Indie in ons midden.
brieven uit het hooge
noorden.
ft«te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 21 Maart 1931
Derde Blad
No. 21782
US Buiten!. Weekoverzicht.
WEINGARTNER EN
MADAME HANAU.
De befaamde „Poenale Sanctie."
Voor geen wettelijke bepaling van
Indte is de aandacht van den dagbladlezer
mo vaak in een lange reeks van jaren
gewekt als voor die, welke de regeering
opnam, het eerst in de ordonnantie van
1880, tot bescherming zoowel van de ar
beiders als van de meesters tegen onrecht
dat zij elkaar konden aandoen door het
contract niet na te leven. Maar het mag
worden betwijfeld, of diezelfde lezer,
wanneer hij bij herhaling verneemt over
de „poenale sanctie", wel in staat is te
overzien haar ontstaan, haar werking en
de pogingen tot opheffing. Enkele dagen
geleden kwam het bericht uit Indië, dat
de regeering met wettelijke regeling zal
aansturen op de opheffing, maar zich niet
wenscht te binden aan een bepaalden
termijn. Zij moet rekenen met het lands
belang en daaronder behoort het onder
nemen van land- en mijnbouw in de
buitengewesten, welk ondernemen niet
mogelijk is zonder arbeiders van buiten.
Die arbeiders worden geworven en gaan
met den werkgever een contract aan vol
gens de bestaande koelie-ordonnantie,
waarin de befaamde strafrechterlijke be
paling voorkomt. De ordonnantie regelt
plichten van werkgever en arbeider; de
voorstanders van opheffing der poenale
sanctie wenschen die alleen voor den
werkgever te laten voortbestaan. Een
lort overzicht van de geschiedenis der
arbeidsregeling voor de buitengewesten
nl, naar ik vermoed, menigen lezer niet
onwelkom zijn. Voor een begrip van die
aangelegenheid, waarover telkens weer
terichten uit Indië overkomen en waar
over in de Staten Generaal herhaaldelijk
werd gesproken, is het toch wel nuttig
lortelijk na te gaan hoe de regeling ont
stond en hoe zij werkte. Dan zijn de he
rwaren, welke tegen de poenale sanctie
later werden aangevoerd, beter te be
grijpen en datzelfde is het geval met de
waardeering van anderen die haar voort
bestaan wenschen.
De poenale sanctie is het eerst gegeven
Tcor het gewest Oostkust van Sumatra,
waar in 1880 ln de sultanaten Deli. Lang-
tat en Serdang de tabaksteelt niet ouder
was dan 10 tot 15 jaar. Vervolgens kregen
andere gewesten buiten Java een derge-
Bjke regeling, zoodra de vestiging van on
dernemingen het noodig maakte, maar
allengs werden alle regelingen volkomen
gelijk met die voor Oostkust van Sumatra
Men moet zich wel Indenken, dat in de
rerste jaren van Delische tabaksteelt alle
gouvemementstoezicht ontbrak; pas in
1873 ontstond het gewest, de residentie,
rn het getal ambtenaren was luttel. De
planters hadden tot 1873 te maken met
sjltansregeering en alle koelies (Chinee-
ren en Br. Indiërs) waren onderdanen
van den sultan. Daaruit volgde, dat de
planters in vele gevallen eigen rechter
mochten en moesten zijn; dat strookte
trouwens volkomen met de wenschen der
koelies, die evenzeer hun meesters aan
riepen als arbiters bij geschillen onder
elkaar. Over het geheel vormden de Chi
neezen een rauw volkje, dat zich van Ma-
lakka naar Deli begaf na te zijn geworven
tor zgn. makelaars te Penang of te
Singappre. Dat ging nooit zonder voorschot
en met dat voorschot liepen velen weg om
rich een tijdje later opnieuw aan te mel
den en hetzelfde bedrog te herhalen. Het
seploopen met voorschot werd een sport,
waartegen ook het Engelsch bestuur in
(e straits machteloos stond. Wegloopen
ran de onderneming kwam vaak voor en
als de wegloopers geen kans zagen op de
hst een scheepje te vinden om den over-
ral (Malakka) te bereiken, trokken zij
ris vagebond door de bosschen. levend
nn roof. Het zou mijn bestek verre te
wten gaan. zoo ik een volledige schets
PM beproeven van de ellende in de op
tomende samenleving van Deli. Daarin
jtoht en moest de planter zich zelf
Wpen. Maar dat raakte uit. zoodra de
Msche regeering er een gewest vormde
set een resident aan het hoofd, die echter
Bengkalis was gevestigd, d.w.z. dag-
bwn ver van de streek der tabaksteelt.
