DE WAALSCHE GEMEENTE 72rte Jaargang MAANDAG 30 MAART 1931 No. 21789 OFFICIEELE KENNISGEVING STADSNIEUWS. Het voornaamste Nieuws van heden. Herdenking van het 350-jarig bestaan der Waalsche gemeente. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. PRIJS DER ADVERTENTIEN 30 Cts. per regel voor advertentlën uit Lelden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere advertentiën 35 Cts. per regel. Kleine Advertentlën uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54. PRIJS DEZER COURANT? Voor Lelden per 3 maanden f. 2.35, per weekf. 0.18 Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0.18 Franco per post f. 2.35 4- portokosten. Dit nommer bestaat irit DRIE Bladen EERSTE BLAD. hinderwet. Burgemeester en Wethouders van Lelden, brengen ter algemeene kennis, dat door hen de beslissing op het verzoek van: a. C. C. van den Bosch om vergunning tot het oprichten van een wasch- en strijk- inrichting in het perceel Zoeterwoudsche Singel No. 11, Sectie M. No. 1162, b. A. Cancrlnus om vergunning tot het oprich ten van een melkinrichting in het perceel Oude Vest No. 197, Sectie H. Nis 3291 en 3274, c. C. Bloot J.Rzn., om vergunning tot het oprichten van een limonadefabriek in het perceel Klolcsteeg No, 7, Sectie G. No. 1700, is verdaagd. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 30 Maart 1931. 2651 geref. kerk VAN leiden. In de vacature van ds. H. J. Kouwen- hoven werd als predikant bij de Geref. Kerk alhier beroepen ds. A. de Bondt te Pijnacker-Nootdorp. academische examens. Geslaagd voor het candidaatsexamen Indisch recht de heeren Waloejo (Den Haag) en J. H. M. Hage (Scheveningen) en voor het voorbereidend kerkelijk exa men de heer P. van Wijnen (Gouda). handelsregister kamer van koophandel. Wijziging: Naamlooze Vennootschap Kleiwarenfa- briek „Nieuw Werklust", Rijksstraatweg a. 14, Hazerswoude. Overleden commissa ris: G. H. Kieviet, Rotterdam, dd. 11 Mrt. 1931. Plechtige herdenking van den 350sten verjaardag. prof. h. boschma. De nieuwbenoemde hooglecraar. Dr. Hilbrand Boschma, lector aan de Leidsche universiteit, die als opvolger van prof. dr. P. N. van Kampen is benoemd tot hoogleeraar in de dierkunde aan die uni versiteit, is geboren op 22 April 1883 te IJsbrechtum. Hij bezocht te Sr.eek de H. B. S„ en ving in 1912 zijn studies aan de universiteit van Amsterdam aan. Zijn leermeesters waren o.m. prof. Weber en prof. Sluiter. 23 Juni 1920 promoveerde hij op proefschrift: Das Halsskelette der Kro- kodille. Voor het Buitenzorgfonds vertrok hij naar Indië, waar hij voornamelijk onder zoekingen deed op koraalriffen. Tegen het eind van zijn verblijf aldaar, in 1922, is hij met een Deensche wetenschappelijke expe ditie onder leiding van prof. Monensen uit Kopenhagen naar de Kei-eilanden (Zuid- Guineal gegaan. In 1922 werd hij hoofd assistent aan het Zoölogisch laboratorium te Leiden en sindsdien heeft dr. Boschma twee studiereizen naar Amerika gemaakt, de eerste voor rekening van de Neder- landschAmerikaansche federatie, de tweede voor den International Education Board van de Rockefeller Foundation. Hij werkte daar als marinebiologisch bac terioloog o.a. te Woods Hole, (Bermuda), Fortugas (Z. Florido) en La Jolla (Califor- me). Op 1 Juli 1928 aanvaardde hij het ambt van lector in de dierkunde aan de Leidsche universiteit. Begin 1929 vertrok hij met de Snellius-expeditie naar Indië, waar hij in September 1930 terugkeerde om zijn taak als lector weder op te vatten. Van zijn hand zijn een aantal publica ties m binnen- en buitenlandsche