de gewone aandeelen van de I N.V. Maildienst. Niettemin komt het ons I voor, dat door deze overdracht in werke lijkheid toch wel iets veranderd is. en dat de hierop van verschillende zijden uit geoefende critlek alleszins gerechtvaar digd is. Het betreft hierbij de positie van de houders van obligatiën Holland—Ame rika Lijn, die stellig ongunstiger wordt, wanneer waardevolle objecten aan het actief der Maatschappij waarop zij een vordering hebben, worden onttrokken. Het bedrijf van de Maildienst moge op het oogenblik goed gaan. de mogelijkheid blijft bestaan, dat exploitatie van het s.s. „Statendam" niet voldoende baten op levert voor de betaling van de rente op de 5'/i°'.r obligatiën en in dat geval zal ook het provenu der exploitatie van het thans door de HollandAmerika Lijn aan de Maildienst overgedragen s.s. „Volendam" geheel of ten deelc door dividendbetaling op obligatiën Maildienst kunnen worden aangewend, ln welk geval obligatiehou ders HollandAmerika Lijn achter het net zouden vlsschen. Ongetwijfeld zal deze kwestie op de a.s. aandeelhoudersvergade ring der HollandAmerika Lijn te berde worden gebracht. Hoewel minder slecht dan die der Hol landAmerika Lijn waren de resultaten der Kon. Nederlandsche Stoomboot Mij. in het afgeloopen jaar toch ook ongunstig, doordien de vrachten in vele gevallen tot het peil van voor den oorlog daalden, en ook het passagiersverkeer, hoewel dit nog het minst leed, een achteruitgang aan toonde. Het exploitatie-saldo is van f. 5.88 tot f. 3.37 millioen gedaald, een bedrag dat niet voldoende was voor het bewerkstel ligen van de statutaire afschrijvingen plus rentebetaling, zoodat, om niet met een verliessaldo het nieuwe jaar in te gaan, een bedrag van f. 1 millioen aan de reserve voor diverse belangen moest worden ont trokken. Ook de directie der Koninklijke Boot noemt de vooruitzichten in het alge meen „nog geenszins opbeurend", er tege lijkertijd op wijzend, dat de door vele landen gehuldigde subsidiepolitiek den terugkeer tot een gezonden bedrijfstoe- stand belemmert. De Nederlandsch-Indische scheepvaart maatschappijen hebben haar jaarversla gen nog niet gepubliceerd. Verwacht mag worden dat haar exploitatie-rekeningen een gunstiger beeld zullen te zien geven dan die der meeste andere scheepvaarton dernemingen, maar dat de resultaten toch ook vrij belangrijk bij die van het vorige jaar ten achter zullen blijven. Voor deze ondernemingen mag wel op een dividend- uitkeering worden gerekend, zij het ook dat deze wel lager zal uitvallen dan het vorige jaar; een verwachting, die zich ln het koerspeil der aandeelen ter beurze weerspiegelt. Ditmaal zal over koetjes en kalfjes ge sproken worden. Want ook de koe, die on3 toch getrouwelijk melk en runderlapjes I levert, verdient onze belangstelling. Is de koe verstandig? Het antwoord ls al heel gemakkelijk. j Een koe is zoo dom alseen koe. Het is dan ook slechts zelden een compliment., I als men van een dame hoort verklaren: I „zij zat me met koeleoogen aan te staren" Arme koe! Als zij, na jaren onafgebro- I ken leverantie, geen melk meer geeft, I wordt zij naar het abattoir gesleept en I vervolgens ln gedeelten opgegeten. En het eind ls, dat de menschen over haar loopen, over de koeharen tapijten name lijk. Liefst met runderleeren schoenen aan, en knoopen van koehoorn en koeie- beenderen aan hun kleeren. En dat na al haar goedheid! „Melkje van de bontekoe...." 