hulpmiddelen van het bestuur waren
Sering. weinig politie, zeer weinig
Whtspraak, zoodat de toestand met 1873
'«ergerde. De politierechter (bestuurs-
uffltenaar) mocht volgens een bepaling
s het Politie Strafreglement den wegge-
wpen contractant straffen, maar reeds
wntertijd gingen er in de Tweede ka-
-?r stemmen op tegen die toepassing
J?6™ strafbepaling op schending van
S overeenkomsten gelijk de koe-
contracten waren. Daartegenover
xt pIanters. °P meer bescherming.
7. met hun eigen vrederechterschap
Maan1 w 611 ptd^oneek hulpverleening
if,was wijlen J. T. Cremer. de latere
j^uster van Koloniën, die als hoofdbe-
rder van de Deli-Mij. leiding gaf aan
|y !~PPe_n der planters om te geraken
peanen zouden overtredingen worden ge
straft met boete van hoogstens 100 gld.,
voor inlanders en gelijkgestelden met
hoogstens 25 gld. of 12 dagen dwangar
beid bij de openbare werken; inbreuk zou
worden gestraft met hoogstens 100 gld.
voor Europeanen en voor de arbeiders
met hoogstens 3 maanden dwangarbeid
bij de openbare werken. Inbreuk was
wegloopen en voortgezette weigering om
te werken. Om de rust te handhaven
stelde de ordonnantie verzet, beleediging,
opruiing, vechtpartij en dronkenschap
strafbaar. Zoo was in hoofdzaak de rege
ling met haar poenale sanctie, waarbij
men niet vergete dat de werkgever, die
een arbeider aanklaagde en gestraft zag,
den man ook zoovele dagen moest mis
sen (al was deze verplicht later die dagen
méér te werken. De wetgever beschermde
hier de burgerlijke overeenkomst met
strafbepalingen, uitsluitend omdat men te
doen had met zeer bijzondere omstandig
heden, namelijk de afwezigheid van in-
heemsch werkvolk en de noodzaak het
werkvolk van buiten te betrekken. De be
zwaren tegen de regeling en wat er ge
daan werd om het bijzondere uit de om
standigheden weg te nemen, mogen in een
volgend opstel worden nagegaan.
DENGAN HORMAT.
RECLAME.
DE MODE
IN LUMBERJACKETS
MET TWEEDROKJÉS
1914
kt?ü Beschikte regeling. Dat wilde ook
J ™sche regeering, die toen ter plaatse
onderzoek had laten doen naar den
toestand en naar bepaalde
ms.sen, een onderzoek dat voor de
n'et kwaad uitviel, al waren er
r-m ,jti?heden en willekeurige daden
- »esteld. Vanwege de planters werd de
BmhF i„e„e„n ontwerp-regeling aange-
lu'6- vanwege de regeering ver-
Itteen
P er
'Ui «K ,en °,n.twerp in 1877. Natuurlijk
Ij. kLversphil, de planters verlangden
li»». £?c,ht te behouden tot bestraf-
|t/d ne vergrijpen en de bëvoegd-
liarT open hoelies op te vatten,
Itiên H w^s °°h overeenstemming tus-
?efpen ten ssnzien van deze
da'> gelijk de arbeider be-
l!'tCg behoefde tegen een slechten
Ita uü. °°k bescherming noodig was
I,;,, j werkgever tegen slechte prae-
tiS- srbeider. In 1880 werd de
|t: rwL? rdonnantie afgekondigd: zij
ltoist«„ voor bet sluiten van overeen-
ItoiinóL chen beheerders van onder-
ItWf arbeiders van elders; zij
j1 a"e voor van de overeen-
l*Stur *-T. het hoofd van plaatselijk
Ito dat j Zlch daarbij moest vergewis
Infract vriiwillicr fnof.rorJ Tno
m°cst aard en duur van de werk-
I:-: iot|„en bevatten, de berekening var;
Itij 5?„ jhet bedrag van voorschotten
Pith? overeenkomst; verder de ver-
"khSen,.van den werkgever betreffen-
JfcfDoS en geneeskundige verple-
fetl n,,„,ena'.e sanctie in de ordonnantie
vertreding en inbreuk: voor Euro-
Mislukking en scheuring.
