Indie in ons midden. brieven uit het hooge noorden. ft«te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 21 Maart 1931 Derde Blad No. 21782 US Buiten!. Weekoverzicht. WEINGARTNER EN MADAME HANAU. De befaamde „Poenale Sanctie." Voor geen wettelijke bepaling van Indte is de aandacht van den dagbladlezer mo vaak in een lange reeks van jaren gewekt als voor die, welke de regeering opnam, het eerst in de ordonnantie van 1880, tot bescherming zoowel van de ar beiders als van de meesters tegen onrecht dat zij elkaar konden aandoen door het contract niet na te leven. Maar het mag worden betwijfeld, of diezelfde lezer, wanneer hij bij herhaling verneemt over de „poenale sanctie", wel in staat is te overzien haar ontstaan, haar werking en de pogingen tot opheffing. Enkele dagen geleden kwam het bericht uit Indië, dat de regeering met wettelijke regeling zal aansturen op de opheffing, maar zich niet wenscht te binden aan een bepaalden termijn. Zij moet rekenen met het lands belang en daaronder behoort het onder nemen van land- en mijnbouw in de buitengewesten, welk ondernemen niet mogelijk is zonder arbeiders van buiten. Die arbeiders worden geworven en gaan met den werkgever een contract aan vol gens de bestaande koelie-ordonnantie, waarin de befaamde strafrechterlijke be paling voorkomt. De ordonnantie regelt plichten van werkgever en arbeider; de voorstanders van opheffing der poenale sanctie wenschen die alleen voor den werkgever te laten voortbestaan. Een lort overzicht van de geschiedenis der arbeidsregeling voor de buitengewesten nl, naar ik vermoed, menigen lezer niet onwelkom zijn. Voor een begrip van die aangelegenheid, waarover telkens weer terichten uit Indië overkomen en waar over in de Staten Generaal herhaaldelijk werd gesproken, is het toch wel nuttig lortelijk na te gaan hoe de regeling ont stond en hoe zij werkte. Dan zijn de he rwaren, welke tegen de poenale sanctie later werden aangevoerd, beter te be grijpen en datzelfde is het geval met de waardeering van anderen die haar voort bestaan wenschen. De poenale sanctie is het eerst gegeven Tcor het gewest Oostkust van Sumatra, waar in 1880 ln de sultanaten Deli. Lang- tat en Serdang de tabaksteelt niet ouder was dan 10 tot 15 jaar. Vervolgens kregen andere gewesten buiten Java een derge- Bjke regeling, zoodra de vestiging van on dernemingen het noodig maakte, maar allengs werden alle regelingen volkomen gelijk met die voor Oostkust van Sumatra Men moet zich wel Indenken, dat in de rerste jaren van Delische tabaksteelt alle gouvemementstoezicht ontbrak; pas in 1873 ontstond het gewest, de residentie, rn het getal ambtenaren was luttel. De planters hadden tot 1873 te maken met sjltansregeering en alle koelies (Chinee- ren en Br. Indiërs) waren onderdanen van den sultan. Daaruit volgde, dat de planters in vele gevallen eigen rechter mochten en moesten zijn; dat strookte trouwens volkomen met de wenschen der koelies, die evenzeer hun meesters aan riepen als arbiters bij geschillen onder elkaar. Over het geheel vormden de Chi neezen een rauw volkje, dat zich van Ma- lakka naar Deli begaf na te zijn geworven tor zgn. makelaars te Penang of te Singappre. Dat ging nooit zonder voorschot en met dat voorschot liepen velen weg om rich een tijdje later opnieuw aan te mel den en hetzelfde bedrog te herhalen. Het seploopen met voorschot werd een sport, waartegen ook het Engelsch bestuur in (e straits machteloos stond. Wegloopen ran de onderneming kwam vaak voor en als de wegloopers geen kans zagen op de hst een scheepje te vinden om den over- ral (Malakka) te bereiken, trokken zij ris