tijd schriften verschenen, alsmede in de ver slagen der Kon. Academie van Weten schappen! Hij is hoofdredacteur van De Fauna van Nederland. Op plechtige wijze is gisteren het feit herdacht, dat de Waalsche kerk voor 350 jaar, namelijk den 26en Maart 1581, te Leiden werd gesticht. Evenals voor 350 jaar het kerkklokje van de Faliede Bagijnenkerk op het Ra penburg de geloovigen tot een kerkdienst in de Fransche taal te houden opriep, klonk gistermiddag het klokje van de Waalsche kerk op de Breestraat ten tee- ken, dat weer een bijzondere dienst zou gehouden worden. Rond den kansel, bij den ingang en bij het niet groot, maar fraai klinkend orgel waren palmen aangebracht. Bij de her denking waren onder meer tegenwoordig: mr. A. van de Sande Bakhuyzen, burge meester en president curator der Univet- siteit, de heer D. den Breems, secretaris van de algemeene Synode van de Ne- derlandsche Hervormde Kerk, ds. A. Al- lard uit Breda, president de ia Commission Wallone, verder de voorzitters van de Waalsche gemeenten uit verschillende plaatsen in ons land, o.a. ds. E. Michelin Moreau en ds. P. Berthault uit Den Haag, ds. Charles le Cornu uit Amsterdam, ds. F. Ch. Krafft uit Haarlem en G. H. Mar cus, ouderling uit Haarlem, ds. G. Forget uit Rotterdam, E. J, H. Brandligt uit Gro ningen, tevens namens de Waalsche ge meente te Zwolle, de leden van den ker- keraad der Waalsche gemeente alhier, de heer J. P. Mulder, namens de gemeente commissie der Ned. Herv. Gemeente, ds. J. W. Groot Enzerink en ds. J. C. S. Locher namens den kerkeraad der Ned, Herv. Gemeente, de heer P. A. Hibma, voorzitter van de Doopsgezinde Gemeente, mevr. N. C. KeyStuurman, prof. dr. L. Knappert en B. Moolenburgh namens de vereenl- glng van Vrijzinnig Hervormden te Leiden, freule F. Panthaleon van Eek, oud-direc- trice van het voor eenige jaren opge heven Höpital Wallon, W. M. Rosier van de Waalsche bibliotheek en vele anderen. Nadat allen de voor hen bestemde ze tels hadden ingenomen, betrad ds. M. Bresson den kansel. Na voorgegaan te zijn in het gebed: Confession des Péchés, werd gezamenlijk Psalm 118 vrs. 1, 5 en 7 "Looft den Heere, want hij ls goed gezongen. Ds. Bresson sprak vervolgens een gedachtenisrede uit, waaraan het volgende is ontleend: Spr. begon met de mededeeling, dat er van tal van zijden blijken van medeleven en brieven van gelukwenschen ontvangen zijn. Het zou spr. te ver voeren deze alle te vermelden, doch hij wilde een uitzon dering maken voor een brief ontvaneen van ds. S. J. Cler uit Agent (Frankrijk), die gedurende meer dan dertig jaar de Waalsche Gemeente te Leiden heeft ge diend, doch die wegens den grooten af stand verhinderd was persoonlijk voor deze plechtigheid over te komen. Ds. Bresson sprak vervolgens naar aan leiding van het tekstwoord uit het vierde hoofdstuk van het Johannes-evangelie vers 37: „Een ander ls het die zaait, en een ander die maalt. Gedachtenisrede van ds. l. G. m. Bresson. Wanneer men, aldus spr.. het Inwendige van een oude kathedraal betreedt, wordt I men plotseling overmeesterd door een godsdienstige gemoedsaandoening en de I meest onverschillige, de grootste spotter, de grootste scepticus zal er zich niet aan kunnen onttrekken. Alvorens zelfs den drempel te overschrijden, wordt gij als ver pletterd door die reusachtige torens, die zich voor u verheffen: gij treedt binnen en uw indruk wordt levendiger. Het getem perde schemerlicht, dat door de ramen naar binnen valt, de indrukwekkende stilte welke het gebouw vult, dwingen u eerbied af. De