Was tot dusverre in het nieuwe jaar de
gang van zaken te Genève bijzonder gun
stig, er valt thans melding te maken van
een geducht echec, waarvan Europa mis
schien zeer wrange vruchten zal plukken:
de handelsconferentie onder voorzitter
schap van onzen landgenoot Colijn is met
een volkomen mislukking geëindigd. Aan
den voorzitter heeft het niet gelegen,
integendeel, deze heeft met recht ge
zwoegd en geslaagd om het ergste althans
te voorkomen, maar tevergeefs. Dat hem
van alle zijden hulde is gebracht voor
ziin kloek beleid, moge voor hem persoon
lijk een kleine genoegdoening zijn, de
kwestie zelf vindt daarbij natuurlijk geen
baat.
Iedere rem tegen nieuwe tolbarrieres is
weggevallen, nu de vorig jaar Februari op
aandrang van Engeland ingezette actie
om tenminste verdere tarieven-oorlogen
te voorkomen, zoo hopeloos schipbreuk
heeft geleden mede door toedoen van
datzelfde Engeland! Zelfs het povere re
sultaat, waartoe men ln Maart 1930 was
gekomen, onder beding, dat het eerst dan
in werking zou treden, als 18 staten de
overeenkomst zouden hebben geratificeerd
is thans van de baan, trots een poging
haar te redden door den termijn van
goedkeuring te verlengen tot half Januari
van dit jaar. Men had het nog slechts tot
12 kunnen brengen! Ook Engeland be
hoorde tot degenen, die niet geratificeerd
hadden en het is Engeland geweest, die
een laatste poging om iets te redden van
de overeenkomst door opnieuw den termijn
te verlengen heeft om hals gebracht En
geland neigt zelf naar protectie, mede
onder drang en dwang van de Dominions
als Canada en Australië.
De handelsconferentie geeft door haar
mislukking den protectionisten alle gele
genheid tot doorvoering van hun begin
selen en zij zullen daarvan gebruik weten
te maken. Hetgeen slechts kan leiden tot
verdere verscheuring ln ons werelddeel,
dat juist eendrachtig samengaan zoo hard
van noode heeft.
Nog steeds dringt het inzicht niet door,
dat de crisistoestanden van het oogen-
blik niet zijn op te lossen door een natio
naal nastreven van eigen belangen zonder
meer, dat slechts een internationaal sa
mengaan, al kost dat eenige offers, in
staat zal zijn om verbetering te brengen.
Als aan een stroohalm wil men zich nu
nog vastklampen aan de zitting der Euro-
peesche commissie, die in Mei a.s. te Parijs
zal worden gehouden, doch dat daar een
andere mentaliteit zal heerschen, durven
wij niet meer hopen, hoe gaarne wij ook
in dezen straks te pessimistisch zouden
willen hebben geoordeeld.
In tal van landen vragen overigens de
binnenlandsche moeilijkheden zoo de aan
dacht. dat de belangstelling voor de groote
lijn der buitenlandsche politiek er viA
eenigszins door moet worden geschaad.
Zie b.v. naar Engeland, waar het cijfer
der werkloosheid een record-hoogte heeft
bereikt. De regeering staat machteloos en
wordt zoo langzamerhand radeloos, te
meer, waar arbeidsconflicten aan alle
kanten dreigend opdoemen In eigen boe
zem neemt bovendien de verdeeldheid in
Labour zienderoogen toe en het is een
schrale troost ,dat ditzelfde beeld ook de
beide andere partijen „siert". Hoewel de
toestand bij de liberalen nog niet geheel
te overzien is, schijnt het echter, dat vol
gende week daar een belangrijk besluit
zal vallen, dat over de eenheid of scheu
ring zal beslissen. Dit als gevolg van het
feit. dat de liberalen bij de stemming over
een reeds lange jaren van liberale zijde
verdedigd voorstel, n.l. om de parlements
zetels der universiteiten op te heffen, op
nieuw uiteen zijn gevallen, tengevolge
waarvan het voorstel geen meerderheid
verwierf, daar vele labour-leden schitter
den door afwezigheid, over welk laatste
Mc. Donald reeds een hartig woordje heeft
doen hooren! Het is begrijpelijk, dat het
den liberalen leider Lloyd George einde
lijk begint te verdrieten, aldus door zijn
eigen volgelingen in den steek te worden
gelaten en dat hij eischt, dat men hem
voortaan zal volgen.