vagebond door de bosschen. levend nn roof. Het zou mijn bestek verre te wten gaan. zoo ik een volledige schets PM beproeven van de ellende in de op tomende samenleving van Deli. Daarin jtoht en moest de planter zich zelf Wpen. Maar dat raakte uit. zoodra de Msche regeering er een gewest vormde set een resident aan het hoofd, die echter Bengkalis was gevestigd, d.w.z. dag- bwn ver van de streek der tabaksteelt. hulpmiddelen van het bestuur waren Sering. weinig politie, zeer weinig Whtspraak, zoodat de toestand met 1873 '«ergerde. De politierechter (bestuurs- uffltenaar) mocht volgens een bepaling s het Politie Strafreglement den wegge- wpen contractant straffen, maar reeds wntertijd gingen er in de Tweede ka- -?r stemmen op tegen die toepassing J?6™ strafbepaling op schending van S overeenkomsten gelijk de koe- contracten waren. Daartegenover xt pIanters. °P meer bescherming. 7. met hun eigen vrederechterschap Maan1 w 611 ptd^oneek hulpverleening if,was wijlen J. T. Cremer. de latere j^uster van Koloniën, die als hoofdbe- rder van de Deli-Mij. leiding gaf aan |y !~PPe_n der planters om te geraken peanen zouden overtredingen worden ge straft met boete van hoogstens 100 gld., voor inlanders en gelijkgestelden met hoogstens 25 gld. of 12 dagen dwangar beid bij de openbare werken; inbreuk zou worden gestraft met hoogstens 100 gld. voor Europeanen en voor de arbeiders met hoogstens 3 maanden dwangarbeid bij de openbare werken. Inbreuk was wegloopen en voortgezette weigering om te werken. Om de rust te handhaven stelde de ordonnantie verzet, beleediging, opruiing, vechtpartij en dronkenschap strafbaar. Zoo was in hoofdzaak de rege ling met haar poenale sanctie, waarbij men niet vergete dat de werkgever, die een arbeider aanklaagde en gestraft zag, den man ook zoovele dagen moest mis sen (al was deze verplicht later die dagen méér te werken. De wetgever beschermde hier de burgerlijke overeenkomst met strafbepalingen, uitsluitend omdat men te doen had met zeer bijzondere omstandig heden, namelijk de afwezigheid van in- heemsch werkvolk en de noodzaak het werkvolk van buiten te betrekken. De be zwaren tegen de regeling en wat er ge daan werd om het bijzondere uit de om standigheden weg te nemen, mogen in een volgend opstel worden nagegaan. DENGAN HORMAT. RECLAME. DE MODE IN LUMBERJACKETS MET TWEEDROKJÉS 1914 kt?ü Beschikte regeling. Dat wilde ook J ™sche regeering, die toen ter plaatse onderzoek had laten doen naar den toestand en naar bepaalde ms.sen, een onderzoek dat voor de n'et kwaad uitviel, al waren er r-m ,jti?heden en willekeurige daden - »esteld. Vanwege de planters werd de BmhF i„e„e„n ontwerp-regeling aange- lu'6- vanwege de regeering ver- Itteen P er 'Ui «K ,en °,n.twerp in 1877. Natuurlijk Ij. kLversphil, de planters verlangden li»». £?c,ht te behouden tot bestraf- |t/d ne vergrijpen en de bëvoegd- liarT open hoelies op te vatten, Itiên H w^s °°h overeenstemming tus- ?efpen ten ssnzien van deze da'> gelijk de arbeider be- l!'tCg behoefde tegen een slechten Ita uü. °°k bescherming noodig was I,;,, j werkgever tegen slechte prae- tiS- srbeider. In 1880 werd de |t: rwL? rdonnantie afgekondigd: zij ltoist«„ voor bet sluiten van overeen- ItoiinóL chen beheerders van onder- ItWf arbeiders van elders; zij j1 a"e voor van de overeen- l*Stur *-T. het hoofd van plaatselijk Ito dat j Zlch daarbij moest vergewis Infract vriiwillicr fnof.rorJ Tno m°cst aard en duur van de werk- I:-: iot|„en bevatten, de berekening var; Itij 5?