schaduwen, die zich op den vloer afteekenen of. die spelen op de muren, schijnen de voorwerpen rondom ons te vergrooten en geven haar fantastische af-, metingen. De beuken schijnen uitgestrek ter, de zuilenrijen slanker, de gewelven trotscher; het geluid van uw passen weer klinkt op de tegelsteenen en wordt weer kaatst van muur tot muur, van echo tot echo. Gij zijt bevangen; gij gaat slechts bedeesd voort, gij durft alleen gedempt te fluisteren; het minste geluid, als het ge murmel van in de steen verborgen geheim zinnige wezens, doet u rillen; ik weet niet welke geest van mystiek en duizeling u bevangt. Is het niet een dergelijke emotie, welke wij ondergaan in dit uur, waar zich voor ons verheft, niet een kathedraal, zooais ik u getracht heb te schilderen, niet een door menschenhanden gemaakte tempel, maar het nóg imponeerender, geestelijke gebouw, dat het Verleden van onze Kerk heet? De Waalsche Gemeente te Leiden, in zekeren zin minder gelukkig dan haar zus ters, heeft niet het voorrecht gehad om sedert haar stichting hetzelfde bedehuis te behouden. In 1581 preekte Lambert Daneau, die niet alleen de theologie onder wees aan de Universiteit, maar die het eerst de Waalsche Gemeente heeft ge vormd, in de Kapel der Faliede Begijnen. Drie jaar later, toen de predikant Jaques de la Drève uit Brugge kwam. vergezeld van een aanzienlijk aantal uitgewekenen, werd de kerk van Notre Dame tot haar bestemming ingericht en deze bleef de plaats van den eeredienst der Waalsche gemeenteleden tot 1818. Van dat jaar af komen zij bijeen in de Kerk der H. Catharina, waar wij ons ook vandaag bevinden. Maar deze overgangen van het eene bedehuis naar het andere, zijn slechts van secundair belang; van meer belang is het verrichte werk en die arbeid men moet het erkennen is aanzienlijk geweest. Wanneer men het Actenboek raadpleegt, kan men een gevoel van bewondering niet onderdrukken, als men kennis neemt van de activiteit, welke in den loop van drie en halve eeuw is ontplooid, gedurende welk tijdvak de Kerk heeft geteld 61 predikan ten, meer dan 300 ouderlingen en meer dan 500 diakenen. De taak van de Kerk bepaalde zich niet tot het doen verkon digen van Gods Woord. Zij had haar scholen, haar weeshuis, dat bijna twee eeuwen heeft bestaan en nog niet lang geleden, in het tijdvak dat er in Leiden nog geen inrichtingen waren voor de ver pleging van betalende zieken, stichtte zij op initiatief van den diaken Van de Pa- vord Smits, het Höpital Wallon, welks reputatie, dank zij de zorgen, welke de meest vermaarde hoogleeraren en doctoren er aan gaven, maar ook en vooral dank zij de onvermoeibare toewijding van de directrice, die er de ziel van was, zich door het gansche land uitstrekte. In één woord: de Waalsche Kerk te Lei den heeft getoond, dat zij niet de laatste was, waar het gold het Evangelie te ver spreiden, stoffelijke en geestelijke ellende te verlichten, een goed werk té verrichten en heeft aldus bijgedragen, naar de mate van haar krachten, om iets van Gods Ko ninkrijk op aarde te brengen. Ik geloof, dat het sterkend is onze blikken te richten naar dat schoone verleden, levend van enthousiasme, juist in ons tijdvak, waarin de wet en het godsdienstige vuur schijnen te hebben plaats gemaakt voor twijfel moedigheid, onverschilligheid of losmaking der geestelijke belangen. Hooren wij niet aan alle zijden, dat de Kerken niet langer beantwoorden aan de behoeften van den modernen mensch, aan de nooden der verlichte geesten, dat zij haar tijd gehad hebben en dat de bood schappers