Nauw daarmede samen hangt de on-
eenigheid onder de liberalen, of zij labour
al dan niet nog langer zullen steunen. De
rechtervleugel helt steeds meer over tot
de meening, dat de huidige regeering ten
val moet worden gebracht en dat de libe
ralen met behulp der conservatieven een
andere koers moeten inzetten; Lloyd
George is daarentegen van meening, dat
met den steun aan Labour moet worden
voortgegaan. Dinsdag zal hieromtrent wor
den beshst en vermoedelijk zullen de
rechts-georienteerden de partij verlaten
en overgaan naar de conservatieven. Het
heette zelfs, dat de liberale partij in rook
zou opgaan, doordat Lloyd George en de
zijnen zich bij labour zouden aansluiten,
doch dat schijnt toch te radicaal
Bij de conservatieven is het al precies
eender. De leider Baldwin heeft zelfs bij
een tusschentijdsche verkiezing zelf moe
ten optreden voor den officieelen candi-
daat der partij tegenover dien van de
krantenlords Rothermere en Beaverbrook,
wilde hij zijn prestige niet blootstellen.
Zeldzaam hartstochtelijk voor zijn doen,
heeft Baldwin daar gesproken; het heeft
hem tenminste succes bezorgd, want zijn
candidaat is gekozen.
Oneenigheid is het beeld van den tijd:
zie ook naar Duitschland, waar de botsin
gen tusschen communisten en nazi's tot
de dagelijksche gebeurlijkheden zijn gaan
behooren, waarvan bijkans geen notitie
meer wordt genomen, zoo er geen slacht
offers vallen. Helaas is dit laatste meer
en meer het geval, het lijkt er zelfs op.
alsof beide partijen „moordcentrales" vor
men! Het belicht wel heel scherp de ver
wording der politiek bij onze Ooster-bu-
ren. Gelukkig voor het land, dat juist in
deze omstandigheden de regeering Brii-
ning zich kan handhaven tengevolge van
den steun der socialisten, al moeten deze
laatsten zich heel wat offers daarvoor ge
troosten, zooals nu pas weer het zich van
stem onthouden bij het toestaan van cre-
dieten voor den z.g. pantserkruiser B,
waar zij feitelijk pal tegen zijn.
In Frankrijk vormen de financieele
schandalen nog steeds de Achilleshiel der
regeenng. Tegen den nieuwen leider van
financiën Flandin is nu ook van radicale
en socialistische zijde een actie ingezet. De
eerste stormloop heeft hij echter met be
hulp van den premier Laval glansrijk
doorstaan, doch meerdere zijn in aantocht
en 't geval Weingartner stevigt de positie
van het kabinet zeker niet.
Na de betoogingen tegen het stuk over
de Dreyfuszaak, waarmee de herrie
makers ten slotte toch nog bereikt heb
ben dat de opvoering ervan verboden
werd nu weer het „schandaal Wein
gartner".
Wie kent niet, althans van naam, den
beroemden dirigent Weingartner, die vóór
den oorlog ook de Parijzenaars in verruk-
kmg bracht door zijn onvergelijkelijk
talent, vooral in de uitvoeringen van Beet
hoven s symphonieën! Het was een wer
kelijke openbaring voor Parijs, toen het
m de Colonne-zaal die symphonieën gedi
rigeerd door Weingartner te hooren kreeg,
diezelfde symphonieën, die het in die
zelfde zaal al zoo vaak gehoord had. ge
dirigeerd door Colonne eerst, en door
Pierné daarna
We herinneren ons de zaal vol inner
lijke bewogenheid en in de diepste aan
dacht voor die groote, geïnspireerde,
hartstochtelijke gestalte, die daar zijn
tooverstaf zwaaide.