„ jhet bedrag van voorschotten Pith? overeenkomst; verder de ver- "khSen,.van den werkgever betreffen- JfcfDoS en geneeskundige verple- fetl n,,„,ena'.e sanctie in de ordonnantie vertreding en inbreuk: voor Euro- Mislukking en scheuring. Was tot dusverre in het nieuwe jaar de gang van zaken te Genève bijzonder gun stig, er valt thans melding te maken van een geducht echec, waarvan Europa mis schien zeer wrange vruchten zal plukken: de handelsconferentie onder voorzitter schap van onzen landgenoot Colijn is met een volkomen mislukking geëindigd. Aan den voorzitter heeft het niet gelegen, integendeel, deze heeft met recht ge zwoegd en geslaagd om het ergste althans te voorkomen, maar tevergeefs. Dat hem van alle zijden hulde is gebracht voor ziin kloek beleid, moge voor hem persoon lijk een kleine genoegdoening zijn, de kwestie zelf vindt daarbij natuurlijk geen baat. Iedere rem tegen nieuwe tolbarrieres is weggevallen, nu de vorig jaar Februari op aandrang van Engeland ingezette actie om tenminste verdere tarieven-oorlogen te voorkomen, zoo hopeloos schipbreuk heeft geleden mede door toedoen van datzelfde Engeland! Zelfs het povere re sultaat, waartoe men ln Maart 1930 was gekomen, onder beding, dat het eerst dan in werking zou treden, als 18 staten de overeenkomst zouden hebben geratificeerd is thans van de baan, trots een poging haar te redden door den termijn van goedkeuring te verlengen tot half Januari van dit jaar. Men had het nog slechts tot 12 kunnen brengen! Ook Engeland be hoorde tot degenen, die niet geratificeerd hadden en het is Engeland geweest, die een laatste poging om iets te redden van de overeenkomst door opnieuw den termijn te verlengen heeft om hals gebracht En geland neigt zelf naar protectie, mede onder drang en dwang van de Dominions als Canada en Australië. De handelsconferentie geeft door haar mislukking den protectionisten alle gele genheid tot doorvoering van hun begin selen en zij zullen daarvan gebruik weten te maken. Hetgeen slechts kan leiden tot verdere verscheuring ln ons werelddeel, dat juist eendrachtig samengaan zoo hard van noode heeft. Nog steeds dringt het inzicht niet door, dat de crisistoestanden van het oogen- blik niet zijn op te lossen door een natio naal nastreven van eigen belangen zonder meer, dat slechts een internationaal sa mengaan, al kost dat eenige offers, in staat zal zijn om verbetering te brengen. Als aan een stroohalm wil men zich nu nog vastklampen aan de zitting der Euro- peesche commissie, die in Mei a.s. te Parijs zal worden gehouden, doch dat daar een andere mentaliteit zal heerschen, durven wij niet meer hopen, hoe gaarne wij ook in dezen straks te pessimistisch zouden willen hebben geoordeeld. In tal van landen vragen overigens de binnenlandsche moeilijkheden zoo de aan dacht. dat de belangstelling voor de groote lijn der buitenlandsche politiek er viA eenigszins door moet worden geschaad. Zie b.v. naar Engeland, waar het cijfer der werkloosheid een record-hoogte heeft bereikt. De regeering staat machteloos en wordt zoo langzamerhand radeloos, te meer, waar arbeidsconflicten aan alle kanten dreigend opdoemen In eigen boe zem neemt bovendien de verdeeldheid in Labour zienderoogen toe en het is een schrale troost ,dat ditzelfde beeld ook de beide andere partijen „siert". Hoewel de toestand bij de liberalen nog niet geheel te overzien is, schijnt het echter, dat vol gende week daar een belangrijk besluit zal vallen, dat over de eenheid of scheu ring zal beslissen. Dit als gevolg van het feit. dat de liberalen bij de stemming over een reeds lange jaren van liberale zijde verdedigd voorstel, n.l. om de parlements zetels der universiteiten op te heffen, op nieuw uiteen zijn gevallen, tengevolge