van het Evangelie overbodig zijn geworden? Waarom zijn degelijke uitspraken moge lijk? Vanwaar die verachting? Als men dit vonnis over onz& kerkdienst uitspreekt komt dit, omdat onze generatie alleen ge voelig is voor hetgeen men ziet en be tasten kan. Spreek haar van den ge leerden, den politicus, uitvinder, ontdek kingsreiziger prachtig! Zij allen in verschillende kringen ver richten nuttig werk; niet alleen nuttig, maar zelfs waardevol, door directe of toekomstige resultaten. Zij zaaien en oog sten en het vooruitzicht van het nabij- zijnde succes vuurt hen aan, bemoedigt hen en steunt hen. Zij slagen, omdat zij zeker zijn van hun succes; zij verwach ten het niet voor de toekomst, maar voor vandaag, zij zien het, zij achterhalen het, zij betasten het. Laten wij ons hierover niet verwonderen, want dit is het werke lijke instinct van onze natuur. Maar de Godsdienst? Wat bereikt men daarmee? Gij allen die haar dient, die Uzelf geeft, wat ontvangt gij ervoor? Gij doet een onnut werk, omdat Godsdienst zelve onnut zonder tot den burgemeester, tot den se is, een utopie, een geestesgril, een fantasie der verbeelding. Uw daad is zinsbedrog en zoo onwerkelijk, dat de profeet waarop gij U beroep't, het zelf heeft moeten bekennen „Een ander is het die zaait, en een ander die maait". Wij denken er niet aan om te protestecrcn, ais men beweert dat het zaad van het woord Gods niet dadelijk vrucht draagt. Wanneer men geen andere argumenten kan aanvoeren tegen het Christendom en het evangelie zijn wij buitengewoon gerustgesteld. De Gods dienst deelt haar lot met alle werken van menschlievendheid. Wanneer de opvoeder al zijn krachen en zijn werk besteedt aan het ontluiken van het vernuft en het gevoel, als hij in de jonge harten het zaad van goedheid, toewijding en deugd uitstrooit; als hij hen leert om zichzelf te verloochenen te ge hoorzamen, te strijden voor recht, dan zaait hij doch hij oogst niet. En zou men willen dat het anders was met den godsdienst? Het is juist omdat de godsdienst streeft naar het ideaal, om dat zij de uiterste volkomenheid wil reali- seeren, omdat zij zich niet tevreden stelt met half werk, dat zij wil en moet wach ten. Noch Jezus, noch de apostel Paulus, noch de hervormers, zijn getuigen geweest van hun overwinning. Allen zaaien, maar anderen oogsten. Noch het woord van Jesus, noch de pre diking van Paulus. noch het werk der Hervorming zal met hen sterven. Profeten van den Godsdienst, gezanten des Aller- hoógsten, neen, wat men ook zeggen moge, zij zijn niet nutteloos geweest. Zij die ons de vrijheid, de waardigheid, het respect voor ons zelve en voor andere gebracht hebben, die ons leerden om lief te hebben, ons zelf te geven, ons op te offeren. Zij is niet nutteloos geweest deze gods dienst, die ons de troost heeft gebracht en de hoop. Ik stem erin toe, dat zij, die altijd gelukkig zijn geweest, zij, die nooit de bitterheid der smart en der beproe ving hebben gekend, noch berouw, noch angst, noch verdriet, het zonder gods dienst doen; het is juist daarom dat ik overtuigd ben van de levensvatbaarheid van het Evangelie. Het is daarom dat ik durf zeggen, dat ons werk niet nutteloos is. Men steekt dikwijls den draale met de prediking. Welnu stel U den dag voor dat alle kerken gesloten zouden zijn, alle spreekgestoelten stom, alle gods dienstscholen gesloten. Gave God, riep Mozes dat gansch Israel profeet ware. En wij zouden willen uitroe pen: Gave God, dat wij predikers van het woord der rechtvaardigheid en waar heid, werkelijk overbodig