Welnu, een dezer dagen heeft men dien
grooten kunstenaar verboden om in Parijs
als dirigent op te treden, onder voorwend
sel, dat hij indertijd het manifest van de
93 Duitsche intellectueelen geteekend
heeftdaarbij kwam nog het leugen-
smVtT.icr irouVinnl /-Jn4- i-.ï; 1.1
zamerhand uitgedoofd raken of langzaam
blijven voortslepen.
Het proces van de beroemde „presi
dente", madame Hanau, zal nu toch wel
dra zijn juridischerf eindterm bereikt
hebben.
Dezer dagen was het ons gegeven die
beroemde „presidente" eens van heel
dichtbij te zien en te hooren ook weer
in die bekende debatingclub „Le Fau
bourg" en te constateeren, dat de foto's
van haar, die in de wereld-pers de ronde
hebben gedaan, al een heel onjuist idee
geven van dit kleine persoontje, dat haar
plaats zal krijgen in de geschiedenis dei-
laatste jaren van dit land. Ze is volstrekt
niet zoo dik als ze er op die foto's uitziet.
Ze maakt den indruk van een aardige,
guitige „midinette" op wat later leeftijd.
Het is een echte „vrouwelijke" vrouw, en
niet zonder gratie, dat vroegere linnen
verkoopstertje uit de avenue de Clichy, dat
daar met zoo'n zeldzaam gemak en vrij
postigheid op de tribune staat te praten.
Van alle kanten stijgen uit een zeer agres
sief gestemd publiek ironische kreten en
vijandig gelach naar haar op het vroe
gere linnen-verkoopstertje laat zich daar
door geenszins van haar stuk brengen,
noch ook maar eenigszins intimideeren,
het maakt niet de minste indruk op haar,
hoe die menschen nu nog over haar den
ken wacht maar, ze krijgt ze er wel
onder! en ze praat rustig door. Zonder
veel passie en zonder veel gebaren ook,
ontwikkelt ze met een buitengewone dui
delijkheid en logica de geschiedenis van
haar financieele werk en financieele
moeilijkheden, haar strijd tegen haar
financieele vijanden en concurrenten, die
haar uit den weg wilden ruimen, en door
spekt haar redevoering met sarcasmen en
fel-spottende opmerkingen over die
vijanden.
En ten slottetriomfeert ze inder
daad, ze hééft haar publiek een publiek,
dat natuurlijk maar weinig thuis is in al
de doolhoven der financieele operaties
eronder gekregen, en oogst zoowaar een
enthousiast applaus.
Over welk een ongeloofelij ke brutaliteit
moet die vrouw toch beschikken om, zoo
als zij dat deed, fel-verontwaardigd durven
tekeer te gaan tegen de „opvreters van
spaarduiten" waaronder zijzelf toch wel
een van de meest authentieke exemplaren
is! zooals trouwens evengoed al degenen
die haar ontzaglijk geknoei ontdekt heb
ben, en haar voor de rechtbank hebben
gesleept.
En als ze dan genoten heeft van haar
succes en van het applaus, gaat ze heen,
naar haar luxueuse auto toe, die betaald
is door en waarvoor nog steeds betaald
wordt door duizenden „sullen", die zich
door haar de vruchten van hun arbeid,
soms van hun heele leven, hebben laten
afnemen en ze geeft een kort bevel aan
haar keurig gestyleerden chauffeur, die
als een knipmes in tweeën buigt
M. DE ROVANNO.
Parijs, 15 Maart 1931.
DE LIJN NAAR LAPLAND.
Kort geleden is met lange toespraken
van belangrijke en zich belangrijk ach
tende personages, met vlaggentooi en met
een gratis ritje heen en terug, in 't Noor
den van Zweden een nieuw stukje van de
„Inlandsban" geopend. Op zichzelf betee-
achtig verhaal, dat hij zijn kruis van het kent dat stukje spoorlijn niet veel. Het ligt
Legioen van Eer zou teruggegeven hebben, tusschen Storuman en Sorsele, plaatsjes
zoo groot als een flink Hollandsch dorp,
maar belangrijk als centra in streken,
waar tientallen kilometers in het rond
geen enkel dorpje te vinden is, en slechts
hier en daar in de eenzaamheid van bos
schen en bergen als bij toeval een boer
derij ligt. Maar het is weer een eindje
verder, dat „Inlandsban", de vele honder
den kilometers lange spoorweg door het
binnenland van Zweden, nu naar het
Noorden, naar de mijnstreek van Gelli-
vara en Kiruna doordrong.
