Humor uit het Buitenland. INDIE IN ONS MIDDEN. GENEESKUNDIG BRIEVEN. KUNST EN LETTEREN. „Vliegen-papler Waarom ter wereld komt u met vliegen-papler In den winter „Dan la er nog geen concurrentie." (Judge). Trotscüe Jonge moeder (tot trotschen jongen vadc „Geen wonoer aal oaDy papa aan reggen «ooi mj mama rei u «lna daar Juist „Buntsprenen in one iesseD m Je aamer i" (Passing dtiow). Waarom huil je, Piet? Vader heeft me slaag gegeven cen pak Ik dacht, dat ie vader zieL- was. Dat is hij ookmaar zij handen zqn igezond Gemengd Derlcht„Zijn pogingen om de vrachtauto te ontwijken, waren geheel vruchteloos (London Opinion),. Conducteur .Hei meneer spring er niet al vóór hij stopt, als u uw nek breekt, heb Ik er de last maai van." (London Opinion). „Waarom ga Je niet naar lateD onderzoeken En als constateert, zal er Iemand zoeken een dokter om Je hoofd te bij er een gram hersens m den dokter moeten onder- (Passlng Show) Oorzaak van alle ellende„Heuscn agent, ik zaj me hier niet door laten ontmoedigen. Ik zal t stellig later beter doen Ziet u, dit ls mijn eerste toch t aneen (Passing snow). De arbeider onder „Poenale Sanctie". Wanneer een arbeider in Deli of elders in de buitengewesten op een onderneming zich ais zoodanig niet aan overtreding of inbreuk op de arbeidsregeling schuldig maakte, heeft hij van het bestaan van een „poenale sanctie" ook niets gemerkt. Men begrijpe goed, dat die bepalingen slechts dan werkten, wanneer de koelie zien scnuldig maakte en die werkgever deswege de hulp van de politie inriep. Dat laatste bedenke men er vooral bfj. want al lang hebben de beheerders tot gedragslijn, de politie alleen in ernstige en dringende gevallen aan te roepen. Zij behouden den koelie liever aan het werk dan dat zij hem voor een overtreding afstaan aan de over heid, maar er komen gevallen voor van onwn en ernstige misdraging die niet on gestraft kunnen blijven. Op het gedrag van den arbeider komt het dus aan en evenzeer op het gedrag van den assistent, wien het aan tact niet mag ontbreken. Hij moet weten en kun nen voelen, of er onwil of onbeschoftheid in het spel ls dan wel een onbeholpenheid en linksheid. In de eerste tijden van landbouwnijver heid In gewesten buiten Java lieten de ondernemers arbeiders werven, Chinee- zen van Malakka, onder wie het percen tage onverschilligen en kwaadwilligen groot was. Vervolgens had men ook Javanen noodlg en voor de opzending van Javanen zorgden dan de kantoren van de beroepswerving. Die kantoren hadden in bepaalde streken van Java hun agenten en de agenten hadden wervers en hand langers in dienst, die de dessa's ingingen om de meschen te winnen voor uitzending naar Dell of een ander gewest. Op de ma nier van dat „winnen" kwam het aan en komt het nog aan, alhoewel de beroeps werving sedert kort niet meer bestaat en daarvoor in de plaats alleen de „eigen Werving" en de „vrije emigratie" zijn ge treden (waarover straks nader). De werkkantoren van weleer moesten koelies uitzenden, waarbij drukke nering een ruim bestaan leverde. De kantoren beloofden dus aan hun agenten premies, een z.g. koppengeld; de agenten deden desgelijks aan hun helpers, gewoonlijk menschen die het dessaleven wel goed kennen en alle listen verstonden om menschen te winnen. Van lieverlede werden de werfpraktijken schandelijk en het werven kreeg een naam als was het een rooverij van slavenhalers. Het is méér de werving op Java geweest dan het ver blijf zelf op ondernemingen, die de ar beidsregeling met de „poenale sanctie" in veler oogen tot een verkeerde instelling maakte. Het spreekt van zelf, dat geronselde en met bedrog gewonnen koelies op de onderneming eerder tot slecht gedrag ge neigd waren dan zij die met volle weten en behoorlijk waren geworven. De onder nemers ondervonden dat het sterkst en drongen steeds aan op uitzending van behoorlijke en gezonde menschen. Maar het viel moeilijk zulke menschen in