waarvan het voorstel geen meerderheid verwierf, daar vele labour-leden schitter den door afwezigheid, over welk laatste Mc. Donald reeds een hartig woordje heeft doen hooren! Het is begrijpelijk, dat het den liberalen leider Lloyd George einde lijk begint te verdrieten, aldus door zijn eigen volgelingen in den steek te worden gelaten en dat hij eischt, dat men hem voortaan zal volgen. Nauw daarmede samen hangt de on- eenigheid onder de liberalen, of zij labour al dan niet nog langer zullen steunen. De rechtervleugel helt steeds meer over tot de meening, dat de huidige regeering ten val moet worden gebracht en dat de libe ralen met behulp der conservatieven een andere koers moeten inzetten; Lloyd George is daarentegen van meening, dat met den steun aan Labour moet worden voortgegaan. Dinsdag zal hieromtrent wor den beshst en vermoedelijk zullen de rechts-georienteerden de partij verlaten en overgaan naar de conservatieven. Het heette zelfs, dat de liberale partij in rook zou opgaan, doordat Lloyd George en de zijnen zich bij labour zouden aansluiten, doch dat schijnt toch te radicaal Bij de conservatieven is het al precies eender. De leider Baldwin heeft zelfs bij een tusschentijdsche verkiezing zelf moe ten optreden voor den officieelen candi- daat der partij tegenover dien van de krantenlords Rothermere en Beaverbrook, wilde hij zijn prestige niet blootstellen. Zeldzaam hartstochtelijk voor zijn doen, heeft Baldwin daar gesproken; het heeft hem tenminste succes bezorgd, want zijn candidaat is gekozen. Oneenigheid is het beeld van den tijd: zie ook naar Duitschland, waar de botsin gen tusschen communisten en nazi's tot de dagelijksche gebeurlijkheden zijn gaan behooren, waarvan bijkans geen notitie meer wordt genomen, zoo er geen slacht offers vallen. Helaas is dit laatste meer en meer het geval, het lijkt er zelfs op. alsof beide partijen „moordcentrales" vor men! Het belicht wel heel scherp de ver wording der politiek bij onze Ooster-bu- ren. Gelukkig voor het land, dat juist in deze omstandigheden de regeering Brii- ning zich kan handhaven tengevolge van den steun der socialisten, al moeten deze laatsten zich heel wat offers daarvoor ge troosten, zooals nu pas weer het zich van stem onthouden bij het toestaan van cre- dieten voor den z.g. pantserkruiser B, waar zij feitelijk pal tegen zijn. In Frankrijk vormen de financieele schandalen nog steeds de Achilleshiel der regeenng. Tegen den nieuwen leider van financiën Flandin is nu ook van radicale en socialistische zijde een actie ingezet. De eerste stormloop heeft hij echter met be hulp van den premier Laval glansrijk doorstaan, doch meerdere zijn in aantocht en 't geval Weingartner stevigt de positie van het kabinet zeker niet. Na de betoogingen tegen het stuk over de Dreyfuszaak, waarmee de herrie makers ten slotte toch nog bereikt heb ben dat de opvoering ervan verboden werd nu weer het „schandaal Wein gartner". Wie kent niet, althans van naam, den beroemden dirigent Weingartner, die vóór den oorlog ook de Parijzenaars in verruk- kmg bracht door zijn onvergelijkelijk talent, vooral in de uitvoeringen van Beet hoven s symphonieën! Het was een wer kelijke openbaring voor Parijs, toen het m de Colonne-zaal die symphonieën gedi rigeerd door Weingartner te hooren kreeg, diezelfde symphonieën, die het in die zelfde zaal al zoo vaak gehoord had. ge dirigeerd door Colonne eerst, en door Pierné daarna We herinneren ons de zaal vol inner lijke bewogenheid en in de diepste aan dacht voor die groote, geïnspireerde, hartstochtelijke gestalte, die daar zijn tooverstaf zwaaide. Welnu, een dezer dagen heeft men dien grooten kunstenaar verboden om in Parijs als dirigent op te treden, onder voorwend sel, dat hij indertijd het manifest van de 93 Duitsche intellectueelen geteekend heeftdaarbij kwam nog het leugen- smVtT.icr irouVinnl /-Jn4- i-.