't Mocht wat! Iedere koe zal u vertellen, dat zij den mensch als het summum van ondank baarheid beschouwt. En, men noemt géén koetje bont, of er is een vlek aan, dus ondankbaar IS de mensch; zij het in höoge of geringe mate, het leit bestaat! Dus ls dit geen leugen „als een koe!" Het is erg prettig, dat een koe loeit, en niet blaft. Want „loeien" rijmt op „koeien" wat vele dichters reeds steunde bij het maken van een of meer kunstwerken. En als een koe blafte, dan zouden wij die kunstwerken nooit aanschouwd hebben, wat jammer, erg Jammer zou zijn. Maar een koe blaft niet; zij loeit dus De koe wordt blijkbaar ook als rijdier gebruikt, en wel door domino-spelers, die bij het „zeven steenen en koopen" de man, die „pro deo" één spelletje meedoet, „op de koe naar Praag laat rijden". Naar zij zeggen, maar och, men zegt zoo véél! Stel u i voor, dat iemand, die „zeven steenen en koopen" speelt, zich zóó laat koeieneeren, dat hij op een „Lakenvelder" stapt en naar Praag hobbelt! Maar enfin, laat ons de koe bij de horens vatten! Wij willen hier bewijzen, dat koe niet de behandeling geniet, die zij verdient. Het is niet voldoende het dier slechts te eten te geven; het maakt ook aanspraak op een vriendelijk woord (op z'n tijd).En het krijgt dat zelden, want de koe heeft bij den mensch geen wit koevoetje. Onverdiend, die antipathie tegen het onnoozele koebeest. Overal leest men in koeie-letters: „Behandel de dieren met zachtheid", en tóch slaat een koedrijver altijd vóórtdurend er op los! Is dat wel noodig? Wij vroegen het iemand, die het weten kan, onzen slager namelijk. „Iemand, die een koe met slagen voort drijft", zei deze expert, „ls te stom voor het Hier noemde hij een, vooral bij slagers geliefd deel van de koe, maar wij doen er verder het zwijgen toe. „Boe!" zegt de koe. (Nadruk verboden). H. K. RECLAME. VOOR BELASTE WAARDEN '■•GRAVE NHAGE Tepen Oeurskoers OBLIGATIËN m. jssrl. nitloting 6353 Van de overige afdeelingen waren pe- troleumaandeelen flauw en de koers van aandeelen Koninklijke Petroleum is thans nog slechts weinig boven het laag ste, in 1930 bereikte punt van 277 3/4 'h. De in Amerika aangewende pogingen tot het tegengaan van de prijsdaling hebben tot dusverre nog geen resultaat gehad. Integendeel zijn de prijzen voor ruwe petroleum in Californië opnieuw aanzien lijk verlaagd; dit heeft intusschen het I goede gevolg, dat de positie van verschil lende kleine producenten onhoudbaar is geworden, zoodat de mogelijkheid bestaat, 1 dat zij tot stopzetting van hun bedrijf I zullen overgaan, wat de marktpositie, die zoo zeer van het overgroote aanbod heeft te leiden, zou verbeteren. Ook voor de groote petroleumconcerns brengt de scher pe prijsdaling natuurlijk groote nadeelen met zich. Naar verluidt, zouden de maat schappijen als gevolg van de aanhouden de depressie op de petroleummarkt in het eerste kwartaal van dit jaar op haar voor raden ongeveer evenveel moeten afschrij ven als in het geheele jaar 1930. Voor de Koninklijke opent dit al evenmin gunstige perspectieven als voor de andere onder nemingen. Voor lndustrieele aandeelen was de stemming eveneens gedrukt. Aandeelen Papierfabrieken Van Gelder, die op de pu blicatie van een ongunstig jaarverslag en het passeeren van het dividend al in koers waren teruggeloopen, zijn nog ver der teruggegaan in verband met de me- dedeellng. dat het bedrijf met eenige uren per week zal worden beperkt, wegens ge brek aan orders. De Unilever en Philips hebben zich betrekkelijk goed gehouden. Rubberaandeelen waren flauw in aanslui ting aan een verdere afbrokkeling van den rubberprijs Suikeraandeelen zijn wei nig in koers veranderd. In plaats van het gewone wekelijksche koerslijstje geven wij hieronder een ver gelijkend staatje van de tegenwoordige noteeringen met de laagste, die in 1930 bereikt en het hoogste, in 1931 bereikte punt. laagste hoogste 2 April 1930 1931 1931 Amsterd. Bank 151 178 3/8 1781/4 Ned. Hand.-Mij. 135 1/4 149 3/4 145 7 8 Ned. Kabelfabr. 346 454 436 Papierf. v Gelder 111 131 98 Accoustiek 64 96 82 Aku 36 85 88 Ned. Ford 180 1/2 342 1/2 304 Philips 1581/2 267 1/2 232 Unilever 165 231 209 Kon. Petroleum 277 1/2 319 280 A'dam Rubber 80 1181/2 95 O.-Java Rubber 117 150 132 Scheepv-Unie 116 144 128 Holl.-Am.-Lijn 11 151/2 11 H. V. A 310 400 376 Deli Batavia Mij. 200 285 250 Deli Mij. 198 292 260 Deli Spoor 145 159 157 3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 15