vol doende getale te vinden, aangezien de Javaan, die een tamelijk bestaan heeft in de dessa, hokvast is, aan zijn omgeving graag gebonden en het wegtrekken op „contract" niet als een eer gold. In de dessa kent men dat woord zeer goed. Als de werver zijn menschen had gewonnen, bracht hij hen in een groepje naar het kantoor van den bestuursambtenaar, die hun had af te vragen of zij met instem ming contractant werden. Dat leiden naar den controleur had in de oogen van de dessabevolking eenige overeenkomst met het meeloopen met een politieman als dwangarueider Het zou te ver voeren, zoo ik alles uiteen zette wat in de werving gebeurlijk was en waartegen toezicht slechts ten halve kon helpen, omdat het w re in de dessa bleef ovpreetaten aan handlangers, die óm de premie hun duis ter beroep vervullen. De ondernemers zelf berieden zich wat hun stond te doen tot verbetering in het betrekken van werk volk. De Deli-plantersvereeniging (tabak) beproefde In China uit het binnenland Chineezen van beter gehalte te werven door middel van bepaalde aanloopkan toren en zending van oud-gedienden (laukeh's), die na een verlof terugkeerden en uit eigen ondervinding konden mee- deelen over den arbeid in Deli. De laukeh- werving bracht groote verbetering. Zij had nu en dan te lijden van de verwarrin gen, waaraan China chronisch ten prooi viel, maar voor de verkrijging van Chi neezen, die de tabak voor den veldarbeid bij voorkeur in dienst neemt, is toch de laukeh-werving een uitkomst geworden. Geen wonder dat de Deli-plantersver- eeniglng hetzelfde stelsel trachtte toe te pasen voor de emigratie van Javanen, een duur stelsel en bovendien niet In staat een onbeperkt aantal arbeiders op te leveren. Maar de tabak behoefde geen onbeperkt aantal. Anders was het met de rubber, waarvoor het aantal ondernemingen na 1908 verbazend toenam, terwijl ook in an dere gewesten voor diezelfde cultuur dui zenden menschen werden gevraagd. De beroepswerving kreeg het uitermate druk en naarmate de vraag om arbeiders toe nam, werden de manieren in de werving ruwer en bedriegelijker. Toen is uit over leg van de ondernemers en de arbeidsin spectie de instelling voortgekomen, die men „eigen werving" noemt. De DP.V. en de Avros (rubber) richtten samen de eerste eigen werving op: later volgde Zuid-Sumatra. Bij „eigen werving" was winst uit beroep uitgesloten; men had eigen kantoren, die uitzonden zooveel er gevraagd werden d.w.z. als er geen slapte was in de cultures, konden de „eigen wervingen" nooit op tijd aan de vraag voldoen. Overigens was de werkwijze juist gelijk aan die van de beroepswerving', dus agenten, helpers en handlangers en., premie. Daardoor kon de eigen werving niet bevredigen, zij gaf geen waarborg tegen ongewensche werfmanieren. Intusschen had men leeren wenschen, dat toch op Sumatra, waar de inheemsche bevolking geen arbeid op ondernemingen verricht, 'n bevolking van buiten, d.i. van het ruim bevolkte Java mocht over komen ter vestiging, opdat daaruit arbeiders konden worden verkregen ge lijk op Java, dus zonder contract volgens de koelie-ordonnantie. Derhalve koloni satie. De regeering stemde met het denk beeld gaarne in, er is veel moeite aan be steed, veel kosten ook door verscheidene maatschappijen, die woningen en een tuintje beschikbaar stelden voor elke kolo nist. Tot heden is daarvan geen uitkomst verkregen van zooveel beteekenis, dat men het werven op Java kan missen. Integen deel is de uitkomst ver beneden een ge rechtvaardigde verwachting gebleven. Het is genoeg bekend, dat de Javaan, die niet sterke redenen heeft tot verhuizing bulten Java. zonder bizondere aanmoediging ook niet gaat. En toch willen de regeering en ook wel ondernemers van de kolinisatie betere uitkomsten hopen en verwathten en tot bevordering ervan zullen nog wel nieuwe maatregelen worden beraamd. En als kolonisatie toch niet bliikt een om vang te krijgen