ï; 1.1 zamerhand uitgedoofd raken of langzaam blijven voortslepen. Het proces van de beroemde „presi dente", madame Hanau, zal nu toch wel dra zijn juridischerf eindterm bereikt hebben. Dezer dagen was het ons gegeven die beroemde „presidente" eens van heel dichtbij te zien en te hooren ook weer in die bekende debatingclub „Le Fau bourg" en te constateeren, dat de foto's van haar, die in de wereld-pers de ronde hebben gedaan, al een heel onjuist idee geven van dit kleine persoontje, dat haar plaats zal krijgen in de geschiedenis dei- laatste jaren van dit land. Ze is volstrekt niet zoo dik als ze er op die foto's uitziet. Ze maakt den indruk van een aardige, guitige „midinette" op wat later leeftijd. Het is een echte „vrouwelijke" vrouw, en niet zonder gratie, dat vroegere linnen verkoopstertje uit de avenue de Clichy, dat daar met zoo'n zeldzaam gemak en vrij postigheid op de tribune staat te praten. Van alle kanten stijgen uit een zeer agres sief gestemd publiek ironische kreten en vijandig gelach naar haar op het vroe gere linnen-verkoopstertje laat zich daar door geenszins van haar stuk brengen, noch ook maar eenigszins intimideeren, het maakt niet de minste indruk op haar, hoe die menschen nu nog over haar den ken wacht maar, ze krijgt ze er wel onder! en ze praat rustig door. Zonder veel passie en zonder veel gebaren ook, ontwikkelt ze met een buitengewone dui delijkheid en logica de geschiedenis van haar financieele werk en financieele moeilijkheden, haar strijd tegen haar financieele vijanden en concurrenten, die haar uit den weg wilden ruimen, en door spekt haar redevoering met sarcasmen en fel-spottende opmerkingen over die vijanden. En ten slottetriomfeert ze inder daad, ze hééft haar publiek een publiek, dat natuurlijk maar weinig thuis is in al de doolhoven der financieele operaties eronder gekregen, en oogst zoowaar een enthousiast applaus. Over welk een ongeloofelij ke brutaliteit moet die vrouw toch beschikken om, zoo als zij dat deed, fel-verontwaardigd durven tekeer te gaan tegen de „opvreters van spaarduiten" waaronder zijzelf toch wel een van de meest authentieke exemplaren is! zooals trouwens evengoed al degenen die haar ontzaglijk geknoei ontdekt heb ben, en haar voor de rechtbank hebben gesleept. En als ze dan genoten heeft van haar succes en van het applaus, gaat ze heen, naar haar luxueuse auto toe, die betaald is door en waarvoor nog steeds betaald wordt door duizenden „sullen", die zich door haar de vruchten van hun arbeid, soms van hun heele leven, hebben laten afnemen en ze geeft een kort bevel aan haar keurig gestyleerden chauffeur, die als een knipmes in tweeën buigt M. DE ROVANNO. Parijs, 15 Maart 1931. DE LIJN NAAR LAPLAND. Kort geleden is met lange toespraken van belangrijke en zich belangrijk ach tende personages, met vlaggentooi en met een gratis ritje heen en terug, in 't Noor den van Zweden een nieuw stukje van de „Inlandsban" geopend. Op zichzelf betee- achtig verhaal, dat hij zijn kruis van het kent dat stukje spoorlijn niet veel. Het ligt Legioen van Eer zou teruggegeven hebben, tusschen Storuman en Sorsele, plaatsjes zoo groot als een flink Hollandsch dorp, maar belangrijk als centra in streken, waar tientallen kilometers in het rond geen enkel dorpje te vinden is, en slechts hier en daar in de eenzaamheid van bos schen en bergen als bij toeval