Er is reeds een spoorlijn naar Lapland;
die begint in Stockholm en volgt dan met
de noodige bochten de kust der Oostzee,
om bij Lulea af te buigen en dwars door
de woeste bergwereld van Lapland naar
de Noorsche haven Narvik te slingeren.
Maar om strategische redenen want de
Oostkustbaan loopt op verschillende plaat
sen wel zeer dicht langs de kust besloot
men jaren geleden reeds om, voortbou
wend op het spoorwegnet van midden-
Zweden. een nieuwe lijn naar Lapland
aan te leggen, die den voet der bergen zou
volgen, dwars door bijna onbewoonde ge
bieden, door eindelooze bosschen en ver
laten dalen zou gaan.
Jaren en jaren is er reeds aan gewerkt.
Boomen werden geveld, dynamiet scheurde
de rotsen. Met houweel en spade werd de
baan geëffend, rails na rails kwamen de
sporen te liggen, materiaaltreintjes puf
ten aan tot waar men de wildernis brak.
En langzaam aan drong men verder, lang
zaam aan schoof de baan vooruit, voort
naar het Noorden.
Nu is de spoorweg bijna gereed. Be
noorden Sorsele rest weliswaar nog een
flink stuk, zullen nog tunnels geboord en
bruggen gebouwd moeten worden, maar
het einde is toch te zien.
Het is een merkwaardig slag menschen,
dat aan den bouw van dezen spoorweg
werkt en nog werkt, 't Zijn ruwe, onbe
houwen, oer-krachtige kerels. Ze komen
uit alle hoeken van het land, waren werk
loos of wilden wat anders, velen zijn met
de baan meegetrokken naar het Noorden,
ze bleven bij het werk, omdat ze moeilijk
meer voor anderen arbeid, voor ander
leven geschikt waren. In Dalecarlié zetten
ze den boel op stelten, in Jamtland lagen
ze telkens met de politie overhoop, in
Harjedalen en in Noordelijker streken
leefden ze, ver van de bewoonde wereld,
weken lang bijeen in houten loodsen, die
telkens weer wat verderop geplaatst wer
den, lagen ze den heelen Zondag te sla
pen, omdat er toch niets anders te doen
was, of gingen ze op Zaterdag in een
grooten troep een dertig, veertig kilometer
ver naar een dorp, waar gedanst en ge
dronken kon worden.
Ze leefden ten slotte daar in de een
zaamheid als een troep bannelingen, als
een bende voortrekkers. En het werk liep
vlot, want werken kónden ze. Hun vuisten
waren krachtig, hun spieren als staal,
hun lijven forsch gevormd. Ze sleepten de
rails aan, ze sloegen de houweelen, ze
en wat nogal niet meer.
Een wel zeer pijnlijke en droeve ge
schiedenis. Kunst, genie, levens-vreugde,
levens-beteekenis wat telt het allemaal
weinig mee voor degenen, die nog steeds
leven onder de obsessie van den haat, en
die onophoudelijk zich weer laten aan
vuren door de kleine heusch maar
kleine groepjes lieden, die vijandelijk
heid blijven aanpreeken, wapengeweld
blijven aanbevelen, en wier streven niet
anders is dan massa-moord, vernietiging,
vernederingen.
Doch geloof niet, dat dat zóó maar gaat,
zoo maar heel gewoon, zonder protest en
kreten van verontwaardiging op te wek
ken
Hoor bij voorbeeld de protest-kreet van
den directeur van „Comoedia", een krant
die toch werkelijk niet verdacht kan wor
den van een overdreven liberalisme
tegenover het buitenland in 't algemeen
en tegenover Duitschland in het bij
zonder.