zoodanig, dat alleen voor Oostkust van Sumatra 200.000 arbeiders beschikbaar zijn, wat dan? Dan moeten de ondernemingen blijven werven op Java, zij het ook met vermijding van alle ma nieren, die misbruik in de hand werken. De sterkste prikkel tot dienstneming voor 2 of 3 jaren blijft het handgeld. Maar al lengs zijn er op Java tal van mannen en vrouwen, die ergens in de buitengewesten hebben gewerkt en over hun eigen tijd een oordeel hebben. Van die oud-gedien- den mag men, zoo hun ondervinding gunst'" was iets verwachten voor de aan moediging van buurtgenooten. Het heen en weer trekken van een arbeidsleger, laat ons zeggen van 500.000 menschen voor Sumatra en Borneo, is wel duur voor de ondernemers, maar voor de menschen zelf een middel tot vooruitgang. Schrijver dezes, die den koelie in alle deelen van Indië heeft bekeken, is van oordeel, dat er meer ontwikkeling uitgaat voor den Javaan van tijdelijke tewerk stelling met reizen af en aan, dan van een kolonisatie. Hoe de toekomst er ook moge uitzien zij moge de tijdelijke arbeidsovereen komst behouden zeker is, dat tot de verkrijging van een beslissing de onder nemer niet mag worden ontbloot van alle beveiliging tegen verzet en weglooperij. En zulks te meer niet, nu er steeds op ruiende elementen binnensluipen, die den koelie in verwarring brengen en ver leiden tot strafbare daden. De wetenschap, dat achterhaling en bestraffing mogelijk zijn, is voor den koelie in den regel nog een rem, wanneer hij neiging voelt in zijn eerste maanden zich te onttrekken aan zijn plicht Het toepassen van straf is zeer gering geworden, de werking van de befaamde poenale sanctie is hoofdzakelijk preventief. Vaak treft het schrijver dezes, dat de sterke veroordeelingen van het arbeidsstelsel doorgaans komen van lieden, die nimmer iets zagen in het land zelf. En dat zien moet men ook niet in beperkten zin opvatten, want wie als toerist een deel van Indië doortrekt en min of meer vluchtige indrukken ver gaart, kent toch heelemaal niet het wezen van de zaak. Moet men voor een oordeel in een zoo belangrijke aangele genheid wel sterk in de schoenen staan, hoeveel te meer dan voor een veroor deeling. DENGAN HORMAT. Kwakzalverij. I. In dc eerste helft van Januari 1931 is het vijftig-jarig bestaan der Vereeniging tegen de Kwakzalverij herdacht. Vijftig jaren lang is strijd gevoerd tegen deze onwettige zuster der geneeskunde. Het is dus een geschikt oogenbiik om de balans op te maken. Om te beginnen, dienen wij na te gaan, wat onder „kwakzalver' dient te worden verstaan. Oorspronkelijk is het de volks benaming voor hem, die op minder offi- cicele wijze zijn diensten ten behoeve van de genezing van zieken aanbood. Als offi cieel konden gelden de met den doctors hoed gekroonde medicijnmeester, de leden van het chirurgljnsgilde en zelfs de apo theker, die het begin van de 19de eeuw nog er op uittrok om de patiënten tc hunne u en te bezoeken. De kwakzalver onderscheidde zich al dadelijk door groo- tere reclame; hij trad meer in het open baar op, liefst als specialist. De steen snijders, de kiezentrekkers, die met een stalletje op de markten verschenen of a's oliekoop het platte land afreisden, zijn meermalen door onze groote mees ters der schilderkunst, zooals Jan Steen, vereeuwigd. Aan den chaotischen toestand, waarin men eigenlijk niet goed wist, wat wel en niet geoorloofd was, werd door de Artsen wet van 1865 een einde gemaakt. Voortaan was alleen hij, die door afge legd examen den titel van arts verworven had. gerechtigd, de „geneeskunst in haren vollen omgang" uit te oefenen. Wettelijk werd daardoor op ieder, die zonder die bevoegdheid te bezitten, zich met de ge nezing van den zieken mensch belastte, als kwakzalver gestempeld. Hij viel tevens "onder de bedreiging van de Sbafwet. „Hij, die niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep, waartoe de wet eene toelating vordert, buiten