een boer derij ligt. Maar het is weer een eindje verder, dat „Inlandsban", de vele honder den kilometers lange spoorweg door het binnenland van Zweden, nu naar het Noorden, naar de mijnstreek van Gelli- vara en Kiruna doordrong. Er is reeds een spoorlijn naar Lapland; die begint in Stockholm en volgt dan met de noodige bochten de kust der Oostzee, om bij Lulea af te buigen en dwars door de woeste bergwereld van Lapland naar de Noorsche haven Narvik te slingeren. Maar om strategische redenen want de Oostkustbaan loopt op verschillende plaat sen wel zeer dicht langs de kust besloot men jaren geleden reeds om, voortbou wend op het spoorwegnet van midden- Zweden. een nieuwe lijn naar Lapland aan te leggen, die den voet der bergen zou volgen, dwars door bijna onbewoonde ge bieden, door eindelooze bosschen en ver laten dalen zou gaan. Jaren en jaren is er reeds aan gewerkt. Boomen werden geveld, dynamiet scheurde de rotsen. Met houweel en spade werd de baan geëffend, rails na rails kwamen de sporen te liggen, materiaaltreintjes puf ten aan tot waar men de wildernis brak. En langzaam aan drong men verder, lang zaam aan schoof de baan vooruit, voort naar het Noorden. Nu is de spoorweg bijna gereed. Be noorden Sorsele rest weliswaar nog een flink stuk, zullen nog tunnels geboord en bruggen gebouwd moeten worden, maar het einde is toch te zien. Het is een merkwaardig slag menschen, dat aan den bouw van dezen spoorweg werkt en nog werkt, 't Zijn ruwe, onbe houwen, oer-krachtige kerels. Ze komen uit alle hoeken van het land, waren werk loos of wilden wat anders, velen zijn met de baan meegetrokken naar het Noorden, ze bleven bij het werk, omdat ze moeilijk meer voor anderen arbeid, voor ander leven geschikt waren. In Dalecarlié zetten ze den boel op stelten, in Jamtland lagen ze telkens met de politie overhoop, in Harjedalen en in Noordelijker streken leefden ze, ver van de bewoonde wereld, weken lang bijeen in houten loodsen, die telkens weer wat verderop geplaatst wer den, lagen ze den heelen Zondag te sla pen, omdat er toch niets anders te doen was, of gingen ze op Zaterdag in een grooten troep een dertig, veertig kilometer ver naar een dorp, waar gedanst en ge dronken kon worden. Ze leefden ten slotte daar in de een zaamheid als een troep bannelingen, als een bende voortrekkers. En het werk liep vlot, want werken kónden ze. Hun vuisten waren krachtig, hun spieren als staal, hun lijven forsch gevormd. Ze sleepten de rails aan, ze sloegen de houweelen, ze en wat nogal niet meer. Een wel zeer pijnlijke en droeve ge schiedenis. Kunst, genie, levens-vreugde, levens-beteekenis wat telt het allemaal weinig mee voor degenen, die nog steeds leven onder de obsessie van den haat, en die onophoudelijk zich weer laten aan vuren door de kleine heusch maar kleine groepjes lieden, die vijandelijk heid blijven aanpreeken, wapengeweld blijven aanbevelen, en wier streven niet anders is dan massa-moord, vernietiging, vernederingen. Doch geloof niet, dat dat zóó maar gaat, zoo maar heel gewoon, zonder protest en kreten van verontwaardiging op te wek ken Hoor bij voorbeeld de protest-kreet van den directeur van „Comoedia", een krant die toch werkelijk niet verdacht kan wor den van een overdreven liberalisme tegenover het buitenland in 't algemeen en tegenover Duitschland in het bij zonder. „Is het mogelijk zoo schrijft Gabriel Boissy dat iemand, die de zaak met een evenwichtigen geest onderzoekt, niet voelt, hoe ontoelaatbaar het is, dat elf jaar na het einde van den oorlog een dergelijk verbod nog uitgesproken wordt tegenover een zoo eminent kunstenaar als