„Is het mogelijk zoo schrijft Gabriel
Boissy dat iemand, die de zaak met
een evenwichtigen geest onderzoekt, niet
voelt, hoe ontoelaatbaar het is, dat elf
jaar na het einde van den oorlog een
dergelijk verbod nog uitgesproken wordt
tegenover een zoo eminent kunstenaar als
Weingartner. terwijl die kunstenaar alléén
maar hier wil komen om zijn kunst uit te
oefenen?.... Dergelijke manifestaties
geven blijk van een zoo groote verwarring
in den geest, dat men in het belang zelf
van ons land, zich niet onthouden kan,
eerst verwonderd daarover zijn, en dan
daartegen te protesteeren."
Een ander theater-blad is veel minder
gematigd in zijn termen en schrijft:
„De herrie-schoppers, die verantwoor
delijk zijn voor die grofheid tegenover
Weingartner, hebben zich de vernedering
van een striemende ontkenning van den
beroemden dirigent op den hals gehaald.
Maar ze zullen dien slag in hun aange
zicht incasseeren zonder met een woord
daartegen op te komen. Ze zijn aan der
gelijke vernederingen: gewend trouwens.
En ze kunnen zich troosten met de ge
dachte aan al het nadeel, dat hun leugen
achtige praatjes nog eens weer berokkend
hebben aan Frankrijk en aan het vredes
werk."
En dit is nog maar een begin. De stroom
van verontwaardiging breidt zich uit,
neemt toe in felheid. En hoe het groote
publiek zelf zich kant tegen den maat
regel. die tegen den beroemden dirigent
genomen is, daarvan krijgt men een idee,
wanneer men een vergadering bezoekt als
bij voorbeeld die van de bekende debating
club „Le Faubourg", waar de Weingartner-
kwestie besproken werd, en waar in de
heftigste termen die verontwaardiging tot
uiting kwam.
(Tengevolge van de actie komt Wein
gartner toch naar Parijs. Red. L. D.)
En mtusschen blijven de financieele
schandalen ook aan den gang. Nieuwe
komen opdagen, terwijl de oude lang-
bouwden voort, eiken dag zooveel stuks
rail verder, eiken dag zooveel meter baan.
Het moest en het ging. Maar in hun lood
sen stookten ze brandewijn, speelden ze
kaart, zongen ze liederen, die niemand
hun ooit geleerd had, werden de afgrijse
lijkste spookhistories, de wonderlijkste
verhalen van strooperij en dranksmokke
larij verteld. Ze kenden elkaar uitsluitend
bij de bijnamen, die soms ruw, steeds
karakteristiek en voor een buitenstaan
der meestal onbegrijpelijk waren. Waarom
heette een boom van 'n kerel met een ge
weldige snor en armen, die de grootst»
brokken steen konden heffen „Jantje"?
Waarom een ander „Dynamiet-Lasse"?
Sommige ouderen waren zelfs hun achter
namen vergeten. Een nieuweling werd
moeilijk opgenomen; een railslegger, die
ging trouwen, werd als een afvallige be
schouwd en gingen allen ook met hun
mooiste breedgerande hoeden ter bruiloft
en al gaven ze den bruigom ook altijd een
schitterend cadeau, dat doorgaans be
stond in een koffieservies en eenige liters
gesmokkeld drank, die de bruiloftsgasten
trouwens zelf opdronken.
Zij waren altijd samen, trokken samen
naar een dorp als ze hun loon ontvangen
hadden, kochten gezamenlijk levensmid
delen en drank en tabak in en maakten
samen de verdienste van veertien dagen
harden arbeid op een vroolijken avond
schoon op. Maar er waren er toch ook,
die spaarden. De één deed het om een
trekharmonica te koopen zoo een met
zilveren beslag en vele toetsenrljen, zooals
die van den speelman op een dansfestijn
te Lycksele al had hij dan ook nooit een
harmonica in zijn handen gehad. Een
ander spaarde om één keer in het jaar
naar het Zuiden af te zakken en eens te
kijken hoe het met zijn vrouw en de kin
deren ging van zijn loon werd geregeld
al het grootste deel naar huis gestuurd.