nood zaak dat beroep uitoefent, wordt gestraft me* een geldboete van ten hoogste drie honderd gulden". Bij herhaling binnen twee jaar kan hechtenis van ten hoogste twee maanden worden opgelegd. Wie zou denken, dat de zaak hiermee in orde was en dat de zieken voortaan uit sluitend bij den arts terecht konden vergist zich schromelijk. Het is de vraa- of niettegenstaande de wet en den strijd der Verdediging tegen de Kwak a verij, in onzen tijd niet nog meer gekwakzal verd wordt dan voor vijftig jaren. De zaak is dan ook allerminst zoo een voudig als zij er op het eerste gezicht it t- zict. Als een nati u ijke en iofwaaruige eigenschap mag m^n de neiging beschou wen, die bij de meeste menschen bestaat, om zijn medemensch, die in nood ver keert, te helpen. Als hij een middel weet om een bepaalde afwijking te verbeteren of te genezen, dan zal niemand hem kwa lijk nemen, als hij deze wetenschap te pas brengt bij iemand in zijn omgeving, bij wien juist deze afwijking bestaat, ik dank hier aan zoovele volksmiddelen. Te gen hoest suiker in een u tgeholde ram menas en dat sap drinken, of een grauw papier met kaarsvet en nootmuskaat op de borst leggen, bij verkoudheid kamille thee of een stevig grogje, bij kiespijn spoelen met melk en brandewijn, bij hoofdpijn dunne plakjes rr.u.ve aardappel met azijn bevochtigd en dan op het voor hoofd gelegd, bij buikpijn een zakje met warm zand op de pijnlijke plaats, bij ont steking van de huid (dreigend abces) een papje van lijnmeel. Al die middelen zijn gemakkelijk toe te passen en men kan het dus licht eens probeeren. Iets verder gaan we en ontmoetten dan vele door deskundigen gegeven voor schriften, welke gemakkelijk onthcu.lcn en herhaald kunnen worden. Wie kent niet zuiveringszout tegen maagzuur, saleb, arrowroot en sago tegen overmatige wer king' der ingewanden, wit en zwart (chloorammonium en drop) bij verkoudheid, rhamnusbast, sennabladen (het publiek spreekt gaarne van zenuwbladen) en tal van andere middelen tegen verstopping, boorzalf en zinkzalf tegen huidaandoeningen jodiumtinctuur tegen rhcumatische pijn en kleine verwondingen en, vooral sedert den oorlog, aspirine tegen alles en nog wat. Wij mogen niet vergeten, aan deze lijst toe te voegen de velerlei "specialiteitsmid delen, in de latere jaren zoo veelvuldig door de artsen voorgeschreven in de oor spronkelijke verpakking. Gsheel anders dan bij de op recept, in het Latijn gesteld, bereide geneesmiddelen, worden d:ze bij de patiënten goede bekenden en het ligt voor de hand, dat, zoodra een bekende verschijnselen vertoont, voor we'k zulk een specialiteit werd gegeven, ue raad gegeven wordt, het hiermee ook eens te probeeren. Vooral geldt dit euvel bij zieK- tcn, welke men liefst geheim houdt en zelfs bezwaar heeft, den dokter er mee in kennis te stellen ,al weet men ook, dat die door zijn eed tot geheimhouding in den strengsten zin des woords gehouden is. Deze geneesmiddelen worden daarom ook niet uit de apotheek gehaald, doch liever bij dubieuse zaken. Dat alles is begrijpelijk en wie een der- gelijken raad geeft, is zeker niet straf baar, immers hij oefent niet het beroep van geneesheer uit. Dit is wel het geval, wordt althans steeds aangenomen, wan neer voor den gegeven raad betaling wordt verlangd. In het wezen der zaak zijn dergelijke raadgevingen even nadee- lig als die van den opzettelijken bedrieger. Wa* is toch het groote gevaar van de kwakzalverij? M2eslal nief het g g:ven middel op zich zelf. Wat de kwakzalver voorschrijft, is zelfs in vele gevallen van vrij onschuldigen aard. Maar bij de be handeling door den kwakza'ver ontbreekt de belangrijkste factor van het medisch handelen. Het voorschrijven van een ge neesmiddel is de allerlaatste phase. Daar- aar is veel vooraf gegaan. Door onder vraging en onderzoek moet de arts tot do erkenning komen van de ziekte, welke in een gegeven geval bestaat. Dat onder zoek