Weingartner. terwijl die kunstenaar alléén maar hier wil komen om zijn kunst uit te oefenen?.... Dergelijke manifestaties geven blijk van een zoo groote verwarring in den geest, dat men in het belang zelf van ons land, zich niet onthouden kan, eerst verwonderd daarover zijn, en dan daartegen te protesteeren." Een ander theater-blad is veel minder gematigd in zijn termen en schrijft: „De herrie-schoppers, die verantwoor delijk zijn voor die grofheid tegenover Weingartner, hebben zich de vernedering van een striemende ontkenning van den beroemden dirigent op den hals gehaald. Maar ze zullen dien slag in hun aange zicht incasseeren zonder met een woord daartegen op te komen. Ze zijn aan der gelijke vernederingen: gewend trouwens. En ze kunnen zich troosten met de ge dachte aan al het nadeel, dat hun leugen achtige praatjes nog eens weer berokkend hebben aan Frankrijk en aan het vredes werk." En dit is nog maar een begin. De stroom van verontwaardiging breidt zich uit, neemt toe in felheid. En hoe het groote publiek zelf zich kant tegen den maat regel. die tegen den beroemden dirigent genomen is, daarvan krijgt men een idee, wanneer men een vergadering bezoekt als bij voorbeeld die van de bekende debating club „Le Faubourg", waar de Weingartner- kwestie besproken werd, en waar in de heftigste termen die verontwaardiging tot uiting kwam. (Tengevolge van de actie komt Wein gartner toch naar Parijs. Red. L. D.) En mtusschen blijven de financieele schandalen ook aan den gang. Nieuwe komen opdagen, terwijl de oude lang- bouwden voort, eiken dag zooveel stuks rail verder, eiken dag zooveel meter baan. Het moest en het ging. Maar in hun lood sen stookten ze brandewijn, speelden ze kaart, zongen ze liederen, die niemand hun ooit geleerd had, werden de afgrijse lijkste spookhistories, de wonderlijkste verhalen van strooperij en dranksmokke larij verteld. Ze kenden elkaar uitsluitend bij de bijnamen, die soms ruw, steeds karakteristiek en voor een buitenstaan der meestal onbegrijpelijk waren. Waarom heette een boom van 'n kerel met een ge weldige snor en armen, die de grootst» brokken steen konden heffen „Jantje"? Waarom een ander „Dynamiet-Lasse"? Sommige ouderen waren zelfs hun achter namen vergeten. Een nieuweling werd moeilijk opgenomen; een railslegger, die ging trouwen, werd als een afvallige be schouwd en gingen allen ook met hun mooiste breedgerande hoeden ter bruiloft en al gaven ze den bruigom ook altijd een schitterend cadeau, dat doorgaans be stond in een koffieservies en eenige liters gesmokkeld drank, die de bruiloftsgasten trouwens zelf opdronken. Zij waren altijd samen, trokken samen naar een dorp als ze hun loon ontvangen hadden, kochten gezamenlijk levensmid delen en drank en tabak in en maakten samen de verdienste van veertien dagen harden arbeid op een vroolijken avond schoon op. Maar er waren er toch ook, die spaarden. De één deed het om een trekharmonica te koopen zoo een met zilveren beslag en vele toetsenrljen, zooals die van den speelman op een dansfestijn te Lycksele al had hij dan ook nooit een harmonica in zijn handen gehad. Een ander spaarde om één keer in het jaar naar het Zuiden af te zakken en eens te kijken hoe het met zijn vrouw en de kin deren ging van zijn loon werd geregeld al het grootste deel naar huis gestuurd. Maar ook waren er die jarenlang spaar den om dan, als zij eens een goede dui zend kronen over hadden, twee weken vacantie te nemen en naar Stockholm te gaan. Ge moet niet vergeten, dat Zweden een enorm uitgestrekt land ls en dat er in afgelegen streken menschen wonen, die twaalf, zelfs veertien dagen noodig