Maar ook waren er die jarenlang spaar
den om dan, als zij eens een goede dui
zend kronen over hadden, twee weken
vacantie te nemen en naar Stockholm te
gaan. Ge moet niet vergeten, dat Zweden
een enorm uitgestrekt land ls en dat er in
afgelegen streken menschen wonen, die
twaalf, zelfs veertien dagen noodig heb
ben om per diligence en per trein naar de
hoofdstad te reizen. Zoo is voor velen
Stockholm, de „koninklijke hoofdstad", de
Koningin van het Malarmeer, iets lok-
kends, iets vaags. En zoo'n ruwe bonk, die
gewoon was met kleeren en al aan op een
houten brits te slapen, kwam dan in een
hotel, al was het een tweede- of derde
rangs, hij kwam in het razende, langs-
vliegende verkeer van taxi's en vuurroode
bussen en tingelende trams, hij kocht een
pak dat hem ongemakkelijk zat, bekeek
het Slot waar de koning (nooit) woont,
verveelde zich in een museum, had het
land omdat hij niet zooveel „sprit" kon
krijgen als hij wilde, en werd uitgebuit
door vriendelijke familieleden, die zich
een week lang lieten befuiven. En de man
was blij als hij zijn zware, -pelsgcvoerde
vest weer aan kon trekken voor zooveel
weken, zijn grove laarzen weer over de
wollen sokken kon halen en weer bij de
anderen was. Want hun leven daar in de
eenzaamheid mocht soms hard en ruw
zijn, gezellig was het toch ook.
Er is de laatste jaren veel aan veran
derd. Het gezellige raakt er een beetje af.
Men kreeg ook in het Noorden betere
wegen en geregelde autobusdiensten. Er
zijn railsleggers ontslagen, ze leefden nog
wat in de loodsen, teerden op de verdien
sten van de anderen tot ze wegtrokken om
elders naar werk te zoeken. Menschen uit
de streek zelf zijn in dienst genomen, ze
werken zooveel uur per dag, gaan aan 't
eind van de week naar huis, verafschu
wen de eenzaamheid, en ze hooren niet
bij de eigenlijke, de echte ruwe railsleg
gers. En dit merkwaardige slag menschen
gaat geheel verloren als over een paar
jaren de „Inlandsban" gereed is, dan lost
het zich op, langzaam maar zeker.
De „Inlandsban", voorzoover die thans
klaar is, heeft een groot deel van Zweden
opengelegd voor het moderne leven, voor
de moderne cultuur, zooals men dat
noemt. Het isolement is gebroken, de men
schen hebben wat leeren reizen, hun
horizon is verruimd, hun oude cultuur
wordt overgolfd, vervlakt door de nieuwe.
Maurice Chevalier is de afgod van vele
Jamtlandsche meisjes geworden, de gra-
mofoon speelt de revue-refreinen uit
Stockholm, de jazz-deunen van Londen en
New-York. En als Camera ergens aan den
anderen kant der wereld gebokst heeft,
staan twee dagen later de menschen aan
de stationnetjes op den trein te wachten
om de kranten met de telegrafische ver
slagen zoo gauw mogelijk te bemachtigen.
Ze hebben er immers een gokje over?
Er is op de „Inlandsban" geen bijzonder
druk verkeer. Een paar keer per week gaat
er een express, die toch nog ongeveer een
heelen dag over de duizend kilometer
doet. er zijn boemeltreintjes op de ver
schillende trajecten en er is vervoer van
hout uit de boschstreken, die te ver van
de rivieren liggen. Maar bijzonder mooi
leent deze spoorweg zich voor de toeristen
voor hen, die meer van Zweden willen
zien dan Stockholm's stadhuis, het Göla-
kanaal Dalecarlië en Selma Lagerlöf's
Marbacka met omstreken. Want die groote
lange baan langs den voet der bergen
brengt je door een wonderlijk land van
verre bosschen en rimpellooze meren, van
stilte en ruimte, waar achter de breede,
rivier-doorslingerende dalen steeds het
majesteuze fond der bergen staat.
BERTIL J.
zijn
Losse nummers van ons Blad
behalve aan ons bureau
ook verkrijgbaar bii de
Firma A. HILLEN Stationsweg,
Firma A. T. H. WIJTENBURG.
Haarlemmerstraat 2
W. G. J. VERBURG Sigarenhandel,
Heerenstraat 2
Fa. A. SOMERWIL Azn. Hoogew. 24
A. M. VAN ZWICHT,
en bij
TOH. HOGERVORST Haarl.str. 128
en des Zaterdags bij
A H. v. d. VOOREN. H. Rijndijk 74
Kiosk Prinsessekade.