is dikwijls uiterst moeilijk. Het grootste deel van de studie van den aan staanden geneeskundige is hieraan gewijd. Slechts wènig ziekten zijn voor den leek te doorgronden. En eerst, wanneer de arts zijn diagnose met z k^rheid gesteld heeft, komt de overwegi g. w lke mid delen c(aartegen gegeven moeten worden. Dan zijn alweer oepaa e kundigheden noodig. on. in dit opzcht een beslis ing te nemen. De constitu'i^ van den pa'lent, toeva'li-'e bijkomstige oms'.a id* harten doen hun invloed ge'den en maken dat bij het zelfde zi^kte^eva1 voor den pen heel iets anders noodig is dan voor den ander. Wanneer wij nu bedenken, dat de werking van een geneesmiddel des te beter is, naar mate het korter na het uitbreken der ziekte wordt toegediend, dan begrijpen wij tevens, dat het meermalen zal voorkomen, dat de tijd aan den kwakzalver en diens middelen besteed, een gunstiger invloed op het ge nezingsproces zal verminderen of wel geheei onmogelijk maken. Tailooze gevallen blij ken later niet meer voor genezing vatbaar te zijn, omdat het tijdstip, waarop deze nog mogelijk geweest ware, verstreken is gedurende de nuttelooze of schadelijke behandeling door den kwakzalver. Se ke voorbeelden zijn hiervan bekend bij t>e- ginnenden kanker. Gevallen, die in het eerste tijdperk nog gemakkelijk geheel te genezen zouden zijn geweest, komen nu pas bij den arts, wanneer zelfs ingrijpende operaties niet meer in staat zijn om vol ledig herstel te bewerken. De gunstige resultaten, welke door den kwakzalver ot door diens patient worden vermeld, be rusten bij kanker op een verkeerde diag nose; het is eenvoudig geen kanker ge weest, maar een onschuldig gezwel, door angst van den patient of door gebrek aan kennis of opzettelijk door den kwakzalver voor kanker gehouden. Bij voorkeur kiezen de kwakzalvers als hun jachtveld de zoogenaamde chroni sche ziekten, dat zijn ziekten met cen zeer langdurig verloop. In dat verloop komen meestal tijdelijke verergeringen en verbeteringen voor, die elkaar soms vrij regelmatig kunnen opvolgen. Het valt te begrijpen, dat tijdens zulk een periode van verergering de patient er het gauwst toe zal komen naar anderen, en naar hij hoopt, betere hulp om te zien. Volgt nu weer een periode van verbetering, dan wordt deze onwillekeurig als het gunstig gevolg van de behandeling door den kwak zalver geboekt en diens^ roem alweer in breede kringen uitgebazuind. Hierbij komt dan in vele gevallen nog de psychische factor, waarover ik in een volgenden brief een en ander wensch in het midden te brengen. H. A. S. ARNOLD BENNETT t De bekende Engelsche auteur, Arnold Bennett, die aan typhus lijdende was, is gisteravond overleden. Arnold Bennett werd te Hanley, Graaf schap Stafford, geboren in 1867. Hij studeer de rechtswetenschap en kwam in 1889 op een kantoor van een zaakwaarnemer te Londen. Onderwijl had hij zich aan de journalistiek gewijd en wel met zooveel succes, dat hij zich daarna geheel aan de letterkunde kon geven. In 1893 verscheen zijn eerste roman A Man from the North, waarop een lange reeks andere zijn ge volgd, waarvan zeer vele spelen in dez Five Towns, tusschen Birmingham en Man chester, met haar ijzerindustrie- en aarde werkfabrieken. Op realistische wijze, niet humor en nauwkeurige karakterteekening wist hij vooral de middenstanders uit dai nijverheidsdistrict, waarin hij was opge groeid, weer te geven. In 1903 verscheen The Old Wives' Tale, dat algemeen voor zijn beste werk wordt gehouden, voor vermelden wij nog: Anna of te Five Town (1902). Leonora "(1903. Clayhanger W* Hilde Lessways (1911), Whom God h3 joined; The Grim Smile of the Five °w (een bundel novellen), Biceyman S\°PS The Truth about an Author (19)3). CHARLEY CHAPLIN. Aan Charlie Chap i.i is gislsren aw de" secretarisgeneraal van den Qua) au het kruis van het Fransche legioen van overhandigd. 2-4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 14