heb ben om per diligence en per trein naar de hoofdstad te reizen. Zoo is voor velen Stockholm, de „koninklijke hoofdstad", de Koningin van het Malarmeer, iets lok- kends, iets vaags. En zoo'n ruwe bonk, die gewoon was met kleeren en al aan op een houten brits te slapen, kwam dan in een hotel, al was het een tweede- of derde rangs, hij kwam in het razende, langs- vliegende verkeer van taxi's en vuurroode bussen en tingelende trams, hij kocht een pak dat hem ongemakkelijk zat, bekeek het Slot waar de koning (nooit) woont, verveelde zich in een museum, had het land omdat hij niet zooveel „sprit" kon krijgen als hij wilde, en werd uitgebuit door vriendelijke familieleden, die zich een week lang lieten befuiven. En de man was blij als hij zijn zware, -pelsgcvoerde vest weer aan kon trekken voor zooveel weken, zijn grove laarzen weer over de wollen sokken kon halen en weer bij de anderen was. Want hun leven daar in de eenzaamheid mocht soms hard en ruw zijn, gezellig was het toch ook. Er is de laatste jaren veel aan veran derd. Het gezellige raakt er een beetje af. Men kreeg ook in het Noorden betere wegen en geregelde autobusdiensten. Er zijn railsleggers ontslagen, ze leefden nog wat in de loodsen, teerden op de verdien sten van de anderen tot ze wegtrokken om elders naar werk te zoeken. Menschen uit de streek zelf zijn in dienst genomen, ze werken zooveel uur per dag, gaan aan 't eind van de week naar huis, verafschu wen de eenzaamheid, en ze hooren niet bij de eigenlijke, de echte ruwe railsleg gers. En dit merkwaardige slag menschen gaat geheel verloren als over een paar jaren de „Inlandsban" gereed is, dan lost het zich op, langzaam maar zeker. De „Inlandsban", voorzoover die thans klaar is, heeft een groot deel van Zweden opengelegd voor het moderne leven, voor de moderne cultuur, zooals men dat noemt. Het isolement is gebroken, de men schen hebben wat leeren reizen, hun horizon is verruimd, hun oude cultuur wordt overgolfd, vervlakt door de nieuwe. Maurice Chevalier is de afgod van vele Jamtlandsche meisjes geworden, de gra- mofoon speelt de revue-refreinen uit Stockholm, de jazz-deunen van Londen en New-York. En als Camera ergens aan den anderen kant der wereld gebokst heeft, staan twee dagen later de menschen aan de stationnetjes op den trein te wachten om de kranten met de telegrafische ver slagen zoo gauw mogelijk te bemachtigen. Ze hebben er immers een gokje over? Er is op de „Inlandsban" geen bijzonder druk verkeer. Een paar keer per week gaat er een express, die toch nog ongeveer een heelen dag over de duizend kilometer doet. er zijn boemeltreintjes op de ver schillende trajecten en er is vervoer van hout uit de boschstreken, die te ver van de rivieren liggen. Maar bijzonder mooi leent deze spoorweg zich voor de toeristen voor hen, die meer van Zweden willen zien dan Stockholm's stadhuis, het Göla- kanaal Dalecarlië en Selma Lagerlöf's Marbacka met omstreken. Want die groote lange baan langs den voet der bergen brengt je door een wonderlijk land van verre bosschen en rimpellooze meren, van stilte en ruimte, waar achter de breede, rivier-doorslingerende dalen steeds het majesteuze fond der bergen staat. BERTIL J. zijn Losse nummers van ons Blad behalve aan ons bureau ook verkrijgbaar bii de Firma A. HILLEN Stationsweg, Firma A. T. H. WIJTENBURG. Haarlemmerstraat 2 W. G. J. VERBURG Sigarenhandel, Heerenstraat 2 Fa. A. SOMERWIL Azn. Hoogew. 24 A. M. VAN ZWICHT, en bij TOH. HOGERVORST Haarl.str. 128 en des Zaterdags bij A H. v. d. VOOREN. H. Rijndijk 74 Kiosk Prinsessekade.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9