waren, maar tot nu toe is onze plicht duidelijk: zaaien, zaaien zonder ophouden, het zaad der goedheid. Niet wij zullen oogstten wat nood? Zelfs al zouden wij slechts ontgooche ling, teleurstelling, verdriet ondervinden; zelfs al zouden wij verblind worden door de schittering van het triumfeerende kwaad, dan nog zullen wii he'dnekk'g moed houden. Zelfs dan zullen we over tuigd blijven, dat het heelal noch doof noch blind is, dat ons geweten ons niet bedriegt In ons streven naar recht. Dat de volmaking de meest reëele waar heid Is, het doel aller dingen. Wij zullen blijven gelooven. dat er een Voorzienig heid is, waar wij ons slechts een vage voorstelling van kunnen maken, waarvan wij doel noch middel kennen, doch die ons leidt met rechtvaardigheid en de overwin ning van het goede zal verzekeren. Ook wij zullen hoog houden het aloude Hollandsche devies: „Wij zullen hand haven." Spreker sprak vervolgens woorden van welkom tot de genoodigden, in het bij- BINNENLAND. Herdenking van het 350-jarig bestaan der Waalsche Gemeente te Leiden. (Stads nieuws, le Blad). De vliegenier Van Tyen op Schiphol ge huldigd. (Binnenland, 3e Blad). Algemeene vergadering van de Neder- landsche Reedersvereeniging. (Binnen» land, 3e Blad). 4 Te Purmerend is een gezin van vier personen door kolendamp bedwelmd. (Gemengd, 2e Blad). BUITENLAND. Briand over het Duitsch-Oostenrijkschë tolverdrag. Curtius antwoordt morgen. (Buitenl., le Blad). Vonnis in het proces tegen mevrouw Hanau. (Buitenl., le Blad). Een nieuwe noodverordening in Duitscli- land. (Buitenl., le Blad). Franklin D. Roosevelt candidaat der Amerik. democraten voor het president schap. (Buitenl., le Blad). cretaris van den synodale commissie, tot de collega's van de Waalsche kerken ln de andere steden van ons land en tot de vertegenwoordigers der andere gemeenten. Wij zullen voortgaan met het goede te zaaien, aldus besloot spr., moge God het doen ontkiemen. Ds. Allard uit Breda betrad vervolgens het spreekgestoelte. Spreker wees onder meer op de bijzon dere gebeurtenis, welke thans plaats heeft. Wij herdenken op dit oogenblik de christelijke gastvrijheid, die sedert meer dan drie eeuwen door broeders aan broe ders bewezen ls, een gastvrijheid verleend aan hen, die van verre kwamen en die hier in het beloofde land aankwamen. Namens de Commission Wallone bracht spr. vervolgens zijn gelukwenschen aan de Waalsche gemeente over. Spr. herin nerde vervolgens aan de vrijheidsgedachte die in ons land steeds gevonden werd en wees op het feit, dat de Waalsche ge meente te Leiden een uitzonderlijke plaats in de Waalsche gemeenten van ons land inneemt, dank zij de omstandigheid, dat Leiden ten allen tijde een stad der weten schap en der geestelijke vrijheid ls ge weest. Alle kerken der Waalsche gemeen ten in ons land zullen bidden voor het welzijn van de Waalsche gemeente te Leiden, opdat God de gemeentenaren en zijn leiders moge zegenen. De kracht van het verleden, zal eveneens de kracht voor de toekomst zijn. Moge het Evangelie een lamp voor onze voeten zijn en een licht op ons levenspad. De heer J. W. P. Suringar bood met zijn gelukwenschen de gemeente vervolgens een marmeren doopvont aan. De beeld houwer, die het vervaardigt, was nog niet met zijn werk gereed gekomen, doch spr. Foto Bleuzé. Na afloop van den herdenkingsdienst ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan der Brüyns eeh fecepÜe plaats waarvan wij hierboven e?h Waalsche Gemeente had in Malson foto geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 1